Een smokkelaarsgeschiedenis
ünek&otea.
Nieuwe Raadsels.
laten overdekken en ging daarna rustig
binnen zitten.
De sneeuwbui was juist bedaard, toen
hij naar buiten trad, om den inspecteur
te gemoet te gaan en hij ontmoette hem
vlak onder een lantaarn.
De inspecteur zag hem doordringend
RATI
Je begint vroeg, bromde deze. Den
volgenden maal, dat je weer voor een
sneeuwstorm gaat schuilen, raad ik je aan,
zoowel je helm als j© mantel buiten te
leggen. De eene is droog, de andere nat.
Hervat je taak.
De inspecteur verklikte hem niet, maar
de jonge agent had een les voor het leven
ontvangen en wel, dat plichtverzuim steeds
ontdekt wordt.
Hij werd een der beste mannen van de
politiemacht.
werd in een Duitsoh boek ,,Der Hund",
yerteld.
Een hond te Mechelen verschafte zijn
baas, door het smokkelen van waren, waar
voor inkomende rechten betaald moesten
worden, een vermogen van meer dan
180,000 gulden.
Een arme man, te Mechelen woonachtig,
die op eerlijke manier niet meer aan den
kost wist te komen, kwam op het denk
beeld zijn positie door smokkelen te
trachten te verbeteren.
Hij leende bij een vriend een sommetje,
ging naar Vlaanderen en kocht een par
tijtje kant, om het in zijn woonplaats met
onduiking van de hooge invoerrechten met
goede winst van de hand te doen.
Overtuigd van de schranderheid van
zijn poedel, richtte hij het dier er op af,
hem daarbij behulpzaam te zijn.
Hij liet den hond scheren, schafte zich
een hondevel aan van dezelfde grootte en
met. dezelfde haren als die van zijn poedel,
wikkelde het dier de kant om het lichaam
en deed hem daarna het nieuwe vel zóó
goed aan, dat de vermomming door nie
mand werd opgemerkt. Aldus keerde hij
naar Mechelen terug, waar hij nu eens
door de eene, dan weer door de andere
poort de stad binnenging,
Zijn hond Barbon trippelde natuurlijk
heel onbevangen dicht voorbij den doua
nier de poort binnen en liep, zonder naar
zijn baas om te zien, naar een bepaalde
den boomstam. Lady Noggs liet zich lang
zaam zakken, tot haar voetjes zijn schou
ders onder zich voelden en daarna gleed
zij voorzichtig langs zijn stevig lichaam
heen en stond weldra naast hem op den
tak. „Dat is prachtig!" zeide zij met een
zucht van verlichting. Het overige van
den tocht naar omlaag bood geen bezwa
ren voor haar aan, en toen de jonge land
bouwer beneden kwam, zat zij op den grond
haar verloren schoentje aan te trekken.
„Wel, u bent een vlugge peuter, ik
meen jonge lady en vraag u wel verschoo-
ning," zeide hij eerbiedig.
Lady Noggs stond op, stampte haar
voet nog eens flink in den schoen en sprak
met heel de streng© deugd van iemand,
die ptLs zelf veilig en wel aan de gevolgen
eener booze daad is ontsnapt:
„Je waart bezig met atroopon, William
Cotteril I''
„Dat moet u niet zeggen, mylady; ik
raapte maar toevallig een dood konijn op,
dat zijn tijd verspilde met hier te liggen,"
antwoordde William, vrij goed de rol ver
vullende van een eerlijk man, die ten on
rechte beschuldigd wordt.
„Ja, in een strik; dat zag ik wel/' zeide
Lady Noggs en sloeg den weg naar het
kasteel in. William Cotteril liep naast
haar voort en krabde zich nu en dan ach
ter het oor, om op een goeden inval te
komen. Eindelijk zeide hij: „Ik vraag u
wel om verschooning, mylady, maar ik
sou u heel dankbaar zijn, als u niets van
dat konijn woudt zeggen."
„Ik zal niets van dat konijn vertellen,
omidat ik nooit klik."
plaats, waar h. van de kant werd ontlast.
Zes jaar lang deed de man aldus goede
zaken en weldra had hij groot© rijkdommen
vergaard.
Door verraad werd een einde gemaakt
aan den voordeeligen smokkelhandel. De
hond werd, toen hij eens over bet hek van
het douane-kantoor sprong, doodgeschoten
en men vond om zijn lichaam een hoeveel
heid kant gewikkeld ter waarde van 9CXXJ
gulden.
Zoo komen verkeerde dingen, hoe slim
ook bedacht, ten slotte toch aan het licht!
Ingezonden door Albertus Goddijn,
te Leiden.
„Mag ik een half versch brood van u?"
Hij legt zes centen op de toonbank.
„Daar moet nog een cent bij. Het
brood is opgeslagen 1"
„Wanneer?"
„Juist van morgen 1"
„Geef mij er dan maar een van gister
avond 1"
Vader tot zdjn beide zoontjes: „Een van
je beiden heeft van de kersen gesnoept.
Zie maar, de vloer is met pitten als be
zaaid."
Koos: „Die zijn niet van mij, pa; ik heb
de pitten mee opgegeten 1"
Ingezonden door J. Kooremans,
te Leiden.
Afgetroeft.
Een oude, gepensionneerde kapitein heeft
zich gij een gelegenheid weer eens in uni
form gestoken. Daarop maakt een jong
luitenantje de bemerking: „Het riekt
hier naar kampfer; het is goed om hoofd
pijn te krijgen."
„Gij vergist is, mijn waarde luitenant,"
was bet pittig antwoord; „mijn uniform
ruikt naar kruit maar die lucht kent gij
nog niet.
Ingezonden door „Een raadselvriendje"
te Leiden.
Betsie, die met haar klein broertje voor
een paar weken bij oom ging logeeren,
beloofde haar pa eens voor het eerst een
briefje te zullen schrijven en dat luidde:
Lieve Fa 1 Wij zijn beiden gezond en frisch.
„Ik dank u, mylady," zeide William
met een zucht van verlichting.
„Je hebt het recht niet te stroopen/'
hernam Felicia, nog altijd streng deugd
zaam: „het is heel verkeerd. Den een of
anderen dag zal men je betrappen en ge
vangen zetten- Waarom doe je geen eerlijk
werk?"
„Eerlijk werkl" riep William Cotteril
uit, plotseling purperrood wordende
„waarom ik geen eerlijk werk doe? Omdat
ik er niet aan kan komen, mylady. Morton
heeft zooveel kwaad van mij gesproken,
dat ik geen werk meer krijgen kan. Hij
lieeft mij verdacht gemaakt bij mijnheer
Mac Naghten en daarna durft geen boer
Bier in den omtrek mij werk te geven,
geen geregeld werk, alleen zoo nu en dan
eens wat hooien, of zoo. Ze willen goede
vrienden blijven met mijnheer Mac
Naghten, omdat hij de rentmeester van
mylord is en ze weten dat hij mij het dorp
uit zou willen hebben. Maar ik wil niet
heengaan. Mijn vader ligt op het kerkhof
van Stonvrill en zijn vader en grootvader
liggen daar ook Z© hebben allen om
beurten in mijn huisje gewoond en, zoo
lang ik mijn huur betaal, kan men r mij
niet uitzetten. Op de een of andere maDier
krabbel ik altijd dat geld bijeen. En bet
is alles Mortons schuld."
„Waarom deed hij dat?" vroeg Lady
Noggs met levendige belangstelling.
„Wel, hij had ook met mijn Liza willen
trouwen; maar zij verkoos mij en nu is hij
boos op ons beiden. Ik heb nooit een ko
nijn weggehaald, voordat hij mij zoo zwart
maakte; maar toen ik zag, dat ik toch
EUeine broer wordt van dag tot dag zoe
ter en wijzer.
Hopende dat dit ook zoo zal zijn met u
verblijf ik in afwachting:
Uw liefhebbende BETSEE.
Ingezonden door P. Leemans,
te Leiden.
Kinderlijk.
Henri: Hè, moe, ik wou dat ik een twee
ling was!"
Moeder: Waarom dat, malle jongen!
Henri: Wel, dan zond ik mijn broertje
naar schooi en ik ging visschen.
Yader: Maar wat doe je nu Willem?
Geef je den kippen kokend water te
drinken?
Willem: Ja, Pa, ik wou eens zien of ze
dan ook gekookte eieren zouden leggen
Ingezonden door Mar iet je Mazurel,
te Leiden.
Eigenwijs.
Boer, tot dokter, die hem deA pols voelt:
Neen, dokter, daar in mijn vuist zit het
niet; ik heb pijn in mijn hoofd
Ingezonden door Eetje v. Braam
te Leiden.
L
Wie weet een spreekwoord bestaande uit
2 woordjes?
Deze volgende letters vormen liet spreek
woord: r. o. t. s. t. r. e. u. s.
Ingezonden door Christi&an Hansen,
te Leiden.
IL
Het woordt als raadsel hier vermeld,
Is uit 4 deelen saamgesteld.
Voegt gij do beide eerste saam.
Dan krijgt gij een dierennaam.
Mijn derde deel, dat 's buiten kijf,
Geeft u een vorstelijk yerblijf.
Het laatste is iets, raad nu niet mis,
Dat op het kantoor te vinden is.
Plaatst g1 alles goed in zijn verband,
Dan krijgt g'een stad in Friesland.
een slechten naam gekregen had, keek
zoo nauw niet meer."
Lady Noggs werd vervuld van i.iedelij
den met William. Zijzeive werd zoo dik
wijls te recht beschuldigd, dat het haai
vreeselijk voorkwam onrechtvaardig ver
dacht te worden. Bovendien hield zij alles
behalve van Morton, die zich niet ontzien
had, te verklaren, dat haar omzwervingen
door zijn fazanten-schuilplaatsen meer
kwaad deden, door het opjagen der v<gels,
dan een half dozijn stroopers konden d«. *n.
„En wat zegt het ook eigenlijk?" her
nam William; „een konijn of twee, en
wat melkpap aan Liza te bezorgen, tot zij
sterker is?"
„Is zij ziek?" vroeg Lady Noggs haas
tig.
„Ja, mylady, zij is niet wel. Het oppas
sen van het kleintje nam haar krachten
weg"
Lady Noggs liep een eindje zwijgend
voort en vroeg toen„Zou een konijn per
dag genoeg zijn
„Lieve deugd, ja, mylady. Ik had er
maar twee verleden week en drie de vorv
„Welnu," zeide Lady Noggs ernstig:
„ik zal je een konijn per dag geven; dat
is te zeggen, alle werkdagen, niet 's Zon
dags. Het ig slecht konijnen te vangen op
een Zondag."
„Ik dank u wel, mylady," zeide Willi
am verheugd: „met zes konijnen per week
kan ik mijn huur betalen en Lira melk
pap geven."
(Wordt vervolgd).