Morgenis broer jarig. De kleine erfgename. haar wanhoop niet eens af tot de locomo tief stilstond; zij sprong uit den wagen en de stationschef greep haar vast. „Laat mij losl" riep zij. ,,Mijn kind is onder den trein 1" De chef was juist uit zijn kantoor geko men en wist van niets. Hij staar Je haar aan. Hij had haar sleohts opgevangen, om dat zij anders gevallen zou zijn. „Welk kind? Waar?" riep hij uit. Op dat oogenblik kwam Tommy met ruui rood gelaat aanloopen. „Ik zal aan Ma zeggen, dat hij mij er Weer opduwde 1" gilde hij tot do huishoud ster. „Mijn jongen ligt onder den trein l" riep mevrouw Beaufort, zicb losrukkende en op de wagens toesnellende. De trein stond thans vokomen stij. en van onder het laatste rijtuig kroop een kleine knaap te voorschijn, die als een kat tegen het hooge perron opklauterde en toen naar Tommy holde, die nu in de armen der huishoudster zijn schiik stond uit te snikken. „Je bent een onhandige domoor en een klikspaan I" riep hij driftig; „ik vraag je vergiffenis, dat ik je gister.in het gras heb gegooid en ik doe dat, omdat Mama mij gezegd heeft dat te doen. Maar je moest een pak slaag hebben, flauwerik die je bent!" Nu pas zag Freddy zijn moeder toe ko men snellen. Een oogwenk later hield zij hem bevend omhelsd. „Heb je je niet bezeerd?" vroeg rij ang stig. „Wel neen, moesje," antwoordde hij, „ik kon hem nog net omhoog helpen en ging toen plat-uit liggen. Papa heeft mij dat eens gewezen. En, mama, ik heb ver giffenis gevraagd, aioet k nu nog meer 'ioen Mevrouw Beaufort lachte door haar tra nen heen. „Dat zal wel voldoende rijn, gaf zij ten antwoord en kuste hem met een teederheid, P-la wilde zij haar eigen schade van den yorigen dag inhalen". Verheugd over deze verzoening, wilde JFreddy haar huiswaarts volgen, toen hij JartgB Tommy kwam, die nog luidkeels huil de van den doorgestanen angst. „Bange Toml riep Freddy, het spijt mij ifcoch nietl" DOOB ËDGABD JEPSOM. 1) Het was kwarc ovër tienen voordat zij stilhielden voor het gerechtshof der klei ne stad; maai lady Noggs toon dei geen overijling. Zij stapt© de raadzaal binnen met de kalme, vastberaden houding van iemand, die geboren was om over anderen te re- geeren. William Cotteril stond daar tus- schen twee politie-agenten in; zij knikte hem toe met een glimlach, die zijn somber gelaat weer een weinig deed opklaren. Vol vertrouwen op het rechtvaardige ha^- rer zaak, liet zij zich niet uit het veld slaan toen zij haar vijand, den heer Stiff- gate van Stiffgate, aan de tafel der rech ters gezeten zag. Haar groote vriend, sir Hildebrand Wyze, zat dan ook naast hem. Zij groette den laatste glimlachend en hij stond op, trad op haar toe, gaf haar de hand en zette een stoel voor haar gereed, niet ver van de tafel. Terwijl zij plaats nam, bromde kolonel Stiffgate, dat het gerechtshof geen Kin- dei kamer was. Lady Noggs zond hem een half vriendelijken, half uitdagenden glim lach toe en Sir Hildebrand zeide op on verschilligen toon: ,,01 wij hebben van daag geen zware misdaden te behandelen. Trouwens als lady Grandison zich eenmaal in het hoofd heeft gezet onze beraadsla gingen bij te wonen, zou rij het toch doen, ook al moest rij door de ventilator krui pen." Het is een aaroig plaatje, Dat wij hierboven zien, Zusje is geklommen Op mamaatjes kniën. Ze is nu aan het kussen, Wat of dat wel beduidt? Heeft zij soms iets te vragen, Soms voor den kleinen guit? Ja, voor klein broertj e is 't 1 En ook voor broertjes hond. Zie ze beiden zitten Op den vlakken grond. De beer Stiffgate bromde iets als zou hij haar wel anders leeren indien rij zijn MnJ was en gebood Morton toen kregelig met zijn getuigenis voort te gaan, die rij afgebroken had. D© boschwachtei had reeds zooveel stroo- pers aan moeten klagen, dat hij een uit stekend getuige was. Hij deelde kort en bondig mee, hoe hij Cotteril op het strik ken van een konijn had betrapt. „Schandelijk! Schandelijk!" riep kolo nel Stiffgate, vuurrood worderie van heel de verontwaardiging van een eigenaar van jachtgronden„wat heb je tot jé verder diging aan te voeren, beklaagde?" „De kleine lady daar heeft mij d© ko nijnen gegeven," zeide William Cotteril gedrukt. „De kleine lady Grandison? Wat bedoel je? Wat voor ongelooflijk vei haal is dat?" klonk het, „zij gaf mij de konijnen, zes per week, mocht ik er nemen, zeide zij," hield William vol. „Het is volkomen waar!" zeide laOy Noggs met haar helder stemmetje: „Ik gaf ze hem." „Maar hoe kon lady Grandison je die konijnen geven? Ze behooren lord Ernton toe. Het is onzinbulderde de kolonel, zich houdende als had hij het kind niet gehoord. „Zij gaf ze mij," zeide William Cotte ril, met iets als wanhoop in zijn stijf hoofdigheid. „Is u hiervan iets bekend, mijnheer Mac Noghton?" vroeg kolonel Stiffgate aan den rentmeester, die in een hoek naai de behandeling der zaak zat te luisteren: „Heeft de kleine lady Grandison eenig recht over de konijnen ven lord Errington Nu, mamaatje luistert, En geeft Zus haar zin, Maar niet aan Broer vertel leiij Al is hij ook Benjamin 1 Dat doet Zusje morgen, Morgen is de pret, Want morgen is Broer jarig, En gaan we laat naar bed! Staat groote broer te pruilen? Neen, daarvoor is geen nood! Ook hij moet iets verzinnen, Al is hij nog zoo groot. te beschikken?" „Niet votor yöover ik weet", gaf de rentmeester ten antwoord, „en ik geloof niet, dat zij zulk recht zou hebben ver kregen, so n der dat ik daarvan op de hoogte was gebracht!" voegde hij er met een uitdrukking van groot zelfbewustzijn bij. „Dat dacht ik wel!" Ee»n bespottelijk verzinsel en het maakt alles nog slechte te erger voor je, beklaagde I De rechtbank voor te liegen is geen geringe zaak. „Het waren m ij n konijnen en ik mocht er mee doen wat ik verkoos I" riep lady Noggs driftig uit. „Oom gaf ze mij I" En zij overhandigde sir Hildebrand een vrij vuil en verkreukeld velletje papier. „Ik geloof, dat lady Grandison zich ver gist", zeide de rentmeester op honing- zoeten toon. „Natuurlijk, natuurlijk I Men geeft geen wilde konijnen aan kleine meisjes", ver klaarde kolonel Stiffgate: „en dat weet jo heel goed, beklaagde. Je wist het even goed als ik 1 Dat 'maakt je overtreding nog ernstiger en i- zal een voorbeeld stel len „Wacht even, Stiffgate!" viel sir Hil debrand hem op zaonten maar doordrin genden toon in de rede: „Lady Noggs--,.. ik bedoel lady Grandison, heeft groot ge lijk; de konijnen behoorden haar toe; lees dit eens 1" Kolonel Stiffgate nam het document aan en las het langzaam. Daarna keek hij de zaal rond, als zocht hij naar iemand om zijn toorn op te koelen en zijn oogen vielen op den onge lukkige n Morton, die zich nog altijd ver heugde bij de gedachte Cotteril voor goed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 6