c
Vft 14504
i^rljdag 7 'Juni,
A®. 1907,
Seze fêourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
r TWEE Bladen.
i Eerste Blad.
Qffieieele Kennisgeving.
Onder onze Vroede Vaderen.
FEUILLETON.
Een veelbewogen teven.
v
LEIDSCH
DAdBL
riUJH DEZER COUBANTi
Ttot Lelden pet week 8 Oentii pel meandeo ill f 1,10.
Bnites Leiden, pel loopei u waai agenten gevestigd ityn li', 1.80.
Blanco pet poet I 1.65.
PRIJS DER ADVERTENTIENi
Tin 18 regels 71.06. Iedere regel meer 70.17). Groolere letters naa*
plaatsruimte. Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Oents contant j elk
tiental woorden meer 10 Oenta. Voor het incasseeren wordt/0.05 berekend.
i
i
Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien artikel 20 der Verordening van den
frden Mei 1896 (Gemeenteblad No. 5);
1 Brengen ter algcmeene ikcnnis, dab het
perste toelatingsexamen voor de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, dit jaar zal
plaats hebben op 11, 12 en 13 Juli en het
tweede toelatingsexamen en de herexamens
op 2 en 3 September, in het schoolgebouw
iUaD de Garenmarkt.
Burgemeester ea Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden. 7 Juni 1907.
Directe Belastingen.
De Burgemeester van LeideQ brengt ter
filgemeene kennis, dat aan den Ontvanger
der Directe Belastingen is ter hand ge
steld het k" r der Personbelart ng
No. 13 van den dienst 190$ executoir ver
klaard den 4den Juni jl. en her
innert voorts den belanghebbenden aan hun
verplichting om den aanslag op den bij
'idc Wet bepaalden vo.t te voldoen.
De Burgemeester voornoemd,
DE RIDDER.
Leiden, den 7den Juni 1907.
Dicrenmi8haudcliEig.
Reeds meermalen bespraken we in ons
blad dierenmishandeling, waartoe cenige
gevallen uit onzen naasten omtrek gereede
aanleiding boden.
We herinneren ons het feit van do dood
geranselde hit, waaraan vijf mannen een
min of meer groot aandeel hadden, herin
neren ons de pogingen dier helden om,
voortbouwend op zoete tradities uit vroe-
geren tijd, zich met een geldboete schoon te
wasschen van hun daad, namen destijds do
vrijheid door ons orgaan aan te dringen op
een meer aan den lijve voelbare schulddel
ging, niet als wraak van dit op zichzelf
Btaand geval, maar als voorbeeld-
stelling van zeden wijziging.
De rechtbank bleek eveneens een derge
lijk oordeel toegedaan, veroordeelde do
schuldigen tot gevangenisstraf, twee der
ïieeren tot één maand, de drie anderen tot
Keven dagen hechtenis.
Dit leek den schuldigen ongehoord.
Voor een hit vijf mannen in do gevan
genis 1
Hooger beroep, onmiddellijk 1
Goeie morgen, dat frisclitc niet op.
Het gerechtshof te 's-Gravcnhage dikte
ialles nog eens aan.
Gevolg: twee der schuldigen drie maan
den, één twee maanden en de beide overi
gen veertien dagen gevangenisstraf.
Een treu rig feit, vijf mannen uit hun
•werk, uit hun gezinnen, in de gevangenis I
Ecu verheugend feit toch ook: Oüze
Yechtepbging, die niet meer dierenmishan
deling en bagatelle behandelt, die niet meer
onze Russische zeden tegenover dieren tole
reert. Dit woord ontglipt mijn pen. Van
een zeer geloo-fwaardigen en tot oritisch
oordcelcn bevoegden, geboren Rus, hoorden
we onlangs, dat de dierenmishandeling in
ons vellicht landje hem bijwijlen ontzet
deed staan. Een oordeel dat te denken
geeft, dat de hooggeroemde beschaving van
ons volk, tegenover het barbaarsche, in
wetgeving zoo achterlijke Rusland, wel wat
doet wankelen.
Als het hek van den dam is zoo
dacht men. De burgemoester kon wegens
uitstedigheid niet presideeren en de oud
ste wethouder had den voorzitters-zetel in
genomen en nu was het of de heeren den
band niet voelden. Ze wipten van hun
plaats, hielden buurpraatjes over gezellige
onderwerpen, zoo het scheen, want or
werd smakelijk gelachen. De heer Juta
lachte zelf heel fijntjes mee, alsof hij
dacht: nu ja, bij al die stemmingen zal
het niet hinderen, maar straks zal ik er
wel gang in zetten. En hij heeft het ge
dacht. Al vorderden de benoemingen, die
overigens er vlot doorgingen, heel wat
tijd, de lange agenda van 41 punten was
te ongeveer vier uren afgewerkt en dat
was mede te danken aan den voorziter, die
zelf het voorbeeld gaf door zakelijke bon
digheid.
De heer Paul wij wisten het reeds of
ficieus heeft nu officieel van den Raad
afscheid genomen. De voorzitter drukte
over het heengaan van dezen collega, die
in zijn vorige betrekking en ook als Raads
lid en lid van verschillende commissiën
aan de gemeente belangrijke diensten be
wezen heeft, in een kort woord zijn op
recht leedwezen uit en wcnschte hom ver
der alles goeds. De Raad bezegelde deze
woorden met een hartelijk applaus.
Verder warcu ingekomen een aantal ad-
haeaie-bctuigingen op het adres van don
heer La Rivière, houdende het verzoek tot
het in 't leven roepen van een 2de ge
meentelijke zwemplaats een mooi ding
zeker; een nadere toelichting van het Col
lege van Regenten van het H.-G. Weeshuis
op hun ontslagaanvrage, dat we nu niet
kwamen te hooren, maar dat zal worden
gedrukt met het antwoord van B. en Ws.
wat nog wat belooft; een adres van de
Vereeniging tot bevordering van 't schoo-n-
heidsbeginsel bij het onderwijs, verzoeken
de een onderzoek naar het zangonderwijs
op onze gemeente-scholen te mogen instel
len om, als dit te wenschen overlaat, ver
betering te bevorderen een nuttig*
zaak, waarover B. en Ws. echter eerst nog
zullen praeadviseeren, en lest best d©
dempingsplannen raken niet van de lucht
een verrassing van het raadslid, den
heer A. Mulder, 'n voorstel nl. om de Mare
tusschen de Oude Vest en den Stillen Rijn
te dempen, lo. omdat zij toch te smal is
om te worden bevaren, 2o. omdat de toe
stand van het Rapenburg daarvoor zal
verbeteren.
Er hebben al geruchten geloopeh, dat de
heer Mulder, die do vergaderingen niet
zeer geregeld bezoekt en in de zes jaren,
die hij zitting had, nog weinig van zich
liet hooren, niet weuer voor een herbe
noeming in aanmerking zou willen komen.
Dit voorstel kon dit gerucht wel eens
logenstraffen. Zal de heer Mulder dit
voorstel zelf verdedigen, en het zal er
wel niet onbestreden doorgaan dan moet
hij langer dan tot het najaar blijven, zóó
spoedig zullen B. en Ws. niet met -un
praeadvies gereed zijn.
Over de meeste punten werd niet gedis-
oussieerd of hoofdelijk gestemd. Een vraag
hier, een opmerking daar, correct door den
voorzitter met een paar woorden beant
woord; zoo volgden do afgedane onderwer
pen elkander op.
Bij de vaststelling van de verordeningen
betreffende het beheer en bestuur der ste-
delijtkte lichtfabrieken, maakte do heer
Fokker een aanmerking op art. 1 der in
structie voor den directeur, waar dezo ver
plicht is de bewegen van commissarissen
te volgen en daarvoor zelf verantwoorde
lijk is. Hem dacht dat daarbij een restric
tie moest worden gemaakt. Wanneer de
directeur tegen eigon zin en opvatting be
velen uitvoerde van commissarissen en die
uitkomst was niet bevredigend, dan ging
het toch niet aan do verantwoordelijkheid
daarvan te leggen op de schouders van den
directeur. Hij zou zoo iets althans niet
ik'unnen aanvaarden.
Nu, zoo repliceerde do voorzitter, do
tegenwoordige durft dit wel; hij heeft, wat
meer zegt, de redactie zelf mede ontworpen,
zich overtuigd houdend, dat do Raad wel
geen commissarissen zal benoemen, die zoo
onredelijk zijn een directeur te doen boeten
voor een mogelijke fout, door henzelven be
dreven. Trouwens, de bepaling heeft sinds
1848 gegolden en gaf nog nooit aanleiding
tot moeilijkheden.
De heer Fockema Andreae kwam als
voorzitter van de commissie voor de straf
verordeningen nog even do redactie tegen
over den heer Fokker verdedigen. Met dit
artikel was de directeur altijd gedekt,
meende hij.
Bij art. 16 kwam de heer Bosch een aan
merking maken. De bepaling, dat do direc
teur en ook do andero ambtenaron, zooals
de boekhouder, geen betrekking mogen aan
vaarden of werkzaamheden op zich nemen,
waaraan bezoldiging of geldelijk voordeel
verbonden is, zonder machtiging van com
missarissen, achtte hij niet scherp genoeg ge
formuleerd; hij wilde althans do verklaring
van den voorzitter, dat men met die mach
tiging nie.t te vrijgevig zou wezen.
De voorzitter meende, dat er juist ge
noeg in het artikel stond. Hij kon ter ge
ruststelling mededeelen, dat tot dusverre
een zeer sohaarsch gebruik van de machti
ging is gemaakt, wat den directeur betreft
en voor zoover hij weet, ten behoeve van
den boekhouder zeifs in het geheel niet,
waarop de heer Bosch bedenkelijk het hoofd
schudde, alsof hij het wel anders wist.
Bij' artikel 2, betreffende de instructie
van den hoofdboekhouder, maakte de heer
Fokker een aanmerking, die door den voor
zitter werd beaamd, hoewel de Jieer Focke
ma Andreae haar niet accepteerde.
Eindelijk kwam aan de orde het voorstel
van B. en Wa. tot herziening der salarisre-
geling der brugwachters.
Zooals men weet, stelden B. cn Ws. voor,
dat do brugwachters, behalve vrije boven-
kleeding en schoeisel, zouden hebben de
brugwachters late klasse een aanvangswed-
de van 600 gld., die der tweede kl. van 600
gld., beide met twee vijfjaarlijksohe ver
hoogingen van 26 gld., zoodat het maxi
mum-salaris respootievelijk 650 gld. en 550
gulden zal zijn.
D© brugwachtersvereeniging had in een
adres gevraagd, de laatste categorie, die
nu bij hun 1ste klaas© makkers vrij wat
achter tan zouden komen, 3 verhoogingen
ioe te kennen van 25 guldon, en wel om do
drie jaren, zoodat na 9 jaren het maximum
zou zijn 676 gld.
De hcoren Sijtsma en Witmans gingen
met een door hen ingediend amendement
nog een weinig verder door voor te stellen
het aanvangssalaris reeds op 525 gulden t©
brengen, terwijl de heer Vergouwen een
amendement indiende ongeveer overeenko
mende mot de wcnechen neergelegd in het
adres der brugwachters.
P- en Ws. zelf ook iets gevoelend voor
de onbillijkheid, die er in ie gelegen voor
do 2do klasse-mannen waaronder er zijn,
dio altijd blijven. Zo wenschten daarom
drie vijf-jaarlijksche verhoogingen, zoodat
na 15 jaar het maximum van 675 gld. is
bereikt.
De voorzitter vroeg of de heeren nu hun
amendementen zouden intrekken wat niet
geschiedde. De heer Sijtsma lichtte hun
amendement het eerst toe. Juist het begin
sel dat bij B. en Ws. had voorgezeten nl.
om verband te leggen in de salarieering
der verschillende beambten van don haven
dienst, waarom zij ook de havenrocher-
cheurs er in hebben betrokken heeft hen
cwogen tot de indiening van het amende
ment. Want er bestaat nog een wanverhou
ding. Do lste klasse heeft nu 545.20 en
wordt gebracht op 600, verschil f 54,80.
De 2de klasse heeft nu 495,20 en wordt
gebracht op f 500. Verschil f 4,80. De man"
non doen hetzelfde werk en er bestaat geen
en-elo reden deze onevenredighid te laten
bestaan, integendeel een goed principe is
juist om bij gelijke arbeidsprestatie de
minst bedeelden het meest to bcvoordeelon
Wat B. en Ws. voorstellen, en ook ,wat de
heer Vergouwen wil, neemt deze oneven
redigheid welke oen onbillijkheid is niet
weg. Bovendien zal er nog altijd een ver
schil van 75 gld. tusschen 1ste en 2de kl.
blijven bestaan.
De derde verhooging van B. en Ws., na
16 jaar zal slechts enkelen ten goede ko
men. Eindelijk is het financieele bezwaar
niet overwegend. 'Met het oorspronkelijk
voorstel van B. en Ws. zou het een bedrag
van 15 maal f 26 verschillen, doch na de
voorgestelde wijziging nog heel wat min
der. Do heer Juta bestreed het amende
ment omdat het meer gaf dan de brug
wachters vroegen. De heer Zwiers meende
dat er bij do voorstellers een misverstand
'heersohte, wat dezen Antorrom pee rend
ontkende. De heer Fokker ondersteunde
het voorstel en haalde tot blijkbare oht-
8temming van den voorzitter het krediet
van 300 gld. voor de ontvangst der gas-
fabrikanten, zoo pas aan commissarissen
dor gasfabriek verleend, aan, waarvoor
misschien een glas champagne zou worden
gedronken.
En eindelijk werd het amendement aan
genomen met 15 tegen 11 stemmen.
Tegen stemden de heeren Juta, Van
Hamel, Kerstons, Fockema Andreae, P. J.
Mulder, Le Pool©, Meuleman, Vergouwen,
Van der Lip, Driessen en Hasselbach.
Hiermede was het amendement-Vergou
wen van de baan en het aldus geamendeer
de oorspronkelijk voorstel van B. en Ws.
werd zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
Toen kwam aan de orde het verzoek tot
demping van het Rapenburg, waarop B. en
Ws. afwijzend hadde gepraeadviseerd.
Het leek eerst, dat zonder eenige dis
cussie dit praeadvies zou worden aangeno
men. De heer Fokkcma Andreae nam ein
delijk het woord om in een geestig speechje
te verklaren, dat hij niet den moed zou
hebben voor het verzoek te stemmen: in de
eerste plaats niet met het oog op de hooge
kosten, die de gemeente thans allerminst
zouden passen, in de- tweede plaats, om
dat hij groote vochtigheid der huizén vree-
zen zou en eindelijk ora den onhoudbaren
toestand, die uit de demping voor andere
dcelen van de stad^ou voortvloeien. Voor
het argument, dat door de demping vanda
lisme zou worden gepleegd, gevoelt spreker
niet veel. Als de twee rijen boomen maar
blijven, zou ook het eigenaardige der
straat blijven gehandhaafd. Trouwens het
Rapenburg heeft door do nieuwerwetscho
gevels, spiegelruiten, enz., toch reeds zfjs,
antiek karakter verloren.
Een uitdrukking heeft den heer Fockema
Andrea© in het praeadvies met schrik be
vangen. B. en Ws. wijzen er op, dat door
demping bij mogelijke branden moeilijk wa
ter zou verkregen worden voor blufching..
Hem komt het voor, dat het vocht, dat
door Rapenburg en Levendaal veelal vl >ifc
eigenlijk.niet met fatsoen voor blusschen
kan worden gebruikt. Ook al dempt men
niet, dan zou hij wenschen, dat B. en Ws.
daar meerdere brandkranen lieten plaat
sen.
Een argument van den directeur van ge
meentewerken hebben B. en Ws. tot zijn
genoegen niet overgenomen. De directeur,
zegt in zijn rapport namelijk, dat de Ra
penburg-bewoners, die zooveel belasting be
talen, zelvon de kosten maar betalen moei
ten. Spr. zou het wenschelijk achten, dat
deze ambtenaar zich van dergelijke advie
zen onthield en zich tot zuiver technische
kwesties bepaalde.
De heer Zaalberg kwam in dit verband
nu het middel aangeven, waarop men ook
zonder demping van do zoo onaangenaam
geurende gracht kon worden verlost.
Hij deelde namelijk mede, dat hij juist
dezen morgen van een zeer bevoegd en des
kundig persoon heeft vernomen, dat het af
sluiten van het Oegstgeester kanaal het wa
ter in de Leidsche grachten veel sterker zal
doen stroomenzelfs bij geringe spuiing en
3at een verzoek aan Rijnland daartoe, wel-
licht in goede aarde zou vallen. De heer
had een en ander reeds aan den heer Korc-
vaa'r medegedeeld, die zich bereid ^Yklaard
heeft deze afsluiting nader te onderzoeken t
Volgens den bevoegden zegsman diens
naam kwamen we niet te weten zal dan
zelfs bij geringe spuiing te Katwijk, het wai
ter van Leiden meer dan voldoende ver-
verseht worden en geen klachten over on
welriekende grachten z'ullen alsdan meer
worden gehoord. Natuurlijk is de brug niet
geheel af te sluiten en zal een brugdoor-
gang open moeten blijven, maar ook dan
zal de grootste hoeveelheid water haar weg
door Leiden nemen, want de meeste aanvoer
van water bij spuiing, komt van de groote
plassen bij Warmond.
Indien Rijnland toestemming verleent,
17)
Reeds in de nabijheid van Kamieniec
©vervielen ze mij, om mij Azya afhandig
te maken en een hoog losgeld voor hem
t© vragen. Zij brachten nuj verschillend©
wonden toe, en mij dood wanend, lieten
Eij mij alleen in de wildernis achter.
God zond mij hulp en gaf mij de ge-
Kondheid terug, maar mijn Halszka was
.voor mij verluien. Misschien leeft ze nog
ergens, en heeft zo haar broeder geheel
yergoten; misschien zal haar zoon nog
eenmaal mijn bloed vergieten."
N ïenaszyniec zweeg en zag naar den
grond.
Hoeveel bloed en tranen hebben wij al
Voor dit land vergoten 1" sprak Muszalski
©p droevigen toon,
,,En heb je nooit meer naar Azya ge
kocht?" vroeg Zagloba.
„Zooals ik later vernam," antwoordde
Nienaszyniec, „werden mijn roovers door
ton andere bende overvallen en neergesa
beld- Dezen moeten met den buit ook het
kind meegenomen hebben. Ilk heb overal
gezocht, "maar hjj was als een steen in de
verdwenen."
i. Misschien hebt gij hem al ergens ont
boet, zonder dat je het wist," sprak Ba-sia.
"De jongen was slechts drie jaar oud.
zou hem wel herkend hebben, want op
fcjn borst droeg hij een met blauwe verf
geteekend© visch."
VIII.
Op zekeren dag kwam de oude Nowo-
wiejski met zjjd dochter Eva naar Ehrep-
tiow, om, zoo hij zei, den besten strijder
der Republiek met eigen oogen te zien, en
misschien was het ook zijn vaderhart, dat
hem cr heen trok- hij had zijn zoon in
langen tijd niet gezien en wilde hem gaar
ne eens spreken. Zijn zoon Adam, van
wien wij reeds hoorden cn die zich bij een
legerafdeeling in de nabijheid vau Ehrep-
tiow bevond, was nog bijna een kind, toen
hij de school verliet en in krijgsdienst
ging. Lange jaren was hij niet meer in
het ouderlijk huis geweest.
In het gezelschap van Nowowiejski was
ook een oude mevrouw Boska, wier man
jaren geleden door de Tartaren was ge
vangengenomen. Zij had een brief van den
generaal bij zich, waarin dezo Wolodyjows-
ki verzocht, daar hij nog vrienden bij de
Tartaren had, naar Boski onderzoek in
te stellen en zoo mogelijk hem tegen los
geld vrij te koopen.
Ook mevrouw Boska's dochter Sofia
maakte deel uit van het gezelschap; beiden
baden en smeekten den kleinen ridder om
hulp voor haar man cn vader.
Michal werd tot tranen toe geroerd en
beloofde te doen wat hij kon. De jonge
Nowowiejski, die eenige dagen verlof had
aangevraagd, kwam naar Ehreptiow en
de begroeting tusschen vader en zuster
was aandoenlijk.
Wolodyjowski begon al dadelijk met zijn
nasporingen naar Boski, wat hem niet
verhinderde een gezellige gast van Basia
en .Zagloba te «in.
In Ehreptiow ging het gezellig cn vroo-
lijk toe.
Toen op een avond de officieren zich bij
Michal bevonden, was Azya ook onder
hen. Toen de oude Nowowiejski licm zag,
was een groote verbazing op zijn gelaat
te lezen. „Bij mijn zwaard I Wat zie ik?"
riep hij. Daarop stond hij op, liep op Mel-
lechowicz toe en nep:
„Azyal Wat doe je hier, vlegel?"
En hij hief zijn hand op om hem te pak
ken; Azya sprong op en Nowowiejski te
rugstootend, zei hij: „Ik ken u niet; wie
zijt gij?"
Nowowiejski, met kracht teruggestooten
tot midden van het vertrek, kon langen
tijd van woede geen woord uitbrengen;
plotseling schreeuwde hij met krijschende
stem: „Heer Michal, dat is een van mijn
onderhoorigen en bovendien een vluchte
ling 1 De vlegel I Hij durft het liegenEva,
wie is dat? SpreekI"
„Azya!" sprak juffrouw Eva, over ge
heel haar lichaam bevende.
„Dat is mijn onderhocrige," schreeuwde
de oude ridder in kwaadheid stee Is door,
„en een vluchteling! Toen ik jaren geleden
in de Ukraine op commando was, vor J ik
hem halfdood en nam hem mee. Hij is
een Tartaar. Hij was twintig jaar in mijn
huis en heeft gelijk met mijn zoo i geleerd.
Toen mijn zoon wegliep, is üij u«<g bij mij
gebleven totdat ik bemerkte, dat mijn
dochter en hij elkaar beminden. Ik liet bem
eenige zweepslagen geven, waarna hij
eensklaps waa verdwenen. Dezen naam
heeft hij aangenomen. Hij heet Azya en
niet anders. Hij zegt, dat hij mij aiet kent,
maai- ik ken hem cn Eva ook."
-01" rieD Baai# -uw zoon heeft hem
ook dikwijls gezien, waarom lieeft hij hem
niet herkend?"
„Mijn zoon heeft hem niet herkend, om
dat, toen hij van huis wegliep, zij elk nog
maar vijftien jaar waren en Azya bleef
nog zes jaar bij mij, in welken tijd hij zeer
is veranderd. Maar Eva herkende hem da-
dadclijk. Mijne heeren, gij zult tooh een
edelman meer gelooven dan deze man, die
uit de Krim is weggcloopen 1
„Mellechowicz is een officier!" zei Ba
sia; „wij weten niets van hem I"
„Mellechowicz, wat is hij? Ik zal hem
staljongen maken, en hem met do zweep
laten ranselen, waartegen de aanvoerder
zich niet zal kunnen verzetten, want ik
ben een edelman en ken mijn rechten."
Michal fronste zijn voorhoofd en sprak
op scherpen toon:
„En ik ben niet alleen een edelmant maar
ook aanvoerder en ken eveneens mijn rech
ten. Gij kunt naai den generaal gaan en
uw onderhoorigen terugvorderen; hier be
veel ik en niemand anders."
Nowowiejski begon in te binden. Hij
sprak op gematigder toon:
„Het is mijn bedoeling niet hem tegen
uw wil mee te nemen; ik kom alleen voor
mijn rechten op en verzoek u mij te ge
looven
„Mellechowisz, wat hebt gij te antwoor
den?" vroeg Wolodyjowski.
De jonge Tartaar zag naar den grond
en zweeg.
„Gij heet Azya; dat weten we allen 1"
„Waarom nog andere böwijzen t© zoe
ken!" sprak Nowowiejski; „als hij mij be
hoort, dan heeft hij op zijn borst een met
blauwe verf geteekende visch."
Toen Nienaoazyniec dit hoorde, sperde
hij mond en oogen wijd open, sloeg zijn
handen voor zijn voorhoofd en riep:
„Azya, de zoon van Tuhaj-Beyl"
Aller oogen werden op hem gericht en hij
beefde over zijn gehoele lichaam en sprak:'
„Dat ia mijh krijgsgevangene, dat is do
zoon van Tuhaj-Bey? Hij is het!"
En de jonge Tartaar richtte zijn hoofd
trotsch op, liet zijn blik over de verzamel-
den gaan en zijn kleed van zijn breed©
borst trekkend zei hij: „Hier is de blau
we visch 1 Ik ben Tuhaj-Beys zoon
De naam van den geduchten krijger
maakte diepen induk. Allen zagen den jon.
gen man verwonderd aan.
Deze sprak: „Deze man (hij wees op No.,
wowiejski) zegt, dat ik zijn onderdaan ben;
maar ik zeg hem, dat mijn vader gewoon;1
was, op de ruggen van nog heel wat andere j
mannen dan hij te paard te stijgen. Hij
spreekt echter de waarheid, dat ik bij Hem
heb gewoond, dat ender zijn zweep mijn rug.
bloedige striemen kreeg, wat ik echter niet
vergeten zal. Ik heb mij Mellechowicz go*
noemd, om zijn vervolging te ontgaan. En
nu, hoewel ik naar de Krim kon vluchten,,
dien ik dit vaderland met goed en blood,,
en zoo behoor ik niemand anders, dan deqK
hoofdman. Mijn vader was rijk en in d0r
Krim zijn mijn schatten on goederen; maatft
ik ben hier gebleven zonder goederen; wan#/
ik bemin dit land, den aanvoerder en mijl»
strijdmakkers, die mij nooit gemiafigj^l)
höbb:n". ji
(Wordt Torrolgd-J