LEIDSCH DAGBLAD, WS~W3DAC 2O MAART. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Ingezonden. Uw. 14440. Anflö ITTIT. I— Omtrent het pleidooi, door mr. D. P. j). Fa-bius, hoogleeraar aan de Vrije Uni versiteit, ten gunste van de doodstraf In het vorig jaar in een lijvig geschrift rvoerd, merkt het „Weekblad van Bt Recht" (No. 8493) op, dat het ge- beele boek eigenlijk kan worden saamgevat fo een beroep op het Oude Testament, het voorschrift uit het Noachitisch verbond |d Gen. 9 vers 6: ,,Wie des menschen bloed vergiet, zijn bloed ral door den mensch vergoten worden." Het ,,W eek blad" zegt hiervan het volgende: „Ovor een dergelijk betoog, steunende pp een bij den schrijver te eerbiedigen geloofsovertuiging, is alle dobat uitgeslo ten. Wij deelen de overtuiging van prof. Fabius, zijn meening omtrent de geldig heid van die Oud-Testamentische uitspraak biet en daarmede heeft ook voor ns zijn betoog alle waarde en bewijskracht verlo ren. Alle poging tot verzoening is hier te vergeefs en volkomen ijdel zou die wensch pjn van den een, om den ander van onge lijk te kunnen overtuigen. Daarom bepa len wij ons tot één opmerking en één vraag. De opmerking is, dat reeds in 1880 bij de behandeling van het amendement om de doodstraf weer in te voeren, nie mand minder dan mr. A. F. de Savornin Lohman het beroep op de uitspraak in Genesis heeft gewraakt en dat, eigenaardig genoeg, in hetzelfde jaar, waarin ten on- sent de doodstraf word afgeschaft, de Duiteche rabbijn dr. I. Fürst het betoog heeft geleverd: ,,dass die Bibel, in ihrein vrahrem Geiste und im Zusaramenhang al ler bezóglichen Rochtsinstitutionen aufge- fasst die Aufhebung der Todcsstrafe nicht nur nicht verbietet, viclmehr die Beibe- haltung derselben untcr unsrem houtigen Strafverfahren auf das Scharfst© verur- teilt." Het beroep van prof Fabius op het woord van den Bijbel ia dus stellig mi ider sterk dan het schijnt. En onze vraag betreft de gevallen, waar in, naar prof Fabius meent, de doodstraf zou moeten worden toegepast. Consequent in de interpretatie van het Bijbelwoord, verwerpt hij het onderscheid, tusschen moord en doodslag en wenscht de dood- Btraf bedreigd to zien tegen elke opzette lijke levensberooving. Doch moet die bedreiging nu ook wor den ten uitvoer gelegd in alle gevallen, waarin iemand opzettelijk een ander van het leven berooft! Volgens de statistiek üvcr 1901 werden in dat jaar 11 personen veroordeeld wegens doodslag, 1 wegens het misdrijf van art 288, 10 wegens mowd. Van dezo 22 personen word 1 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf 7 tot een gevan genisstraf van vijf jaar cn langer, 11 tot een gevangenisstraf van één tot vijf jaar, twee ontvingen een straf van nog niet zes maanden, een werd ge straft met een gevangenisstraf beneden do drie maanden. Al deze 22 veroordeelden hadden ,,des ïnenschen bloed vergoten"; moest nu ook door den mensch het bloed van deze allen vergoten worden, en dus ook van hen, aan wie onze rechter een gevangenisstraf meende te mogen opleggen van nog niet 0 maanden Of zoo de hoogleeraar Fabius, wat wij veronderstellen, die vraag ontkennend be antwoordt, waar houdt dan de plicht van dc overheid om het bloed des doodslagers te vergieten op om in een bevoegdheid over te gaan en waaraan ontleent prof. Fabius het recht, aan het Qoddolijk bevel, dat geen uitzonderingen kent, een deel van zijn kracht te ontnemen t Wij hebben op deze twijfelingen in het boek van den Air._ter- damschen hoogleeraar het antwoord niet ge vonden." In „De T ij d" lezen wij onder het hoofd „Bijna Ongelooflijk": In „V o o r u i t", christelijk-democra- tisch orgaan van den Anti-Socia&l-Demo- cratischen Bond van Nederlandsch Spoor wegpersoneel „Recht en Plicht", lezen wij het volgende: „Aangezien de leden der Ned. Vereen, er steeds op loeren om onze brieven en geschreven stukken te doorsnuf felen, en alleen gloeiend ijzer en zware mo- lensteenen voor hen heilig zijn, moeten on ze correspondenten steeds op hun hoede zijn. lo. Zij moeten steeds goed overtuigd blij ven van het lage peil onzer tegenstanders eD dus hun oorrespondentie-stukken altijd goed verzegeieu. Zij moeten van het standpunt u gaan, dat iedere dienstbrief door de Nederland- sche Ver.-leden geopend en door hen gele zen wordt in de bagagewagens of op bestel- lingsbureaux. 2o. Zij plakken altijd een gegomde strook öp de sluiting der enveloppe met het op schrift: „H.H. Socialisten wordeD vriendelijk, maar tevens dringend uilgenoodigd, dezen keer eens van hun gewoonte af te wijken en het briefgeheim niet te schenden." Op zoo'n hartroerende smeekbede zal zelfs het steenen hart van een lid der Ned.-Vereeniging vermurwd worden. om toch zoo'n brief maar dicht te laten. 3o. Daar het echter blijkt, dat zulks al tijd nog niet voldoondo is, is het raad zaam, dat deze opgeplakte strook telkens overstreept wordt, zoodat meD aaustonds kan merken of een dier fijnbeschaafde hee- ren er met zijn lange vingers aan gepulkt heeft. 4o. Voor zij een brief openmaken, 'overtuige men zich of de strepen, die over de smeekbede-strook on de enveloppe loo- pen, gelijkmatig aan elkaar sluiten of niet. Ontdekt men een onregelmatigheid, laat deze dan aanstonds door getuigen doen consta- teeren. Neem het nummer op van den dienstbrief en bericht onmiddellijk aan den afzender. (Dag. Bestuur, Redactie of an derszins). Zoo spoedig mogelijk wordt dan de zaak aanhangig gemaakt bij de direc tie. N.B. Bij de H. IJ. S.-M., waar de leden der Ned. Vereeniging geheel zijn uitge praat, zijn deze voorzorgsmaatregelen vooreerst nog niet vereischt." Uit het bovenschrift blijkt voldoende, dat wy deze „onthullingen" heeleinaal voor rekening laten van ,,V oor uit". Het hier medegedeelde zou anders een eenvou dige oplossing aan de hand doen van het geheim, hoe de redactie van „Het Volk" komt aan de vertrouwelijke stukken, welke het soc.-dem. hoofdorgaan nu en dan, tot verbazing van het niet-socialistisch pu bliek, openbaar maakt. De oiviel-ingenieur R. A. van Sandick, verantwoordelijk hoofdredacteur van „De I n go n i e u r", schrijft in de jongst, ver schenen aflevering van dit weekblad: ,,In onze rubriek „Open betrekkingen" vinden wij een mededeeling, ontleend aan de „N e d. Staatscourant" van 14 Maart 1907, No. 62, waarop wij in dit re dactioneel gedeelte de aandacht willen ves tigen. Zij luidt als volgt: De minister van landbouw, nijverheid en handel brengt ter kennis van belanghebben den, dat voor de eerlang te vervullen be trekking van scheikundige aan het op te richten Rijksbureau tot o n d e r z o e k van handelswaren te Leiden, in aanmerking komen doctoren in de scheikunde, in de pharmacie o f i n de technische wetenscappen. Deze oproep is blijkbaar zonder kennis van zaken gemaakt. Een doctor in de tech nische wetenschappen behoeft in het geheel geen scheikundige te zijn; er is zelfs veel kans, dat hij het niet is. In plaats van doc tor in de technische wetenschappen had moeten staan technoloog. De graad vaD technoloog of scheikundig ingenieur is de natuurlijke afsluiting vun de studie te Delft Wij moeten er tegen protesteeren, dat, volgens den oproep voor deze Rijksbetrek king vaD technisch-scheikundigen aard de technologen zijn uitgesloten. Aan den graad van doctor in de tech nische wetenschappen in deze een bijzondei privilegie te verbinden, is niet logisch ge dacht. Op deze wijze zouden zij gelijk krijgen, die van de instelling van den doctorsgraad in de technische wetenschappen het nadeel gevreesd hebben, dat zij zou kunnen leiden tot vermindering van de wetenschappelijke en practische waarde van den ingenieursti tel. Hier is do academisch gevormde schei kundige ingenieur, dat is de technoloog, on bevoegd verklaard voor een betrekking, waarvoor de doctor in de scheikunde of in de pharmacie daarentegen wel bevoegd ver klaard wordt. Hierbij is uit het oog verloren het ver schil in beteekenis van een doctorsgraad aan de universiteit on aan de technische hoogeschool. Aan de universiteit beteekent zij de gewo- no afsluiting der universitaire studie on datzelfde beteekent aan de technische hoo geschool de ingenieursgraad, hier de graad van technoloog. Do Staat heeft dus niet het recht om den eisch te stellen, dat do technoloog daarenboven nog doctor in de technische wetenschappen zal zijn, opdat hij gelijkge steld zij aan eeD universitairen doctor. Wij drukken de hoop uit, dat de Vereeni ging van Delftsehe ingenieurs zich zal wen den tot den betrokken minister en tot hem het verzoek zal richten om alsnog in deD oproep in plaats van „doctor in de techni sche wetenschappen" het woord „technoloog of soheikundig ingenieur" te plaatsen. „De Werkmansbode" zegt „Een onzer lezers, vroeger een der voor mannen in onze beweging, doet in een schrijven aan ons het denkbeeld aan do hand, den Min van O o o r 1 o g, deo heer H P Staal, eeD hulde te brengen De beschouwing vaD den schrijver vindt haar grondslag in een dergelijke huldebe tuiging, indertijd aaD minister Tak van Poortvliet gebracht bij de verwerping van zijn kieswet, een wet, die zou hebben geleid tot het algemeen kiesrecht wat de schrijver vergelijkt bij de verwerping van dc oorlogs- begrooting door do Eerste Kamer, omdat; daarin werd overgegaan tot de afschaffing van het blijvend gedeelte van do militie, een eerste stap in de richting naar bet volksleger, wijders een stap werd gedaan tot ontlasting der oorlogsbegrooting, zoo dringend noodig, omdat de vrijkomende Bommen beter kunnen worden besteed. Het denkbeeld van den schrijver geven wij ter overweging; mogelijk, dat hieruit wel een initiatief kan volgen. Wij voor ons zouden het ook betreuren, als doze Minister van Oorlog heenging, zonder dat een pro test daartegen, zij het in den vorm van een hulde, zou hebben weerklonken. In het nemen van democratische maatregelen zijn wij niet verwend, en men moge onzerzijds het nemen van die maatregelen als den plicht van de regeerders beschouwen, dat legt ook ons den plicht op, als zij dan ten gevolge daarvan worden genoodzaakt tot heengaan, wij daarvan goede nota behooren te nemen." Hei Parijsch Strijkkwartet. Een vergelijking van de reeds talrijke eer- stc-rangs-kwartetgezelschappen kan niet anders dan gebrekkig en oppervlakkig zijn. Men zou ze alle op één avond en liefst in dezelfde, in karakter uiteenloopende, com posities moeten hooren. En zelfs dan zou het oordeel onzuiver zijnwant men zou het eene hooren als men nog geheel frisch, en het andere als men door het vele hoo ren reeds min of meer afgestompt is. En wie kan ook al die subtiele indrukken af wegen of met elkaar meten 1 Toch gaat mon tot dat vergelijken zoo licht over. Zoo hebben wij altijd na het hooren van dit Hayot-kwartet de neiging om te zeggen „Dit gezelschap is toch het mooist van al len 1 Het heeft voortdurend on in alles een charme, een distinctie, eon klankschoon heid, een zuiver begrip, zooal9 de anderen niet altijd in die mate openbaren I" Ook gisteravond waren wij weer osader een machtigen indruk. Het was een mooi programma. Naar Haydn aou men met nog meer genot luisteren, als men niet bedacht, dat men evengoed iets belangwekkenders had kunnen hooren. Het finale zal stellig door geen anderen ook niet door de Bohe mers geachevcerder en schitterender ge speeld kunnen worden. Het kwartet van Chevill&rd (schoonzoon en opvolger van Lamoureux, bekend door mooie kamermuziek, o. a. een Thema met Variatie© voor piano), hoewel bij een eersto hooren niet dadelijk te begrijpen, boeide van het begin tot het eind. Bijzonder mooi was de Altsolo in bot Andante. Telkens hadden wij gelegenheid de voortreffelijke eigenschappon van de af- zonderlijko spelers vooral dc oellist is niet te vergeten, te bewonderen. Beethovens heerlijk kwartet Op. 95 be sloot den avond. Het kwam in alle bijzon derheden volledig tot zijn reoht. Met war me toejuichingen werden de Parijsche hee- ren ten Blotto tweemalen teruggeroepen. O. Conférence Laurentie. Hot handgeklap, dat het eindo dor oonfé- reneo besloot, was niet spontaan. Zeer zeker had de heer Laurentie eon diepgaande studie gemaakt van zijn onder werp: „les Meditations do Lamartine", maar dc rede als zoodanig vlotte niet; het onderwerp scheen don meester te boheer- schen. Redenaarsgave miste de conférencier ten eenenmalo, evenzeer al^ de kunst van verzenzeggen, en toen hij „pour nous iin- pregner do la poésio do Lacnartino", „lo Lao" voordroeg, was het wel gelukkig, dat do aanwezigon reeds doordrongen waren van die poésiezeer zeker zouden zij hot anders niet geworden zijn. Zeer zeker tevens, dat het- steeds dc moeite loont eeD man van ernstige studie in zijn betoog te volgen. Zoo ook hier. Het eersto deel van de voordracht was gowijd aan de jougd van Lamartine, aaD de diver se invloeden dio op hem hebben ingewerkt: die van zijn omgeving, van zijü moedor, van Rousseau, van Chateaubriand, enz In het bijzonder bleef hij staan bij het hoogst gewiohtige jaar 1820, toon d© eerste Médita- tions poétiquea verschenen, en bij dc verhou dingen met Graziclla, het Napelscho siga^ rettenmaaksfcertje on vooral zijn betrekkin gen met de jonge mevrouw Charles, ont moet te Aix-cn-Savoio in den nazomor van 1817 ©n voor altijd onsterfelijk onder don naam van Elviro. Gercedo aanleiding daar toe gavoD de vier brieven van deze d-mo, geadresseerd aan Lamartine, cenigo raaan- deD geleden in een geheime lade van een bureau door een achterneef vaD don dich ter gevonden on door Doumio uitgegeven- Te lang, veel to lang, hield de heer Lauren tie ons bezig met de vraag te beantwoorden of mevr. Charlce het godsdienstig voelen van Lamartine had opgewekt of wel omge keerd Het tweede deel der conférenco liep be ter van stapel. Achtereenvolgens werd be handeld dat, wat het wenen der lyrischo poëzie uitmaakt: liefde, natuur, geloof, en dood. Zeer juist was de vergelijking tus schen de schelle klouren van Hugo on do demi-tcinte9 van Lamartine. Vermoedelijk voor velen nieuw was het verhaal van de Eolfas-harp, door den jongen Alphonso vervaardigd van een gebogen wilgotak en de blonde haren van zijn zuster om clo jonge muze te bezielen en die, waarvan do snaren waren vervaardigd van do haren van zijn tante, vergrijsd in de verschrik kingen der Terreur, om tot lier te dienen voor mogelijke latore poczio. Het vrij talrijk, publiek volgdo mot wol- willende aandacht deze conférence, maar het handgeklap, dat het einde besloot, was niet spontaan Gemeenteraad van leiderdorp. In dc vergadering, die door den Burge meester en zes loden word bijgewoond, werd na opening met gebed en goedkeuring der notulen mededoeling gedaan van cenigo ingekomen stukken o. a van een besluit van God. Staten, waarbij do aanslag in den H. O von J. W. van Hoeken te Leidon wordt gehandhaafd. De rekening van het bestuur dor Chr. bewaarschool over 1906 sluit met een na- deelig saldo en wordt met algemeene stem men besloten het op de begrooting uitge trokken subsidie, ad. 150 gld. te verlcenen. Een verzoek van H. van Poelgeest om de schotten uit do openbare school tijdelijk te verwijderen met het oog op een uitvoering door de Harmonie vereeniging te gevon, wordt ter afdoening ^st.ld in handen van B. en Ws. Vervolgens wordt met algemeen© stem men besloten van den post voor onvoorzie ne uitgaven der begrooting 1906 50 gld. af te schrijven on over te schrijven op dien voor geneeskundige behandeling. Daarna wordt gelezen een verzoek van mej. T. Meohelse om voor een evontueolc benoeming als wijkverpleegster id aanmer king te komen. B. en Ws. zijn van oordeel dat hot niet op den wegligt van de gomeente om in do beboette aan wijkverpleging to voorzien, doch zij zijn bereid, indien de Raad dit wcnscht, in overleg l.-- tredon mot do ge- neesheeren en besturen der bier bestaande ziekenfondsen. Na eenig© besprek'.ig wordt op voorstel van den heer Moraal, besloten dit punt tot een volgende vergadering uit te stellen. Hierna leest do voorzitter voor een brief van de directie der Leidsche Duinwater- Maatschappij omtrent hot aanleggen van eeu waterleiding in oen deel dezer gemeen te benevens oen rapport van ,.en gemeente- opzichter omtrent een door hom ingesteld onderzoek wat de watervoorziening aloier betreft. Eenige besprekingen hebben plaats, waarvan het resultaat is dat. met het oog op de hooge kosten en voornamelijk omdat slechts een deel der gemeente van do lei ding zc kunnen profiteeren, met alge meene stemmon wordt besloten niet in te gaan op het aanbod der Maatschappij, ter wijl B. en Ws. worden gemachtigd op door hon aan te wijzen punten, bij wijze van proef, ©en tweetal nortonpijpen t© do©D slaan. Ter behandeling van het kohier van den H. O. wordt d© vergadering veranderd in een met gesloten deuren. Bij de rondvraag dringt de heer Yerkloy aan op bogrinding van hot achterste gedeel te van den Achthovenerwcg, dat, met -et oog op het rooien van boomen is uitgesteld, doch waarin thans zal worden voorzien en deelt dc heer Moraal zijn oordeel medo over do minder gepaste gedragingen der jeugd. De Voorzitter sluit daarop do vergadering. Faiil isscueuteii. J. W. van don Beid, koopman eo winke lier te Deventer. G. Dijst, zonder beroep, to Amsterdam. G. Glas, bloemkweekor to Hilhgom. D. Schumacher, makelaar cn agent, to Amsterdam. N Klaver, koffiehuiahoudor cn fourage- handelaar te Berkhout, Hoorn. C. Bol, koopman en molenaar, en diens echt-g nooto G. J. van Licnden, openbare koopvrouw, beiden wonende te Drumpt. W. C. van Heyningen, wonende to 's-Gra- vonhog©, aan boord van het woon schip „Luctor ct. Emcrgo", liggende in do Laakhaven. F Willcms, tapper, to '8-Gravenl.i0?. Geëindigd: de faillissementen van G. Bo- mclmans, huisschilder te Aston; F. A. van der Aa, rijwielhandelaar, te Tilburg; P J. Mooncn, weduwo van J 0. van Erve, win kelierster in kruidenierswaren, enz. te Til burg, en O. J Bergs, te Kruiningen. De Rijyter en de Hongaarsche Hervormds Kerk. Do Ruyter ia do vorlossor van een aan zienlijk getal Hongaarschu protcstantscho predikanten, „die tor zako der godsdienst te Napels iu slavernij gehouden werden." Dat leost men in dc bekendo lovcns-histo- rio van den groeten admiraal door Gerard Brandt, waarin dat uitvoerig verteld ia. Do bevrijde predikanten werden na hun ontslag 11 Febr. 1676 naar Venetië gebracht. Van daar vorspreiddon zij zich naar Zwitserland, Holland cn Engeland. Geen onkelo durfde echter naar zijn eigen vaderland terug, omdat daar do vcrschrik- kelijko vervolging van Loopold I nog al tijd voortduurde. Maar niettegenstaande velo bloedige vor- volgingeni die de Hongaarscho protestan ten ook nog sodert dion tijd lcdon, bleet hun Kerk bestaan. En zij vergaten nooit noch in hun booze, noch in hun hetere dagen, wat zij aan Do Ruyter aan l)o Ruyter en Nederland dc Nedcrlaoders to danken hebbon. Het waa yoor 12 jaren, dus iu 1895, in den herfat, toen in Debreczin, een stad met rijko, zuiver ixougaarsoho en grooten - deols Hervormdo bevolking, do nu 93 jaar oudo bisshop Avon Kiss vou Hegymeg oen gedenkzuil onthulde, die tor geda<ntcnu aan do galeislaven en hun bevrijder door een vrome Hongaarscho burgervrouw was opgericht. Op de voorzijde van die gedenk zuil, onder een gebeitelde galei, staat liet opschrift: ,,M. Adrz. de Ruyter, Holland- scho admiraal, de redder, 11 Febr. 1676". En booeden aan het voetstuk do naamlijst der bevrijde predikanten. Nu kwam voor do Hongaarscho Her vormde Kerk mot do 300-jarige Do Ruyter- hertlenking, opnieuw do gelegenheid haar dankbaarheid te betuigen Zij iiot dio niet onopgemerkt voorbijgaan De Honga- sche Horvormde Generale Synod© nam op den l2don dezer het beeluit, op het praalgraf van den grooten „redder" bij gelegenheid dor Amsterdamscho feesten, eou zilveren krans ncor to lcggon. De krans bestaat uit evenveel zilvereu bladeren als het getal der bevrijde predi kanten, met hun namen er op gegraveerd. En do krana wordt door een fraai gouden lint vorsiord, dragend den naam van Do Ruyter. Buiten dezen krans wordt nog door dc gevers een keurig bewerkt gedenkschrift aan het Hollandsoho volk toegezonden. Een berichtgever meldt aan hot ,,HL!d." nog: Naar aanleiding van de bovenvermelde medcdcoling, dat in 1895 tc Debreczin een obelisk word opgericht ter ocro van onzen grooten Michiel, word© bericht, dat Dc Ruylor na het verslaan van dc Fransche vloot t© Napels aankwam en met eerbewij zen ontvangen werd; bij die gelegenheid bleek weer welk recht Christon De Ruyter was: „Wat vreugd zou ik kunnen schep pen uit dc cere, dio mij geschiedt, als mijn lieve broeders, de predikanten, op de ga - leien zitten on zoo mishandeld worden," zeid© hij tot don onderkoning. Het waren predikanten, dip bij do vervolging tegen de Protestanten in Hongarije gevangen ge nomen cn ala slaven verkocht, te - apols op do galorijco gezet waren en het lot van do ergste misdadige™ doelden. Wat kon men in deze oogenblikkcn aan De lluytcr weigeren 1 Do onderkoning ontsloeg ze om zijnentwille. Zog sa twintig in getal kwamen zij nan boord van den admiraal, hftlfontkDed of met gescheurd© kleeren terwijl hun lichaam sporen droeg der mishandeling, di© tij ondergaan hadden. Zij dankten hem voor "hun bevrijding, maar hij antwoordde: „Dankt uwen God, ik heb niot meer gedaan dan ik schuldig was 1" „Ik heb gehoord", zoi Do Ruyter later, „dat sommigen onder u Gereformeerden, anderen Lutheranen zijn." Zij antwoordden dat het zoo waa, maar dat zij in hun ver drukking als broeders hadden geleefd on do aalmoezen, dio zij ontvingen, gelijkelijk onder elkander verdeeld hadaenf waarop Do Ryter sprak: „Gaat dan heen cn doob uw best, oen ieder bij de zijnen, dat gij tö huis komend© één moogt ziju of worden, en ik zal nooit aangenamer dank ontvangen." 1>© Nieuw© elk verordening. Mijnheer de Redacteur Naar aanleiding van do behandeling de zer verordening in de laatstgohoudou Raadszitting wonson ik eon enkele opmer king te maken. Bij voorbaat nnju dunk. Toen werd voorgesteld con 2do soort kat- nomelk too to laten, kon do Raad zich hiormedo niot voreonigon, omdat men vreosde, dat bij het bereiden daarvan te veel gebruik van water zou worden gemaakt. Do Raad doed dit in het bolang der volks gezondheid. Doch toen door een der heoron doctoren werd voorgesteld, ook gepastouri* aeerdo melk te verbieden, omdat dezo melk niet ziektekienwrij kan geacht worden, on hierin een groot gevaar schuilt voor du volksgezondheid daar het publiek meenb ziekbekiemvrijo melk t© drinken, waa do Raad hiervoor niet t© vinden. Ik meen, dat de Raad bierraodo geen zuivero beslissing nam. Hij had óf beide moeten verbiedon óf beide moeten toelaten. Hopondo ochtcr dat do Raad hiormedo rekening zal houden on op zijn beeluit terugkomen, dank ik nog maals voor do plaatsing. Uw Abonné, X. Mijnheer de Redacteur/ Onze liovo Btraatjcugd Ondergcteekcndo verzoekt voor do vol- gond© regels e©u klein plaatsje in uw voel- gelozcn blad. Bij voorbaat mijn hartelijke' dank. Zondagmiddag met oen vijftal ander© dames ©en eindje wandelendo moesten wij o. m. een boodschap doen In do Haver zak laan. Dezo inkomend© worden wij door eon lieflijke bende van twintig h dertig jon- gons, waarvan do oudst© ongeveer twaalf jaar, begroot, welke gewapoud waren mob stokkon, klompen, steenen en wat dies meer zij( cn dio begroeting was van dion aard, dat wij ijlings do vlucht moesten nemen in een winkel aldaar. Eon onzor kreeg zelfs oen slag met een klomp in den hals. Zou het niet raadzaam zijn, tor voorko ming van dorgolijko schandalen, als er vooral in zoo'n buurt, waar geen fatsoen lijk mensch zich kan b©wegon( wat mc politietoezicht was? Moj. J. H. Leiden, 19 Maart 1907. Mijnheer de R iacleurl Zooals een ieder weet, is het bij de wot vorboden om mot schcrpo voorwerpen t© loopon langs den openbaren weg of wel degelijk moet hot scherp© voorwerp om wonden zijn, zoodat daardoor geen ongo- lukkcn voor hot publick kunnen ontataao. Eon ieder zal met i ij moeton instemmen, dat zoo iota hoel goed is. En juist stel ik dat op hoogen prijs» omdat ik Zaterdag t© Leidon zelf bijna 'Jo dupe was om een groot ongeluk daardoor te krijgen. Ik liep van af do Korenbeursbrug naar do Beurs cn voor mij Hop con werkman con groot stuk plaatijzer (of blik) dra gende op zijn hoofd en op een gegeven oogonblik moet di© man uithalen voor ©on wagen on koert zich half om, zoodab do wagen kan passeeren on ik krijg daar- door den schorpen hoek van dat stuk ijzer zoo dicht langs mijn aangezicht, dat hot zelfs don rand van mijn hoed raak te. Stel nu het geval, dat heb gezicht '.f oogen treftMag men aldus mot oen groot stuk plaatijzer loopon in eeu be volkte buurt? Achtend, N. N. PrinM Hendrik to Herlijn. Do Berlijnschc correspondent van do ,,N. R. C." meldt: Prins Hendrik der Nederlanden heeft Zondagmiddag d© operazangeres mevrouw Schröter, een van de geredden vau het wrak van do „Berlin", die in do voorstad Wilmersdorf bij Berlijn woont, opgezocht. Do Prins vond mevrouw Schröter niet thuis, maar haar hospes kon haar telefo nisch ontbieden. De Prins bleef geduldig op haar wach ten, om, toon zij thuiskwam, vol belang stelling naar haar toestand to informeeren. Daar mevrouw Schröter altijd nog last heeft met ©en voet, rnaakt dc stille cn har telijk© belangstelling van den Prins t© Berlijn ©en hoogst sympathioken indruk. Toen do Prins zich later in het openbaar vertoonde, werden hora dan ook hartelijk© ovaties gebracht. lilt Indtë. De correspondent der „Tel." te Kotarad ja seint: In Gajolaad is licht gewond luitenant H. Moycr. Bedoeld is do lste-luit. H. Meyer van; do infanterie, voegt de red. hierbij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 5