LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG i MEI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1907
Tweede Kamer.
Buitenlandseh Overzicht.
Ingezonden.
FEUILLETON.
dBRBA.
- So. 14474.
Vergadering van Dinsdag.
De discussio over het wetsontwerp tot
afschaffing der tienden werd voortge
zet.
Minister Voegen s, dankende
voor den steun, liem verleend, stelde op
den voorgrond, dat dit ontwerp voorna
melijk beoogt den landbouw voorgoed te
bevrijden van den druk dor tienden, daar
deze de ontwikkeling van den landbouw
tegenhouden.
Het ingrijpen der ltegeering is een pu-
bliek-rechtelijke daad.
In een breedvoerig betoog weerlegde de
'Minister de grondwettige bezwaren. Het
geldt hier geen onteigening in den zin
van art. 151 Grondwet, omdat dit are.
alleen betrekking heeft op lichamelijke za
ken, als eigendom maar niet op onlichame
lijke als het tiendrecht is.
Het bedrag der schadeloosstelling behoeft
met door den gewonen rechter te worden
vastgesteld. Art. 153 der Grondwet is alleen
,van toepassing, op twistgedingen over bur
gerlijke rechten.
Onoverkomelijk bezwaar bestaat bij de
ltegeering tegen beperking van de taak der
tiendcommissies, terwijl de Minister voorts
betoogde, dat deze commissies beter en op
korter termijn dan do rechter, partijen bij
geschillen tot elkaar zullen weten te bren
gen en ook op minder kostbare wijze.
Het stelsel van de vaststelling der schade
loosstelling werd door den Minister nar
drukkelijk verdedigd. -Bij de schatting zal
rekening worden gehouden met den boe
stand van het oogenblik en niet met het
verleden noch met de toekomst.
Nog betoogde do Minister, dat het niet
mogeiijk Ls eerst later de schadeloosstelling
vast te stellen, want dan zou bij de vast
stelling tóch met de toekomst moeten gere
kend worden.
Opheffing van het tiendrecht- zonder scha
deloosstelling, door den heer Reyne ge-
wenscht, zou een geheel onrechtmatige ver
warming der tiendheffers zijn en een verrij
king der tiendplichtigcn, onder welke zich
voorname landeigenaren bevinden.
Dc Min. van Financiën, de heer
pe> Meester, behandelde do kwestiö van
het voorsehottenstclsel bij minnelijken af
koop, en verklaarde daarbij o.a., dat de
aanvragen voor een voorschot moeten ge-
jdaan worden vóór 1 April 1909 terwijl men
tot 1 Januari 1910 gelegenheid zal hebben
om daartegen op te komen.
Besloten is met het oog op den Hemel
vaartsdag, dto volgende week des Donder
dags en des Vrijdags niet te vergaderen,
'doch wel Maandag-middag halftwec.
Dc Voorzitter der11? mede, dat hij
benoemd heeft in de commissie van voor
bereiding voor de Verzekeringswetten, de
he er on Lobman, Van Gijn, Lely, Nolons,
De Klerk,-De Waal Malefijt, Schaper, Tal-
ma, Aalberse, Treub, Blooker en Kooien.
Dc heer De Boer verdedigt bij de her
vatting van de discussie over de Tienden
het ontwerp. De belangen van heide partij
en dienen echter zoo objectief mogelijk be
hartigd te worden.
Bij de replieken verklaart p.a. de heer
L ohman tegen het ontwerp to zullen
stemmen, indien niet ondervangen wordt
zijn bezwaar tegen liet aan de commissie
overlaten van do schadeloosstelling. De
rechterlijk© macht moet hier beslissen.
De heer Van Idsinga sluit zich
hierbij aan.
De heer Hecmskork achtte het wets
ontwerp niet ongrondwettig.
Hedenmorgen voortzetting.
op het middelbaar onderwijs aan de ordo
zal komen.
Ander© leden verklaarden met het wets
ontwerp te kunnen meegaan, doch men
vroeg of de Regecring, die het wetsontwerp
beoogende een omvangrijker herziening,
door haar vooigangster ingediend, heeft
teruggenomen, voornemens is, een nieuwe
algemeene herziening der wet in te dienen.
Toeken© n middelbaar on
derwijs.
Blijkens het verslag verklaarden verschei
dene leden zich ingenomen met de indiening
van het wetsontwerp tot wijziging en aan
vulling van art. 77 dor wet tot regeling van
het middelbaar onderwijszij juichten het
toe, dat de Regeering deze partieele wijzi
ging niet heeft uitgesteld tot het tijdstip,
waarop een algemeene herziening van do wet
Bij de beraadslaging over do begrooting
van den Rijkskanselier in den D u i t-
Bchen Rijksdag sprak gisteren de Cen
trumafgevaardigde baron von Hertling den
wcnsch uit naar een authentieke mededee-
ling aangaande den etaat der buiten-
iandscho politiek van het Duit-
sche rijk.
Hij meende, dat bij die bespreking bin
nen landsche verschillen op den achtergrond
moeten treden, en verder, dat het voor
naamste punt. der jongsto gebeurtenissen is
de conoentratiepolitiek van den Koning van
Engeland. Men moet echter aan vorstelijke
samenkomsten geen al te groote beteekenis
hechten. Wij verwachten aldus ging spr.
voort door de vreedzame gezindheid,
welke wij hebben en welke we ook toeschrij
ven aan het Engelsche volk, te komen tot
een wederzij dscho overeenstemming en ik
ben er ten stelligste van overtuigd, dat ook
dc Fransche politiek beslist vreedzaam
is.
Duitschland en Frankrijk kunnen elkaar
nu wel de hand reiken tot een vreedzame
schikking. Duitschland zou er het best aan
doen, wanneer het niet deelnam aan de be
raadslaging over het ODtwapeningsvraag-
stuk, daar het toch slechts een academische
bespreking zal zijn en het resultaat niets
meer dan een 'schijnovereenkomst zal wezen.
De conservatief Winckler verklaarde in
den Rijksdag, dat nog immer Duitscblacda
vredelievendheid miskend wordt; een hu
maniseering van den zeeoorlog door middoi
van de Haagschc conferentie zouden wij
zeer toejuichen; ten aanzien van het ont
wapen ingsvraagstuk sluiten wij ons aan bij
den vorigen spreken.
Basserman, van do nationaal-li'beralen,
meende, dat de Haagsche vredesconferentie
zich voornamelijk moest bezig houden met
dc belangrijke vraagstukken aangaande het
buitrecht ter zee en de zeemijnen te regelen
Duitschland kan zich ten aanzien van den
'omvang van zijn krijgstoerustingen nist
laten beperken door een conferentie.
De toestemming tot de behandeling vaQ
het ontwapeningsvria-agstuk heeft de span
ning doen toenemen, waarbij dan nog k .mt
het gevoel van onbeliaaglijkhcid over de
reis van koning Eduard. Ook Engelands
verhouding tot Frankrijk geeft ons, hoewel
wc vertrouwen stellen in de vredelievend
heid van heb Fransche volk, re 144 tot
wantrouwen. In Duitschland is de meemng
verspreid* dat'or ten aanzien van Italië
geen groot vertrouwen kan bestaan.
Duitschland wensc..u geen oorlog.
Basserman eindigt met den wensch uit te
spreken, dat Duitschlande vertegenwoor
digers de beraadslaging over de verminde
ring der oorlogstoerustingen zullen weige
ren het Duitsch© volk staat dan achter
hen.
Prins Hatztfeldt, vrij-conservatief, zegt,
dat de leiding van de Duitsche buiten land
sche politiek in beproefde handen berust;
daarover is, met uitzondering van do uiter
ste linkerzijde, de Rijksdag eenstemmig
Wij doen het beste met niet deel te nemen
aan de beraadslagingen over de kwestie
van de vermindering der oorlogstoerustin
gen. Wanneer buitenlandsche vorsten el
kander bezoeken, gaat ons dat niets aan.
Wiener,' vrijzinnige volkspartij, betoogt,
dat een internatonaal recht ter zee te schep
pen de gewichtigste taak der Haagsche
- conferentie zal zijn. Over een vrijwillige be
perking der oorlogstoerustingen kan men
onderhandelen, maar de conferentie mag
niet Je uitetfste gTenzen van de Duitsche
bewapening vaststellen.
Do Rijkskanselier besprak in de eerste
plaats do geschiedenis, dio aan de H a a g-
sche conferentie 19 voorafgegaan
hij legde er den nadruk op, dat do eerste
uitnoodiging zich hoofdzakelijk met de ver
dere uitwerking vaa het reoht in den zee
ooi log bezighield. Deze uitnoodiging ging
van Rusland uit. De uitnoodiging werd
gaarne aangenomen. Bovendien hielden de
Engelsche, Bpaansche en in gelijken geest
ook de N.-Amerikaanscho regeeringen zioh
bezig met de gedachte om eea stiletand in
of eon verminderingvan do oorlogstoerus
tingen te doen ontstaan. Zij behielden zioh
hot recht voor over'' dezo kwestio in Den
Haag to beraadslagen. Tot dusver is geen
formule gevonden, die zich eigent om tot
do verwezenhjking dier gedachte te voeren.
Voordat dit gelukt is, kan ik mij niets voor
stellen van do bespreking ter conferentie.
Reeds heb uitzicht on do behandeling der
kwestie op die conferentie heeft geen gerust
stellende werking op den internationalen
toestand uitgeoefend. Wij willen er ons toe
beperken die mogendheden, welke zich heb
ben voorgesteld, dat de beraadslaging tot
oen resultaat zal voeren, deze beraadslaging
alleen te laten houden.
Bülow zeide verder, dat Duitschland niet
onder een druk geplaatst kan worden. Toch
zullen wij in -Den Haag bewijzen, dat wij
elk streven, dat op vrede, beschaving en
menschlievendheid is gericht, oprecht on
dersteunen.
Betreffende den internationalen toestand
heeft zioh, in aansluiting met de ontmoeting
te Gacta de meening ontwikkeld, dat Ito-
lie slechts voor een onzekeren deelgenoot
van het Drievoudig Verbond kan gelden.
De gebeurtenissen in Marokko volgen
wij zonder argwaan. Wij beoogen daarmede
slechts het doel in eoonomischen zin gelijk
gerechtigd te zijn. Ik hoop, dat langzamer
hand het wantrouwen tusschen ons en
Frankrijk zal verdwijnen. Ook tusschen ons
011 Engeland zijn geen punten van verschil
aanwezig, die het vriendschappelijk streven
aan beide zijden zouden kunnen verstoren.
De Russisch-Engelsche overeenkomsten
over do kwesties betreffende het binnen
land van Azië kunnen wij in alle kalmte
te gemoet zien.
Nog vele andere sprekers voerden het
woord. Toen werden do debatten over de
buitenlandsche politiék gesloten. De verde
re beraadslaging over de begrooting zal he
den plaats hebben.
Volgen3 een officieuze mededeeling sta
ken tegehwoordig nog 19,000 school
kinderen in de provincie Posen,
bijwijze van protest tegen het Duitscho
godsdienstonderwijs.
Het schijnt, dat men nieuwe dwangmaat
regelen tegen deze onverzoenlijkcn over
weegt; misschien ook tegelijkertijd tegen
heb priesterseminarie te Posen, dat in
Duitsohe bladen als een brandpunt van de
Poolsche beweging wordt beschreven.
Keizer.Wil helm heeft uit zijn par
ticuliere kas het beroemde Aehilleion, op
Korfoe, de artistieke buitenpaats van do
overleden Oostenrijksche keizerin Elisabeth,
gekocht als uitspauningsplaats voor 'de Kei
zerlijke familie.
In den laatsten tijd waren onderhande
lingen gaande om Aehilleion aan te koopen
ten einde er een particulier sanatorium van
te maken.
De gemeenteraad van Orleans heeft
besloten, dat de vrijmetselaars bij de fees
ten ter eere van J e a n n 0 d'A r o 7 Mei
a.s. aan den optocht zullen mogen meedoen.
De Raad trekt dus de aanvankelijke weige
ring in. Het laatste besluit beteekent, dat
de gemeenteraad er in berust, dat de ka
tholieke kerk, bij de groote plechtigheid van
7 Moi althans niet vertegenwoordigd zal
zijn. Dit ontneemt aan de Jeannc-d'Arc-
feesten de groote aantrekkingskracht. Een
massa vreemdelingen, die juist om hot gods
dienstig karakter der feesten naar Orleans
plachten op te gaan, zullen nu wel weg
blijven.
Het Fransche gezantschap van Guate
mala te Parijs meldt, dat in een straat
der hoodstad een bom is geworpen naar het
rijtuig van den president, die ongedeerd
bleef.
Orellana, chef van den 'gcneralen staf
en de koetsier werden echter gewond. Er
1 heerscht volmaakte rust.
De BuBsi sohe Doema heeft het
regeeringsonfcwerp betreffende de vaststel
ling van het recruten-oontingent met 198
tegen 123 stemmen aangenomen.
De openbare bijeenkomst van de Rijksdoo-
ma werd gistermiddag om 3 uur 35 min.
geopend. De Doema stond 9,000,000 roebels
toe ten leniging van den hongersnood.
Verder nam zij de interpellatie aan over
de regeeringsmaatrcgelen betreffend© de
aanmoediging van de emigratie der boeren
naar Siberië, hetgeen moeilijkheden schopt
tusschen de inboorlingen en de emigranten.,
De socialisten, geprikkeld door de hou
ding van Golowin gedunende de bijeen
komstmet gesloten deuren, dienden een
motie in om zijn gedrag te gispen. Golowin
wilde de motie niet voorlezen en weigerde
het woord aan de socialistische leiders, te
midden van vijandige uitroepen van de
uiterste linkerzijde.
Een groep van afgevaardigden stelde
voor te beraadslagen over de opheffing van
de veldkrijgstfaden. De leden der rechter
zijde teokenden verzet aan tegeS de behan
deling van doze kwestie, die niet op do lijst
stond, waarna zij de zaal verlieten. Met
algemeene stemmen keurde de Doema daar
op de opheffing van do veldkrijgsraden
goed.
Men stelde een nieuwe kwestie voor, maar
de voorzitter was gedwongen om 6 uur 40
min. do bijeenkomst op te heffen, daar er
niet genoeg leden meer aanwezig waren.
De volgende vergadering zal •plaats heb
ben op 13 Mei.,
Faillissementen.
W. Snoek, van beroep bouwondernemer,
-te Rotterdam.
E. Noble, winkelier in hoeden en potten
te Delft.
A. Pijl, van beroep landbouwer, wonende
te Diemen.
R. Schielaar, koopman en houder van een
afbetaling8raagazijn, te Rotterdam.
H. Th. J. Gruter, van beroep koopman
te Ou d-Loo sdreokt.
K. Inkelmann Ilgard, eigenlijk genaamd
Jacques d'Ilgard, kruideniei', gewoond
hebbende te 's-GTavenhage, thans zonder
Bekende woon- of verblijfplaats.
Oeëindigd de faillissementen van W.
Verhagen, tc Utrecht; T. Stooker, koopman
te Puttershöek; P. P. van der Landen,
eerder timmarman te Nijmegen, tha-ns wo
nende te Dordrecht; A, Drop, bakker, te
Maasland; A. Paans, leerlooier, te Sprang.
Vernietigd; het faillissement van J. Ver
douw, gehuwd met J. de Hoog, winkelier
ster en cafóhoudster, te Hekendorp, on
genoemde J. de Hoog, timmermansknecht
te Hekendorp.
Prof. dr. S. Hoogewerff.
Men schrijft aan het ,,Hbld."
Met groot leedwezen ia door de studen
ten der Technische Hoogeschool vernomen.,
dat de réctor-magni ficus der Technische
Hoogeschool, hoewel nog niet moetende
aftreden, besloten hedft rijn ambt, ook
,'ajs hoogleeifaar in de scheikunde, neder
te leggen.
Niet alleen is dit leedwezen groot, omdat
men voortaan 't zoo ze^r gewaardeerd on
derwijs zal moeten missen, doch ook omdat
prof. Hoogew-erff als mensch zoo'n hoog
standpunt inneemt, gewaardeerd door ie
der, die, hoe ook, met hem in aanraking
mocht komen.
Zijn tegenwoordige en oud-leerlingen
hebben gemeend hun leermeester niet 1e
moeten Laten vertrokken zonder hem een
bewijs hunner groote genegonheid te heb
ben gegeven.
Deze hul des welwillend door prof. Hoo
gewerff aanvaard, zal bestaan in het aan
bieden van zijn portret, geschilderd door
Jan Veth, aan heb-college van curatoren
den Technische Hoogeschool, opdat het
een waardige plaats moge vinden in de
Prinsenkamer dier school naast do por
tretten van vroegere dirocteuren der Po
lytechnische Sch|o(o!, waaraan prof. Boo-
gewerff in 1885 als hoogleeraar word ver
bonden.
Wat prof. Hoogewerfi voor het onder
wijs in de scheikunde gedaan heeft is niet
een klein overzicht mogelijk weoz 14
geven.
Een Vrouwen-Tehuis.
Met belangstelling nam ik heden keöJ
"nis van een circulaire. „Slechts in zeer be
perkten kring'5 (waarom!) verspreid doof
het Bestuur der Afd. van jjeu Nederl.
Vrouwenbond, waarbij financieel© steun
gevraagd wordt voor het oprichten van
een geschikter en ruimer Tehuis voor vrou
wen.
Het behoeft geen betoog, dat die edele
poginjgen alleszins toejuiching verdienen,
en bijaldien ik iemand van invloed mocht
zijn, zou ik die gaarne bij mijn goedgezin
de en gegoede stadgenooten krachtig on
dersteunen, maar het komt mij voor, dat,
waar het een onderneming van zuiver
philanthropischen aard geldt, waarbij alle
verschil van godsdienstige of politieke
richting is buitengesloten, die een popu
laire zaak is, waarbij dus de steun en de
belangstelling van het groote publiek moet
worden ingeroepen. Waarom dan die be
perking van een kleinen kring 1
Hoe, kan het Bestuur de offervaardigheid
van de weinige belangstellenden en gegoe
den in kleinen kring zoo overschatten, dat
het zich voorstelt nog wel binnen acht
dagen in staat gesteld te worden om
een stichtings- en bedrijfskapitaal machtig
te worden, dat zeker niet kinderachtig kan
genoemd worden '1 Ik overdrijf niet,
indien ik, zonder mij aan be
grootingen te wagen, vermeen, dat hier
van duizenden sprake is. Immers, het is
niet genoeg een gebouw te koopen en te
laten inrichten voor het bewuste doel zij
het ook op bescheiden voet cr moet ge
zorgd worden voor voeding, toezicht, ver
pleging en onderhoud; vandaar, dat er
ook een betrekkelijk groot bedrijfskapitaal
gevorderd wordt om een zaak als deze
in stand te houden. En nu is het Bestuur
zoo vol moed, dat de vereischte duizenden
binnen enkele dagen zulle toevloeien, dat
het zelfs dc hulp van het groote publiek
meent te kunnen ontberen.
Terwijl ik intusschcn genoemd Bestuur
een goed succes op de ingeroepen weldadig
heid in dien beperkten kring toe-
wensch, kan ik niet nalaten protest aan
te teekenen aangaande het voorbijzien van
,,de macht van het. kleine" en van het
recht van het groote publiek, dat niet al»
loon in de gelegenheid gesteld, maar ook
aangezocht moet worden om, zij het ook
penningskes, bij te dragen voor een alge
meen belamg.
MODERATO.
Leiden, 27 April 1907.
Mijnheer de Redacteur!
Verzoeke beleefd een klein plaatsje in Uw
blad. Bij voorbaat mijn dank.
Een bewoner, uit den omtrek zou gaaruo
dc aandacht gevestigd zien op hot slootje,
dat langs de Van Siboldstraat en aan den
Lagen Rijndijk doodloopt. Het is voor vele
bewoners, die daar in de omgeving wonen,
een waar gemak, die dit toch al niet to
reine slootje houden voor een grooten vuil
nisbak; zeer ten ongericv© van de bewoners,
die bet dichtst bij het doode punt won< n.
Dio kuonen zich dagelijks verga-sten aan den
heerlijken geur van de rottende stukken
vuil, die daar rond dwarrelen.
Nu was mijn vraag deze: Omwonenden,
kunt U het vuil niet een dag bewaren Er
komt dagelijks een vuilnisman bij U aan
schellen'.
Ten tweede zou de opzichter der vuilnis
belt er niet voor kunnon zorgen dat een8 of
twee maal per week het vuil, dat daar rond
dwarrelt, wordt opgevischt?
Ten derde: Zou van politiewege niet een
weinig strenger opgelet kunnen worden dat
deze niet doorloopcndc sloot niet zoo veront-
roinigd wordt?
Hopende dat door deze enkele regelen, in
dezen toestand een weinig verbetering mag
komen, ook zeer ten gerieve van de nering
doenden, die den g heelen dag hun deuren
open moeten houden.
Uw Abonnó X.
20;
Ziju blik was gevcrigd op de plaats, waar
rij juist wilde gaan zitten Hij hief zijn
ptok op en slceg.met kracht twee-, driemaal
op iets, dat als een korte gele band kronkel
de, en zeido toen slechts, terwijl hij naar
haar toeliep en haar ophielp: ,,Dab scheelde
niets I" Maar daarbij werd zijn door de
eon verbrand gericht doodsbleek. D1 schrik
kwam nu eerst. Zij bemerkte tot haar ver
bazing, dat de man, die voor zichzelf geen
yrecs kende, van angst voor haar begon te
teidderen.
Was bet gevaar dan zoo groot geweest?
De kleine woestijnslaug, die daar dood lag,
zag er zolfs wel aardig uit. Zij droeg, op
tiaar driehoekig kopje, twee sierlijke horen
tje».
Tot nu toe had Gerda slechts in sprook
jes gehoord van gehoornde reptielen-
Nieuwsgierig boog zij zich voorover, om
bet diertje te beschouwen. Toen zeide Frank,
)friens sbem nog van schrik beef do: „Het is
de horenadder de moest vergiftige, die wij
bier hebben I Daarom liep ik steeds voor-
Jlit. Ik vermoedde niet, dat u plotseling
Tan den weg zou afgaan....'5
1 „En wanneer ik gebeten was?"
„Dan zou ik u nu iD alle haast terugdrar
fcen, en wij zouden zien or wij u door zoo-
Veel wijn, als wij u hadden kunnon ingie
ten, in het leven zouden hebben kunnon
«ouden. Maar het is ook dikwijls tevergeefs."
Gerda ging zitten. Zij was sterk .aange
grepen door het gebeurde. Met angstigeo
blik zag zij naar de kleine gehoornde slang,
die voor haar in het stof lag. De dood was
haar wel zeer nabij geweest. Zij haalde haar
zakdoek uit den zak en veegde 1 aar voor
hoofd af, dat plotseling met koud zweet be
dekt was. Zij was thans even bleek als
haar vriend. Een oogenblik zwegen beiden.
En te midden van haar afschuw en angst
voor do vergiftige gele 6lang aan haar
voeten, ondervond zij nog minder een ge
voel van dankbaarheid dan wel van innig
geluk, dat Frank over het gevaar, waarin
zij verkeerd had, nog meer verschrikt was
dan zij zelf. Zij moest toch wel iets voor
hem wezen, meer nog dan zij in haar ge
heimste droomen hoopte en verlangde. An
ders zou hij niet zoo ontsteld geweest zijn.
Het was hem nog aan fce zien. In deze
oogonblikken had zijn gewone zelfbcheer-
sching hem geheel en al verlaten. En zij
zelf was ook zeer ernstig gestemd. Zij ge
voelde het, dat men na deze gebeurtenis
geen onbeteckenende woorden met elkaar
wisselen kon. Daar bestond nu een nieuwe
verhouding tusschen Frank en haar. Dat
las rij in zijn oogen waarin een geheel an
dere uitdrukking lag dan vroeger, angst
en hartelijke kameraadschap on
Zij stond haastig op en stak hem de hand
toe. ,,Ik dank u wel", zeide rij. „Nu heeft
u mij ook nog het leven gered. Voortdu
rend is u mijn goede geest en bescherm
engel geweest sinds ik hier in 't land hen.
Anders zou ik reeds lang hier in Afrika
verraden en verkocht rijn, wanneer u cr.
niet geweest was".
„Ja, maar Ja ben hier", antwoordde hij
éénvoudig.
En nu kwam haar plotseling de vraag
over de lippen, die haar geest reeds voort
durend had beziggehouden en die haar
thans in de verwarring na den strijd met
de slang in een onbewaakt oogenblik ont
snapte. Vóór zij het zelf goed wist klonk
het haar reeds in de 00ren:
„Maar hoe is u tooh in Afrika geko
men
Dadelijk daarop schrikte zij, bang, dat
hij haar deze nieuwsgierigheid kwalijk zou
nemen, en zij voegde er verontschuldigend
bij: „Begrijp mij niet verkeerd, ik bedoel
maar, ik wil geen geheimen van u hooren,
maar, ik weet in bet geheel niets van u
en u heeft zoo veel voor mij gedaan, mij
zelfs het leven gered, en u leeft zoo een
zaam in de woestijn, zoo ver van alle
menschen, ik begrijp het niet en het maakt
mij zoo bedroefd, wanneer ik daaraan,
denk".
„Nu, men moet toch ergens leven," zei
de hij rustig.
Zij was blij, dat hij antwoordde; dat hij
niet boos was op haar. Zij keek onwille
keurig met schitterende oogen op naar
hem, die vóór haar stond.
„Maar dat is toch geen leven hier, en
dan nog wel in het vreemdelingenlegioen.
Hoe dikwijls heb ik mij 1 broeder beklaagd
dat hij met al die mcnscheD te zamen
moest wezen."
„Men leeft dan toch ook niet eeuwig!"
meende Frank, en hief met zijn stok do
doode adder op en slingerde haar weg
tusschen de steenen.
„Juist van hen, met wio ik in het le
gioen geweest ben, zijn velen reeds naar
andere gewesten. Mogen zij in vrede rus
ten Het is ten slotte toch hetzelfde 1"
JtJa, dat zegt ui" Gerda zag hem ver
wijtend aan. Haar schuwheid was ver
dwenen.
Nu had zij moed verder te spreken. „Mon
heeft mij reeds verteld, dat u dikwijls 1
moedwillig den dood getart heeftt te j
Tonkin en hier". j
Hij zweeg. De zon was bijna geheel ach
ter de kim verdwenen. De schemering j
werd grijzer. En Gerda zuchtte. Hij mocht
haar zeggen, wat hij wilde, wanneer hij
maar niet steeds bleef zwijgen, juist op
dit oogenblik, nu het tot een beslissing
tusschen hen moest komen. Wanneer hij
dat niet zoo gevoelde als zij, wanneer bij
haar nu terugwees, dan was zij voor hem
toch niet dat, wat zij gedroomd had.
Toen zeide hij plotseling, op onverschil
ligen toon
„Het zou toch mogolijk zijn, dat cle een
of andere man een kogel nu j'ufsfc niet
uit den weg gaat! Ik heb zulke man Den
gekend 1"
Hij zag haar jong, bleek gezichtje tot
zich opgeheven, vol hoop on god geloof,
naar het hem toescheen. Zij had den g* co-
ten stroohoed afgenomen. De avondwind
speelde door haar donkerbruin haar.
„Er is iets daarbij, dat ik niet begrijp,"
antwoordde zij snel, „wanneer
wanneer iemand zoo ver isik kan
mij daar niet indenkenik leef veel
to graag erf heb veel te veel vreugde aan
het leven; maar goed: Iemand is zoo ver 1
j Waarom moet hij dan nog het Land ver-
j laten en zictT in dienst der Franscheb door
I wilden laten vermoorden, in een avoü-
I i'iurlijk gezelschap als het vreemdelingen-
legioen, in een afgelegen werelddeel, en..."
I Zij zweeg geheel verward. Het scheen
haar toe, dat rij te veel had gezegd. Hij
zag welwillend op haar neer. Zij had heb
hoofd gebogen en teekonde met de punt
van haar voet cirkels in heb zand. Toen
vulde hij aan:
„Dien zou men bij zich thuis gemakke
lijker kunnen hebben, zulk een revolver
kogel, meent u?"
Zij antwoordde niet en hief het hoofd
ook niet op. En toen zeide hij, nog steedl
zeer kalm
„Op zichzelf heeft u gelijk 1 En ik zou
het ook gedaan hebben .Maar ik mocht
nietl Ik had mijn eerewoord gegeven, niet
de hand aan mijzelf te slaan I"
Zij zweeg en bewoog zich niet. Vol span
ning wachtte zij op de bekentenis, die hem
op de lippen zweefde. Toen hoorde rij
rijn stem:
„Dat eerewoord heb ik een vrouw gege
ven op haar sterfbed, weinige uren vóór
haar dood. Zij wa3 niet mijn vrouw. Zij
was de vrouw van een ander. Haar plicht
gebood haar bij dien man te blijven, hoe
zeer zij er ook door leed. En zij leed
zwaar."
Zijn stem stokte. Zij beefde voor hem,
terwijl zij naar hem luisterde en beefdo
vooT datgene, wat zij zou to hooren
krijgen.
Ik wistj dat ik haar niets mocht zeg
gen, geen woord, over mijn liefde' voor
haar. Want ik wist ook, dat zij mij niet
minder liefhad. En toch mocht zij niet bij
mij komen en wilde het niet, nooit, maai
was vastbesloten, daar te blijven, waar het
noodlot on haar jawoord baar geplaatst
haddon.
(Wordt vervolgd).