De geheimen van den zeebodem. voor, door ontginning vruchtbaar worden kan. Maar ook van het bebouwde land wordt lang niet overal zooveel geoogst, als wel het geval zou kunnen zijn, wanneer er meer ge bruik gemaakt werd van de ervaringen en ontdekkingen, door praktijk en wetenschap aan de hand gedaanof wanneer gebrek aan geld, aan werkkrachten en andere omstan digheden de landbouwers niet verhinderden hun land op een meer krachtige en betere manier te bewerken. Wanneer er zoodoende zelfs in ons land veel meer voedsel zou kunnen gewonnen 'worden% dan nu het geval is, boe weinig be hoeven wij ons dan bezorgd te maken over de toekomst van het menschdom in dit op zicht, wanneer wij denken aan de uitge strekte en vruchtbare landstreken in Noord en Zuid-Amerika, in Afrika, in Middel. Azië, in onzen Oost, die slechts zeer schaarsch zijn bevolkt en zoodoende slechts weinig bijdragen om in de behoefte aan voedsel te voorzien. Een jonge scheepsbouwmeester, De Plu ry, is er in geslaagd met behulp van een door hem zelf uitgevonden apparaat, de, tot nu toe ongekende diepte van meer vaan 336 voet te bereiken. Door een soort van metalen panteer i6 hij volkomen beschut, en voor de ademhaling wordt door miodel van een bijzondere, chemische constructie automatisch gezorgd. Op die .wijze is hij reeds honderd vijftien maal met de rustig ste zekerheid in de diepte der zee neerge daald en heeft daar een wonderbare we reld aanschouwd, die geen ander mensche- Kjk oog ooit gezien heeft. Volgens een be- richt in de „Scientific Americain", heeft De Plury over zijn onderzeeeche waarne mingen het volgende bericht: „In het begin heeft men de gewaarwor ding alsof men in een mijn neerdaalt, maar men gewent er zich spoedig aan. In een diepte van zoowat negen voet vindt men reeds een groot© menigte zeenetels. Door het water gezien, schijnen alle din gen véél grooter en zoo vertoonen de kwal- len zich ook reusachtig van omvang. In het begin vergeet men, dat men door den duikerhelm volkomen beschut is en heeft dan de gewaarwording, alsof die massa's 'yan weeke, slijmerige kwallen aan het ge jacht zullen blijven hangen. Een weinig dieper ziet men zwermen van vonkelende ivischjes, die als gloeiende strepen koper glanzen en in voortdurende beweging zijn In een diepte van circa 162 voet komt men door dichte massa's zeewier; daaron der zijn er, die slierten van 20 tot 30 meter lengte hebben, welke als door ge heimzinnig leven bezield, zich om de le dematen van den duiker slingeren. Dit lange zeewier kan van groot gevaar voor den onderzoeker zijn, daar Eet zijn Bewe gingen niet alleen belemmert, maar soms zelfs verlamt, en hem met cenfcnersgewicht omlaag kan trekken. Onder 162 voet vindt men slangacü&igo visschen, van ongeveer drie voet lengte, en andere zeedieren, die veel op dolfijnen ge lijken Deze laatste storten zich dikwijls met een vaart op den duiker, zoodat men door» een ontzetten den angst overvallen .wordt, dat zij het vier duim dikke glas zouden kunnen verbrijzelen. Natuurlijk zou men in zulk een geval bijna onmiddel lijk dood zijn. Maar nog véél gevaarlijker monsters zijn de poliepen, die hun weeke armen om den dapperen vorscher slingeren, daar zdj echter zeer laf zijn, trekken zij zich dade lijk terug, zoodra zij i- et zijn metaal pant ser in aanraking komen. Even huivering- wekkend en veel moediger zijn de reuzen kreeften, waarvan eenige stellig drie voet in middellijn groot zijn. Met hun sterke schalen en tangen bedreigen zij den dui ker voortdurend en dit gevaar mag hij waarlijk niet geringschatten. In die geringe diepte is er niet veel ver schil in den vorm en aard der visschen eerst in een diepte yan 1000 meters ver andert hun aard geheel en moeten zij an dere vormen aannemen, om het op hen drukkend gewicht te kunnen verdragen. Tot nu toe is het onmogelijk geweest, om levende exemplaren dezer onderzeesche monsters aan de oppervlakte te brengen, daar zij den waterdruk niet kunnen ont beren. Daar al deze dieren carnivoren rijn, heeft reeds menig matroos, die met zijn schip onderging en wiens lijk lang zamerhand dieper zonk, in die wijd ge^ opende muilen zijn graf gevonden; de li chamen dezer soort visschen zijn door den toe neme nden waterdruk geheel plat. Een merkwaardigen indruk maakt bij de ze onderzeesche navorschingcn het dag licht, dat een mengeling van violet en groen is, en veel overeenkomst heeft met de lichtkleur in ijsgrotten. In een diepte vaji 32 meters is het licht reeds veel flau wer geworden en vertoont de zon zich als een roodachtige bal; maar sterren zijn zelfs overdag zichtbaar, wanneer de di recte zonnestralen bijv. door een rots on derschept worden. Op zekeren dag had ik in een diepte van 129 voet, precies can 12 uur 's middags, een onvergetelijken aan blik. De zon stond in het zenith; ik stond op een grond van fijn, wit zand en de Echt-breking op den sneeuwigen bodem maakte den indruk, als stond ik op een vlakte van gesmolten goud. In een diepte van 226 voet heerscht reeds donkere nacht; bdj 327 voet is de duisternis totaal ondoor dringbaar en heeft men electrisch licht noodig om iets te kunnen zien. Ik gebruik eloctrisohe lampen van 10,000 kaarsen licht sterkte, .waarvan het licht zich niet verder dan in een omtrek van 90 voet verspreidt. Gezonken schepen, gebarsten booten, ver brijzelde scheepsrompen, wrakken met ver nielde dekken en gebroken masten vormen dan een treffenden aanblik." De Plury heeft in zijn loopbaan als dui ker ook reeds menige schrikemotie beleefd. „In de nabijheid van Ostende", zoo ver telt hij, „moest ik eens het wrak van een, voor niet zeer langen tijd, gezonken schip onderzoeken. Daarbij werd ik door een waren zwerm reuzenkreeften aangevallen, die zich juist op de lijken der matrozen gestort hadden. Een deeer zeemonsters pakte mij bij het been vast, dat, zonder de beschutting van mijn pantser, stellig verbrijzeld zou zijn geworden. Ik had een soort zwaard in mijn hand en doodde daarmee twee dezer die ren, .waarvan ik nog de schalen bezit. Op den bodem der zee zijn alle voorwerpen met een merkwaardig soort poeder bedekt. Eeuwig zwijgen en ontzettende duisternis heerschen er. Daarbij is de grond met beenderen bezaaid, waarvan vele van rnen- scholijken oorsprong zijn. Zeer merkwaardig is de dikwijls door mij gemaakte opmerking, dat door den invloed van het zeewater de lijken een tijdlang in goeden staat blijven. Zoo be zocht ik eens den romp van een schip, dat met zijn geheele bezitting ondergegaan .was. Het grootste gedeelte der manschap pen was, op het oogenbllk, dat de ramp gebeurde, in diepen slaap verzonken ge weest, zoodat zij plotseling in den dood overgegaan waren. Daar de luiken geslo ten waren, hadden de visschen de matro zen niet kunnen bereiken en zij lagen in een schijnbaar rustigen, diepen slaap. Ik naderde en raakte een der lijken met mijn hand aantoen was het alsof het vleesch door mijn aanraking verging en wegsmolt, alleen het geraamte achterlatende." DE GUILLOTINE. Over de guillotine deelt het „Journal des Débats" naar aanleiding van de kwes tie omtrent de afschaffing der doodstraf in Frankrijk het volgende mee. Het publiek gaf het onthoofdingsinstru ment van dokter Guillotin, dat sedert 1792 in werking werd gesteld, eerst niet den naam van „guillotine"; men Doemde het nieuwe schavot „La Veuve", zooals vroeger de galg, of ook „La Louison", ,,La petite Louisetfce" ter herinnering aan dr. Louis, op wiens voorstel als secretaris der chirurgische scholen deze nieuwe wijze van terechtstelling werd ingevoerd. Spot tend noemde men liet ook „La planche aux assignats", het „klein© venstor", het „kijk gat", of het „nationale scheermes." Langzamerhand geraakte men aan het vreeselijke werktuig gewend. De kinderen speelden er zelfs mede. Men gaf hun als nieuwjaarsgeschenk kleine guillotines en gebruikte ze ook als Paaschei-surprises Bij het vieren van het feest van het hoog ste wezen drapeerde men de guillotine met prachtige tapijten van blauw fluweel met slingers van rozen en van groen. Ook op de planken verscheen de guillotine zelfs, in Ambigu namelijk, om, de vier Hai- mon-zonen te moderniseeren. Een timmerman, zekere Schmidt, maakte yoor 329 franken een complet© guillotine. Alle departementen waren zijn afnemer». In vele provinciesteden liet men de guillo tine tusschen twee terechtstellingen eenvou dig staan. De beul Sam6on en zijn leerlin gen hadden spoedig een griezelige bedre venheid verkregenzij brachten het tot 12 terechtstellingen in 13 minuten. De beulen uit d© provincie werden naar Parijs gestuurd, om daar guillotinelessen te nemen. Deze beulen trachtten door alco holgenot hun hand vaster te maken, wat hun natuurlijk niet gelukte. Onder het be stijgen van het schavot spitsten zich de aristocraten er op, nog vroolijke verzen te maken. Overal zong men zelfs lofliederen op do „guillotine''. Zelfs beschouwde men haac als oen heilige, sprak van Sainte-Guilloti ne en riep haar toe: „Beminlijk werktuig, waak over ons." Zonderlinge geschenken. Over acmdarlingo geschenken en eerbe wijzen lazen wij in een Duitech blad het volgende1: Een aardige attentie word den President der Fransche republiek, den heer Fallières, door zijn landgenooten be> wezen, toen hij eenigen tijd geleden zijn geboortestad Mézin bezocht. Het huis, waarin de President geboren waa, moest voor eenige jaren in verband met een straafcverbreeding gösloopt worden. De in woners van Mézin nu hebben hun beroemd geworden medeburger ontvangen in een nauwkeurige nabooteing van zijn oude huis in papier rnaché. Alles was precies nage maakt. Met van ontroering bevende stem dankte de President zijn vrienden, en toen hij zijn rede uitgesproken had, het hij zijn tranen den vrijen loop. Zijn voorganger Emfle Loubet, ontving eens een groot album met duizenden kran tenuitknipsels over zijn bezoeken in Italië en Engeland. Hïet rijk geJbondbn' album bevatte bovendien fotografieën en illustra ties van allerlei aard, zoodat het een volle dige kroniek van al zijn reizen in twaalf verschillend© talen en door vele schrijver» was. In Indië beschouwen de inlanders het als de grootste beleefdheid, fraaie exempla ren van wilde dieren te schenken. Zoo heb ben ook Eduard YII en de prins van Wa les vele van zulke geschenken ontvangen. Toen eens te Sandringhana onverwacht twee prachtige tijgers aankwamen, protesteerde koning Eduard. „Ik heb plaats", zei hij, „voor paarden, honden, koeien, katten, muizen en zelfs voor rattenmaar voor tijgers ben ik niet ingericht." Een in steenkool uitgevoerde boste schon ken Westfaalsche mijnwerkers aan vorst Bismarck, en deze waardeerde dit geschenk in zeer hoog© mate. Een attentie^ die ernstige gevolgen had, bewezen de bewoners van een kleine mijn- stad in Britech-Oodumbiö den tooneebpe- ler Hanson. Het publiek was zóó getrof fen door zijn spel, dat evenals bij eeu Spaansch stierengevecht geschenken op het tooneel geworpen werden. Een forsch ge bouwde mijnwerker had juist een klomp gouderts in de hand en wierp hem zoo on gelukkig, dat hij den tooneelspelor aan het hoofd trof. Hanson viel neder en werd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13