TULPEN. Russische Vasten. Toen de heer Pitton het voorwerp van 'zijn overpeinzingen, eigenlijk het voorwerp i van zijn vurig- verlangen^ daar zoo plot seling vóór zich zag, kon hij nauwelijks zijn vreugde beteugelen. Hij sprong van zijn £toel op, nam het kind in zijn armen ,en zet^e bet midden op tafel. Het armoedig, maar zindelijk gekleede 'meisje keqk verbaasd en verschrikt om zich heen; het wist niet, hoe zij het had en haar gedichtje geleek wel één groot ivr&agteeken. Zij kon ongeveer tien jaar zijn en er sprak goedheid en zachtheid uit haar trekken, maar geen kinderlijke vro olijkheid. Lang en teeder zag de heer Pitton het kind aan. Het was alsof hij zich niet aan haar aanblik verzadigen kon. Eindelijk brak de brievenbesteller bet stilzwijgen af. ,,De kleine Dora is om bet antwoord gekomen. Zij is .heel nieuwsgierig wat haar moeder uit den Hemel schrijft. Onderweg wilde zij alles van mij weten, maar daar de brief aan mijnbeer den di recteur is gericht, kon ik h^ar natuurlijk niets vertellen." „Is het *waar, mijnheer, dat Moe aan n geschreven heeft?" vroeg het kind met een lief stemmetje. „Ja, mijn kind!" ,,En w-at schrijft Moedertje? O, vertel het mij toch gauw, mijnheer 1 Mag ik bij haar komen Ik verlang er zoo naar." >,Ncen, mijn lieve kind, je moedertje kan je onmogelijk bij haar nemen, schrijft zij; de Hemel is zoo vol met engeltjes,"" mompelde de postdirecteur. De kleine antwoordde niot dadelijk, te vergeefs trachtte zij haar tranen terug te dringentoen fluisterde zij nauwelijks hoorbaar: „Ach> wat ben ik toch een ongelukkig kind „Weineen, kindlief, je zult heel gelukkig eijn, want je moedertje schrijft, dat je zoo lang bij mij moet blijven, tot de tijd voor je daar is om in den Hemel te komen. En daar ik geen kindertjes heb en heel gaarne zoo'n klein meisje als jij tot doch tertje hebben wou, komt dat juist goed. Wil je wel bij mij blijven, mijn hartje? Je zult mooie kleeren en een prettig thuis hebben en alles, wat je hart verlangt. Je zult nooit meer met manden hout behoeven 'V sjouwenje ^ult alleen maar leeTen en uit wandelen gaan en spelen. Wil je dat wel doen, mijn kleine Dora F' ,,Als Moe het schrijft, wil ik dat heel graag doen." „Ja, zij heeft het geschreven, en God heeft er Zijn zegel aan gehecht." De streek tusschen Leiden on Haarlem stond eenige dagen geleden in volle tulpen glorie en toen genoten ook wij van dit Oosterscho kind, dat beschikt over een pa let niet aieuren, waarop een volgeling van Kembrandt jaiocrsch zou zijn. En juist omdat deze bescheiden, eenzaad- lobbig© plant hoogtij vierde, wenschen wij er nu nog iets van te vertellen. Wij beginnen met het woord Tulp, dat in alle beschaafde talen gelijkluidend en slechts met eenige verandering van de uitspraak, hetzelfde is. Het is afgeleid van het Latijnsche ,,Tulipa", zoodat de „Duit- sche Plinius", Conrad Gcsner, een geleer- do uit het midden der 16de eeuw, haar noemde, toen hij haqr in 1559 voor het eerst zag bloeien bij een koopman to Augsburg, die een aantal bollen uit Kon- stantinopel had ontvangen. Bij het kiezen van dezen naam, zal da geleerde cenig© overeenkomst gezocht heb ben tusschen deze bloem en den Tuxkschen tulband, die in de Oosterscho talen bekend is als dulbent, toliban, dulpent en tulipan, iets, wat ons zeer natuurlijk lijkt, zegt de .schrijver in het „Handelsblad7', dien we hier aan het woord laten. Voegt men Bier nog aan toe de liefde, welke men den tul pen nog steeds in Turkije toedraagt, zelfs, dat er nog jaarlijks een groot tulpen- feest gehouden wordt, dan begrijpt men, dat men daar de beermat der tulp zocht. Een feit is het, dat een aantal fraaie soor ten daar gevonden worden, maar ook in Westelijk-Europa komen er voor. Zoo vindt men in ons land zelfs een tulp ver wilderd, die als „Tulipa sylvestris" be schreven is en welker beeltenis men kan vinden in de „Flora Batava", 5de deel, plaat 377. Linnaeus had da beleefdheid de door Gesner in 1559 geziene tulp te doopen: „Ta- lipa Gesneriana", en deze kunnen wij ge rust als de moedor en grootmoeder. be schouwen van de mooi-gekleurdf dochter- Tulpen, die wij nu in park en tuin kunnen bewonderen. Langzaam verspreidde zich dit bolgewas en eerst in het begin,, der 17de eeuw ver kreeg het hier en in Vlaanderen eenige bekendheid. Men wil, dat deze in 1610 door het Par lementslid Peinesse, uit Doornik in Frank rijk zijn ingevoerd, en deze moet er in geslaagd zajn, door zaaiing tal van fraaie verscheidenheden te winnen cn deze zooda nig in de gunst te brengen, dat tal van bloemenliefhebbeïs zich hartstochtelijk aan de teelt overgaven, wat aanleiding gaf om deze groep van m2nschen foutuliepers te noemen. De tulpen-manie sloeg ook naar ons land over en vooral in de jaren 1624 '37 ging men tot de gekste dwaasheden over, om aan cén enkelen tulpebol te ko men. Stel u voor, dat er voor een bol van de verscheidenheid „Viceroy" in betaling wer den gegeven: twee lasten tarwe, 4 lasten rogge, 4 vette ossen, 8 vette varkens, 12 vette 6chapen, 2 okshoofden wijn, 4 tonnen bier, 2 tonnen boter, 1000 pond kaas, een bed met toebehooren, een pak kleeren en een zilveren beker, alles te zamen voor een waarde van twee duizend en vijfhonderd gulden. Spoedig ging het nog gekker: men ging de bollen bij het gewicht verkoopen, en gebruikte daarvoor aas, het kleinste ge wicht, dat alleen voor goud gebezigd werd. Op deze manier werd een „Semper Augus tus" verkocht, die 193 azen woog, voor 4600 gulden, bovendien „nog een nieruwe, wel toegemaakte karos met twee appel grauwe paarden en alles, wat er aan toe behoort, welke in den tijd van vier weken zouden geleverd, de beloofde penningen da delijk in blanco afgeleverd worden." Uit notaricele akten is gebleken, dat op 5 Fe bruari 1637 op den Schutters-Doelen aan tulpebollen zijn verkocht voor de erfgena men van Wouter Bartholomeeuwz. voor de som van negentig duizend gulden. In dezen tijd, zegt Munting, gelijk ons getoond is uit de aanteekeningen van een curieus liefhebber en geloofwaardig getui ge, is voor één tulpebol, ongeëischt, gebo den twaalf morgen land, gelegen in de Schermer. Muntings vader zelf had aan iemand uit Alkmaar eenige tulpebollen verkocht voor zeven duizend gulden, onder voor waarde, dat de koop „vast zou blijven, in dien er binnen den tijd van zes maanden geen afslag kwam voor te vallen, maar anders zou hij daarvan ontslagen zijn met tien ten honderd te geven." Gelukkig, er kwam een geweldige reac tie, de koopers betaalden zevenhonderd gulden rouwkoop en de oude hoogleeraar Munting behield zijn bollen. Enkelen waren schatrijk geworden, vele anderen hadden have en goed aan dezen dwazen windhandel opgeofferd, maar beza ten een partijtje bollen van donkbeeldige waarde. Wij hebben reeds gezegd, dat het een monocotyle of eenzaadlobbige plant is; dit zien wij niet alleen direct aan de bladeren, wier nervatum paralelnervig is, maar ook aan de bloemen, .welker onderdeden tel kens het getal drie toonen. Zoo hebben wij drie kelk- en drie krooubladeren, twee maal drie meeldraden en een vruchtbegin sel, dat uit drie vruchtbladcren opge bouwd is. Het is b ovenstan dig geplaatst en dus een lelieachtige; was het daareute-i gen onderstan*dg, zoodat de bloemdeeleaj er bovenop ingeplant waren, dan was hetj een Amaryllisachtige. En wat een verscheidenheid 1 Dat begin! met vroege tulpen, met de „duc van Tholl'^ aan het hoofd, gevuldbloemige bontblade-l rige, „Parkiet", Darwin", „Rembrandt" en „Cottage"-tulpen om van een aantal soorten, waaronder zelfs een - -oene, maar niet te spreken. Veel menschen verwijderen dc planten van de bedden zoodra zij hun feesttooi heb ben afgelegd; dit is niet in het belang van de plant, welke daarmede de gelegen heid ontnomen wordt om haar bloei voor het volgende jaar gereed te maken. Neen, zoo mogelijk laat men de bollen staan tot dat de bladeren geel en verdord zijn; daa worden zij opgenomen en op een droge, niet zonnige plaats bewaard, om begin October weer geplant te worden. On deze manier hebben wij dertien jaar lang elk jaar prachtige tulpen gehad, die door vrienden en kennissen eiken voorzomer be wonderd werden. Er hangt in de Russische vastendagen een verschrikkelijk onbehaaglijke lucht boven St.-Petersburg. Alles wordt bedorven door de lucht, die sleohte kokende olie verspreidt zelfs do heerlijke voorjaarslucht, die over de Newa begint te waaien, is er ongeniet baar door. Overal stinkt het naar ransige olie en in vele restaurants, waar het dank zij den voortreffeliiken keukens anders zoo gezellig smullen is, krijgt men in plaats van kippesoep een onsmakelijk kostje. Overal wordt gevast en ondanks alle revolutionaire vrijdenkerij is men in dit opzicht altijd nog zeer streng. Gelukkiger- of misschien ongelukkiger- v wijs is het geweten van de meeste Russen zeer ruim. Van den eenen kant vast hij en kastijdt hij zich, hult zich in een lucht van olie en wierook, ligt in dén biechtstoel en offert brandende waskaarsen aan de- heiligen, van den anderen kant echter laat hij zijn 6hirokaja natura, waarop hij zoo trotsch is, vrijen teugel en geniet het leven zoo goed als hij kan. Bekend is de harts tocht van do Russen voor het hazardspel, waarvan men zich ook in de vastendagen niet speent. St.-Petersburg is in dit opzicht veel erger dan Monte-Carlo, waar de entree in het speelcasino ten minste met eenige lichte hindernissen omgeven is en waar ten slotte alleen vreemdelingen spelen, omdat het den onderdanen van den "Vorst verboden is, de speelzalen binnen te treden. Dank zij de speelooncessie, zijn ook alle bewoners van Monaco vrij van belasting en het kleine stukje groijd is in een aardseh paradijs ver anderd. Dat alles is te St.-Petersburg an ders gesteld. Yoor 50 kopeken entrée kan iedereen de mooie lokalen van de speelhui zen to St.-Petersburg betreden en zich on gestraft laten plunderen. In een van de bekendste Petersburgsche speelholen, dc Petrofski jachtclub, aan het Newski Pros pect, wordt onafgebroken van twee uren 's middags tot vijf uren 's morgens ge speeld Een bont gemengd publiek verdringt zich in de lokalen. Naast den generaal en garde-officier, naast de hooggeplaatste amb tenaren en sportsmen ziet men er den klei nen commies, den kellner, de bureaulisten; mon ziet er ook de typische vertegenwoordi gers van de wereld der oplichteiri, van al de ze parasieten, die in elke groote stad zijn te vinden, die te St.-Petersburg echter bij zonder op hun plaat-s schijnen te zijn, daar de politie hen slechts zelden in hun hand werk stoort. De politie, die al te zeer door het bespionneeren van politieke verdachten in beslag genomen wordt, toont zich tegen over hen zeer welwillend; bet ziin immer? meest trouwe onderdanen van den Tsaar, die zich niet bekommeren om revolutionaire vea-gaderingen, en dat is de hoofdzaak, a! zijn het ook nog zulke groote parasieten. Er is te St.-Petersburg een groote speel club, waar de echte valsche speler?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 14