Nieuwe Raadsels. mannen het? slachtoffer in den slangenbek. Maar nu gebeurde er iets zonderlings. Op die noodkreet kwam een reusachtige kikvorsch aansprmgen, die als een tijger in het gras ging liggen loeren en opeens was hij met één enkelen sprong op den alamgennek. De aangevallene kronkelde rich als van pijn en, nog altijd haar prooi vasthoudende, zocht zij een wijkplaat© op het gras. Al haar pogingen waren vruchteloos. De moedige kikvorsch klemde zich met de voorpooten aan haar vast en met de ster ke achterpooten duwde hij hard tegen het slijk en trok en sleepte de slang op die wijze achteruit. Streep voor streep verwij derde hij zijn vijandin verder van het be schermende gras en bracht hij haar dichter bdj de rivier. De beide mannen blikten elkander aan in hun bewondering voor zulk een krijgs list. Zij zeiven zouden nooit (4) een derge- lijken inval rijn gekomen. Eindelijk had de kikvorsch de slang in de rivier gekregen en poogde nu haar kop onder water te krijgen. Het kostte hem de grootste inspanning, 'maar ten slotte geluk te het hpim toch en het doel was volkomen bereikt. Het monster dreigde te verstik ken. Het sperde den bek open en met een vluggen sprong was het slachtoffer er uit en vrij gekomen met den schnk, waarop beide kikvorschen vroolijk tegen dan oever ophuppelden en verdwenen. Ingez. door Jan v. d. ïteyden te Leiden. Uitweg. Conducteur, ik wou een coupé hebben waar niet gerookt en niet gepraat wordt en de passagiers niet voortdurend in- en uit- loopen. Ja, dan is het eenige, dat u in een hon dencoupé gaat Ingec. door Teun is Marbus te Sassenhemr». Nogal duidelijk. Heer: „Vertel mij eens, waar heeft u dat prachtig pianospelen geleerd V' Axtist: „Op 'n piano, meneer l" het meerendeel der gasten en juist toen zij 'binnentrad zeide de gravin, die aan het 'einde der tafel was gezeten, op klagenden toon: „Het zijn erfstukken; de familie- juweelen der Karskovitchen. Mijn man gaf ze mij in het begin van ons huwelijk." 1 De heeren .lieten een gemompel vaD me delijden hooren. Lady Noggs sloop langs hen heen en riep opeens zegevierend: „Hier zijn uw oude juweelen l" en zjj wierp het doorweekte taschje op tafel. Er ging een algemeenen uitroep op en het gelaat der graviD werd heel strak, of schoon zij poogde te glimlachen'. Er was op het oogenblik geen voorwerp op aarde, .dat zij minder had gewenscht te z:cn dan dat taschje en zij staarde het gehate ding aan, als was het een giftige slang ge weest. Maar de hertog van Huddersfield, die aan de tafel stond, opende het en haalde er de glinsterende sieraden uit, die hij voor haar uitspreidde: ,,Is alles .er?" vroeg hij. Hij had de gravin op deze wijze tijd geschonken zich te bezinnen; zij haalde diep adem en Lady Noggs een be droefden blik toewerpende, reide zaj: „Och, kind, wat ben je toch wreed mij zulk een schrik te hebben bezorgd I" „Wat voor schrik V vroeg de kleine verbaasd. „Het is waarlijk een schap de zoo iets te liebben gedaan, Felicia!'' riep de minister. „Juweelen stelen, al is het ook maar voor de aardigheid, dat gaat toch wel wat ver," zeide een jonge bewonderaar der gravin. „Stelen I" riep Lady Noggs opgewonden: ,,£k heb ze niet gestolen 1 Ze werden in het geheel niet gestoleCi 1 Ze verborg ze Zijn overwinning.- Moeder„Maar Jantje heb je nu weer gevochten 1 Je broek is heelemaal stuk." Jantje: „Och moeder, dat is nog niets, maar dan moet u dien ander zJn broek eens rien 1° ingez. door Annie en Jo Boers te 's- Gra- venhage. Kritiek. Jan is bij een baas in de leex en krijgt, naar zijn meening te weinig eten. Aan tafel zegt de vrouw van den baas tot Jan: „Waarom eet je je vleescli niet op t" „Het is nog te heet juffrouw." „Maar kan je niet blazen dan?" „Ja juffrouw, ik durf niet." „Waarom niet?" „Ik ben bang, dat ik het vleeseh weg blaas." Gehoorzaam. Het vacantiewerk van Hendrik is heel slecht uitgevallen, 'e Mid dags aan tafel vraagt zijn tante: „Hoeveel fouteD waren er in uw werk?" Na zich een oogenblik bedacht te hebben antwoordt Hendrik: „Pa heeft ons verbo den aan tafel te spreken, tante!" tngez. door J. Kooremans te Leiden. Gezelschap. Boschwachter, tot eeD boer, die met een koe naar de stad gaat: „Zoo, Nelis, ga je je koe verkoopen V' „Boer: „Neen, zie je, ik moet naar onzen notaris in de stad, en nou zei mijn vrouw „Nelis," zei ze, „neem onze koe mee, dan hoef je niet zoo alleen te loopen en dan heb je wat aanspraak1.." Ingezonden door J. v. Velzen, te Leiden Jantje: „Grootmoeder, ik ben gisteren gevallen en toen ben ik acht uren bewus teloos geweest 1" Grootmoeder: „Zoo, Jantje, daar schrik ik nu werkelijk van. Hoe kwam dat?" Jantje: „Wel, Grootmoe, ik lag gister avond in bed, toen ben ik in slaap geval len en toen ben ik acht uren buiten kennis geweest." zelf in den Witten Vijver, aan het eind van den tuin. Ik zat aan den overkant daarvan verborgen; daar ben ik den ge- heelen dag geweest en ik zag haar het taschje aan een touw, dat zij aan den wor tel van een treurwilg vastgebonden Lad, in het water laten zakken; toen zij weg was, liep ik er heen en vischte ik het op." „Ol welk een ondeugend kind 1 Iemand zoo beet te hebben en er daarna nog om te jokken 1" riep de gravin, ten einde raad. „Och, och, hoe ongelukkig," mompelde de eerste minister. Maar nu trad miss Cattermole naast haar kleine leerling; het beminnelijk ge laat deer gouvernante droeg een blos van verontwaardiging. „Het is onzinnig!" riep rij op luiden, helderen toon: „Felicia jokt nooit!" „Het is bespottelijk I" verklaarde de secretaris, die achter haar stond: ,,Noggs zegt nooit een enkele onwaarheid I" „Buitendien," hernam de gouvernante, „mevrouw de gravin zegt, dat de juweelen gedurende het diner werden gestolen en lady Felicia lag toen reeds in bed en bleef er tot nu toe; dat kan ik heel be slist getuigen." „01 de lieve gouvernante en de secreta ris spannen met het kind samen I" zeide de gravin. Dat was een ongelukkig gezegde, want BorrodaJe was bevriend met de meesten der aanwezigen. Er ging een gemompel van afkeuring op. „Het is heusch waar," zeide lady Noggs, die nog niets van de zaak begreep. Ingez. door T. Maxbus te Sassenbeim. L 21 is een deel van een wied, 7, 8, 9, 6 is een naam van een jongen, 10, 6, 4 gebruikt men bij het etei^ 3, 6, 6 is een Chineesch geldstuk. "HW, geheel is een plaats in Zuid-Holland. Ingez. door Marie Faea, te leiden. IL Mjjn geheel bestaat uit acht letters en is de naam van een stad in Nederland.- 1, 2, 6, 8 is een kleur, 4, 3, 6 bomt veel aan voertuigen voor. 1, 2, 3, 4 vindt men op ieder schip. 6, 6, 7, 8 heeft ieder mensch. Wie nu niet 8, 6, 5 ia, zal de oplossing spoedig vdnden., Ingez. door P. Leemans te Leiden. IIL Verborgen Dierennamen. Zeg elkaar nooit iets van een ander. Die heer en deze liepen op bét voetpad. Gij moet deze en de volgende keeren be ter oppassen. Gaat gij met Anna, de appels plukken 1 IV. Mijn geheel is een dorp in Gelderland en is bekend in de Vaderlandsche Geschie denis. 2 3 7 4 9 is een roofvogel, Die zelden voorkomt in ons laad. 1 6 7 4 is een lichaamsdeel, Dat men niet vindt 3An de hand. 1 7 8 is aan elk huis te vinden. 6 2 3 4 is een plant. Ingezonden door Cato van der Meer, te Oegstgeest. V. Mijn geheel strekt tot sier van vogel en ivisch. Slaat men mij het hoofd af, dan beo ik gewis een sieraad op den di^h „Welk een slecht- kind 1 Of heeft men haar dat verhaal van buiteD laten lee- ren?" riep de gravin: „ik vraag u allen, welke redeD had ik kunnen hebbent zoo iets te doen?" „Er over te laten spreken in de couraa ten," sprak de secretaris kortaf. Het was als een tooverwoord, dat alles ophelderde; men hoorde een paar gésmoor- de lachjes en opeens een algemeen gekuch. Een enkele blik op het streng gelaat van den gastheer toonde de gravin aan, dat haar gezelschap hier overbodig geworden was; maar zij gaf zich nog niet gewonnen. Met een tragisch gebaar rees zij overeind en riep uit: „Is dit de Engelsche gastvrijheid? Gij spant samen tegen een weerloozo vrouw en gebruikt een klein kind om haar te vernede ren. Laat mij gaan, ik wil niets meer met u allen te maken hebben P Zdj zweefde de kamer door en zou met een vorstelijke houding zijn verdwenen toen zij alles bedierf, door zich opeens naar Lady Noggs om te wenden en uit te roepen„01 naar afschuwelijk kind, dat je benfcl" De kleine, die een poosje uit het veld ge slagen was geweest door de tegen haar uitgebrachte beschuldiging, was nu weer go- heel en al de oude en bovendien boos. „Dat ben ik niet!" riep zij driftig: „U bent een ondeugende vrouw I En ze zullen u nog in de gevangenis zetten en daar uw gezicht afwasschen en dan hebt u geen mooie kleur meer r' Lady Noggs had het laatste woord gehad. (Wordt vervolgd.) I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13