ZONDAGSBLAD
HID5CH DAGBIAD
NL 14482.
Derde Blad.
11 Mei 1907.
•V V VAN HET
"*41 l;e'JLA1AL*'f
TROUWEN.
Onze^ioemMen in Amerika.
Voor een oud, vervallen huis in de
Auguststraat stond reeds tien minuten een
huurrijtuig. Het was nog niet het mooie
coupétje, met de on schuld-kleurige schim
mels en den hemelsblauwen koetsier. Die
zouden eerst des namiddags voorkomen, om
hen naar de kerk te brengen. Nu gingen ze
eerst naar het stadhuis. De straatjeugd had
zich voor de stoep in twee rijen opgesteld,
een paar vróuwen met kinderen op den arm
stonden er ook reeds en de grootmoedertjes
in de Auguststraat waren mede vertegen
woordigd. Maar uit de deur kwam niet een
jong paar, zooals men verwachtte, maar al
leen do bruidegom, aan wien niet veel was
te zien, cGe bovendien in het geheel niet in
een feestelijke stemming bleek tie zijn, maar
de lippen stijf op elkaar gedrukt had.
Het rijtuig reed vlug door de straten en
hield eindelijk stil voor het huis van do
schoonouders. Otto Engelbrecht stormde de
trap op. Alles was gereed voor het vertrek.
Dadelijk kwam zijn schoonvader weer met
een zakelijke mededeeling: ,,De firma Becker
en Zoon heeft een commissie van vier dui
zend gulden gedaan."
„Beste papa, neem mij niet kwalijk; maar
dat interesseert mij in het geheel niet van
daag
„Hoeaoo?"
„Het is vandaag mijn trouwdag I"
„Zoo, wanneer je dat voor bijzonder ge
wichtig houdt
„Ja, en ik heb u nog wat te zeggen: ik
wilde u verzoeken op den weg naar het stad
huis in het tweede rijtuig plaats te nemen."
„In weLk tweede rijtuig?"
„Ik heb er een besteld voor do getuigen."
„Dat was tooh heelemaal niet noodig ge
weest I Wij hadden toch allen ruim plaats
gehad in één rijtuig."
„Ja, maar ik wilde met mijn bruid einde
lijk eens een paar oogenblikken alleen zijn.*'
Het was de eerste maal, dat schoonpapa
zoo beslist tegengesproken werd. Daarom
gaf hij ook toe. Eindelijk zat het paar in
het rijtuig en zetten de paarden aan. Otto
Engelbrecht zocht naar een geechikt begin
voor het groote gesprek.
„Mijn lieve Anna!" Zacht vatte hij haar
hand. Zij zag hem met haar verstandige
bruine oogen vol verwachting aan. „Mijn
lieve Anna, ik heb er vaak over nagedacht
wat jonge paartjes tot elkaaT zeggen, wan
neer ze in de koets zitten, die naar het
stadhuis gaat.
Gewoonlijk maken ze een vervelenden in
druk. Maar wij hebben iets zeer gewichtigs
met elkaar te bespreken."
Anna glimlachte. „Is het zoo erg gewich
tig en spoedeischend
„Ja, Anna; ik moet met je spreken, voor
het te laat ia l>f
„Maar, Otto 1"
„Ja, wij moeten elkaar begrijpen. Je weet
niet, hoe ik sedert weken door gewetens-
vragen gefolterd word.
Ik heb nooit gedroomd een zoogenaamd j
„goede partij" te doen. Als ik zoo iets van
een familielid of een vriend hoorde, was ik
verbaasd en nu doe ik het zelf."
„Maar, Otto, dat ia zoo erg toch nietl"
„Zie, dat dacht ik ook eerst. Toen tante
Ulrike mij met je vader in kennis had ge
bracht, zeide hij: „Mijnheer Engelbrecht, ik
heb iemand noodig, dien ik kan vertrou
wen. Mijn zoon Ernst zal eens de leiding der
zaak krijgen. Maar hij heeft een man noo
dig, die hem kan ter zijde staan en leiden.
U bent mij aanbevolen als de meest be
trouwbare man ter wereld; daarom kan ik
u niet alleen de zaak, maar ook mijn doch
ter toevertrouwen.'' Zoo heeft hij woorde
lijk gesproken."
Anna dreigde met den vinger: „Otto, ver
draai je niet een beetje? Zei hij niet: „Daar
om kan ik n niet alleen mijn dochter, maar
ook de zaak
„Het is ook mogelijk, dat hij het zoo ge
zegd heeft. Maar ten slotte, voor wie heeft
hij dan zijn zaak? Voor zijn zoon en voor
zijn dochter. Daarom nam ik het hem waar
lijk niet kwalijk. Ik heb gedacht bij mijzelf:
Ik zal het meisje goed aanzien vóór ik mij
verbind."
„En je hebt mij aangezien?"
„Och, Anna, je waart mij van den begin
ne af zoo sympathiek; maar ik zag ook in
dat het aanzien alleen niet voldoende is,
men moet elkaar toch leeren kennen, men
moet tooh met elkaar spréken. En daartoe
zijn we tot heden nog niet gekomen.'
„Dat is waar, Otto!"
„Ja, en het spijt mij zeer, dat je met
iemand zult trouwen, van wien je niet meer
weet dan alleen iets van hooren zeggen.
Weet je nog van den eersten avond, dat ik
bij je uitgenoodigd was? Groot gezelschap.
Ieder wist waarom ik kwam en iedere over
grootvader'en elke aangetrouwde stieftante
voelde zich verplicht zich in een lang ge-
Bprek met mij te onderhouden, allen wilden
mij leeren kennen, alleen ons beiden liet
men niet met elkaar spreken."
Anna zuchtte: „Ja, ik had altijd het ge
voel alsof ik in de heele zaak niets mee te
zeggen had."
„Zie, en dan kwam ik dikwijls alleen in
huis. Je vader begon dadelijk met zijn
groote handelspolitieke gesprekken, met
zijn „gezichtspunten". Gebeele paragrafen
van de nieuwe handelsverdragen werden
doorgewerkt. Ik geloof, dat ik verbazend
dom redeneerde; maar ik dacht er steeds
aan, dat jij naast me zat en dat ik niet
met je kon spreken."
„Ik weet niet of het dom was, wat je
zeide, het was verschrikkelijk vervelend."
„Dat geloof ik! En dan mijn liefdesver
klaring. Je hebt er geen idee van hoe die
tot stand g komen is. Tot nu toe heb ik je
dit niet alles open durven zeggen. Je va
der liet mij in het privaabkanfcoor roepen
cn zcide kortweg: „Mijnheer Engelbrecht, u
bent nu lang genoeg in de zaak. U hebt
tijd gehad op de hoogte met de zaken te ko
men. Mijn dochter hebt u ook leeren ken
nen. U moet daar hu mee gereed zijn. Ik
wenech, dat de verloving met Nieuwjaar pu
bliek wordt. Dus, wilt u er op ingaan cL,
niet?"
Wat had ik kunnen antwoorden zonder,
jou of hem te beleedigen? Ik heb hem ge
zegd, dat ik 'b avonds net genoegen zou heb
ben je te komen bezoeken, om te vragen om
je hand en den zegen van papa en mama.
Daarop zeide hij, dat het hem zeer speet,
maar dat het niet zou gaan. Men was be
zig den inventaris op te maken, de jonge
lui werkten eiken nacht tot twaal uur door
en het was onmogelijk, dat ik uit het werk
kon gaan. Ik zou maar aan je schrijven,
maar niet te lang, v. ant er was veel te doen-
Lieve Anna, ik was woedend. Het liefst had
ik je een telegram betaald antwoord
gezonden. Maar je vader zou mij wegens
verkwisting aan den dijk hebben gezet.
Toen kwam je antwoord en de heele tijd tot
Oudejaarsavond, waarop wij ons verloofden
De avond en de Nieuwjaarsdag gingen
voorbij Nooit waren wij alleen en later was
ft als vroeger: je vader zat naast me en sprak
over de handelsverdragen."
Anna zag hem een beetje ondeugend
glimlachend aan: „Otto, er waren toch ook
oogenblikken, waarin niemand ons stoor
deben je die heelemaal vergeten?"
„Och ja, toen hebben we elkaar zelfs ge
kust 1"
En zacht zei Anna: „Ja, we hebben geen
woord gesproken en elkaar alleen hartelijk;
gekust."
„Daaraan heb ik mij het meest geërgerd."-'
„Maar, Otto 1"
„Toen heb ik, helaas, de gelegenheid la
ten voorbijgaan met je te spreken. Helaas."'!
„En daarom moeten wij nu met. elkaar
spreken, het is hoog noodig."
Met een schok hield het rijtuig stil.
„Waar zijn we?"
De koetsier maakte het portier opton.
„Het stadhuis reeds? Maar, Anna, ik
heb altijd nog niet met je gesproken
Voor hen stond reeds de schoonvader,
die ongeduldig riep: „Kom jelui er nu uit
of kom je niet?"
Vlug stapten ze uit het rijtuig. Otto fluis
terde nog zijn bruid in het oor: „Anna, we
spreken daar later wel verder over."
Anna lachte zacht en zei: „Ja, als we
terugrijdenals het to laat is
„Anna!"
Maar Anna zag hem vol vertrouwen aan
en drukte zijn hand: „Het zal zeker niet te
laat zijn, Otto 1"
Een terugblik op de wintermaanden van
November tot Februari doet ons zien, dat
in die tijdsruimte in Amerika nagenoeg
geen zon is geweest. Dagelijks was het weer
betrokken en ofschoon er geen buitengewo
ne regen- of sneeuwval plaats had, was da
koude heviger dan men sinds jaren zich
herinnerde. Volgens betrouwbare opgave
zijn er niet meer dan 50 uren van zonne
schijn geweest in de genoemde maanden.
Men kan zich voorstellen, dn± er rmH/rf