-ZONDAG5BIAD*
LÉID5CH DAGBIAD
.1-
N2* 14437.
Derde Blad.
16 Maart 1907.
t ir: ill iii iri i?ï t: iii
M I (i|in >l,in tijhui g Ié i ti 111 tl j I il i) jit
4- -f VAN HET
S«;/
~S—A J J
Toen een kwajongen haar in ruwe scherts
haar geheele „winkeltje" op het hoofd had
gezet, was hij haar beschermer geworden.
Zód hadden zaj elkaar leeren kennen, de
kleine Lola en Robert Frey.
Lola'e „winkeltje" bestond uit een vier
kant kastje, dat zij met een breeden riem
om den hals had hangen en dat gevuld was
met confetti en roode, papieren roezen..
Robert Frey was schilder.
Hij was een knappe, slanke jongeman,
geniaal enarm dus. Alle geniale men
sehen zijn arm. Wanneer zij rijk worden,
dan is het met hun genialiteit uit.
Robert Frey had de kleine Lola reeds
een tijdlang gadegeslagen; hij stond voor
een wafelkraam en weerstond geduldig de
minder aangename geuren, die uit die
kraam tot hem kwamen. Ook weerstond hij
de verlokkelijke uitnoodiging van de wafel
fee met den tandenloozen mond: „Versch
gebakken, meneer, alles in fijne boter I"
En van den anderen kant riep de wor
stenman: „Wat berme ze warm, een halve
meter lang voor één dubbeltje, mosterd
voor niet I" En juist toen deze beide uit
roepen als in een duet werden uitge
schreeuwd, overkwam Lola het ongeluk.
Als een tijger schoot Robert Frey uit zijn
schuilhoek te voorschijn, gaf den kwajon
gen een oorvijg, die klonk als een klok, en
raapte toen voor de verschrikte Lola, die
zich met een smartelijk ,,mio Dio" naar
haar heerlijkheden bukte, de roode papieren
/ozen op.
De kring van nieuwsgierigen, die zich om
Lola had gevormd, zag met teekenen van
goedkeuring het optreden van den jongen
man en verspreidde zich daarna weer in
het kermisgewoel.
„Dank u, signore!" zeide Lola en stak
hem vertrouwelijk de kleine, bruine hand
toe.
Een schittering van geluk lag in de git
zwarte oogen en om haar mondje speelde
een kinderlijk glimlaohje.
En Robert zag naar de zwarte krullen
van Lola, aan elke zijde drie; zij kronkel
den als slangetjes naar beneden op de wan
gen, die zacht rozig gekleurd waren als
het teere ooloriet van een perzik.
„Zon je wel voor mij als model willen
dienst doen, kleine1'} vroeg hij, terwijl hij
zijn hand op haar hoofdje legde. „Ik zal
je goed betalen,'' voegde hij er aan toe, of
schoon hij zelf niet wist, van waar hij het
•geld voor die goede betaling zou krijgen.
„Dat wil ik niet, signore," zeide zij met
bedeesd stemmetje, „Lola wil geen model
•zijnvoor geld", liet zij er vlug op vol
gen, toen zij Roberts blik ontmoette, waar
in iets als teleurstelling lag. „Lola wil
model rijn uit darkbaarheid", zeide zij
trouwhartig.
En alsof zij baar woorden nader wilde
toelichten, voegde zij er aan toe: „Model-
staan is niet werken en. Lola is jong en
Van ■peahen. V-
Robert glimlachte. „Ben je zoo trotsch,
kleine, iets van mij aan te nemen, dan ben
ik te fcrotsch om iet® van Lola aan te ne
men. Maar ik wil je een voorstel doen 1 Juf-
frouw Muldert mijn kost juffrouw, wordt
ouder en heeft wel eenige hulp noodig. Wil
jij mijn woning een weinig op orde hou
den? Dat wil je zeker wel voor geld doenf'
Robert lachte. „En dan kon ik gratis van
je gezichtje afzien, wat ik wilde."
Zoo nam Lola bij Robert Frey haar in
trek. En de kleine, die ijverig was en van
den eersten dag af zich nuttig wist te ma
ken, doorstond voor juffrouw Mulder, die
anders niet veel met „modellen" ophad,
de vuurproef.
Robert Frey schilderde. Een bijzonder
schilderij werd het. Een veld vol hoo-
ge, donkere, bl&uw-roode rozen. Op den
achtergrond een streep bleeke lucht en tus-
schen al die roode rozen het fijne, exotische
kopje van Lola, met de donkere lokken,
aan elke zijde drie; de kleine Lola, met
blooie voetjes en armoedige, versleten rok
jes tueschen al die rozen pracht; de kleine
Lola, beide armen vol rozen, het hoofdje
voorover gebogen op die gloeiende bloemen.
„Rijke armoede" zou de schilderij heeten.
En terwijl Robert schilderde, babbelde Lo
la. Haar kleine mond stond nooit stil. Ala
Eet gejubel van een vogeltje klonk bet, als
zij sprak.
Alleen, wanneer Robert haar hoofdje aan
raakte, om het in de goede houding to
plaatsen, werd zij stil. Dan blooede zij en
trilden baar neusvleugels.
Robert zag dat niet. Wel was hij de klei
ne hartelijk genegen. Haar gebabbel was
hem lief geworden, maar zijn gedachten
toefden bij een slanke, blonde amazone,
een Amerikaansche, met de ongedwongen-
beid, maar ook met de koele berekening
van haar ras.
Maud Smith bracht het grootste gedeelte
van haar leven op het paard door. Rijden
was eon hartstocht bij haar geworden. En
als bijzaak, omdat het mode was, be
schermde zij de kunstenaars. Een avond
in de week bestemde zij voor de kunste
naars. En wie niet te trotsch was om zich
financieel te laten ondersteunen, die kon
op den steun van den heer Smith, haar
vader, rekenen.
Robert Frey was trotsch, ofschoon zijn
schatkist steeds leeg was. Maar op den
„avond" van miss Maud ontbrak hij nooit.
Hij genoot steeds het voorrecht, miss
Maud naar tafel te mogen begeleiden. En
bij was overgelukkig met dit voorrecht.
En thuis herstelde Lola zijn kleeren en
zorgde voor zijn wasch. En droomde dwaze
droomen bij dit prozaïsche werk.
Op een morgen streelde Robert Frey
Haar vroolijk onder de kin en riep uit:
„Vandaag krijgen we hoog bezoek, kleine
Maak ons atelier zoo mooi als je kunt."
Lola werd donkerrood. „Ons atelier"
had hij getzogd. En rij wierp een van ge
luk stralenden blik op Robert en huppelde
toen de kamer uit.
Getroffen zag hij baar na. Dat was niet
meer de blik van een Vmd
Maar het volgende oogenblik had hij;
het meisje reeds weer vergeten. Hij liep
onrustig door het atelier rond, zette hier;
iets terecht, verplaatste daar iets enj
plaatste ten slotte de schilderij, die haar
voltooiing naderde, in het midden der ka
mer. Daarop nam hij rijn hoed en snelde'
de trappen af. Toen hij terugkeerde, droeg
hij een grooten ruiker donkere rozen in
de hand. Zij hadden hem wel is waar
zijn laatste geld gekost, maar wat deed
dat er toe?
Om elf uren kwam miss Mand. Zij kwam
van haar morgenrit, mooi en koel, den
sleep van haar rijkleed over den arm.
Lola kromp onwillekeurig ineen bij deze;
koninklijke verschijning. En daar deze'
schoone dame een poosje in de deur staan
bleef en het haar onmogelijk was, die ko-;
ningin voorbij te gaan, zonder haaar kleed
aan te raken, sloop zij vlug achter eenj
schilderij, die schuin tegen den wand
stond.
Zij verstond weinig van hetgeen de bei-,
den spraken. Zij spraken meest Engelsch.
Maar Lola zag, hoe de signor, haar;
sdguor, de schoone signorina de rozon i
overhandigde en vol vuur tot haar sprak,
terwijl rijn oogen schitterden.
Die taal der oogen begreep rij.
Er ontstond een pauze en toen t de de
ssgnora langzaam en duidelijk: ,,U heeft
twee gebreken, mijnheer Frey, die u nim
mer zult overwinnen. TJ is arm geboren
en hebt geen handelsgeest. Twee gebrc_cn,
die ik door de vingers zou zien bij een
echtgenoot met een vorstenkroon. Hoe on-
practisch, mijnheer Frey, aan de dochter
van William Smith een schilderij te willen
schenken."
Weer was er een oogenblik stilte. Mand
Smith stak Robert, onbevangen, alsof
niets wa6 voorgevallen, de hand toe: „Ik
hoop u op mijn eerstvolgende® avond te
zien."
Toen Robert die hand niet drukte, ging
rij schouderophalend, maar hoegenaamd
niet beleedigd, de deur uit.
Robert stond naast zijn schilderij,
doodsbleek.
Schuw kroop Lola uit baar schuilplaats
en ging naar Robert toe. Haar kleine
hand raakte de zijne aan: „O, signoo."
Robert duwde do hand terug. TT ij kreun
de. Éénmaal slechts.
En Lola bracht haar mondje dicht bij
zijn oor en fluisterde: „Ik zal de signori
na terugroepen. Lola brengt haar terug."
Voordat Robert nog iets kon antwoor
den, snelde Lola de trap af. Beneden wasl
miss Maud reeds met behulp van baar rij-'
knecht in den zadel gestegen. De paarden'
zetten zich in beweging. Als een pijl schoot
Lola op de vurige dieren toe. De kleine!
bruine band greep het onrustige paard in|
den teugel. Haar zwarte oogen schoten
fronken. De woorden vloeiden van haar lip-;
pen. Dat, wat Lola miss Smith te zeggen
had, had niemand tot deze trotsche VTOUWI
durven zeggen. De rijknecht sprong woe
dend van het paard om rijn meesteres te
hulp te komen. Toen hij Lola wegduwen