De lieve Lente.
Door wolven vervolg!
m
Ingezonden doo® Mat ie Faes, te
Leideo*
17.
Verborgen vruohtem
In 'deze vruchten zit lekker sap.'
De knaap pelde erwten.
Vader heeft voor moeders verjaardag een
zilveren kruis besteld*
Speel je nog piano, Otto?
Woon je hier langs het kanaal, beste
jongen?
Ik loop ruim een uur naar mijn pet to
zoeken.
Bij de canapé ergens heb ik er een zien
liggen.
De twee soldaten reden te paard, beiden
met speuren.,
Ingezonden door Adriaan en Dieuwerije
y. d. Park te EL a tw ij k*
V.
Viermaal a en eenmaal d;
Tweemaal 1 en eenmaal r.
Tweemaar s en eenmaal b.,
Voegt er bij nog eenmaal m.-
Noemen u een plaats in Zuid-Holland.
(Ook dit versje verleen ik nog een plaats
je, nadat mij, op mijn vraag, door den in
zender verzekerd werd, dat het vets je door
hem vervaardigd is.)
Ingezonden door P. Leemana.
De Lente is gekomen,
't Is vreugde aan allen kant,
En heel de schepping juicht;
De Lente is in ;t landi
Dat jóngen al de vogels,.
Dat loeit 't grazend vee,
En de kikvorsch in de plassen,
Zingt zelfs dat liedje mee.
De rijke bloemengaarder
Vetrtoonen een kleurenschai,
En wie dat schoons aanschouwt,
Zegt; ,,Och, wat mooi is dat
En in' de groene weide,
Daar ligt 't grazend vee;
De schaapjes op de heide
Die dartelen ook al mee.-
De vergeet-mij-nietjes steken
Hun. bloempjes boven 't gras,
'Alsof 't, in plaats van Lente,
Al volop Zomer waal
,,Ik heb uw leven gered; maar gij hadt
heb niet verdiend. Dit zal u voortaan leeren
kunsten te vertoonen met stieren. Wie ligt
nu in de Vaal-rivier 1" En zij verwijderde
zich onder het neuriën van: ,,Torréador
en garde!"
De arme Torréador had haar gaarne ver
moord; nwAr hij kon niet; hij was weer
uitgegleden en sparteLd© 'opnieuw fin 'de
„Vaal'L
Ofschoon lady Noggs haar nieuwe gou
vernante had leeren verdragen en zelfs
overtuigd was, dat Miss Stetson alle denk
bare deugden van hoofd en hart bezat,
bleef deze haar vervelen door haar
uitbundigheid. Félicia vond het dood
jammer, dat miss Stetson' zoo goed
voor haar broertje was en dat zij daarom
geen poging meer kon aanwenden haar
kwijt te raken, zonder bang te zijn, dat
er dan niet meer voor de opvoeding van
den kleinen Harold zou worden betaald.
Ten slotte echter bood zich die gelegeheid
aan, zonder dat Lady Noggs voor een der
gelijke ramp behoefde te vreezen. Zij was
in haar kamer, toen zdj Clara, de linnen
meid tot een andere dienstbode hoorde
zeggen:
,,En ik vertel je dan, 'dat zij van elkaar
houden."
,,Ooh' kom!" luidde het lantwoord: „de
gouvernante is met niets anders bezig dan
met haar domme boeken."
,,En fijkf' hernam Clara met riog meer
nadruk dan te voren: verzeker je dat ik
het op hun gezichten las, toen ik ze gisteren
samen jMg. Wat ik wel geloof is, dat mijn-
De zwaluwen bouwen hun nesten
En zoeken daarvoor de klei,
En na verloop van eenige weken
Ligt in de nestjes een ei.
En gaat men door 't groote bosch,
Dan ziet men, dat aan de hoornen',
Die bedekt zijn met 't groene mos,
Al blaadjes zijn gekomen.
Zie, hoe sering en gouden regen,
Die prijken in 't plantsoen,
Alweer bloemen hebben gekregen',
En wat zien hun bladeren groen'.
Op nu, makkers, laat ons dwalen,
Op, naar buiten gesneld,
Naar der eiken groene zalen,
■Naar het groote, ruime veld.
(JVan' de ingezonden! bijdragen ruim ik
nog gaarne een plaatsje in voor de onder
staande opstellen van Corri© v. d. Laarfc
en Eetje v„ Braam.)
Ingez. door Eetjp yan Braam.
Het was in het midden van December.
In Rusland sneeuwde het aanhoudend. Kale
.vlakten strekten zich uit, alles werd met
een dikke laag sneeuw bedekt.
Eenzaam doolde een man op een dier
vlakten. Het was een koopman, die van
de eene naar de andere plaats reisde. Hij
liep gekromd onder zijn last. Angstig
blikte hij in 't rond. Och, hij had twee
nachten in de open lucht moeten slapen,
daar hij geen. plaats kon bereikefi, want hij
yorderde zoo langzaam., De arme man liep
yoetje voor voetje. Maar hoor 1 wat jvas
dat? Een akelig gehuil weerklonk over de
ylakte. Wat zou dat zijU? Ach, de arme
man wist al te goed, dat het een troep
wolven was, die hem achtervolgde. Hij
keek smeekend haar omhoog en sleepte
zich zenuwachtig voort! Zon hij verloren
rijn Daar weerklonte. het gehuil weer 1 De
oude liep zoo hard hij kon naar een dennen
bosch je. Ka, daar was hij er bijna, maar
o wee 1 Een der wolven had hem reeds be
reikt. Er kwamen er nog maer, ach, moest
hij zoo sterven? Hij verweerde zich dapper„
Zijn knuppel kwam hier goed bij te pas.
M?*.r toch was hij machteloos tegen twee
zulk© verscheurende dieren. Doch, daar
kwam onverwacht hulp opdagen. Uit het
hoöohje versclSeejn! een kloeke jo(ngeman
heer Gregg er een beetje toe aangezet zal
moeten worden, voordat hij haar vraagt;
want hij is geducht verlegen."
,,Nu, als dat van Misg Stetson af moet
hangen, zal hij er wel nooit to© komen
want zij is ook al niet bijzonder iiink. Féli
cia windt haar om haar pink."
„Lady Félicia, alsjeblieft!" zeide lady
Noggs, lachend te voorschijn tredende.,
De twee dienstboden stoven vuurrood
uiteen, en zij die zich zoo oneerbiedig had
uitgelaten stamelde een verontschuldiging.
,,0! dat komt er niet op aan," zeide Fé
licia onverschillig: ,,Maar vertel mij een»
hoe Miss Stetson mijnheer Gregg zou moe
ten helpen haar ten huwelijk te vragen?"
,,Maar, Lady Félicia, U moest niet over
zulke zaken praten", verklaarde Clara.
,,U is zoo jong."
,,En ik verkies het te hoonen," klonk het
beslist.
,,Ilk zal u dat zeker niet vertellen; ant
woordde Clara, op deugdzamen toon.
„Dan weet je het ook niet en zal ik het
aan oom vragen", zeide het kind.
,,Och Lady Félicia! wat zal Mylord van
ons denken, als hij weet, dat wij over zulke
dingen spreken?"
,,Wees gerust; ik zal niet zeggen van wie
iik het hoorde", beloofde Félicia.
Den volgenden morgen kwam de minister
zeer opgewekt aan het ontbijt. Maar zijn
opgewekte uitdrukking verdween en de
moed begaf hefn, toen hij zijn nichtje op
het haardkleed zag staan, om hem op te
wachten.
Wel is waar zag zij er geheel en al als een
met een bijl in de hand. Hij kwam met
rassche schreden nader. Met een vreeselijS
geschreeuw viel hij de dieren aan. Ver*
schrikt stoven zij uit elkaar, een ging opy
'de vlucht en een werd met één 9lag gedood.
Nu liep de redder naar den man, die be
wusteloos was. Hij droeg hem naar het:
bosch, waar hij 2ijn hut had en verzorgde;
hem. Na een paar dagen verliet de oudd
met vri endelij ken dank, den ecLelmoedi-
gen man, die hem zoo dapper gered ha<L
Ingez. door-Corri e v„ d. Laan..
Aan den zoom van een groot' bosch1 In
Rusland stond een houtvestershut. Maar'
al was dit de eenige menschelijke woning*
die men na vie® uren loop ons ontmoette,
toch heerschten er in de hut vrodüjkheid
en gezelligheid., Zij werd bewoond door den
houtvester,zijn vrouw en hun eenige doch
ter Liza. Hij was een dapper jager en
Vervulde rijn joticht met ijver en nauwge
zetheid. Reeds 's morgen' vroeg toog hij uit
en keerde pas weder als "de avond vïei-
Moeder bestuurd© de huishouding, waarin
Liza haar behulpzaam was, en steeds
zorgde zij er voor, dat, als vader wederkeer
de, het avondeten reeds was opgediend.
Maar ook inj deze gelukkige woriiing,
kwam de dood een slachtoffer eischen, en
rukte d© moeder uit het leven weg. Dao
was een harde slag voor vader en dochter..
In al de dagen, welke volgden op den dood
en de begrafenis, spraken zij bijna geen
woord, zwijgend stonden zij bij de baar
en baden God om sterkte- Doch de tijd,
die alle wonden heelt, verzachtte ook deze
wonde, maar de vrooBjkhleid van' weïeer!
keerde nooit weder. Dit wa9 zoowel voori
den vader als voor de dochter een onhoud- j
baren toestand, en daarom verzocht hu!
overplaatsing naar de stad, twee dagrei
zen van daar verwijderd. De houtvester werd
overgeplaatst en het vertrek was reeds op
de volgende week bepaald.
D© week ging voorbij,, en bijna
'te gauwj was de dag van vertrek aan
gebroken. De slede werd voorgebracht, de
rendieren ingespannen, de reizigers stap
ten' in, en' voort ging bet, als een pijl uit
den hoog, over do (gladde sneeuwvlakte*
Reeds hadden zij anderhalven dag gereisd,
en dachten zij het geweer, dat de jager
uit voorzorg medegenomen had, niet meer,
noodig te hebben, toen rij opeens in de
vert© het gehuil van een wolf vernamen.,
Het ondier naderde al meer en meer en
bekoorlijk plaatje uit; maar hij wist bij
droevige ondervinding, dat Félicia nooit op
tijd voor het ontbijt binnen was, tenzij zij
daarbij iets h^d te winnen.
En ditmaal had rij hem ook nauweÜJks
zijn eersten kop- koffie ingeschonken of de
slag viel.
Waarom-denken vrouwen altijd aan trou
wen oom?" vroeg zij, heel ernstig.
Lord Errington keek haar met open mond
iaan. ,,Dat doen rij niet,' ajitwoordde hij,
zonder goed te weten wat hij zeggen moest.
„Hé oom, ik hoorde het toch vertellen
door een vrouw zelve."
„Volwassen menschen moesten voorzichti
ger rijn, met hetgeen zij in je bijrijn zeggen,"
klonk het kregelig; „Je bent pas elf jaar..."-
„Elf en een half; verbeterd© Lady Noggs
haastig."
„Je moest nog in geen zeven of acht jaar
over zulke zaken denken."
„Dat doe ik ook niet," verklaarde de
kleine erfgename vol minachting: „ik vind
het heel dom."
„Dat ii het ook heel dom 1" antwoordde
de oude vrijgezel volmondig. „Eene dom
heid, die iemand alleen op den dwazen leef
tijd van achttien tot twee en twintig jaar
overkomt."
O J zoo," mompelde Lady Noggs naden
kend: „Hebt u ooit van iemand gehouden
doch de minister werd vuurrood, greep naar
zijn langen zijde-achtigen baard en riep
door en door verontwaardig: „Het is heel
ongemanierd zoo iets te vragen Félicia."
(Slót- volgt.)