Ce oplossing van de crisis.
FEUILLETON,
Leven servari ng.
M
Hct „Nieuws van den Dag" echrijft:
Het Ministerie blijft dus. Zonder Staal:
maar met behoud der beginselen van den
aftredenden Minister van Oorlog tenzij
het jongste officieuze bericht uit Den Haag
onjuist was; tenzij mogen wij er bijvoe
gen het Ministerie het verwijt op zich
zou willen nemen, dat de oppositie den
heeren naar het hoofd slingerde: licht
vaardig te zijn heengegaan en, nu terug
gekeerd, erkennen te hebben gedwaald.
Na te hebben gezegd, dat deze oplossing
haar verheugt, echrijft het blad verder:
De Staatsmachine kafa dus weer aan hei
werk gaan, nadat een der raderen door
een ander vervangen is, zonder dat do con
structie van het geheel daardoor gewijzigd
.wordt.
Maar behoefde ze daarvoor twee maanden
etil te staan Blijkt nu niet het Btellen
der Kabinetsquaestie overbodig geweest te
zijn?Do vraag zal zeker gedaan
worden, dezer dagen, met den onverkwik
kelijken aanhang van vaag en draaiend
geredeneer, persoonlijkheden en verdacht
makingen die bij zulke gelegenheden on
vermijdelijk schijnen.
Ons blad zal evenmin als tot dusver
meedoen aan dat politieke gedoe dit zij
nog eens met nadruk herhaald, na zekere
belangstellende opmerkingen van partij
bladen als Standaard en Centrum al
meencn wij, dat het allerminst op den
weg van het Nieuws ligt, zich te houden
buiten de openbare zaak, waar deze kan
behandeld worden buiten het onderlinge
gehaspel van politieke groepen en frac
ties. Dit echter zij gezegd: zoowel het
heengaan met eere 1 van Minister
Staal, als de collectieve ontslag-aanvraag
van het Kabinet-Do Meester lijken ons,
achteraf beschouwd, gerechtvaardigd.
Nog niet zoozeer, omdat het Ministerie
dat zich solidair verklaard had met ge
neraal Staal destijds, d. i. onmiddellijk
na het votum dor Eerst© Kamer, dezen
Minister niet anders had kunnen vervan
gen dan door een man, die, onder den
indruk van dat votum, wel een tegenstan
der moest rijn van diens beleidmaar
vooral omdat het bij de tegenwoordige
staatkundige verhoudingen naar onze mee
ning niet gewenscht zou zijn nu reeds
voort te gaan op den door Staal inge
slagen weg.
De partijen verkeeren in wankelbaar even
wicht. Met kunst en vliegwerk kan ge
lijk in den vermaarden Decembernacht
voor een belangrijken militairen maatre
gel een meerderheid bijeengegaard worden,
maar de latere gebeurtenissen hebben be
wezen wat men daaraan heeft. Ook dient
men niet te vergoten: dat do Tweedo
Kamer slechts voorwaardelijk minister
Btaal zijn gang wilde laten gaan.
De afschaffing van het blijvend gedeel
te" beteekent echter méér dan een admi
nistratieve zaak, dan een bezuinigingsmaat
regel zij is een eerste stap tot de brood
noodige legerhervorming; zij zou dat go-
worden zijn zelfs tegen den zin van den
ontwerper.
Nu mag, gelooven wij, de oplossing ceuer
zoo gewichtige quacstie niet doorgedreven
worden voordat de politieke verhouding
zuiverder, hechter geworden is dan nu. In
deze richting zou het Ministerie werkzaam
kunnen rijn.
Dat wil dan niet zeggen, dat het Mi
nisterie zojn beginselen verzaakt zijn
houding in clo weken, die achter ons lig
gen, bewijst liet tegendeel maar indien
de hierboven aangegeven lijn gevolgd werd
zou het streven naar oplossing van bet
militaire vraagstuk latent kunnen blijven.
Do Ministers vinden buitendien genoeg te
doen, voorshands.
Met spanning ziet men liet optreden van
den nieuwen Minister van Oorlog te ge -
moet: daarbij zal hcut verspreid kunnen
worden over de gedragslij a, die het geie
construeerde Kabinet m den eerstvoigenden
tijd denkt aan te nemen.
Dat de legerhervorming met dat al niet
onbepaald zal worden uitgesteld, wij ge
looven het vast. En het is wel zeer te
hopen^ dat zij niet te lang moet wacntea.
Maar daarvoor hebben de kiezers te zor
gen.
Het „Utreohtsoh Dagblad" zegt:
Zoo blijft dan na twee maanden „cri
sis" het Kabinet, met een nieuwen benoer-
der van het Departement van Oorlog.
Tant de bruit pour si peu de besognu.
Waarom heeft het Kabinet eigenlijk wil
len aftreden i Was de thans van het too-
neel verdwenen Minister van Oorlog dooi
zijn ambtgenooten overgehaald om, zonder
behoorlijke voorbereiding, het „blijvende
gedeelte" naar huis te zenden en hadden
dezen toen beloofd zich met hem solidair
te toonen?
Dit laatste is moeilijk aan te nemen, al
is bet eerste ook meer waarschijnlijk; want
zoodanige trouwbelofte ware alleen mjgc-
lijk, als men het ministerschap beschouwt
als een baantje of betrekking, dat men om
eigen voordeel en lust bekleedt^ niet als
een ambt, over welker vervulling of neer
legging alleen 's lands belang beslist.
Maar waarom bood het Kabinet da-a
eerst rijn ontslag aan, en waarom kwam
het er later op terug?
Zag het de moeilijkheid in, om te blijven
regperen met den vasten steun van
stemmen in de Tweede en 2 in de Eerste
Kamer, alleen haar gelang van omstandig
heden door losse hulptroepen aangevuld?
Maar in die verhouding is niets veran
derd ook thans kan het Kabinet met stel
ligheid alleen op 35 stemmen in de Tweedo
en 2 in de Eerste Kamer rekenen en blijft
verder aangewezen op het fortuin van het
oogenblik.
De meest voor de hand liggende verkla
ring van den terugkeer op 's Kabinets
ontslag-besluit is vermoedelijk de gebleken
onmogolijkheid om in het land negen man
nen bijeen te krijgen, die bereid waren
en ambt te aanvaarden, dat in de gege
ven omstandigheden hoogstens 2000 gulden
pensioen beloofde en waaraan slechts ge
ringe kans om voor een tweede maal mi
nister te werden, verbondeD was.
Daarbij kwam de blijkbare bedoeling der
rechterzijde om in reserve te blijven tot
1909.
En bedenkt men dit, dan schijnt terecht
het woord gesproken:
,,Het Nederland van onze dagen heeft
slechts partijleiders, het heeft geen Staats
lieden meer."
Verder zegt het blad onder meer nog:
Wij kunnen het er niet anders voor hou
den, dan dat met het aftreden van mi
nister Staal ook zijn onberaden plannen
van de baan geschoven zijn.
En waarlijk zijn opvolger zal aan twee
jaren tijds niet te veel hebben om weer
in het recbto spoor te brengen, wat door
het ondoordachte ingrijpen' van generaal
Staal bedorven was.
Naar aanleiding van „het gerucht", dat
de reconstructie van het tegenwoordige Ka
binet zou plaats hebben „op den grondslag
van de beginselen dezer regeering inzake
het blijvend gedeelte", schreef „De Tijd"
o.a.
„En mi zou een nieuwe Minister van
Oorlog gaan optreden, die juist hetzelfde
^zou w i 1 1 d en juist hetzelfde zou
doen als minister Staal 1
Wij kunnen het nauwelijks gelooven.
Of zou men meenen, dat er eenige kans
op bestond, dat de Eerste Kamer, hetgeen
zij weigerde aan te nemen van minister
Staal, wèl zal aanvaarden, .wanneer net
baar een tweede maal wordt voorgelegd
door generaal Van Rappard of een ander?
Die veronderstelling alleen reeds zou een
volstrekt ongemotiveerde, dus onverdiende
bcleediging zijn van ons Hoogevhuis.
Of moet hier missohien aan een slimme
berekening gedacht worden? Zo-u men van
zekere rijd© misschien zich zóó vast er van
overtuigd houden, dat in Juni a.s. de Pro
vinciale Staten in Zuid-Holland „om"
zullen gaan, dat men meent het er alvast
op te mogen wagen en een ontbinding der
Eerste Kamer het afdoende middel acht,
waardoor de oppositie van dat Staatsli
chaam, als wij eenige maanden verder zijn.
zal kunnen gebroken worden?
Het is maar een vraag, die wij Btellen.
Doch indien op die vraag een ontKen-
nend antwoord moet gegeven worden, be
grijpen wij waarlijk niet, hoe degenen., wel
ke de komst van een nieuwen minister
van oorlog aankondigen, misschien .wei
voorbereiden, die in alle opzichten een
geestverwant en dubbelganger van minister
Staal zou zajn, zich de toekomst voorstel
len.
Afwachten biijft derhalve het parool
doch te zelfder tijd niet ledig zitten 1 De
geheel buitengewone beteekenis, welke de
verkiezingen voor de Provinciale Staten
dit jaar zullen hebben, inzonderheid in
Zuid-Holland, tre^t, om zoo te spreken,
eiken dag duidelijker in het licht.
De „Amhemsohe Courant" schrijft:
Generaal Van Rappard heeft niet als
militair schrijver van zijn denkbeelden om
trent legerhervorming en -organisatie naar
buiten doen blijken, maau door den zetel
yan generaal Staal in liet Kabinet-De
Meester in te nemen, bewijst brij in diens
geest te willen voortwerken, en zoo kunnen
de voorstanders van hervorming onzer le
gertoestanden in demoeratiscke richting in
vertrouwen zijn daden als bewindsman af
wachten. En dit te meer, omdat naar
ons van vertrouwbare zijde vei zeker d werd
generaal Yan Piappard een karakter is,
dat een eenmaal door hem opgevat denk
beeld of plan met doortastendheid en ener
gie weet door te zetten.
Niet anders dan verwonderen moet men
zich over de „verbazing en de ontstemming
van „De Tijd" omdat de reconstructie van
het Kabinet plaats zou hebben op den
grondslag van de beginselen der ltegeering
inzake het blijvend gedeelte, m. a. w. dat
„dus een niouwe minister van oorlog te
wachten was, die omtrent het blijvend ge
deelte dezelfde meening is toegedaan als
minister Staal en dus ook ten aanzien van
dit blijvend gedeelte dezelfde maatregelen
zal verordenen I Natuurlijk wordt dus ver
ondersteld, dat de Kamers, de beide Ka
mers, de maatregelen van den nieuwen
minister zullen goedkeuren en haar steun
aan diens begrooting(en) niet zullen ont
houden."
Wat had „De Tijd" dan anders verwacht?
Missohien dat het Kabinet-De Meester, dat
zich met den minister Staal en zijn denk
beelden solidair had verklaard, met ver
loochening daarvan er in zou toegestemd
hebben ziijn ontslag terug te nemen?
Als „De Tijd" echter in alle kalmte er rich
rekenschap van geven kan, dat de begin
selen dezelfde kunnen zijn, maar daarom
nog niet de maatregelen, waardoor daar
aan toepassing wordt gegeven, óók juist
dezelfde moeten wezen, zad rij misschien
wel ontwaren dat haar bezorgdheid over
bodig, ten minste zeer voorbarig is.
„De Nederlander":
Het behoeft wel nauwelijks gezegd, dat
wij ons over deze oplossing verheugen.
Van het begin af hebben wij staande ge
houden, dat ueel deze crisis de wrange
vrucht was van een lichtvaardig en vol
maakt ongemotiveerd gestelde Kabinets
quaestie. Dat het Kabinet thans ten halve
keert, liever dan ten heel© dwaalt, kan
niet anders dan toegejuicht worden, ook
al blijft te betreuren de groote stagnatie
in de werkzaamheden, die deze misstap
heeft ten gevolge gehad. Morgen is het 8
weken geleden, dat het votum der Eerste
Kamer viel. Twee van de gewoonlijk vrucht
baars te maanden van het parlementaire
jaar zijn in werkeloosheid voorbijgegaan.
Moge nu maar straks mee verdubbelden
ijver worden aangepakt, opdat nog iete van
de geleden schade worde ingehaald.
Wij staan tegenover het herleefd© Kabi
net in dezelfde positie als tegenover het
oude. Gaarne zullen wij het steunen "bij al
les wat liet, naar onze zienswijze, in het
landsbelang wil tot stand brengen. „Loy
ale oppositie" behoort o. i. voor de man
nen der rechterzijde ook nu het parool te
blijven. Geen rancune over wat achter ligt,
ook niet over wat achter ligt in do jongste
maanden, ter zake van deze crisis-misvat
ting. Onttrekking van medewerking slechts
daar, waai- de dezerzijds beleden beginse
len dit eischen.
Wat aangaat het bericht, dat „de denk
beelden dezer regeering in zake het blij
vend gedeelte" zullen gehandhaafd worden,
ook dit - an, zoo het zich bevestigt, onzer
zijds op geen aprioristisch bezwaar stuiten.
Aan het blijvend gedeelte als zoodanig beo
ben wij ons hart niet verpand. Wanneer de
belangen, welke het blijvend gedeelte die
nen moet, op andere wijze voldoende hun
behartiging verzekerd zien; wanneer do
koninklijke weg van wetswijziging wordt
ingeslagen, en daarbij het geheel en de on-
derdeelen, de middelen van compensatie
en dienstvoorriening nauwkeurig kunnen
worden overwogen: wanneer niet wordt af
gebroken voordat is opgebouwd; wanneer
in het kort op deugdelijke wijs wordt voor
bereid, niet slechts op het papier of in de
verbeelding van den minister, zoodat zelfa
de gegevens, die hij na de totstandkoming
van den maatregel aan de Kamer over
legt, nog weer correctie en rectificatie be
hoeven, maar reëel en feitelijk, in den wer-
kelijken dienst van het leger, dan is de
mogelijkheid allerminst uitgesloten, dat
het bestaande geschil in rook vervliegt en
dat m:n omtrent de te nemen maatregelen
tot vrij groote eenstemmigheid komt.
Afwachten blijft de boodschap, zoowel op
dit als op ander gebied. Wclw^lend en on
afhankelijk.
„Het Huisgezin" zegt naar aanlei
ding van een artikel van „De Tijd", waar
van wij hierboven in deze rubriek melding
maakten, dat 't volstrekt geen beleediging
voor de Eerste Kamer is, indien de quaes-
tie van het blijvend gedeelte opnieuw aan
de orde wordt gestold.
De Tweede Kamer, aldus schrijft het blad,
had, de begrooting van Oorlog goedkeu
rend, de beslissing over het blijvend ge
deelte verdaagd.
Die verdaging alleen bewees reeds, dat
de Tweede Kamer niet principieel stond
tegenover de vermindering van liet blijvend
gedeelte.
Ware dit wel het geval geweest, dan had
rij minister Staal natuurlijk in December
laten vallen.
Dat zij dit niet de. 1 was bewijs, dat er
uitzicht bestond, dat zij in Maart, na aan
vullende inlichtingen en maatregelen, het
beleid van den minister zou kunnen goed
keuren.
Sterker, meer den één lid der rechterzij
de in de Tweede Kamer heeft gezegd, dat
hij in beginsel voostander was van vermin
dering van het blijvend gedeelte.
En nu de Eerste Kamer.
Heeft deze tegen de denkbeelden van
minister Staal een principieel© oppositie
gevoerd
Ja, zegt „De Tijd".
Is dit zoo, dan bijkt hieruit, dat de rech
ter zijde in do Tweede en die in de Eerste
Kamer elkaar niet dekken.
Neen, heeft baron van Wijnbergen ver
klaard, ook de rechterzijde in de Eerste
Kamer is niet tegen legerhervorming.
Welnu, dan kan ook voor haar de ver
mindering van hot blijvend gedeelte aan
nemelijk worden gemaakt.
="3
„De Gelderlander" zegt, dat do
beteekenis van de oplossing ucr crisis in
hoofdzaak zal afhangen van de mate,
waarin de nieuwe minister van oorlog
niet alleen do militair-principieelo inzich
ten van zijn voorganger zal blijken to
deelcn, maar ook van de mate, waarin hij
van generaal Staais parlementair-tactische
inzichten zal blijken af te wijken.
Naar haar oordeel is afwachten kier de
eisch van politiek beleid.
Vragen en Antwoorden.
Vraag. Zooals bekend is, worden eeni
ge panden, gelegen aan de Zijdgracht en
Geeregracht, onteigendin een dezer pan
den oefen ik een zaak uit. Daar ik gaarne
in den omtrek zou willen wonen, heb ik
naar een andere woning uitgezien, en met
mijn tegenwoordigen huisbaas daarover ge
sproken. Hij stelde mij volkomen gerust.
Voor de tegenwoordig© bewoners werd ge
zorgd en het zou nog geruimen tijd duren,
en hij raadde mij af de woning te huren.
Gaarne zou ik nu de volgende vraag door
U beantwoord zien:
Hoe lang zou zulks nog kunnen duren eer
zij tot amotie overgaan; en gaat dan alles
gelijk weg of in gedeelten (De tegenwoor
dige huisbaas beweert dit.)
Antwoord. Of het nog lang of kort
zal duren eer tot amotie wordt overgegaan,
is moeilijk te bepalen. De zaak heeiü thans
alle phasen doorloopen. De minister heeft
nu het laatste woord. Wanneer dit spoedig
bevestigend luidt, dan zijn er nog zooveel
zaken te regelen, dat vermoedelijk niet vóór
het einde dezes jaars tot ontruiming be
hoeft te worden overgegaan.
Vraag. Is het waar, in verband met
het bovenstaande, dat de tegenwoordige be
woners voorkeur hebben voor het huren der
nieuw te bouwen woningen
Antwoord. Het is niet waar, dat he-
woners van af te breken peroeclen eenige
voorkeur hebben Toch kan dit te zijner
tijd verzocht worden en dan vindt zoodanig
verzoek vermoedelijk een willig oor.
Vraag. Indien zulks zoo is, waar zou
ik mij dan het best kunnen vervoegen om
inlichtingen
Antwoord. Waar dit geschieden kan,
zal mogelijk later, als een beslissing is ge
vallen, kunnen worden medegedeeld.
A ARLANDER VEEN. Bo vallen: Jtf. van 't
Wout geb Domburg Q. Hoest geb. Arreman Z.
Overleden: VV. Streppel id. 50 j. F. 0.
Noordenbos Z. 7 d. A. M. Vergunsfc jd. 42 j.
Gehuwd: 8. Sobellingerhout jm. 26 j. en N,
Arijzee id. 22 j.
LI -SE. Bevallen: D. C. Wegers geb.
Audiffred D. levenl. A. M Tulon geb. Van
Gastelen Z. S. van der -Snoek geb. Vergunst
D. A Meeuwis?en geb. Geerdink Z.
Overleden: G. Warmerdam 73 j.
HILLKGOM- Ondertrouwd: G. Hoogkamer
en 0. de Gioot.
Bevallen: E. A. van Wijneu geb. Roosendaal
D. J. Wegers geb. Bergman Z. A. 'i'ibboel
geb. Soet Z. F. v. d. Linden gob. Koppert L.
J. G. C. Guigsloot geb. Verzgleuberg D. M.
H. Pijpers geb. Van Kuiten.
Overleden: H. v. Waveron 96 j. Pb
Balkenende 3 d.
NOOKLMV IJKERHOUT. B e v n 11 e n A. Verde-
ga> 1 geb. Clemens Z. P. G. Boelen geb. Hoogduin
D. T Heemskerk geb. Duijveuvoorden I).
Overleden: J. G. van Uglswijk 6 w.
VOORHOUT. Geboren: Johannes Cornelia,
Z. van J. van der Slot en C. VV. Bakker.
Nicolaas AnthoDius, Z. van Jao. Westerhoven en
A. M. Bom.
Overleden: Geitruda Clasina van Steyn 10
m. Cornells Gabnël van der Laan 2 j.
UH'LOTINGEN. Loten Gemeente Rotterdam-
3 pCt., a 10U, van 1868. Trekking 2 April.
Betaalbaar 1 Juli.
No. 71)796 f 10 000; no. 47332 f1500; no. 9938
fim-, Nos 2602 11712 23305 48370 56410 59105
en 64980, elk fbPO; Nos. 1916 26-2 3689 4799
5238 68t3 7759 9048 11996 12399 13 66 16235
19339 19957 20320 21360 22524 z8Ui6 26475 27647
28074 29434 32u45 33123 34013 34461 34555 40917
42*90 43627 44023 41319 45370 50654 50796 50796
55611 563ö0 56649 56800 57GU4 60289 63318 64955
63735 en 70066. elk f z00.
Voorla 470 obligator h pari te zamen 525
obligatiön tot een bedrag run f 72,000.
Slot.)
Lalla past© den heelen zomer op de gan
zen voor 50 öro; zij liep altijd hard om het
hek open te doen, in de hoop misschien een
koperstukje to krijgen, en als „moedei"
thuis kwam van een bruiloft en koekjes
meebracht, at Lalla die, welke zij kreeg
nooit opzo werden ^ewaard voor Kuxre.
Ous moedertje had dus zorgen voor haar
schat. Maar wv t kwam er dat op aan 1 Wat
zou ze niet willen verdragen ter wille van
haar Kurre? Hij was de koning van haar
hart, haar prins, hij had haar tiran kun
nen zijn, als hij wilde.
Lalla was bevreesd voor hem, trots haar
liefde. Want nu, sedert hij groot en vol
wassen was, kon hij nog harder dan vroe
ger bijten met zijd scherpe, beitolvormige
tandjes.
Hij hield van grootvaders groote hand.
Die omslaat hem geheel als een foedraal
maar als Lalla kwam en hem wilde omvatten
met haar beenige vingertjes, boog hij woe
dend hot kopje en beet toe.
Maar zij gevoeld© niet den minsten
wrevel tegen hem. Hij werd at:eds tammer
en zou mettertijd ook wel van haar gaan
houden.
Gunde zij hem niet al haar lekkers 1 En
wat was hij blij, telkens, als ze met een
lekker hapje voor hem aankwam I En hij
was toch ook haar Kurre; niemand zou
hem haar kunnen ontnemen.
Haar groote stille blijdschap droeg rij
altijd in zich om, waar zij ook liep en zij
was ©r van overtuigd, dat Kurre een ge
lukkige eekhoorn was.
Nils, die zooveel kunstjes kendo, kon
ook het geluid van'Kurre nadoen. Hij had
een lachend, smakkend geluid, waarmee
zij, zooals hij zeide, elkaar lokten buiten
in het bosch. Eo dat ging Lalla ook loe
ren.
Dat zou juist iets voor Kurre rijn 1 Ze
wild© hem verrassen, door zijn eigen taal
te spreken. Ze probeerde het eens op eon
dag, en hij antwoordde met precies het
zelfde geluid.
Op dat oogenblik kwam „grootvader
binnen, gevolgd door den ouden school
meester, die soms een grocje bij hem kwam
drinken.
„Dat moet je niet doen," zeide de school
meester verwijtend, toen Lalla voor de
tweede maal de loktonen uitte.
„Daarmee doe je kwaad. Dan voelt hij
rich nog eenzamer."
Lalla zweeg plotseling en keek naar
Kurre. Hij trappelde met de voorpootjes
en tuurde door het traliewerk vaD de kooi.
Hij was niet meer dezelfde, niet meer de
tamme Kurre. En toen stootte hij ze nog
eens uit, die lachende, prikkelende klanken,
en stak het kopje op met heel de wilde
blijdschap van eeD wouddiertje en wachtte
luisterend op het antwoord, er van over
tuigd, dat het zou komen.
Lalla sloop zachtjes de kamer uit. De
blijdschap van dit herkennen, dat haar
eerst met zooveel trots had vervuld, stemde
haar nu diep-treurig. Zij had baar Kurre
bedrogen 1 Zijn verlangen naar bosch on
vrijheid opgewektI En toen het antwoord
niet kwam en rij hem nog in de deur
hoorde lokkem en roepen met zijn z.vak
stommetje was het alsof haar hart zou
breken. Toen begreep ze, dat hem 'ets ont
brak.
„Dan voelt hij zich nog eenzamer", had
de schoolmeester gezegd „Eenzaam! Haar
Kurre 1"
Eenzaam, met een verlangen, dat men
niet mocht opwekken En daaroinnen
wachtte bij nog steeds met een Kloppend
hartje onder het witte borstje, op het ant
woord van een anderen eekhoorn.
En dat antwoord zou nooit komen I
0 rich 200 treurig, zoo onbe
schrijflijk treurig gestemd
Arme Kurre 1 Korre was niet gelukkig.
Maar ze zou hem troosten en zoo goed, o,
zoo goed voor hem zijn. En ten laatste'zou
bij het bosch vergeten en ook, dat er ande
re eekhorens waren, die hij nooit zou mo
gen zien
Zoo kwam de winter en Lalla was nu
zoo groot, dat ze naar school moest. Zij
bad minder tijd om zich met Kurre bezig
to houden. Daarentegen werden „grootva
der" en hij des te grooter vrienden. Nu
was het bijna aileen maar des avonds, dat
zij tijd had in zijn kamer te zitten, en
dan was Kurre slaperig, eD als men hem
dan stoorde werd hij woedend. AJs zij maar
naar hem wees, werd hij al boos. Maar
„grootvader" kon alles met hem doen wat
hij wilde; hij kon hem in zijD zak stoppen
met den pols er om vastgeknoopt, en zoo
kon Kurre urenlang zitten, alsof hij daar
in eigenlijk thuis hoorde.
En dan kwam de oude schoolmeester
grocjes bij „grootvader" drinken. De twee
zaten dan bij do tafel te praten, namen
telkens slokjes uit hun glas cd werden hoe
langer hoe roodcr in het gezicht, terwijl
Lalla zich doodstil hield in een hoekj© en
aan Kurre dacht, haar Kurre die intus-
schen in den pels zat te slapen.
En de schoolmeester nam snuifjes uit
zijn snuifdoos en zei, dat hij een beroemd
man zou zijn geworden, als recht recht was
geweest, en dat hij groote boeken had ge
schreven, maar zo nooit gedrukt had kun-
n©D krijgen, en dat men pas na zijn dood
zou zien, wie hij eigenlijk was geweest. En
„grootvader" sloeg op de tafel, zoodat de
glazen rinkelden, vloekte en zei:
„Als zij mij maar bij de boeken hadden
gelaten, dan had ik „officier" kunnen
worden J"
Maar Lalla wist niet, wat het wil zeggen,
om „officier" te zijn; het kon haar ook
niet schelen. Zij dacht alleen maar aan
Kurre, dio daar zat onder den dichtge-
knoopten pels. Zij wist, dat hij daar zat,
maar zij kon hem niet zien en niet voe
len, en in haar hartje kwam een .groote
jaloersohheid op tegen „grootvader", die,
zooals rij vond, Kurre van haar lvad af
getroond. Zij werd steeds stiller en schu
wer en soms kreeg „grootvader" eeD vaag
vermoeden, wat er aan scheelde.
„Hij is immers van jou," zei hij dan
„het is immers jouw eekhoren?"
Maar wat was dat voor troost? Kurre,
voor .wien ze zou wil'en werken en sparen
Kurre gaf niets om haar; hij gaf alleeD
maar om de oude pelsjas.
Ja, hij lag zelfs des nachts in grootvaders
bed en Lalla bleef alleen met baar verdriet
en boosheid.
„Grootvader" was nog vriendelijker dan
vroeger.
Het was ook niet moeilijk, om vriendelijk
te zijn, daeht Lalla, als men Kurre had.
Hij trachtte haar op alle manieren te na-
deren, praatte en vertelde. Soms zeide hij:
„Nu heb ik een nieuw vers gemaakt".
„Maar als hij dat dan zong, klonk het
nog leelijker dan al de andere. En Lalla
wilde nooit meer op zijn knieën zitten.
Eens vertelde hij, dat zijn vader vóór hem
de hoeve had bozeten, en zelf had hij maar
één dochter gehad.
Toen zij trouwde, namen zij en haar man
de hoeve over en „grootvader" kon weg
trekken.
Hij vertelde van rijn kleinkinderen, die
om hem heen hadden gespeeld, en van wie
hij zooveel hield. Toen het met do hoeve
achteruit ging voor de dochter en haar
man, haddeD zij besloten alles te verkoo-
pen en naar Amerika te gaan.
„Grootvader" wilde niet mee en zoodoen
de hadden rij hem achtergelaten in de ou
de woning, waar hij zijD plaats toch had
moeten afstaan en nu was bij de „groot
vader" vaD allen.
Maar zijn kleinkinderen zou hij nooit
weer terugzien, dio waren nu al groot trou
wens; en dan schreide „grootvader."
Dat maakte geen indruk op Lalla; zij
vond, dat hij Kurre toch maar h a d Eu
ze vond hem een nare, oud© man. 's Zon
dags, als Lalla vrij was van school, meen
de „grootvader", dat hij haar moest amu-
scercn.
Dan nam hij Kurre uit de kooi, hield
hem bij de vcorpooteD als waren het een
paar handjes en li~t hem op de tafel
dansen, of in zijn zakken kruipen en ta
bak stelen, En „grootvader" kon doen
met Kurre, wat hij wilde, en Kurre was
dan blij en vroolijk; maar als Lalla maat
op hem wees, schreeuwde hij al.
Lalla kreeg een afschuw van „grootva
der."
Vroeg in - et voorjaar begon deze et,
over te klagen, dat Kurre een gezwel had
bij de slapen maar daarover bekommerde
Lalla zich niet. Zij ging nu maar zelden
naar grootvader en Kurre: die konden
wel voor zichzelf zorgen.
En rij vroeg er niet meer naar, vatl
Kurre at en wat niet.
Maar eens op een morgen, in het begin
van Juni, kwam „grootvader" in dat
woonkamer bij Lalla. Zij was alleen enl
bezig aardappelen te schillen. 1
„Lalla," zeido hij en vertrok zijn ge
zicht zenuwachtig. „Lalla, Kurre is dood.'e
Ze begreep nu, dat hij schreide, en daX
hij daarom zulke vreemde gezichten trok.
„Hij is vannacht gestorven," ging hi|
voort. „Hij ligt in de kooi. Zijn kop
heelomaal opgezwollen."
En de oude man snikte.
Maar Lalla voelde geen medelijden met
zijn veiidriet, noch smart over Kurreé
dood.
Toen „grootvader" vroeg, of zij uem
samen 's middags zouden begraven, ant
woordde zij evenwel „ja."
Na afloop der school kwam „grootva*
der" haar in den tuin t© gemoct.
„Ik heb een vers op Kurre gemaakt",
sei hij.
Maar dat kon Lalla niete schelen.
En zoo begroeven z© hem dus in den
tuin; hij werd in een witten i-akdoek ge
wikkeld, dien „grootvader" hiervoor af
stond.
Lalla schreide niet. Zij had reeds zóó
veel levenservaring opgedaan, dat rij het
nuttelooze daarvan inzag. En dan, meC
zijn drieën is er toch altijd é*n te vceL