c Vft 14504 i^rljdag 7 'Juni, A®. 1907, Seze fêourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit r TWEE Bladen. i Eerste Blad. Qffieieele Kennisgeving. Onder onze Vroede Vaderen. FEUILLETON. Een veelbewogen teven. v LEIDSCH DAdBL riUJH DEZER COUBANTi Ttot Lelden pet week 8 Oentii pel meandeo ill f 1,10. Bnites Leiden, pel loopei u waai agenten gevestigd ityn li', 1.80. Blanco pet poet I 1.65. PRIJS DER ADVERTENTIENi Tin 18 regels 71.06. Iedere regel meer 70.17). Groolere letters naa* plaatsruimte. Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Oents contant j elk tiental woorden meer 10 Oenta. Voor het incasseeren wordt/0.05 berekend. i i Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien artikel 20 der Verordening van den frden Mei 1896 (Gemeenteblad No. 5); 1 Brengen ter algcmeene ikcnnis, dab het perste toelatingsexamen voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, dit jaar zal plaats hebben op 11, 12 en 13 Juli en het tweede toelatingsexamen en de herexamens op 2 en 3 September, in het schoolgebouw iUaD de Garenmarkt. Burgemeester ea Wethouders voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Leiden. 7 Juni 1907. Directe Belastingen. De Burgemeester van LeideQ brengt ter filgemeene kennis, dat aan den Ontvanger der Directe Belastingen is ter hand ge steld het k" r der Personbelart ng No. 13 van den dienst 190$ executoir ver klaard den 4den Juni jl. en her innert voorts den belanghebbenden aan hun verplichting om den aanslag op den bij 'idc Wet bepaalden vo.t te voldoen. De Burgemeester voornoemd, DE RIDDER. Leiden, den 7den Juni 1907. Dicrenmi8haudcliEig. Reeds meermalen bespraken we in ons blad dierenmishandeling, waartoe cenige gevallen uit onzen naasten omtrek gereede aanleiding boden. We herinneren ons het feit van do dood geranselde hit, waaraan vijf mannen een min of meer groot aandeel hadden, herin neren ons de pogingen dier helden om, voortbouwend op zoete tradities uit vroe- geren tijd, zich met een geldboete schoon te wasschen van hun daad, namen destijds do vrijheid door ons orgaan aan te dringen op een meer aan den lijve voelbare schulddel ging, niet als wraak van dit op zichzelf Btaand geval, maar als voorbeeld- stelling van zeden wijziging. De rechtbank bleek eveneens een derge lijk oordeel toegedaan, veroordeelde do schuldigen tot gevangenisstraf, twee der ïieeren tot één maand, de drie anderen tot Keven dagen hechtenis. Dit leek den schuldigen ongehoord. Voor een hit vijf mannen in do gevan genis 1 Hooger beroep, onmiddellijk 1 Goeie morgen, dat frisclitc niet op. Het gerechtshof te 's-Gravcnhage dikte ialles nog eens aan. Gevolg: twee der schuldigen drie maan den, één twee maanden en de beide overi gen veertien dagen gevangenisstraf. Een treu rig feit, vijf mannen uit hun •werk, uit hun gezinnen, in de gevangenis I Ecu verheugend feit toch ook: Oüze Yechtepbging, die niet meer dierenmishan deling en bagatelle behandelt, die niet meer onze Russische zeden tegenover dieren tole reert. Dit woord ontglipt mijn pen. Van een zeer geloo-fwaardigen en tot oritisch oordcelcn bevoegden, geboren Rus, hoorden we onlangs, dat de dierenmishandeling in ons vellicht landje hem bijwijlen ontzet deed staan. Een oordeel dat te denken geeft, dat de hooggeroemde beschaving van ons volk, tegenover het barbaarsche, in wetgeving zoo achterlijke Rusland, wel wat doet wankelen. Als het hek van den dam is zoo dacht men. De burgemoester kon wegens uitstedigheid niet presideeren en de oud ste wethouder had den voorzitters-zetel in genomen en nu was het of de heeren den band niet voelden. Ze wipten van hun plaats, hielden buurpraatjes over gezellige onderwerpen, zoo het scheen, want or werd smakelijk gelachen. De heer Juta lachte zelf heel fijntjes mee, alsof hij dacht: nu ja, bij al die stemmingen zal het niet hinderen, maar straks zal ik er wel gang in zetten. En hij heeft het ge dacht. Al vorderden de benoemingen, die overigens er vlot doorgingen, heel wat tijd, de lange agenda van 41 punten was te ongeveer vier uren afgewerkt en dat was mede te danken aan den voorziter, die zelf het voorbeeld gaf door zakelijke bon digheid. De heer Paul wij wisten het reeds of ficieus heeft nu officieel van den Raad afscheid genomen. De voorzitter drukte over het heengaan van dezen collega, die in zijn vorige betrekking en ook als Raads lid en lid van verschillende commissiën aan de gemeente belangrijke diensten be wezen heeft, in een kort woord zijn op recht leedwezen uit en wcnschte hom ver der alles goeds. De Raad bezegelde deze woorden met een hartelijk applaus. Verder warcu ingekomen een aantal ad- haeaie-bctuigingen op het adres van don heer La Rivière, houdende het verzoek tot het in 't leven roepen van een 2de ge meentelijke zwemplaats een mooi ding zeker; een nadere toelichting van het Col lege van Regenten van het H.-G. Weeshuis op hun ontslagaanvrage, dat we nu niet kwamen te hooren, maar dat zal worden gedrukt met het antwoord van B. en Ws. wat nog wat belooft; een adres van de Vereeniging tot bevordering van 't schoo-n- heidsbeginsel bij het onderwijs, verzoeken de een onderzoek naar het zangonderwijs op onze gemeente-scholen te mogen instel len om, als dit te wenschen overlaat, ver betering te bevorderen een nuttig* zaak, waarover B. en Ws. echter eerst nog zullen praeadviseeren, en lest best d© dempingsplannen raken niet van de lucht een verrassing van het raadslid, den heer A. Mulder, 'n voorstel nl. om de Mare tusschen de Oude Vest en den Stillen Rijn te dempen, lo. omdat zij toch te smal is om te worden bevaren, 2o. omdat de toe stand van het Rapenburg daarvoor zal verbeteren. Er hebben al geruchten geloopeh, dat de heer Mulder, die do vergaderingen niet zeer geregeld bezoekt en in de zes jaren, die hij zitting had, nog weinig van zich liet hooren, niet weuer voor een herbe noeming in aanmerking zou willen komen. Dit voorstel kon dit gerucht wel eens logenstraffen. Zal de heer Mulder dit voorstel zelf verdedigen, en het zal er wel niet onbestreden doorgaan dan moet hij langer dan tot het najaar blijven, zóó spoedig zullen B. en Ws. niet met -un praeadvies gereed zijn. Over de meeste punten werd niet gedis- oussieerd of hoofdelijk gestemd. Een vraag hier, een opmerking daar, correct door den voorzitter met een paar woorden beant woord; zoo volgden do afgedane onderwer pen elkander op. Bij de vaststelling van de verordeningen betreffende het beheer en bestuur der ste- delijtkte lichtfabrieken, maakte do heer Fokker een aanmerking op art. 1 der in structie voor den directeur, waar dezo ver plicht is de bewegen van commissarissen te volgen en daarvoor zelf verantwoorde lijk is. Hem dacht dat daarbij een restric tie moest worden gemaakt. Wanneer de directeur tegen eigon zin en opvatting be velen uitvoerde van commissarissen en die uitkomst was niet bevredigend, dan ging het toch niet aan do verantwoordelijkheid daarvan te leggen op de schouders van den directeur. Hij zou zoo iets althans niet ik'unnen aanvaarden. Nu, zoo repliceerde do voorzitter, do tegenwoordige durft dit wel; hij heeft, wat meer zegt, de redactie zelf mede ontworpen, zich overtuigd houdend, dat do Raad wel geen commissarissen zal benoemen, die zoo onredelijk zijn een directeur te doen boeten voor een mogelijke fout, door henzelven be dreven. Trouwens, de bepaling heeft sinds 1848 gegolden en gaf nog nooit aanleiding tot moeilijkheden. De heer Fockema Andreae kwam als voorzitter van de commissie voor de straf verordeningen nog even do redactie tegen over den heer Fokker verdedigen. Met dit artikel was de directeur altijd gedekt, meende hij. Bij art. 16 kwam de heer Bosch een aan merking maken. De bepaling, dat do direc teur en ook do andero ambtenaron, zooals de boekhouder, geen betrekking mogen aan vaarden of werkzaamheden op zich nemen, waaraan bezoldiging of geldelijk voordeel verbonden is, zonder machtiging van com missarissen, achtte hij niet scherp genoeg ge formuleerd; hij wilde althans do verklaring van den voorzitter, dat men met die mach tiging nie.t te vrijgevig zou wezen. De voorzitter meende, dat er juist ge noeg in het artikel stond. Hij kon ter ge ruststelling mededeelen, dat tot dusverre een zeer sohaarsch gebruik van de machti ging is gemaakt, wat den directeur betreft en voor zoover hij weet, ten behoeve van den boekhouder zeifs in het geheel niet, waarop de heer Bosch bedenkelijk het hoofd schudde, alsof hij het wel anders wist. Bij' artikel 2, betreffende de instructie van den hoofdboekhouder, maakte de heer Fokker een aanmerking, die door den voor zitter werd beaamd, hoewel de Jieer Focke ma Andreae haar niet accepteerde. Eindelijk kwam aan de orde het voorstel van B. en Wa. tot herziening der salarisre- geling der brugwachters. Zooals men weet, stelden B. cn Ws. voor, dat do brugwachters, behalve vrije boven- kleeding en schoeisel, zouden hebben de brugwachters late klasse een aanvangswed- de van 600 gld., die der tweede kl. van 600 gld., beide met twee vijfjaarlijksohe ver hoogingen van 26 gld., zoodat het maxi mum-salaris respootievelijk 650 gld. en 550 gulden zal zijn. D© brugwachtersvereeniging had in een adres gevraagd, de laatste categorie, die nu bij hun 1ste klaas© makkers vrij wat achter tan zouden komen, 3 verhoogingen ioe te kennen van 25 guldon, en wel om do drie jaren, zoodat na 9 jaren het maximum zou zijn 676 gld. De hcoren Sijtsma en Witmans gingen met een door hen ingediend amendement nog een weinig verder door voor te stellen het aanvangssalaris reeds op 525 gulden t© brengen, terwijl de heer Vergouwen een amendement indiende ongeveer overeenko mende mot de wcnechen neergelegd in het adres der brugwachters. P- en Ws. zelf ook iets gevoelend voor de onbillijkheid, die er in ie gelegen voor do 2do klasse-mannen waaronder er zijn, dio altijd blijven. Zo wenschten daarom drie vijf-jaarlijksche verhoogingen, zoodat na 15 jaar het maximum van 675 gld. is bereikt. De voorzitter vroeg of de heeren nu hun amendementen zouden intrekken wat niet geschiedde. De heer Sijtsma lichtte hun amendement het eerst toe. Juist het begin sel dat bij B. en Ws. had voorgezeten nl. om verband te leggen in de salarieering der verschillende beambten van don haven dienst, waarom zij ook de havenrocher- cheurs er in hebben betrokken heeft hen cwogen tot de indiening van het amende ment. Want er bestaat nog een wanverhou ding. Do lste klasse heeft nu 545.20 en wordt gebracht op 600, verschil f 54,80. De 2de klasse heeft nu 495,20 en wordt gebracht op f 500. Verschil f 4,80. De man" non doen hetzelfde werk en er bestaat geen en-elo reden deze onevenredighid te laten bestaan, integendeel een goed principe is juist om bij gelijke arbeidsprestatie de minst bedeelden het meest to bcvoordeelon Wat B. en Ws. voorstellen, en ook ,wat de heer Vergouwen wil, neemt deze oneven redigheid welke oen onbillijkheid is niet weg. Bovendien zal er nog altijd een ver schil van 75 gld. tusschen 1ste en 2de kl. blijven bestaan. De derde verhooging van B. en Ws., na 16 jaar zal slechts enkelen ten goede ko men. Eindelijk is het financieele bezwaar niet overwegend. 'Met het oorspronkelijk voorstel van B. en Ws. zou het een bedrag van 15 maal f 26 verschillen, doch na de voorgestelde wijziging nog heel wat min der. Do heer Juta bestreed het amende ment omdat het meer gaf dan de brug wachters vroegen. De heer Zwiers meende dat er bij do voorstellers een misverstand 'heersohte, wat dezen Antorrom pee rend ontkende. De heer Fokker ondersteunde het voorstel en haalde tot blijkbare oht- 8temming van den voorzitter het krediet van 300 gld. voor de ontvangst der gas- fabrikanten, zoo pas aan commissarissen dor gasfabriek verleend, aan, waarvoor misschien een glas champagne zou worden gedronken. En eindelijk werd het amendement aan genomen met 15 tegen 11 stemmen. Tegen stemden de heeren Juta, Van Hamel, Kerstons, Fockema Andreae, P. J. Mulder, Le Pool©, Meuleman, Vergouwen, Van der Lip, Driessen en Hasselbach. Hiermede was het amendement-Vergou wen van de baan en het aldus geamendeer de oorspronkelijk voorstel van B. en Ws. werd zonder hoofdelijke stemming aangeno men. Toen kwam aan de orde het verzoek tot demping van het Rapenburg, waarop B. en Ws. afwijzend hadde gepraeadviseerd. Het leek eerst, dat zonder eenige dis cussie dit praeadvies zou worden aangeno men. De heer Fokkcma Andreae nam ein delijk het woord om in een geestig speechje te verklaren, dat hij niet den moed zou hebben voor het verzoek te stemmen: in de eerste plaats niet met het oog op de hooge kosten, die de gemeente thans allerminst zouden passen, in de- tweede plaats, om dat hij groote vochtigheid der huizén vree- zen zou en eindelijk ora den onhoudbaren toestand, die uit de demping voor andere dcelen van de stad^ou voortvloeien. Voor het argument, dat door de demping vanda lisme zou worden gepleegd, gevoelt spreker niet veel. Als de twee rijen boomen maar blijven, zou ook het eigenaardige der straat blijven gehandhaafd. Trouwens het Rapenburg heeft door do nieuwerwetscho gevels, spiegelruiten, enz., toch reeds zfjs, antiek karakter verloren. Een uitdrukking heeft den heer Fockema Andrea© in het praeadvies met schrik be vangen. B. en Ws. wijzen er op, dat door demping bij mogelijke branden moeilijk wa ter zou verkregen worden voor blufching.. Hem komt het voor, dat het vocht, dat door Rapenburg en Levendaal veelal vl >ifc eigenlijk.niet met fatsoen voor blusschen kan worden gebruikt. Ook al dempt men niet, dan zou hij wenschen, dat B. en Ws. daar meerdere brandkranen lieten plaat sen. Een argument van den directeur van ge meentewerken hebben B. en Ws. tot zijn genoegen niet overgenomen. De directeur, zegt in zijn rapport namelijk, dat de Ra penburg-bewoners, die zooveel belasting be talen, zelvon de kosten maar betalen moei ten. Spr. zou het wenschelijk achten, dat deze ambtenaar zich van dergelijke advie zen onthield en zich tot zuiver technische kwesties bepaalde. De heer Zaalberg kwam in dit verband nu het middel aangeven, waarop men ook zonder demping van do zoo onaangenaam geurende gracht kon worden verlost. Hij deelde namelijk mede, dat hij juist dezen morgen van een zeer bevoegd en des kundig persoon heeft vernomen, dat het af sluiten van het Oegstgeester kanaal het wa ter in de Leidsche grachten veel sterker zal doen stroomenzelfs bij geringe spuiing en 3at een verzoek aan Rijnland daartoe, wel- licht in goede aarde zou vallen. De heer had een en ander reeds aan den heer Korc- vaa'r medegedeeld, die zich bereid ^Yklaard heeft deze afsluiting nader te onderzoeken t Volgens den bevoegden zegsman diens naam kwamen we niet te weten zal dan zelfs bij geringe spuiing te Katwijk, het wai ter van Leiden meer dan voldoende ver- verseht worden en geen klachten over on welriekende grachten z'ullen alsdan meer worden gehoord. Natuurlijk is de brug niet geheel af te sluiten en zal een brugdoor- gang open moeten blijven, maar ook dan zal de grootste hoeveelheid water haar weg door Leiden nemen, want de meeste aanvoer van water bij spuiing, komt van de groote plassen bij Warmond. Indien Rijnland toestemming verleent, 17) Reeds in de nabijheid van Kamieniec ©vervielen ze mij, om mij Azya afhandig te maken en een hoog losgeld voor hem t© vragen. Zij brachten nuj verschillend© wonden toe, en mij dood wanend, lieten Eij mij alleen in de wildernis achter. God zond mij hulp en gaf mij de ge- Kondheid terug, maar mijn Halszka was .voor mij verluien. Misschien leeft ze nog ergens, en heeft zo haar broeder geheel yergoten; misschien zal haar zoon nog eenmaal mijn bloed vergieten." N ïenaszyniec zweeg en zag naar den grond. Hoeveel bloed en tranen hebben wij al Voor dit land vergoten 1" sprak Muszalski ©p droevigen toon, ,,En heb je nooit meer naar Azya ge kocht?" vroeg Zagloba. „Zooals ik later vernam," antwoordde Nienaszyniec, „werden mijn roovers door ton andere bende overvallen en neergesa beld- Dezen moeten met den buit ook het kind meegenomen hebben. Ilk heb overal gezocht, "maar hjj was als een steen in de verdwenen." i. Misschien hebt gij hem al ergens ont boet, zonder dat je het wist," sprak Ba-sia. "De jongen was slechts drie jaar oud. zou hem wel herkend hebben, want op fcjn borst droeg hij een met blauwe verf geteekend© visch." VIII. Op zekeren dag kwam de oude Nowo- wiejski met zjjd dochter Eva naar Ehrep- tiow, om, zoo hij zei, den besten strijder der Republiek met eigen oogen te zien, en misschien was het ook zijn vaderhart, dat hem cr heen trok- hij had zijn zoon in langen tijd niet gezien en wilde hem gaar ne eens spreken. Zijn zoon Adam, van wien wij reeds hoorden cn die zich bij een legerafdeeling in de nabijheid vau Ehrep- tiow bevond, was nog bijna een kind, toen hij de school verliet en in krijgsdienst ging. Lange jaren was hij niet meer in het ouderlijk huis geweest. In het gezelschap van Nowowiejski was ook een oude mevrouw Boska, wier man jaren geleden door de Tartaren was ge vangengenomen. Zij had een brief van den generaal bij zich, waarin dezo Wolodyjows- ki verzocht, daar hij nog vrienden bij de Tartaren had, naar Boski onderzoek in te stellen en zoo mogelijk hem tegen los geld vrij te koopen. Ook mevrouw Boska's dochter Sofia maakte deel uit van het gezelschap; beiden baden en smeekten den kleinen ridder om hulp voor haar man cn vader. Michal werd tot tranen toe geroerd en beloofde te doen wat hij kon. De jonge Nowowiejski, die eenige dagen verlof had aangevraagd, kwam naar Ehreptiow en de begroeting tusschen vader en zuster was aandoenlijk. Wolodyjowski begon al dadelijk met zijn nasporingen naar Boski, wat hem niet verhinderde een gezellige gast van Basia en .Zagloba te «in. In Ehreptiow ging het gezellig cn vroo- lijk toe. Toen op een avond de officieren zich bij Michal bevonden, was Azya ook onder hen. Toen de oude Nowowiejski licm zag, was een groote verbazing op zijn gelaat te lezen. „Bij mijn zwaard I Wat zie ik?" riep hij. Daarop stond hij op, liep op Mel- lechowicz toe en nep: „Azyal Wat doe je hier, vlegel?" En hij hief zijn hand op om hem te pak ken; Azya sprong op en Nowowiejski te rugstootend, zei hij: „Ik ken u niet; wie zijt gij?" Nowowiejski, met kracht teruggestooten tot midden van het vertrek, kon langen tijd van woede geen woord uitbrengen; plotseling schreeuwde hij met krijschende stem: „Heer Michal, dat is een van mijn onderhoorigen en bovendien een vluchte ling 1 De vlegel I Hij durft het liegenEva, wie is dat? SpreekI" „Azya!" sprak juffrouw Eva, over ge heel haar lichaam bevende. „Dat is mijn onderhocrige," schreeuwde de oude ridder in kwaadheid stee Is door, „en een vluchteling! Toen ik jaren geleden in de Ukraine op commando was, vor J ik hem halfdood en nam hem mee. Hij is een Tartaar. Hij was twintig jaar in mijn huis en heeft gelijk met mijn zoo i geleerd. Toen mijn zoon wegliep, is üij u«<g bij mij gebleven totdat ik bemerkte, dat mijn dochter en hij elkaar beminden. Ik liet bem eenige zweepslagen geven, waarna hij eensklaps waa verdwenen. Dezen naam heeft hij aangenomen. Hij heet Azya en niet anders. Hij zegt, dat hij mij aiet kent, maai- ik ken hem cn Eva ook." -01" rieD Baai# -uw zoon heeft hem ook dikwijls gezien, waarom lieeft hij hem niet herkend?" „Mijn zoon heeft hem niet herkend, om dat, toen hij van huis wegliep, zij elk nog maar vijftien jaar waren en Azya bleef nog zes jaar bij mij, in welken tijd hij zeer is veranderd. Maar Eva herkende hem da- dadclijk. Mijne heeren, gij zult tooh een edelman meer gelooven dan deze man, die uit de Krim is weggcloopen 1 „Mellechowicz is een officier!" zei Ba sia; „wij weten niets van hem I" „Mellechowicz, wat is hij? Ik zal hem staljongen maken, en hem met do zweep laten ranselen, waartegen de aanvoerder zich niet zal kunnen verzetten, want ik ben een edelman en ken mijn rechten." Michal fronste zijn voorhoofd en sprak op scherpen toon: „En ik ben niet alleen een edelmant maar ook aanvoerder en ken eveneens mijn rech ten. Gij kunt naai den generaal gaan en uw onderhoorigen terugvorderen; hier be veel ik en niemand anders." Nowowiejski begon in te binden. Hij sprak op gematigder toon: „Het is mijn bedoeling niet hem tegen uw wil mee te nemen; ik kom alleen voor mijn rechten op en verzoek u mij te ge looven „Mellechowisz, wat hebt gij te antwoor den?" vroeg Wolodyjowski. De jonge Tartaar zag naar den grond en zweeg. „Gij heet Azya; dat weten we allen 1" „Waarom nog andere böwijzen t© zoe ken!" sprak Nowowiejski; „als hij mij be hoort, dan heeft hij op zijn borst een met blauwe verf geteekende visch." Toen Nienaoazyniec dit hoorde, sperde hij mond en oogen wijd open, sloeg zijn handen voor zijn voorhoofd en riep: „Azya, de zoon van Tuhaj-Beyl" Aller oogen werden op hem gericht en hij beefde over zijn gehoele lichaam en sprak:' „Dat ia mijh krijgsgevangene, dat is do zoon van Tuhaj-Bey? Hij is het!" En de jonge Tartaar richtte zijn hoofd trotsch op, liet zijn blik over de verzamel- den gaan en zijn kleed van zijn breed© borst trekkend zei hij: „Hier is de blau we visch 1 Ik ben Tuhaj-Beys zoon De naam van den geduchten krijger maakte diepen induk. Allen zagen den jon. gen man verwonderd aan. Deze sprak: „Deze man (hij wees op No., wowiejski) zegt, dat ik zijn onderdaan ben; maar ik zeg hem, dat mijn vader gewoon;1 was, op de ruggen van nog heel wat andere j mannen dan hij te paard te stijgen. Hij spreekt echter de waarheid, dat ik bij Hem heb gewoond, dat ender zijn zweep mijn rug. bloedige striemen kreeg, wat ik echter niet vergeten zal. Ik heb mij Mellechowicz go* noemd, om zijn vervolging te ontgaan. En nu, hoewel ik naar de Krim kon vluchten,, dien ik dit vaderland met goed en blood,, en zoo behoor ik niemand anders, dan deqK hoofdman. Mijn vader was rijk en in d0r Krim zijn mijn schatten on goederen; maatft ik ben hier gebleven zonder goederen; wan#/ ik bemin dit land, den aanvoerder en mijl» strijdmakkers, die mij nooit gemiafigj^l) höbb:n". ji (Wordt Torrolgd-J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 1