VGOR DE JEUGD
1S-IDSCH DAGBLAD
NL 14480.
Woensdag 8 Mei.
Anno 1907.
n<5gc)rj<5g>TTsgë)rTg^)rT6^)rT^
iïii i üïïi I iit.i i iitii iüii j ii»
BOBBIE.
De kleine vioolspeler.
«i*
»6ê*ó*»*0é4*4»o S»*^VS
M
Bobbie zou met Kerstvacantie naar huis
komen; maar er waren gasten genoodigd
voor do feestdagen en men had het daar
door zoo druk, dat zijn moeder hem onmo
gelijk zelf kon gaan afhalen. Zij zond dus in
haar plaats een dier kleine boden in uni
form, die in Engeland onze pakjesdragers
vervangen.
Het was juist één uur toen Bobbie met
een aantal andere schooljongens aan het
groote Londensche station uitstapte en ver
langend rondkeek, naar een der zijnen. Maar
hij zag geen enkel bekend gelaat.
Vergeef mij, jongeheer, maar is u niet
lord Bobbie Sindair? vroeg een aardige
kleine bode.
Ja, antwoordde Bobbie verbaasd, wat
wil je?
Ik kom u afhalen, jonker, zeide de
knaap. Wij hebben nog drie uren tijd voor
dat de trein van het Paddington-station
vertrekt. Ik zal uw tasch en reisdeken dra
gen. Wilt u ontbijten, jonker? Mevrouw
heeft gezegd, dat u alles mocht eteii wat u
maar wildet.
Bobbie's groote teleurstelling verdween.
Hij voelde zich al minder eenzaam dan op
het oogen^lik dat hij al de andere jongens
door hun bloedverwanten had zien verwol-
komon en omhelzen. De beide knapen
gingen nu naar de eetzaal en hij dwong den
kleinen bode bij hem aan tafel te komen zit
ten, bestelde biefstuk en gebakken aardap
pelen en vroeg aan zijn metgezel hoe hij
heette.
Robert, jonker, zeide deze. Vroeger
noemde men mij Bob, maar Bedert ik de
kostwinner van het gezin ben, vindt moeder
dat Robert beter klinkt.
Dan heet je zoo as ik; maar hoe komt
het dat je de kostwinner bent? vroeg Bob
bie verbaasd.
Vader viel drie jaar geleden van een
ladder, morsdood, jonker; dus moest ik van
dien tijd af wel het brood voor moeder en
mijn vier zusjes verdienen, antwoordde de
knaap, zich vol vreugde te goed doende aan
het heerlijkste maal, dat hij nog ooit in zijn
leven had gehad.
Bobbie keek den jongen, die reeds geld
genoeg verdiende tot het onderhoud van
zes menschen, eerbiedig aan.
Na gegeten te hebben, liepen die beide kna
pen de straten in.
Ik houd dol van winkels, zeide Bobbie.
Het is zoo prettig allerlei mooie dingen te
koopen.
De bode lachte.
Ik koop nooit iets, zeide hij, maar
ik heb de pakjes der koopers te dragen.
Zij gingeD daarop een rit maken, alvorens
naar het andere station te gaan en de jon
gen bad dollen pret en zeide bij het afscheid
nemen, tot Bobbie's grooten trots:
U bent e8n kranige jongen, My lord 1
Bobbie werd vol vreugde thuis ontvan
gen hij kreeg zelfs vijf pond van een oom;
maar aangezien hij eenig kind was en er
slechts volwassen gasten bij zijn ouder8 lo
geerden, moest hij zich op eigen gelegenheid
vermaken en keurde zijn vader het goed,
toen hij na verloop van een paar dagen ver
zocht alleen naar Londen te mogen gaan.
Men dacht dat hij van plan was kleine
geschenken voor Kerstmis te koopen, en
Engelse hen zien hun zoontjes gaarne vroeg
tijdig onafhankelijk worden. De vader tele
foneerde alleen aan den kleinen bode hem
op te wachten.
Een uur later kwam Bobbie te Londen
aan en vond hij Robert op den uitkijk
staan.
Ik heb een plan, riep de kleine Lord
aanstonds opgewonden uit, en daarvoor
kom ik. Wij gaan naar de wachtkamer en
verruilen daar van kleeren. Jij zult een hee-
len dag Lord Bobbie en ik de pakjesdrager
zijn. Hier heb je een briefje van vijf pond;
je zult er precies voor koopen wat je wilt,
treinen, uniformen, alles, alles.
Robert keek hem aan alsof hq meende
voor den gek gehouden te wordenmaar ten
slotte begreep hij, half dol van vreugde, dat
het ernst was en werd het plan volvoerd.
Zij verkleedden zich haastig en gingen er
toen op uit. Tot Bobbie's groote verbazing
begaf de nieuwe „Lord'' zich eerst naar een
manufacturenwinkel.
Japonnengoed, zeide hq tot den man,
die hem hielp, voor eon dame en vier kleine
meisjes.
Bobbie kreeg het groote pak te dragem
Daarna ging men naar de markt, waar de
„Lord'' twee visohmanden kocht en daarna
van kraampje tot kraampje ging om ze met
allerlei waren te vullen, sinaasappelen, een
stuk rundvleesch, aardappelen, thee koffie,
meel, 6uiker, kortom van alles. Bobbie's ar
men begonnen pijn te doen. Gélukkig liet
de „Lord" de warme mantels, die hij ver
volgens kocht, regelrecht aan bet adres zij
ner moeder bezorgen.
Toen hij om vier uren per trein huis
waarts keerde, waren zijn armen half ver
lamd, maar hij had den heerlijksten dag
van zijn leven doorleefd.
Op Kerstmis kwam er een brief voor
Bobbie, die er zoo wonderlijk uitzag, dat
zijn moeder het noodig oordeelde hem eerst
te lozen. Hij luidde als volgt:
„Lieve Lord, ik eb nooit te voren aan
een lord geschreefen, maar mijn zuster, die
een prijs op school kreeg, zegt dat et klad
je goed is. Wij ballen kunnen u niet genoeg
bedanken mij bal dat geld te ebben laten
besteeden. Wij ebben nooit zulk een Kerst
feest gehad. Moeder uilde van blijdschap
over hal de kleeren en et heten. Buurman
zegt haltijd dat Lords trotschaards zijn,
maar ik ging em hop zijn plaats zetten en
vertellen, wat hu deed. Wij hallen groeten
hu honderdanig en vol dankbaarheid. Hu
dienaar Robert de bode-jongen.''
Bobbie's moeder weende toen zij den brief
had uitgelezen.
Het jongske kwam voorzichtig de trapv^cn
af. Wat was het donker 1 Hij vreesde
tijd dat er iets uit het donker op hem te?©
zou springenHet was ook koud, een win
termorgen, en niemand was nog op in
huis. Hij moest steeds om zes uur beneden
zijn, om zioh op de viool te oefenen.
Hij hield veel van muziekmeer zelfs dan
van zijn tollen, zijn vlieger en zijn boe-
pel. De menschen zeiden dat hij een groot
kunstenaar zou worden, als hij volwassen
was; maar zijn oude leermeester vertelde
hem niet, hoe mooi hij reeds speelde; hij
zeide hem slechts dat hij zioh oefenen
moest.
In de kleine zitkamer aangekomen, streek
hij een lucifer aan en stak de kaarsen op.
Heb waa een klein, armoedig gemeubeld,
vertrek, want het behoorde aan arme lie
den, die, behalve hun nederig onderhoud,
slechts een vijftigtal guldens per jaar be
zaten om te besteden aan do vioollessen-
De knaap nam zijn viool uit de kist,
stemde haar en begon te sfcudeerenEen
halfuur lang speelde hij gamma's en verve
lende oefeningen en verlangde al dien tijd
naar zijn warm bedje. Maar daarna dacht
hij wel eens wat mooier muziek te mogen
probeeren. Een week te voren had zijn 1
meester hem medegenomen naar een con
cert, waar een jonge vioolspeler zonderlin
ge. mooie stukken had doen hooren. Hij
scheen een too ven aar, want zijn toehoor
ders werden onder het luisteren naar zijn
spel, een tooverland binnengevoerd.
Hij had ook een woesten Hongaarscben
dans doen hooren, een heel moeilijk stuk;
maar zijn vingers vlogen, onder het spelen
daarvan, met het grootste gemak over de
snaren. Dat stuk was den knaap de ge-
heele week bijgebleven en hij wilde nu be
proeven het weer te geven. Hij deed dat
op wonderbare wijze, totdat hij zich op
eens niet meer herinnerde, hoe de dans
verder luidde en zijn viool op een stoel
nederlegde en zich met gesloten oogen op
de sofa wierp.
Toen hij weer opkeek, meende hij te
droomeri. In den armstoel tegenover hem
zat een man, die hem glimlachend toeknik
te. Hij zag er al heel vreemd uit, met zijn
punthoed en ouderwetsche kleeren.
„Wel, vriendje,*' zeide hij „we zijn al
heel ver weg geweest van oentend. Wat al
dingen hebben wij gezienHooge bergen
en woeste rivieren; weiden vol bloemen;
lachende kinderen; donkeroogige Zigeuners,
en wij hebben gedanst, tot wij er haast bij
neervielen. Maar dat alles hadden wij
nooit kunnen doen, als wij niet «amen
onze gamma's en oefeningen hadden inge
studeerd."
„Wie ig U?" vroeg de knaap verlegen en
vol verbazing.
„Ken je me niet? Wij zijn toch zulke oude
vrienden. Ik ben je viool. Of dacht je
soms, dat een viool slechts een stuk hout
waa met snaren er overheen? veel