LEIDSCH DAGBLAD, WS~W3DAC 2O MAART. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
Ingezonden.
Uw. 14440.
Anflö ITTIT.
I—
Omtrent het pleidooi, door mr. D. P.
j). Fa-bius, hoogleeraar aan de Vrije Uni
versiteit, ten gunste van de doodstraf
In het vorig jaar in een lijvig geschrift
rvoerd, merkt het „Weekblad van
Bt Recht" (No. 8493) op, dat het ge-
beele boek eigenlijk kan worden saamgevat
fo een beroep op het Oude Testament, het
voorschrift uit het Noachitisch verbond
|d Gen. 9 vers 6: ,,Wie des menschen
bloed vergiet, zijn bloed ral door den
mensch vergoten worden." Het ,,W eek
blad" zegt hiervan het volgende:
„Ovor een dergelijk betoog, steunende
pp een bij den schrijver te eerbiedigen
geloofsovertuiging, is alle dobat uitgeslo
ten. Wij deelen de overtuiging van prof.
Fabius, zijn meening omtrent de geldig
heid van die Oud-Testamentische uitspraak
biet en daarmede heeft ook voor ns zijn
betoog alle waarde en bewijskracht verlo
ren. Alle poging tot verzoening is hier te
vergeefs en volkomen ijdel zou die wensch
pjn van den een, om den ander van onge
lijk te kunnen overtuigen. Daarom bepa
len wij ons tot één opmerking en één
vraag. De opmerking is, dat reeds in 1880
bij de behandeling van het amendement
om de doodstraf weer in te voeren, nie
mand minder dan mr. A. F. de Savornin
Lohman het beroep op de uitspraak in
Genesis heeft gewraakt en dat, eigenaardig
genoeg, in hetzelfde jaar, waarin ten on-
sent de doodstraf word afgeschaft, de
Duiteche rabbijn dr. I. Fürst het betoog
heeft geleverd: ,,dass die Bibel, in ihrein
vrahrem Geiste und im Zusaramenhang al
ler bezóglichen Rochtsinstitutionen aufge-
fasst die Aufhebung der Todcsstrafe nicht
nur nicht verbietet, viclmehr die Beibe-
haltung derselben untcr unsrem houtigen
Strafverfahren auf das Scharfst© verur-
teilt." Het beroep van prof Fabius op het
woord van den Bijbel ia dus stellig mi ider
sterk dan het schijnt.
En onze vraag betreft de gevallen, waar
in, naar prof Fabius meent, de doodstraf
zou moeten worden toegepast. Consequent
in de interpretatie van het Bijbelwoord,
verwerpt hij het onderscheid, tusschen
moord en doodslag en wenscht de dood-
Btraf bedreigd to zien tegen elke opzette
lijke levensberooving.
Doch moet die bedreiging nu ook wor
den ten uitvoer gelegd in alle gevallen,
waarin iemand opzettelijk een ander van
het leven berooft! Volgens de statistiek
üvcr 1901 werden in dat jaar 11 personen
veroordeeld wegens doodslag, 1 wegens het
misdrijf van art 288, 10 wegens mowd. Van
dezo 22 personen word 1 veroordeeld tot
levenslange gevangenisstraf 7 tot een gevan
genisstraf van vijf jaar cn langer,
11 tot een gevangenisstraf van
één tot vijf jaar, twee ontvingen een straf
van nog niet zes maanden, een werd ge
straft met een gevangenisstraf beneden do
drie maanden.
Al deze 22 veroordeelden hadden ,,des
ïnenschen bloed vergoten"; moest nu ook
door den mensch het bloed van deze allen
vergoten worden, en dus ook van hen, aan
wie onze rechter een gevangenisstraf
meende te mogen opleggen van nog niet 0
maanden
Of zoo de hoogleeraar Fabius, wat wij
veronderstellen, die vraag ontkennend be
antwoordt, waar houdt dan de plicht van
dc overheid om het bloed des doodslagers
te vergieten op om in een bevoegdheid over
te gaan en waaraan ontleent prof. Fabius
het recht, aan het Qoddolijk bevel, dat geen
uitzonderingen kent, een deel van zijn
kracht te ontnemen t Wij hebben op deze
twijfelingen in het boek van den Air._ter-
damschen hoogleeraar het antwoord niet ge
vonden."
In „De T ij d" lezen wij onder het
hoofd „Bijna Ongelooflijk":
In „V o o r u i t", christelijk-democra-
tisch orgaan van den Anti-Socia&l-Demo-
cratischen Bond van Nederlandsch Spoor
wegpersoneel „Recht en Plicht", lezen wij
het volgende:
„Aangezien de leden der Ned. Vereen,
er steeds op loeren om onze brieven en
geschreven stukken te doorsnuf
felen, en alleen gloeiend ijzer en zware mo-
lensteenen voor hen heilig zijn, moeten on
ze correspondenten steeds op hun hoede
zijn.
lo. Zij moeten steeds goed overtuigd blij
ven van het lage peil onzer tegenstanders
eD dus hun oorrespondentie-stukken altijd
goed verzegeieu.
Zij moeten van het standpunt u gaan,
dat iedere dienstbrief door de Nederland-
sche Ver.-leden geopend en door hen gele
zen wordt in de bagagewagens of op bestel-
lingsbureaux.
2o. Zij plakken altijd een gegomde strook
öp de sluiting der enveloppe met het op
schrift:
„H.H. Socialisten wordeD vriendelijk,
maar tevens dringend uilgenoodigd, dezen
keer eens van hun gewoonte af te wijken
en het briefgeheim niet te schenden."
Op zoo'n hartroerende smeekbede zal
zelfs het steenen hart van een lid der
Ned.-Vereeniging vermurwd worden. om
toch zoo'n brief maar dicht te laten.
3o. Daar het echter blijkt, dat zulks al
tijd nog niet voldoondo is, is het raad
zaam, dat deze opgeplakte strook telkens
overstreept wordt, zoodat meD aaustonds
kan merken of een dier fijnbeschaafde hee-
ren er met zijn lange vingers aan gepulkt
heeft.
4o. Voor zij een brief openmaken,
'overtuige men zich of de strepen, die over
de smeekbede-strook on de enveloppe loo-
pen, gelijkmatig aan elkaar sluiten of niet.
Ontdekt men een onregelmatigheid, laat deze
dan aanstonds door getuigen doen consta-
teeren. Neem het nummer op van den
dienstbrief en bericht onmiddellijk aan den
afzender. (Dag. Bestuur, Redactie of an
derszins). Zoo spoedig mogelijk wordt dan
de zaak aanhangig gemaakt bij de direc
tie.
N.B. Bij de H. IJ. S.-M., waar de leden
der Ned. Vereeniging geheel zijn uitge
praat, zijn deze voorzorgsmaatregelen
vooreerst nog niet vereischt."
Uit het bovenschrift blijkt voldoende,
dat wy deze „onthullingen" heeleinaal voor
rekening laten van ,,V oor uit". Het
hier medegedeelde zou anders een eenvou
dige oplossing aan de hand doen van het
geheim, hoe de redactie van „Het Volk"
komt aan de vertrouwelijke stukken, welke
het soc.-dem. hoofdorgaan nu en dan, tot
verbazing van het niet-socialistisch pu
bliek, openbaar maakt.
De oiviel-ingenieur R. A. van Sandick,
verantwoordelijk hoofdredacteur van „De
I n go n i e u r", schrijft in de jongst, ver
schenen aflevering van dit weekblad:
,,In onze rubriek „Open betrekkingen"
vinden wij een mededeeling, ontleend aan
de „N e d. Staatscourant" van 14
Maart 1907, No. 62, waarop wij in dit re
dactioneel gedeelte de aandacht willen ves
tigen.
Zij luidt als volgt:
De minister van landbouw, nijverheid en
handel brengt ter kennis van belanghebben
den, dat voor de eerlang te vervullen be
trekking van scheikundige aan het
op te richten Rijksbureau tot o n
d e r z o e k van handelswaren te
Leiden, in aanmerking komen doctoren
in de scheikunde, in de pharmacie o f i n
de technische wetenscappen.
Deze oproep is blijkbaar zonder kennis
van zaken gemaakt. Een doctor in de tech
nische wetenschappen behoeft in het geheel
geen scheikundige te zijn; er is zelfs veel
kans, dat hij het niet is. In plaats van doc
tor in de technische wetenschappen had
moeten staan technoloog.
De graad vaD technoloog of scheikundig
ingenieur is de natuurlijke afsluiting vun
de studie te Delft
Wij moeten er tegen protesteeren, dat,
volgens den oproep voor deze Rijksbetrek
king vaD technisch-scheikundigen aard de
technologen zijn uitgesloten.
Aan den graad van doctor in de tech
nische wetenschappen in deze een bijzondei
privilegie te verbinden, is niet logisch ge
dacht.
Op deze wijze zouden zij gelijk krijgen,
die van de instelling van den doctorsgraad
in de technische wetenschappen het nadeel
gevreesd hebben, dat zij zou kunnen leiden
tot vermindering van de wetenschappelijke
en practische waarde van den ingenieursti
tel. Hier is do academisch gevormde schei
kundige ingenieur, dat is de technoloog, on
bevoegd verklaard voor een betrekking,
waarvoor de doctor in de scheikunde of in
de pharmacie daarentegen wel bevoegd ver
klaard wordt.
Hierbij is uit het oog verloren het ver
schil in beteekenis van een doctorsgraad
aan de universiteit on aan de technische
hoogeschool.
Aan de universiteit beteekent zij de gewo-
no afsluiting der universitaire studie on
datzelfde beteekent aan de technische hoo
geschool de ingenieursgraad, hier de graad
van technoloog.
Do Staat heeft dus niet het recht om
den eisch te stellen, dat do technoloog
daarenboven nog doctor in de technische
wetenschappen zal zijn, opdat hij gelijkge
steld zij aan eeD universitairen doctor.
Wij drukken de hoop uit, dat de Vereeni
ging van Delftsehe ingenieurs zich zal wen
den tot den betrokken minister en tot hem
het verzoek zal richten om alsnog in deD
oproep in plaats van „doctor in de techni
sche wetenschappen" het woord „technoloog
of soheikundig ingenieur" te plaatsen.
„De Werkmansbode" zegt
„Een onzer lezers, vroeger een der voor
mannen in onze beweging, doet in een
schrijven aan ons het denkbeeld aan do
hand, den Min van O o o r 1 o g, deo
heer H P Staal, eeD hulde te brengen
De beschouwing vaD den schrijver vindt
haar grondslag in een dergelijke huldebe
tuiging, indertijd aaD minister Tak van
Poortvliet gebracht bij de verwerping van
zijn kieswet, een wet, die zou hebben geleid
tot het algemeen kiesrecht wat de schrijver
vergelijkt bij de verwerping van dc oorlogs-
begrooting door do Eerste Kamer, omdat;
daarin werd overgegaan tot de afschaffing
van het blijvend gedeelte van do militie,
een eerste stap in de richting naar bet
volksleger, wijders een stap werd gedaan
tot ontlasting der oorlogsbegrooting, zoo
dringend noodig, omdat de vrijkomende
Bommen beter kunnen worden besteed.
Het denkbeeld van den schrijver geven
wij ter overweging; mogelijk, dat hieruit
wel een initiatief kan volgen. Wij voor ons
zouden het ook betreuren, als doze Minister
van Oorlog heenging, zonder dat een pro
test daartegen, zij het in den vorm van
een hulde, zou hebben weerklonken. In het
nemen van democratische maatregelen zijn
wij niet verwend, en men moge onzerzijds
het nemen van die maatregelen als den
plicht van de regeerders beschouwen, dat
legt ook ons den plicht op, als zij dan ten
gevolge daarvan worden genoodzaakt tot
heengaan, wij daarvan goede nota behooren
te nemen."
Hei Parijsch Strijkkwartet.
Een vergelijking van de reeds talrijke eer-
stc-rangs-kwartetgezelschappen kan niet
anders dan gebrekkig en oppervlakkig zijn.
Men zou ze alle op één avond en liefst in
dezelfde, in karakter uiteenloopende, com
posities moeten hooren. En zelfs dan zou
het oordeel onzuiver zijnwant men zou
het eene hooren als men nog geheel frisch,
en het andere als men door het vele hoo
ren reeds min of meer afgestompt is. En
wie kan ook al die subtiele indrukken af
wegen of met elkaar meten 1 Toch gaat
mon tot dat vergelijken zoo licht over. Zoo
hebben wij altijd na het hooren van dit
Hayot-kwartet de neiging om te zeggen
„Dit gezelschap is toch het mooist van al
len 1 Het heeft voortdurend on in alles een
charme, een distinctie, eon klankschoon
heid, een zuiver begrip, zooal9 de anderen
niet altijd in die mate openbaren I"
Ook gisteravond waren wij weer osader
een machtigen indruk. Het was een mooi
programma. Naar Haydn aou men met nog
meer genot luisteren, als men niet bedacht,
dat men evengoed iets belangwekkenders had
kunnen hooren. Het finale zal stellig door
geen anderen ook niet door de Bohe
mers geachevcerder en schitterender ge
speeld kunnen worden.
Het kwartet van Chevill&rd (schoonzoon
en opvolger van Lamoureux, bekend door
mooie kamermuziek, o. a. een Thema met
Variatie© voor piano), hoewel bij een eersto
hooren niet dadelijk te begrijpen, boeide
van het begin tot het eind.
Bijzonder mooi was de Altsolo in bot
Andante. Telkens hadden wij gelegenheid
de voortreffelijke eigenschappon van de af-
zonderlijko spelers vooral dc oellist is
niet te vergeten, te bewonderen.
Beethovens heerlijk kwartet Op. 95 be
sloot den avond. Het kwam in alle bijzon
derheden volledig tot zijn reoht. Met war
me toejuichingen werden de Parijsche hee-
ren ten Blotto tweemalen teruggeroepen.
O.
Conférence Laurentie.
Hot handgeklap, dat het eindo dor oonfé-
reneo besloot, was niet spontaan.
Zeer zeker had de heer Laurentie eon
diepgaande studie gemaakt van zijn onder
werp: „les Meditations do Lamartine",
maar dc rede als zoodanig vlotte niet; het
onderwerp scheen don meester te boheer-
schen. Redenaarsgave miste de conférencier
ten eenenmalo, evenzeer al^ de kunst van
verzenzeggen, en toen hij „pour nous iin-
pregner do la poésio do Lacnartino", „lo
Lao" voordroeg, was het wel gelukkig, dat
do aanwezigon reeds doordrongen waren
van die poésiezeer zeker zouden zij hot
anders niet geworden zijn.
Zeer zeker tevens, dat het- steeds dc
moeite loont eeD man van ernstige studie in
zijn betoog te volgen. Zoo ook hier. Het
eersto deel van de voordracht was gowijd
aan de jougd van Lamartine, aaD de diver
se invloeden dio op hem hebben ingewerkt:
die van zijn omgeving, van zijü moedor,
van Rousseau, van Chateaubriand, enz In
het bijzonder bleef hij staan bij het hoogst
gewiohtige jaar 1820, toon d© eerste Médita-
tions poétiquea verschenen, en bij dc verhou
dingen met Graziclla, het Napelscho siga^
rettenmaaksfcertje on vooral zijn betrekkin
gen met de jonge mevrouw Charles, ont
moet te Aix-cn-Savoio in den nazomor van
1817 ©n voor altijd onsterfelijk onder don
naam van Elviro. Gercedo aanleiding daar
toe gavoD de vier brieven van deze d-mo,
geadresseerd aan Lamartine, cenigo raaan-
deD geleden in een geheime lade van een
bureau door een achterneef vaD don dich
ter gevonden on door Doumio uitgegeven-
Te lang, veel to lang, hield de heer Lauren
tie ons bezig met de vraag te beantwoorden
of mevr. Charlce het godsdienstig voelen
van Lamartine had opgewekt of wel omge
keerd
Het tweede deel der conférenco liep be
ter van stapel. Achtereenvolgens werd be
handeld dat, wat het wenen der lyrischo
poëzie uitmaakt: liefde, natuur, geloof, en
dood. Zeer juist was de vergelijking tus
schen de schelle klouren van Hugo on do
demi-tcinte9 van Lamartine. Vermoedelijk
voor velen nieuw was het verhaal van de
Eolfas-harp, door den jongen Alphonso
vervaardigd van een gebogen wilgotak en
de blonde haren van zijn zuster om clo
jonge muze te bezielen en die, waarvan do
snaren waren vervaardigd van do haren
van zijn tante, vergrijsd in de verschrik
kingen der Terreur, om tot lier te dienen
voor mogelijke latore poczio.
Het vrij talrijk, publiek volgdo mot wol-
willende aandacht deze conférence, maar
het handgeklap, dat het einde besloot, was
niet spontaan
Gemeenteraad van leiderdorp.
In dc vergadering, die door den Burge
meester en zes loden word bijgewoond, werd
na opening met gebed en goedkeuring der
notulen mededoeling gedaan van cenigo
ingekomen stukken o. a van een besluit
van God. Staten, waarbij do aanslag in den
H. O von J. W. van Hoeken te Leidon
wordt gehandhaafd.
De rekening van het bestuur dor Chr.
bewaarschool over 1906 sluit met een na-
deelig saldo en wordt met algemeene stem
men besloten het op de begrooting uitge
trokken subsidie, ad. 150 gld. te verlcenen.
Een verzoek van H. van Poelgeest om de
schotten uit do openbare school tijdelijk te
verwijderen met het oog op een uitvoering
door de Harmonie vereeniging te gevon,
wordt ter afdoening ^st.ld in handen van
B. en Ws.
Vervolgens wordt met algemeen© stem
men besloten van den post voor onvoorzie
ne uitgaven der begrooting 1906 50 gld. af
te schrijven on over te schrijven op dien
voor geneeskundige behandeling.
Daarna wordt gelezen een verzoek van
mej. T. Meohelse om voor een evontueolc
benoeming als wijkverpleegster id aanmer
king te komen.
B. en Ws. zijn van oordeel dat hot niet
op den wegligt van de gomeente om in do
beboette aan wijkverpleging to voorzien,
doch zij zijn bereid, indien de Raad dit
wcnscht, in overleg l.-- tredon mot do ge-
neesheeren en besturen der bier bestaande
ziekenfondsen.
Na eenig© besprek'.ig wordt op voorstel
van den heer Moraal, besloten dit punt tot
een volgende vergadering uit te stellen.
Hierna leest do voorzitter voor een brief
van de directie der Leidsche Duinwater-
Maatschappij omtrent hot aanleggen van
eeu waterleiding in oen deel dezer gemeen
te benevens oen rapport van ,.en gemeente-
opzichter omtrent een door hom ingesteld
onderzoek wat de watervoorziening aloier
betreft.
Eenige besprekingen hebben plaats,
waarvan het resultaat is dat. met het oog
op de hooge kosten en voornamelijk omdat
slechts een deel der gemeente van do lei
ding zc kunnen profiteeren, met alge
meene stemmon wordt besloten niet in te
gaan op het aanbod der Maatschappij, ter
wijl B. en Ws. worden gemachtigd op door
hon aan te wijzen punten, bij wijze van
proef, ©en tweetal nortonpijpen t© do©D
slaan.
Ter behandeling van het kohier van den
H. O. wordt d© vergadering veranderd in
een met gesloten deuren.
Bij de rondvraag dringt de heer Yerkloy
aan op bogrinding van hot achterste gedeel
te van den Achthovenerwcg, dat, met -et
oog op het rooien van boomen is uitgesteld,
doch waarin thans zal worden voorzien en
deelt dc heer Moraal zijn oordeel medo over
do minder gepaste gedragingen der jeugd.
De Voorzitter sluit daarop do vergadering.
Faiil isscueuteii.
J. W. van don Beid, koopman eo winke
lier te Deventer.
G. Dijst, zonder beroep, to Amsterdam.
G. Glas, bloemkweekor to Hilhgom.
D. Schumacher, makelaar cn agent, to
Amsterdam.
N Klaver, koffiehuiahoudor cn fourage-
handelaar te Berkhout, Hoorn.
C. Bol, koopman en molenaar, en diens
echt-g nooto G. J. van Licnden, openbare
koopvrouw, beiden wonende te Drumpt.
W. C. van Heyningen, wonende to 's-Gra-
vonhog©, aan boord van het woon
schip „Luctor ct. Emcrgo", liggende in do
Laakhaven.
F Willcms, tapper, to '8-Gravenl.i0?.
Geëindigd: de faillissementen van G. Bo-
mclmans, huisschilder te Aston; F. A. van
der Aa, rijwielhandelaar, te Tilburg; P J.
Mooncn, weduwo van J 0. van Erve, win
kelierster in kruidenierswaren, enz. te Til
burg, en O. J Bergs, te Kruiningen.
De Rijyter en de Hongaarsche Hervormds Kerk.
Do Ruyter ia do vorlossor van een aan
zienlijk getal Hongaarschu protcstantscho
predikanten, „die tor zako der godsdienst
te Napels iu slavernij gehouden werden."
Dat leost men in dc bekendo lovcns-histo-
rio van den groeten admiraal door Gerard
Brandt, waarin dat uitvoerig verteld ia.
Do bevrijde predikanten werden na hun
ontslag 11 Febr. 1676 naar Venetië
gebracht. Van daar vorspreiddon zij zich
naar Zwitserland, Holland cn Engeland.
Geen onkelo durfde echter naar zijn eigen
vaderland terug, omdat daar do vcrschrik-
kelijko vervolging van Loopold I nog al
tijd voortduurde.
Maar niettegenstaande velo bloedige vor-
volgingeni die de Hongaarscho protestan
ten ook nog sodert dion tijd lcdon, bleet
hun Kerk bestaan. En zij vergaten nooit
noch in hun booze, noch in hun hetere
dagen, wat zij aan Do Ruyter aan l)o
Ruyter en Nederland dc Nedcrlaoders
to danken hebbon.
Het waa yoor 12 jaren, dus iu 1895, in
den herfat, toen in Debreczin, een stad
met rijko, zuiver ixougaarsoho en grooten -
deols Hervormdo bevolking, do nu 93 jaar
oudo bisshop Avon Kiss vou Hegymeg oen
gedenkzuil onthulde, die tor geda<ntcnu
aan do galeislaven en hun bevrijder door
een vrome Hongaarscho burgervrouw was
opgericht. Op de voorzijde van die gedenk
zuil, onder een gebeitelde galei, staat liet
opschrift: ,,M. Adrz. de Ruyter, Holland-
scho admiraal, de redder, 11 Febr. 1676".
En booeden aan het voetstuk do naamlijst
der bevrijde predikanten.
Nu kwam voor do Hongaarscho Her
vormde Kerk mot do 300-jarige Do Ruyter-
hertlenking, opnieuw do gelegenheid haar
dankbaarheid te betuigen Zij iiot dio niet
onopgemerkt voorbijgaan De Honga- sche
Horvormde Generale Synod© nam op den
l2don dezer het beeluit, op het praalgraf
van den grooten „redder" bij gelegenheid
dor Amsterdamscho feesten, eou zilveren
krans ncor to lcggon.
De krans bestaat uit evenveel zilvereu
bladeren als het getal der bevrijde predi
kanten, met hun namen er op gegraveerd.
En do krana wordt door een fraai gouden
lint vorsiord, dragend den naam van Do
Ruyter.
Buiten dezen krans wordt nog door dc
gevers een keurig bewerkt gedenkschrift
aan het Hollandsoho volk toegezonden.
Een berichtgever meldt aan hot ,,HL!d."
nog:
Naar aanleiding van de bovenvermelde
medcdcoling, dat in 1895 tc Debreczin een
obelisk word opgericht ter ocro van onzen
grooten Michiel, word© bericht, dat Dc
Ruylor na het verslaan van dc Fransche
vloot t© Napels aankwam en met eerbewij
zen ontvangen werd; bij die gelegenheid
bleek weer welk recht Christon De Ruyter
was: „Wat vreugd zou ik kunnen schep
pen uit dc cere, dio mij geschiedt, als mijn
lieve broeders, de predikanten, op de ga -
leien zitten on zoo mishandeld worden,"
zeid© hij tot don onderkoning. Het waren
predikanten, dip bij do vervolging tegen
de Protestanten in Hongarije gevangen ge
nomen cn ala slaven verkocht, te - apols
op do galorijco gezet waren en het lot
van do ergste misdadige™ doelden. Wat
kon men in deze oogenblikkcn aan De
lluytcr weigeren 1 Do onderkoning ontsloeg
ze om zijnentwille.
Zog sa twintig in getal kwamen zij nan
boord van den admiraal, hftlfontkDed of
met gescheurd© kleeren terwijl hun lichaam
sporen droeg der mishandeling, di© tij
ondergaan hadden. Zij dankten hem voor
"hun bevrijding, maar hij antwoordde:
„Dankt uwen God, ik heb niot meer gedaan
dan ik schuldig was 1"
„Ik heb gehoord", zoi Do Ruyter later,
„dat sommigen onder u Gereformeerden,
anderen Lutheranen zijn." Zij antwoordden
dat het zoo waa, maar dat zij in hun ver
drukking als broeders hadden geleefd on do
aalmoezen, dio zij ontvingen, gelijkelijk
onder elkander verdeeld hadaenf waarop
Do Ryter sprak: „Gaat dan heen cn doob
uw best, oen ieder bij de zijnen, dat gij tö
huis komend© één moogt ziju of worden, en
ik zal nooit aangenamer dank ontvangen."
1>© Nieuw© elk verordening.
Mijnheer de Redacteur
Naar aanleiding van do behandeling de
zer verordening in de laatstgohoudou
Raadszitting wonson ik eon enkele opmer
king te maken. Bij voorbaat nnju dunk.
Toen werd voorgesteld con 2do soort kat-
nomelk too to laten, kon do Raad zich
hiormedo niot voreonigon, omdat men
vreosde, dat bij het bereiden daarvan te
veel gebruik van water zou worden gemaakt.
Do Raad doed dit in het bolang der volks
gezondheid. Doch toen door een der heoron
doctoren werd voorgesteld, ook gepastouri*
aeerdo melk te verbieden, omdat dezo melk
niet ziektekienwrij kan geacht worden, on
hierin een groot gevaar schuilt voor du
volksgezondheid daar het publiek meenb
ziekbekiemvrijo melk t© drinken, waa do
Raad hiervoor niet t© vinden. Ik meen, dat
de Raad bierraodo geen zuivero beslissing
nam. Hij had óf beide moeten verbiedon óf
beide moeten toelaten. Hopondo ochtcr dat
do Raad hiormedo rekening zal houden on
op zijn beeluit terugkomen, dank ik nog
maals voor do plaatsing.
Uw Abonné,
X.
Mijnheer de Redacteur/
Onze liovo Btraatjcugd
Ondergcteekcndo verzoekt voor do vol-
gond© regels e©u klein plaatsje in uw voel-
gelozcn blad. Bij voorbaat mijn hartelijke'
dank.
Zondagmiddag met oen vijftal ander©
dames ©en eindje wandelendo moesten wij
o. m. een boodschap doen In do Haver
zak laan.
Dezo inkomend© worden wij door eon
lieflijke bende van twintig h dertig jon-
gons, waarvan do oudst© ongeveer twaalf
jaar, begroot, welke gewapoud waren mob
stokkon, klompen, steenen en wat dies
meer zij( cn dio begroeting was van dion
aard, dat wij ijlings do vlucht moesten
nemen in een winkel aldaar.
Eon onzor kreeg zelfs oen slag met een
klomp in den hals.
Zou het niet raadzaam zijn, tor voorko
ming van dorgolijko schandalen, als er
vooral in zoo'n buurt, waar geen fatsoen
lijk mensch zich kan b©wegon( wat mc
politietoezicht was?
Moj. J. H.
Leiden, 19 Maart 1907.
Mijnheer de R iacleurl
Zooals een ieder weet, is het bij de wot
vorboden om mot schcrpo voorwerpen t©
loopon langs den openbaren weg of wel
degelijk moet hot scherp© voorwerp om
wonden zijn, zoodat daardoor geen ongo-
lukkcn voor hot publick kunnen ontataao.
Eon ieder zal met i ij moeton instemmen,
dat zoo iota hoel goed is.
En juist stel ik dat op hoogen prijs»
omdat ik Zaterdag t© Leidon zelf bijna 'Jo
dupe was om een groot ongeluk daardoor
te krijgen.
Ik liep van af do Korenbeursbrug naar
do Beurs cn voor mij Hop con werkman
con groot stuk plaatijzer (of blik) dra
gende op zijn hoofd en op een gegeven
oogonblik moet di© man uithalen voor
©on wagen on koert zich half om, zoodab
do wagen kan passeeren on ik krijg daar-
door den schorpen hoek van dat stuk
ijzer zoo dicht langs mijn aangezicht, dat
hot zelfs don rand van mijn hoed raak
te. Stel nu het geval, dat heb gezicht '.f
oogen treftMag men aldus mot oen
groot stuk plaatijzer loopon in eeu be
volkte buurt?
Achtend,
N. N.
PrinM Hendrik to Herlijn.
Do Berlijnschc correspondent van do
,,N. R. C." meldt:
Prins Hendrik der Nederlanden heeft
Zondagmiddag d© operazangeres mevrouw
Schröter, een van de geredden vau het
wrak van do „Berlin", die in do voorstad
Wilmersdorf bij Berlijn woont, opgezocht.
Do Prins vond mevrouw Schröter niet
thuis, maar haar hospes kon haar telefo
nisch ontbieden.
De Prins bleef geduldig op haar wach
ten, om, toon zij thuiskwam, vol belang
stelling naar haar toestand to informeeren.
Daar mevrouw Schröter altijd nog last
heeft met ©en voet, rnaakt dc stille cn har
telijk© belangstelling van den Prins t©
Berlijn ©en hoogst sympathioken indruk.
Toen do Prins zich later in het openbaar
vertoonde, werden hora dan ook hartelijk©
ovaties gebracht.
lilt Indtë.
De correspondent der „Tel." te Kotarad
ja seint:
In Gajolaad is licht gewond luitenant
H. Moycr.
Bedoeld is do lste-luit. H. Meyer van;
do infanterie, voegt de red. hierbij.