DE! SLEDES. Moed gehouden. I zei de de man, en zich voorover buigende spoorde hij de paarden voor de slede tot nog grooter spoed aan. Geen klank verbrak de stilte dan de hoefslagen van het span en het gekraak der slede. Aan weerskanten van den weg strekte het woud zich uit, ondoordringbaar donker, onheilspellend in zijn somberheid. Moed gehouden l herhaalde de man tot de naast hem gezeten vrouw, die een sla pend knaapje tegen zich aan hield geklemd, alles zal nog goed afloopen. Ais in tegenspraak met zijn geruststel lende woorden, kwam er een gehuil uit bet boach achter hen. De honden, die de slede vergezelden, behoefden geen verdere waar schuwing, maar snelden ver het voertuig vooruit. Op den achtergrond zag men een paar grijze stippen verschijnen. In de stilte, die nu volgde, kon de man zijn hart hooren kloppen. Hij luisterde en luisterde, maar er volgde voorloopig geen tweede gehuil. Toch wist hij, dat zijn eigen leven en dat van vrouw en kind thans nog slechts aan een zijden draad hingen. De man begon na te denken. Sedert vier jarten had hij zich tot de gelükkigsten onder de menfchen gerekend. Zijn vrouw was een lief, zacht wezentje; zij hadden reeds als kinderen van elkaar gehouden en hij had geen ooeite te groot geacht om haar een onbezorgd leven te bezorgen. Daarin was hij geslaagd. Zij bewoonden een mooi huis,, hadden paartïen en rijtuig, hij kon haar alles verschaffen, wat zij noodig had en hun driejarig zoontje maakte hun beider vreugde uit. Ofschoon het nog winter iwas in Rusland, waar de sneeuw zóó lang de aarde blijft bedekken, had hij geen weer"-* stand willen bieden aan haar verlangen twee weken bij haar ouders Se gaan door- bifengen. Zij keerden thans van di§ vacan tia terug en nu Sedert den morgen waren de wolven Ben op het spoor geweest. Telkens opnieuw had hij zijn revolver op hen leeggeschoten. Zij waren soms zoo dicht genaderd, dat zij zijn rechterarm bloedig hadden verwond; tot daartoe echter hadden de hongerige roofdieren het onderspit moeten delven.* Maar nu scheen allee verloren, want hij j hield nog slechts één enkelen kogel over. Een oogenblik te voren had hij van moed durven spreken, omdat de' laatste vuurre gen de wolven versehniifc achter deed blij- 'ii iiiii ii van den eenen kant zag hij zeer goed welk ,'een kans hem werd aangebodenmaar van 'de andere zijde zou de hertogin -v ^n Hud- 'dersfield dienzelfden middag op het kas teel aankomen en hij had er zich reeds j zoog eer op vergast zich te koesteren in haai' i doorluchtige tegenwoordigheid. Dat genot te moeten missen kwam hem al te hard voor. Terwijl hij het nog met zichzelf oneens go- worden was, kwam hij lady Noggs tegen, 'die weer op weg naar het bosch was en voegde haar eenige zeer ernstige woorden toe over de noodzakelijkheid de komst dei- hertogin stilletjes thuis af te wachten en voor die gelegenheid haar beste jurk aan te doen. ,,Mijn beste jurk aan te trekken, thuis zitten wachten voor tante Elizabeth? Dick de domme, domme Diekl zeide lady Noggs en liep door. Hij verdiepte zich weer in zijn tweestrijd, maar hij, die zulk een voorliefde voor voor name lieden had, kon de verzoeking niet weerstaan in hetzelfde huis te logeeren ais 'een vrouw, die grootmeesteres van de Ko ningin was, terwijl hij zeer goed wist, dat, ;wilde hij zich laten verkiezen, hij geen oogenblik zou overhouden, om terug te kec- ren naar Stonvill. Hij nam zich dus voor liever zijn secretarfspost te blijven beklee- den. De minister ging de hertogin aan het station afhalen; zij begaf zich naar haar kamer om wat uit te rusten van de reis en verscheen eerst tegen het theeuur op het grasperk, waar de tiieetafel was neergezet. De oude dame was daar het eerst; maar ven. Maar nu kwamen zij weer aan. 'Ja, daar weerklonk het gehuil opnieuw.. De jonge moeder omhelsde kermend haar t kind; de man sloeg zijn paarden, doch de ze luisterden naar geen zweep meer; met hangende toügen en gobogen koppen, wa ren zij veel te uitgeput, om sneller voort te gaan dan zij reeds deden. De m-'n keerde zich naar zijn vrouw., Liefste, zeide hij, wij zijn verloren, vrees ik; maar het is niet noodig, dat wij allen sterven zullen. Versta je mij"? Ja, antwoordde zij, zich met een ril ling aan hem vastklemmende, maar al te goedJe wilt je voor ons opofferen, maar dat zal ik niet toelaten. Als wij niets meer tegen hen kunnen doen, laat dan het einde komen voor ons beiden. Je vergeet het kind, mompelde hij haastig, terwijl het gehuil al dichter en dichterbij weerklonk. Wil je onzen kleinen Feodor later verscheuren 1 Zij kromp ineen en hij hernam: Je hebt 'er Hek recht niet to8 en bm zijnentwil moet ook jij blijven leven.. Be loof me dat 1 Om zijnentwil dansnikte zij, maar öl Kan het niet anders? Luister, sprak hij nog sneller, wij zullen het volhouden tot zij vlak bij zijn.. Laat mij het kind reeds onder in de slede leggen mot den deken over hem heen. Zool Hij ligt daar veilig. Neem het pistool en hferinner je, dat de laatste kogel er op zit. Gebruik hem slechts in den uitersten nood en grijp nu de teugels; laat ze niet los. Nog slechte één uur en je bent aan een hoeve. Hij omhelsde haar. De wolven waren vlak bij en hij richtte zich in de slede op en nam een geweldigen sprong. De woe dende dieren wilden zich op hem werpen; hij sloot de oogen. Maar wat .was dat? Een schot I Het zachte, teer© vrouwtje had haar laatsten kogel gebruikt en den groot- sten wolf neergeveld. En ontsteld en Bui lend vluchtte de bende. De reizigers wanen gered.. üsiekdotan. Ingez. door Jan Kleeser te Leiden. Een, burgemeester liep op zekeren avond tegen een boer aan. Erg ontstemd liet hij den volgenden dag overal bekend maken, dat iedereen een lantaarn bij zich moest daarop kwam mijnheer Millington Budge die om haar heen bleef draaien, zoekende naar een mooien volzin, om haar toe te spreken. Hij deed daarbij zoo onhandig, dat de hertogin hem door haar lorgnet begon te bekijken; maar eindelijk had hij een goed compliment gevonden en wilde hij dat juist afsteken, toen lady Noggs uit de struiken te voorschijn kwam, nog altijd in haar lin nen jurk, met verwarde haren en haar hoed in de hand zwaaiende. Zij kuste haar oud tante en de hertogin zeide blij te zijn, dat zij er zoo goed uitzag, waarna zij naar mijnheer Millington Budge keek en vroeg: ,,Wie is die mijnheer? Stel hem voor!" Domme Dick de hertogin van Hud- dersfield," zeide lady Noggs langzaam en duidelijk. Mijnheer Millington maakte een sprong in de lucht, terwijl de oude dame weer het lange lorgnet aan de oogen bracht en vroeg. .,0! Wat? Wie?" „Domme Dick, corn's nieuwe secretaris. Iedereen noemt hem Domme Dick, behalve oom en ik denk wel, dat hij zichzelf ook Domme Dick zal noemen," zeide Lady Noggs onverbiddelijk. Er ontsnapte een gebrom van woede aan haar purperkleurigen, maar sprakeloozen vijand. Hij wendde zich om en begaf zich regelrecht naar zijn kamer, om zijn valies te pakken. Ditmaal had hdj duidelijk de roepstem van plicht gehoord. hebben. Denzelfden avond liep hij weer te gen dien boer aan. ,,Wel kerel heb ik dan niet bekend laten maken, dat iedereen een lantaarn bij zich moest hebben?" „Ja burgemeester, ik heb ook een lan taarn bij mij, kijk maar 1" „Waarom brandt zij dan niet?' „O mijnheer, dat hebt u er niet bij te- ten zeggen." Den volgenden dag liet de burgemeester overal bekend maken, dat al de lantaarns branden moesten. "Veldwachter: „Burgemeester, burgemees ter bet raadhuis staat in brand; gauw, gauw, den sleutel van het brandspuithtds Burgemeester: „Waarom den sleutel van het brandspuith nis 1 Is het niet genoeg, dat Eet raaduis verbrandt, moet jullie de spuit ook nog kapot maken Ingez. door Ida van Zuyieh NSgOTett te Wassenaar. Op 6chooL Meester: „Jan, jouw vader is wel eens in' Indië geweest, heeft hij nooit van een bril slang verteld V Jan: „Ja, meester, hij heeft er meermalen een gezien." Een andere jongen „Heeft cGe slang eed bril op meester?" Een algemeen gelach stijgt cmder de jwö- gene op bij die onmoozelhekL, Inge®, door Barend en 'Plet 'de Wïfc- te Leiden. Op een dorpszangvereeniging. Een nieuw Hd, die voor het eerst een repetitie bijwoont en geen noot kent, tot een oud lid, op zijn blad muziek wijzend. „Zeg^ Kees, waar kijken jelni nu natuv haar de stokjes of naar de knobbeltjes?*4 Ingez. door Jo en Marie van Galen te Kleine Bet je: „Dokter, wil u dadelijk bij ona komen 1 onze meid is van boven .van do trappen gevallen". Doktoeir: „Heeft zöj ook iets gebroken^ beste meid?" Kleine Betjo: „O ja, dokter; de melkkan k wel in duizend stukken F Ingez. door Elias Bamli te Leiden. 'Knecht: „Verbeeld u, mijnheer, ik Eeb vannacht gedroomd, dat u mij een guL Eliflabeth'g Bebeerlng. Lord Erringbon legde met een uitdruk king van voldoening den door hem gelezen brief neer en zeide op vroolijken toon„het zal je pleizier doen Félicda, dat je het wat minder eenzaam hebben zult de eerste we ken. Je krijgt bezoekeen klein meisje!" „Een klein meisje!" herhaalde zijn pupil zonder eenig genoegen aan den dag te leg gen." „Ja, je nichtje Elisabeth komt een poosje hier logeeren. Zij heeft te hard gewerkt in de stad en de dokter schreef volslagen rust in de buitenlucht voor. „O! zoo;" mompelde de kleine erfgename somber. „Je zult dus heel lief voor haar moeten zijn." „Ja, dat zal wel moeten I" zeide Lady Noggs zonder eenige geestdrift. De eerste minister keek haar eenigszins wantrouwend] aan en zeide op strengen toon: „Ik dacht dat je blij zoudt zijn geweest een vriendelij ke daad te kunnen verrichten." Lady Noggs dacht een oogenblik na, al vorens te antwoorden: „Ik heb niets tegeD een vriendelijke daad; maar ik zou die liever aan iemand anders bewijzen dan aan Elisa- beth. „Zij Ig een heel knap klein meisje, heel knap," zeide Lord Errington met vuur. „Vreeselijk knap", bromde zijn nichtje. De minister fronste de wenkbrauwen en hernam: „Je geringschatting voor verstan delijke ontwikkeling ig heel verkeerd, bij zonder verkeerd zelfs." (Wordt yepvolgd-)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 15