De geschiedenis van den Jager en het doode Haasje. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. De kleine erfgename. I' Ik scheen reddeloos verloren", zeids zij, „maar ik bad in stilte zooals ik nooit te voren gebeden heb en Foen ik ten tweede male boven kwam, was het door het open staande valluik, waarlangs de schippers juist hun lading slijk hadden neergelaten. Zij zagen mij aanstonds en grepen mij vast* Ik ben reeds sedert uren thuis en onuit sprekelijk dankbaar. Zegt mij waar de an deren zijn." Drie hunner gaf de zee slechts als lijken weder. Ingezonden door „Een raadselvriendje" te Leiden. Dokter tot patiënt: „Laat me je tong eens zien, kereltje 1 Kom, een beetje verder vooruit, ik moet je heele tong zien In patient: „Dat kan niet, dokter^ m'n toog zit van achteren vast F1 In het panopticum., Roosje j „En Lena, hoe yindt je bet, hier nu?" Lena: „0, ik voor mij vind het hier te beelderig 1" Voetgangers.- Veldwachter tot een boer, die een kudde varkens voortdrijft: „Zeg eens, boer, weet je niet, dat deze kant van den weg alleen voor voetgangers bestemd is?" Boer, op de varkens wijzende: „Zeg, yeld- wachter, je ziet die verkentjes toch nie veur de cavelirie an?"- Ingezondeni door Suza ,Tegelaar, tei Leiden. I. Ik ben de naam van een zeker getal. Ont hoofdt ge mij, dan ben ik een andere naam voor paard. Onthoofdt gij mij weer, dan ben ik een viervoetig dier. Ingezonden door Elise Veefkind^ te De iden. IL, Het geheel bestaat uit 10 letters. 2, 3, 4 is de naam yan een bewoner yan een land id Europa.- 7, 3, 10 gebruiken de visschers., 1, 3, 9, 10 gebruiken de boeren., 1, 2, 9, 10 hebben de zeelui niet graag. 7, 2, 3, 4, 9 is een riviertje in Limburg. 1, 2, 3 i3 een verkorte meisjesnaam, Ingezonden door Hendrik Heus, te Lei dei IIL Nu kom ik u eens even vragen, Welke oogen nimmer brillen dragen? Ze doen veel pijn en menigeen Draagt ze overal maar altijd heen. Wis vsd jullie maakt b|J bovenstaand plaatje wederom een aardig versje of kort verbaaltje? De opstellen- of verejes-wedetrjjden vallen zoozeer ln den smaak van mün raadselkinderen, At lk gaarne opnieuw een prijsje uitloof Yoor de meest geschikte bijdrage. EEDACTIE. DOOR EDG1BD JEPSOM. 7) De minister keek ontsteld naar het dier: ,Hij schijnt heel woest te zijn," mompelde ai- „Niet weinig!" bevestigde Borrodale. „Haast je wat, Billy! Wat £ul je doen?" gilde lady Noggs. „Geduld kjindïiipf, geduld!" schreeuwde haar vriend. De stier wendde zich weer naar lady Noggs toe. Die prooi scheen hem meer toe te lachen dan de twee heeren. Borrodale poogde hem door kreten tot zich te lolkkeu. Waar hij nam er geen notie van. De minister schreeuwde nog luider, doch zonder gevolg. De twee mannen begonnen nu met steenen te werpen; de stier vergenoegde zich hen somber aan to zien. „Lieve Hemelmompelde de minister, alles scheen te vergeefs „Ja," moest Borrodale tot zijn spijt er kennen. Lord Errington blikte radeloos om zich heen, een uitweg zoekende. Plotseling snelde hij op de auto toe greep een bont gekleurden reisdeken, klom over het hek en liep ongeveer twintig meter ver het veld in. Het was een grappig schouwspel, Enge- lands Eerste Minister sprong daar wild in de lucht onder het zwaaien van een veel- kleurigen deken en het slaken van een oor- verdoovend geschreeuw, om .toch de aan dacht van het dier te trekken. Men zou ge meend hebben een tooverdokter uit den Boven Congo te zien. Lady Noggs begon dan ook te schater lachen van pret en zelfs William Borrodale kon niet ernstig blijven. Maar de stier scheen de eer niet te waardeeren, die de groote staatsman hem bewees; want opeens, onder een luid geloei, sprong hij van den boom weg en rende op Lord Errington toe- Deze snelde aanstonds naar het hek, klau terde er overheen, maar bleef zwaaien en schreeuwen. De stier bereikte even na hem het hek en terwijl hij vruchteloos poogde er doorheen te komen, liet lady Noggs zich uit den boom glijden en holde naar de plank. Zij was deze reeds halverwege genaderd, toen de stier plotseling omkeek en het vluchtende kind op het veld zag. Onmiddel lijk ging hij haar in galop achterna, de beide heeren stonden doodsbleek dat schouw spel gade te slaan, buiten machte er iets tegen te doen. Félioia keek om en zag bet verwoede dier naderen. Zij liep nu zoo hard als alleen iemand kan, wiens leven van zijn vlugheid afhangt en eensklaps zag zij een grootcn dikken man aankomen, die haar den weg versperren wilde. Het was kolonel Stiffgate, die langs het water komende haar had opgemerkt. In zijn drift vergat hij den stier en liep hij de plank over, aan niets anders denkende dan de kleine indringster een geducht pak slaag te geven. Maar pijlsnel sprong Félicia den dikken man uit den weg. bereikte de plank en eenmaal op veiligen bodem zi^hde, wend de zij zich ademloos om- De kolonel stond haar roerloos van woede na te staren, en de stier was geen zestig meter meer -van hem af „Gauw I" riep het kind, „de stier l" •De kolonel boorde haar en keek doodelijk ontsteld om. Thans eerst gaf hij zich reken schap van het vreeselijke van zdjn toestand. Maar zijn brein werkte nooit vlug en nog langzamer nu hij door schrik verlamd was. Ook aan wegloopen viel niet meer te denken. Toen hij eindelijk een besluit nam, deed hij het eenige wat hem nog overbleef, om niet op de horens van het dier in de lucht te worden geslingerd. Hij sprong in het water. Ongelukkigerwijze gJeed hij daarbij uit, zoodat hij met een luiden plons daarin languit op den rug kwam te liggen. Lady Noggs, die stil was blijven staan, om getuige te zijn van het slot van het drama, zag twee reusachtige jachtlaarzen boven het opeens troebel geworden water uitsteken, en spartelen. Daarna werden zij teruggetrokken en kwam er een be modder de, druipende, proestende gedaante met vuurrood gelaat uit te voorschijn.- Kolonel Stiffgate van Stiffgate poogde haar met zijn blilkken te verscheuren; maar toen dat niet gelukte, waadde hij met in spanning door het slijk, dat aan den oever twee voet diep was en, na tot adem te zijn gekomen, begon hij er tegen op te kruipen. Lady Noggs staarde hem zeker een mi nuut lang met strengen blik aan en zeidtf toen; terwijl hij nog telkens tegen den gladden 'kant uitgleed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12