Ce oplossing van de crisis. FEUILLETON, Leven servari ng. M Hct „Nieuws van den Dag" echrijft: Het Ministerie blijft dus. Zonder Staal: maar met behoud der beginselen van den aftredenden Minister van Oorlog tenzij het jongste officieuze bericht uit Den Haag onjuist was; tenzij mogen wij er bijvoe gen het Ministerie het verwijt op zich zou willen nemen, dat de oppositie den heeren naar het hoofd slingerde: licht vaardig te zijn heengegaan en, nu terug gekeerd, erkennen te hebben gedwaald. Na te hebben gezegd, dat deze oplossing haar verheugt, echrijft het blad verder: De Staatsmachine kafa dus weer aan hei werk gaan, nadat een der raderen door een ander vervangen is, zonder dat do con structie van het geheel daardoor gewijzigd .wordt. Maar behoefde ze daarvoor twee maanden etil te staan Blijkt nu niet het Btellen der Kabinetsquaestie overbodig geweest te zijn?Do vraag zal zeker gedaan worden, dezer dagen, met den onverkwik kelijken aanhang van vaag en draaiend geredeneer, persoonlijkheden en verdacht makingen die bij zulke gelegenheden on vermijdelijk schijnen. Ons blad zal evenmin als tot dusver meedoen aan dat politieke gedoe dit zij nog eens met nadruk herhaald, na zekere belangstellende opmerkingen van partij bladen als Standaard en Centrum al meencn wij, dat het allerminst op den weg van het Nieuws ligt, zich te houden buiten de openbare zaak, waar deze kan behandeld worden buiten het onderlinge gehaspel van politieke groepen en frac ties. Dit echter zij gezegd: zoowel het heengaan met eere 1 van Minister Staal, als de collectieve ontslag-aanvraag van het Kabinet-Do Meester lijken ons, achteraf beschouwd, gerechtvaardigd. Nog niet zoozeer, omdat het Ministerie dat zich solidair verklaard had met ge neraal Staal destijds, d. i. onmiddellijk na het votum dor Eerst© Kamer, dezen Minister niet anders had kunnen vervan gen dan door een man, die, onder den indruk van dat votum, wel een tegenstan der moest rijn van diens beleidmaar vooral omdat het bij de tegenwoordige staatkundige verhoudingen naar onze mee ning niet gewenscht zou zijn nu reeds voort te gaan op den door Staal inge slagen weg. De partijen verkeeren in wankelbaar even wicht. Met kunst en vliegwerk kan ge lijk in den vermaarden Decembernacht voor een belangrijken militairen maatre gel een meerderheid bijeengegaard worden, maar de latere gebeurtenissen hebben be wezen wat men daaraan heeft. Ook dient men niet te vergoten: dat do Tweedo Kamer slechts voorwaardelijk minister Btaal zijn gang wilde laten gaan. De afschaffing van het blijvend gedeel te" beteekent echter méér dan een admi nistratieve zaak, dan een bezuinigingsmaat regel zij is een eerste stap tot de brood noodige legerhervorming; zij zou dat go- worden zijn zelfs tegen den zin van den ontwerper. Nu mag, gelooven wij, de oplossing ceuer zoo gewichtige quacstie niet doorgedreven worden voordat de politieke verhouding zuiverder, hechter geworden is dan nu. In deze richting zou het Ministerie werkzaam kunnen rijn. Dat wil dan niet zeggen, dat het Mi nisterie zojn beginselen verzaakt zijn houding in clo weken, die achter ons lig gen, bewijst liet tegendeel maar indien de hierboven aangegeven lijn gevolgd werd zou het streven naar oplossing van bet militaire vraagstuk latent kunnen blijven. Do Ministers vinden buitendien genoeg te doen, voorshands. Met spanning ziet men liet optreden van den nieuwen Minister van Oorlog te ge - moet: daarbij zal hcut verspreid kunnen worden over de gedragslij a, die het geie construeerde Kabinet m den eerstvoigenden tijd denkt aan te nemen. Dat de legerhervorming met dat al niet onbepaald zal worden uitgesteld, wij ge looven het vast. En het is wel zeer te hopen^ dat zij niet te lang moet wacntea. Maar daarvoor hebben de kiezers te zor gen. Het „Utreohtsoh Dagblad" zegt: Zoo blijft dan na twee maanden „cri sis" het Kabinet, met een nieuwen benoer- der van het Departement van Oorlog. Tant de bruit pour si peu de besognu. Waarom heeft het Kabinet eigenlijk wil len aftreden i Was de thans van het too- neel verdwenen Minister van Oorlog dooi zijn ambtgenooten overgehaald om, zonder behoorlijke voorbereiding, het „blijvende gedeelte" naar huis te zenden en hadden dezen toen beloofd zich met hem solidair te toonen? Dit laatste is moeilijk aan te nemen, al is bet eerste ook meer waarschijnlijk; want zoodanige trouwbelofte ware alleen mjgc- lijk, als men het ministerschap beschouwt als een baantje of betrekking, dat men om eigen voordeel en lust bekleedt^ niet als een ambt, over welker vervulling of neer legging alleen 's lands belang beslist. Maar waarom bood het Kabinet da-a eerst rijn ontslag aan, en waarom kwam het er later op terug? Zag het de moeilijkheid in, om te blijven regperen met den vasten steun van stemmen in de Tweede en 2 in de Eerste Kamer, alleen haar gelang van omstandig heden door losse hulptroepen aangevuld? Maar in die verhouding is niets veran derd ook thans kan het Kabinet met stel ligheid alleen op 35 stemmen in de Tweedo en 2 in de Eerste Kamer rekenen en blijft verder aangewezen op het fortuin van het oogenblik. De meest voor de hand liggende verkla ring van den terugkeer op 's Kabinets ontslag-besluit is vermoedelijk de gebleken onmogolijkheid om in het land negen man nen bijeen te krijgen, die bereid waren en ambt te aanvaarden, dat in de gege ven omstandigheden hoogstens 2000 gulden pensioen beloofde en waaraan slechts ge ringe kans om voor een tweede maal mi nister te werden, verbondeD was. Daarbij kwam de blijkbare bedoeling der rechterzijde om in reserve te blijven tot 1909. En bedenkt men dit, dan schijnt terecht het woord gesproken: ,,Het Nederland van onze dagen heeft slechts partijleiders, het heeft geen Staats lieden meer." Verder zegt het blad onder meer nog: Wij kunnen het er niet anders voor hou den, dan dat met het aftreden van mi nister Staal ook zijn onberaden plannen van de baan geschoven zijn. En waarlijk zijn opvolger zal aan twee jaren tijds niet te veel hebben om weer in het recbto spoor te brengen, wat door het ondoordachte ingrijpen' van generaal Staal bedorven was. Naar aanleiding van „het gerucht", dat de reconstructie van het tegenwoordige Ka binet zou plaats hebben „op den grondslag van de beginselen dezer regeering inzake het blijvend gedeelte", schreef „De Tijd" o.a. „En mi zou een nieuwe Minister van Oorlog gaan optreden, die juist hetzelfde ^zou w i 1 1 d en juist hetzelfde zou doen als minister Staal 1 Wij kunnen het nauwelijks gelooven. Of zou men meenen, dat er eenige kans op bestond, dat de Eerste Kamer, hetgeen zij weigerde aan te nemen van minister Staal, wèl zal aanvaarden, .wanneer net baar een tweede maal wordt voorgelegd door generaal Van Rappard of een ander? Die veronderstelling alleen reeds zou een volstrekt ongemotiveerde, dus onverdiende bcleediging zijn van ons Hoogevhuis. Of moet hier missohien aan een slimme berekening gedacht worden? Zo-u men van zekere rijd© misschien zich zóó vast er van overtuigd houden, dat in Juni a.s. de Pro vinciale Staten in Zuid-Holland „om" zullen gaan, dat men meent het er alvast op te mogen wagen en een ontbinding der Eerste Kamer het afdoende middel acht, waardoor de oppositie van dat Staatsli chaam, als wij eenige maanden verder zijn. zal kunnen gebroken worden? Het is maar een vraag, die wij Btellen. Doch indien op die vraag een ontKen- nend antwoord moet gegeven worden, be grijpen wij waarlijk niet, hoe degenen., wel ke de komst van een nieuwen minister van oorlog aankondigen, misschien .wei voorbereiden, die in alle opzichten een geestverwant en dubbelganger van minister Staal zou zajn, zich de toekomst voorstel len. Afwachten biijft derhalve het parool doch te zelfder tijd niet ledig zitten 1 De geheel buitengewone beteekenis, welke de verkiezingen voor de Provinciale Staten dit jaar zullen hebben, inzonderheid in Zuid-Holland, tre^t, om zoo te spreken, eiken dag duidelijker in het licht. De „Amhemsohe Courant" schrijft: Generaal Van Rappard heeft niet als militair schrijver van zijn denkbeelden om trent legerhervorming en -organisatie naar buiten doen blijken, maau door den zetel yan generaal Staal in liet Kabinet-De Meester in te nemen, bewijst brij in diens geest te willen voortwerken, en zoo kunnen de voorstanders van hervorming onzer le gertoestanden in demoeratiscke richting in vertrouwen zijn daden als bewindsman af wachten. En dit te meer, omdat naar ons van vertrouwbare zijde vei zeker d werd generaal Yan Piappard een karakter is, dat een eenmaal door hem opgevat denk beeld of plan met doortastendheid en ener gie weet door te zetten. Niet anders dan verwonderen moet men zich over de „verbazing en de ontstemming van „De Tijd" omdat de reconstructie van het Kabinet plaats zou hebben op den grondslag van de beginselen der ltegeering inzake het blijvend gedeelte, m. a. w. dat „dus een niouwe minister van oorlog te wachten was, die omtrent het blijvend ge deelte dezelfde meening is toegedaan als minister Staal en dus ook ten aanzien van dit blijvend gedeelte dezelfde maatregelen zal verordenen I Natuurlijk wordt dus ver ondersteld, dat de Kamers, de beide Ka mers, de maatregelen van den nieuwen minister zullen goedkeuren en haar steun aan diens begrooting(en) niet zullen ont houden." Wat had „De Tijd" dan anders verwacht? Missohien dat het Kabinet-De Meester, dat zich met den minister Staal en zijn denk beelden solidair had verklaard, met ver loochening daarvan er in zou toegestemd hebben ziijn ontslag terug te nemen? Als „De Tijd" echter in alle kalmte er rich rekenschap van geven kan, dat de begin selen dezelfde kunnen zijn, maar daarom nog niet de maatregelen, waardoor daar aan toepassing wordt gegeven, óók juist dezelfde moeten wezen, zad rij misschien wel ontwaren dat haar bezorgdheid over bodig, ten minste zeer voorbarig is. „De Nederlander": Het behoeft wel nauwelijks gezegd, dat wij ons over deze oplossing verheugen. Van het begin af hebben wij staande ge houden, dat ueel deze crisis de wrange vrucht was van een lichtvaardig en vol maakt ongemotiveerd gestelde Kabinets quaestie. Dat het Kabinet thans ten halve keert, liever dan ten heel© dwaalt, kan niet anders dan toegejuicht worden, ook al blijft te betreuren de groote stagnatie in de werkzaamheden, die deze misstap heeft ten gevolge gehad. Morgen is het 8 weken geleden, dat het votum der Eerste Kamer viel. Twee van de gewoonlijk vrucht baars te maanden van het parlementaire jaar zijn in werkeloosheid voorbijgegaan. Moge nu maar straks mee verdubbelden ijver worden aangepakt, opdat nog iete van de geleden schade worde ingehaald. Wij staan tegenover het herleefd© Kabi net in dezelfde positie als tegenover het oude. Gaarne zullen wij het steunen "bij al les wat liet, naar onze zienswijze, in het landsbelang wil tot stand brengen. „Loy ale oppositie" behoort o. i. voor de man nen der rechterzijde ook nu het parool te blijven. Geen rancune over wat achter ligt, ook niet over wat achter ligt in do jongste maanden, ter zake van deze crisis-misvat ting. Onttrekking van medewerking slechts daar, waai- de dezerzijds beleden beginse len dit eischen. Wat aangaat het bericht, dat „de denk beelden dezer regeering in zake het blij vend gedeelte" zullen gehandhaafd worden, ook dit - an, zoo het zich bevestigt, onzer zijds op geen aprioristisch bezwaar stuiten. Aan het blijvend gedeelte als zoodanig beo ben wij ons hart niet verpand. Wanneer de belangen, welke het blijvend gedeelte die nen moet, op andere wijze voldoende hun behartiging verzekerd zien; wanneer do koninklijke weg van wetswijziging wordt ingeslagen, en daarbij het geheel en de on- derdeelen, de middelen van compensatie en dienstvoorriening nauwkeurig kunnen worden overwogen: wanneer niet wordt af gebroken voordat is opgebouwd; wanneer in het kort op deugdelijke wijs wordt voor bereid, niet slechts op het papier of in de verbeelding van den minister, zoodat zelfa de gegevens, die hij na de totstandkoming van den maatregel aan de Kamer over legt, nog weer correctie en rectificatie be hoeven, maar reëel en feitelijk, in den wer- kelijken dienst van het leger, dan is de mogelijkheid allerminst uitgesloten, dat het bestaande geschil in rook vervliegt en dat m:n omtrent de te nemen maatregelen tot vrij groote eenstemmigheid komt. Afwachten blijft de boodschap, zoowel op dit als op ander gebied. Wclw^lend en on afhankelijk. „Het Huisgezin" zegt naar aanlei ding van een artikel van „De Tijd", waar van wij hierboven in deze rubriek melding maakten, dat 't volstrekt geen beleediging voor de Eerste Kamer is, indien de quaes- tie van het blijvend gedeelte opnieuw aan de orde wordt gestold. De Tweede Kamer, aldus schrijft het blad, had, de begrooting van Oorlog goedkeu rend, de beslissing over het blijvend ge deelte verdaagd. Die verdaging alleen bewees reeds, dat de Tweede Kamer niet principieel stond tegenover de vermindering van liet blijvend gedeelte. Ware dit wel het geval geweest, dan had rij minister Staal natuurlijk in December laten vallen. Dat zij dit niet de. 1 was bewijs, dat er uitzicht bestond, dat zij in Maart, na aan vullende inlichtingen en maatregelen, het beleid van den minister zou kunnen goed keuren. Sterker, meer den één lid der rechterzij de in de Tweede Kamer heeft gezegd, dat hij in beginsel voostander was van vermin dering van het blijvend gedeelte. En nu de Eerste Kamer. Heeft deze tegen de denkbeelden van minister Staal een principieel© oppositie gevoerd Ja, zegt „De Tijd". Is dit zoo, dan bijkt hieruit, dat de rech ter zijde in do Tweede en die in de Eerste Kamer elkaar niet dekken. Neen, heeft baron van Wijnbergen ver klaard, ook de rechterzijde in de Eerste Kamer is niet tegen legerhervorming. Welnu, dan kan ook voor haar de ver mindering van hot blijvend gedeelte aan nemelijk worden gemaakt. ="3 „De Gelderlander" zegt, dat do beteekenis van de oplossing ucr crisis in hoofdzaak zal afhangen van de mate, waarin de nieuwe minister van oorlog niet alleen do militair-principieelo inzich ten van zijn voorganger zal blijken to deelcn, maar ook van de mate, waarin hij van generaal Staais parlementair-tactische inzichten zal blijken af te wijken. Naar haar oordeel is afwachten kier de eisch van politiek beleid. Vragen en Antwoorden. Vraag. Zooals bekend is, worden eeni ge panden, gelegen aan de Zijdgracht en Geeregracht, onteigendin een dezer pan den oefen ik een zaak uit. Daar ik gaarne in den omtrek zou willen wonen, heb ik naar een andere woning uitgezien, en met mijn tegenwoordigen huisbaas daarover ge sproken. Hij stelde mij volkomen gerust. Voor de tegenwoordig© bewoners werd ge zorgd en het zou nog geruimen tijd duren, en hij raadde mij af de woning te huren. Gaarne zou ik nu de volgende vraag door U beantwoord zien: Hoe lang zou zulks nog kunnen duren eer zij tot amotie overgaan; en gaat dan alles gelijk weg of in gedeelten (De tegenwoor dige huisbaas beweert dit.) Antwoord. Of het nog lang of kort zal duren eer tot amotie wordt overgegaan, is moeilijk te bepalen. De zaak heeiü thans alle phasen doorloopen. De minister heeft nu het laatste woord. Wanneer dit spoedig bevestigend luidt, dan zijn er nog zooveel zaken te regelen, dat vermoedelijk niet vóór het einde dezes jaars tot ontruiming be hoeft te worden overgegaan. Vraag. Is het waar, in verband met het bovenstaande, dat de tegenwoordige be woners voorkeur hebben voor het huren der nieuw te bouwen woningen Antwoord. Het is niet waar, dat he- woners van af te breken peroeclen eenige voorkeur hebben Toch kan dit te zijner tijd verzocht worden en dan vindt zoodanig verzoek vermoedelijk een willig oor. Vraag. Indien zulks zoo is, waar zou ik mij dan het best kunnen vervoegen om inlichtingen Antwoord. Waar dit geschieden kan, zal mogelijk later, als een beslissing is ge vallen, kunnen worden medegedeeld. A ARLANDER VEEN. Bo vallen: Jtf. van 't Wout geb Domburg Q. Hoest geb. Arreman Z. Overleden: VV. Streppel id. 50 j. F. 0. Noordenbos Z. 7 d. A. M. Vergunsfc jd. 42 j. Gehuwd: 8. Sobellingerhout jm. 26 j. en N, Arijzee id. 22 j. LI -SE. Bevallen: D. C. Wegers geb. Audiffred D. levenl. A. M Tulon geb. Van Gastelen Z. S. van der -Snoek geb. Vergunst D. A Meeuwis?en geb. Geerdink Z. Overleden: G. Warmerdam 73 j. HILLKGOM- Ondertrouwd: G. Hoogkamer en 0. de Gioot. Bevallen: E. A. van Wijneu geb. Roosendaal D. J. Wegers geb. Bergman Z. A. 'i'ibboel geb. Soet Z. F. v. d. Linden gob. Koppert L. J. G. C. Guigsloot geb. Verzgleuberg D. M. H. Pijpers geb. Van Kuiten. Overleden: H. v. Waveron 96 j. Pb Balkenende 3 d. NOOKLMV IJKERHOUT. B e v n 11 e n A. Verde- ga> 1 geb. Clemens Z. P. G. Boelen geb. Hoogduin D. T Heemskerk geb. Duijveuvoorden I). Overleden: J. G. van Uglswijk 6 w. VOORHOUT. Geboren: Johannes Cornelia, Z. van J. van der Slot en C. VV. Bakker. Nicolaas AnthoDius, Z. van Jao. Westerhoven en A. M. Bom. Overleden: Geitruda Clasina van Steyn 10 m. Cornells Gabnël van der Laan 2 j. UH'LOTINGEN. Loten Gemeente Rotterdam- 3 pCt., a 10U, van 1868. Trekking 2 April. Betaalbaar 1 Juli. No. 71)796 f 10 000; no. 47332 f1500; no. 9938 fim-, Nos 2602 11712 23305 48370 56410 59105 en 64980, elk fbPO; Nos. 1916 26-2 3689 4799 5238 68t3 7759 9048 11996 12399 13 66 16235 19339 19957 20320 21360 22524 z8Ui6 26475 27647 28074 29434 32u45 33123 34013 34461 34555 40917 42*90 43627 44023 41319 45370 50654 50796 50796 55611 563ö0 56649 56800 57GU4 60289 63318 64955 63735 en 70066. elk f z00. Voorla 470 obligator h pari te zamen 525 obligatiön tot een bedrag run f 72,000. Slot.) Lalla past© den heelen zomer op de gan zen voor 50 öro; zij liep altijd hard om het hek open te doen, in de hoop misschien een koperstukje to krijgen, en als „moedei" thuis kwam van een bruiloft en koekjes meebracht, at Lalla die, welke zij kreeg nooit opzo werden ^ewaard voor Kuxre. Ous moedertje had dus zorgen voor haar schat. Maar wv t kwam er dat op aan 1 Wat zou ze niet willen verdragen ter wille van haar Kurre? Hij was de koning van haar hart, haar prins, hij had haar tiran kun nen zijn, als hij wilde. Lalla was bevreesd voor hem, trots haar liefde. Want nu, sedert hij groot en vol wassen was, kon hij nog harder dan vroe ger bijten met zijd scherpe, beitolvormige tandjes. Hij hield van grootvaders groote hand. Die omslaat hem geheel als een foedraal maar als Lalla kwam en hem wilde omvatten met haar beenige vingertjes, boog hij woe dend hot kopje en beet toe. Maar zij gevoeld© niet den minsten wrevel tegen hem. Hij werd at:eds tammer en zou mettertijd ook wel van haar gaan houden. Gunde zij hem niet al haar lekkers 1 En wat was hij blij, telkens, als ze met een lekker hapje voor hem aankwam I En hij was toch ook haar Kurre; niemand zou hem haar kunnen ontnemen. Haar groote stille blijdschap droeg rij altijd in zich om, waar zij ook liep en zij was ©r van overtuigd, dat Kurre een ge lukkige eekhoorn was. Nils, die zooveel kunstjes kendo, kon ook het geluid van'Kurre nadoen. Hij had een lachend, smakkend geluid, waarmee zij, zooals hij zeide, elkaar lokten buiten in het bosch. Eo dat ging Lalla ook loe ren. Dat zou juist iets voor Kurre rijn 1 Ze wild© hem verrassen, door zijn eigen taal te spreken. Ze probeerde het eens op eon dag, en hij antwoordde met precies het zelfde geluid. Op dat oogenblik kwam „grootvader binnen, gevolgd door den ouden school meester, die soms een grocje bij hem kwam drinken. „Dat moet je niet doen," zeide de school meester verwijtend, toen Lalla voor de tweede maal de loktonen uitte. „Daarmee doe je kwaad. Dan voelt hij rich nog eenzamer." Lalla zweeg plotseling en keek naar Kurre. Hij trappelde met de voorpootjes en tuurde door het traliewerk vaD de kooi. Hij was niet meer dezelfde, niet meer de tamme Kurre. En toen stootte hij ze nog eens uit, die lachende, prikkelende klanken, en stak het kopje op met heel de wilde blijdschap van eeD wouddiertje en wachtte luisterend op het antwoord, er van over tuigd, dat het zou komen. Lalla sloop zachtjes de kamer uit. De blijdschap van dit herkennen, dat haar eerst met zooveel trots had vervuld, stemde haar nu diep-treurig. Zij had baar Kurre bedrogen 1 Zijn verlangen naar bosch on vrijheid opgewektI En toen het antwoord niet kwam en rij hem nog in de deur hoorde lokkem en roepen met zijn z.vak stommetje was het alsof haar hart zou breken. Toen begreep ze, dat hem 'ets ont brak. „Dan voelt hij zich nog eenzamer", had de schoolmeester gezegd „Eenzaam! Haar Kurre 1" Eenzaam, met een verlangen, dat men niet mocht opwekken En daaroinnen wachtte bij nog steeds met een Kloppend hartje onder het witte borstje, op het ant woord van een anderen eekhoorn. En dat antwoord zou nooit komen I 0 rich 200 treurig, zoo onbe schrijflijk treurig gestemd Arme Kurre 1 Korre was niet gelukkig. Maar ze zou hem troosten en zoo goed, o, zoo goed voor hem zijn. En ten laatste'zou bij het bosch vergeten en ook, dat er ande re eekhorens waren, die hij nooit zou mo gen zien Zoo kwam de winter en Lalla was nu zoo groot, dat ze naar school moest. Zij bad minder tijd om zich met Kurre bezig to houden. Daarentegen werden „grootva der" en hij des te grooter vrienden. Nu was het bijna aileen maar des avonds, dat zij tijd had in zijn kamer te zitten, en dan was Kurre slaperig, eD als men hem dan stoorde werd hij woedend. AJs zij maar naar hem wees, werd hij al boos. Maar „grootvader" kon alles met hem doen wat hij wilde; hij kon hem in zijD zak stoppen met den pols er om vastgeknoopt, en zoo kon Kurre urenlang zitten, alsof hij daar in eigenlijk thuis hoorde. En dan kwam de oude schoolmeester grocjes bij „grootvader" drinken. De twee zaten dan bij do tafel te praten, namen telkens slokjes uit hun glas cd werden hoe langer hoe roodcr in het gezicht, terwijl Lalla zich doodstil hield in een hoekj© en aan Kurre dacht, haar Kurre die intus- schen in den pels zat te slapen. En de schoolmeester nam snuifjes uit zijn snuifdoos en zei, dat hij een beroemd man zou zijn geworden, als recht recht was geweest, en dat hij groote boeken had ge schreven, maar zo nooit gedrukt had kun- n©D krijgen, en dat men pas na zijn dood zou zien, wie hij eigenlijk was geweest. En „grootvader" sloeg op de tafel, zoodat de glazen rinkelden, vloekte en zei: „Als zij mij maar bij de boeken hadden gelaten, dan had ik „officier" kunnen worden J" Maar Lalla wist niet, wat het wil zeggen, om „officier" te zijn; het kon haar ook niet schelen. Zij dacht alleen maar aan Kurre, dio daar zat onder den dichtge- knoopten pels. Zij wist, dat hij daar zat, maar zij kon hem niet zien en niet voe len, en in haar hartje kwam een .groote jaloersohheid op tegen „grootvader", die, zooals rij vond, Kurre van haar lvad af getroond. Zij werd steeds stiller en schu wer en soms kreeg „grootvader" eeD vaag vermoeden, wat er aan scheelde. „Hij is immers van jou," zei hij dan „het is immers jouw eekhoren?" Maar wat was dat voor troost? Kurre, voor .wien ze zou wil'en werken en sparen Kurre gaf niets om haar; hij gaf alleeD maar om de oude pelsjas. Ja, hij lag zelfs des nachts in grootvaders bed en Lalla bleef alleen met baar verdriet en boosheid. „Grootvader" was nog vriendelijker dan vroeger. Het was ook niet moeilijk, om vriendelijk te zijn, daeht Lalla, als men Kurre had. Hij trachtte haar op alle manieren te na- deren, praatte en vertelde. Soms zeide hij: „Nu heb ik een nieuw vers gemaakt". „Maar als hij dat dan zong, klonk het nog leelijker dan al de andere. En Lalla wilde nooit meer op zijn knieën zitten. Eens vertelde hij, dat zijn vader vóór hem de hoeve had bozeten, en zelf had hij maar één dochter gehad. Toen zij trouwde, namen zij en haar man de hoeve over en „grootvader" kon weg trekken. Hij vertelde van rijn kleinkinderen, die om hem heen hadden gespeeld, en van wie hij zooveel hield. Toen het met do hoeve achteruit ging voor de dochter en haar man, haddeD zij besloten alles te verkoo- pen en naar Amerika te gaan. „Grootvader" wilde niet mee en zoodoen de hadden rij hem achtergelaten in de ou de woning, waar hij zijD plaats toch had moeten afstaan en nu was bij de „groot vader" vaD allen. Maar zijn kleinkinderen zou hij nooit weer terugzien, dio waren nu al groot trou wens; en dan schreide „grootvader." Dat maakte geen indruk op Lalla; zij vond, dat hij Kurre toch maar h a d Eu ze vond hem een nare, oud© man. 's Zon dags, als Lalla vrij was van school, meen de „grootvader", dat hij haar moest amu- scercn. Dan nam hij Kurre uit de kooi, hield hem bij de vcorpooteD als waren het een paar handjes en li~t hem op de tafel dansen, of in zijn zakken kruipen en ta bak stelen, En „grootvader" kon doen met Kurre, wat hij wilde, en Kurre was dan blij en vroolijk; maar als Lalla maat op hem wees, schreeuwde hij al. Lalla kreeg een afschuw van „grootva der." Vroeg in - et voorjaar begon deze et, over te klagen, dat Kurre een gezwel had bij de slapen maar daarover bekommerde Lalla zich niet. Zij ging nu maar zelden naar grootvader en Kurre: die konden wel voor zichzelf zorgen. En rij vroeg er niet meer naar, vatl Kurre at en wat niet. Maar eens op een morgen, in het begin van Juni, kwam „grootvader" in dat woonkamer bij Lalla. Zij was alleen enl bezig aardappelen te schillen. 1 „Lalla," zeido hij en vertrok zijn ge zicht zenuwachtig. „Lalla, Kurre is dood.'e Ze begreep nu, dat hij schreide, en daX hij daarom zulke vreemde gezichten trok. „Hij is vannacht gestorven," ging hi| voort. „Hij ligt in de kooi. Zijn kop heelomaal opgezwollen." En de oude man snikte. Maar Lalla voelde geen medelijden met zijn veiidriet, noch smart over Kurreé dood. Toen „grootvader" vroeg, of zij uem samen 's middags zouden begraven, ant woordde zij evenwel „ja." Na afloop der school kwam „grootva* der" haar in den tuin t© gemoct. „Ik heb een vers op Kurre gemaakt", sei hij. Maar dat kon Lalla niete schelen. En zoo begroeven z© hem dus in den tuin; hij werd in een witten i-akdoek ge wikkeld, dien „grootvader" hiervoor af stond. Lalla schreide niet. Zij had reeds zóó veel levenservaring opgedaan, dat rij het nuttelooze daarvan inzag. En dan, meC zijn drieën is er toch altijd é*n te vceL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 6