VOOR DEJEUGD m. 14398. Woensdag 30 Januari. Anno 1907. IE-ID5CH DAGB1AD Bericht aan de Baadselkinderen. Vele kleintjes maken een groote. z-w»x Nogmaab herinner ik jullie .er aan, dat de oplossingen der raadsels, enz. uiterlijk Maandagochtend te tien uren aan. het Bureel van het ,,Leidsch Dagblad" moeten bezorgd zijn en dat, wat later komt, niet in de rubriek kan worden opgenomen. DE REDACTRICE., Dat spreekwoord werd eens telkens en telkens herhaald door een jong meisje te Antwerpen. Jan van Beers vertelt ons van haar in een zijner schoonste gedichte a. Haar bruidegom was in'de loting gevallen en hoe doodarm zij ook was, zij wilde hem vrijkoopen, een rempla^ant voor hem kunj nen bekostigen. Dat vereischte natuur'ijk heel wat inspanning en tijd en de jongeling vertrok naar het hem aangewezen garni zoen; maar zij begon dapper een kleinen handel en, zelf van een droog stukje brood levende, legde zij al wat zij met haar nering verdiende, op zij, dag cn dag, tot de groo te som er was. Datzelfde spreekwoord heeft de F rank- fortsche bankier zich herinnerd, toen hij met zwavelstokken rondtrok en eindelijk genoeg bijeen had gespaard, om den kleinen winkel met het uithangbord „In het Roo- de Schild"' kon betrekken. Het begin van de reusachtige vermogens der Rothschild's i» niet te zoeken in dat oude winkeltje dat men nog altijd als een merkwaardigheid gaat zien; maar in het bakje, dat eens, met lucifers geruid, om den hals van den wakkeren Joodschen knaap werd gedragen. De machtigste stroom begint als een nietig beekje op den een of anderen berg Dat vergeten volwassenen en kinderen to dikwijls: of zij zouden het heel wat ver der brengen in het leven. Ik zag er een sprekend voorbeeld van. Twee jongens waren op school bevriend geraakt. Dc een was een troetelkind van het Lot. Hij was mooi, flink gebouwd, vlug in het leeren en droeg een ouden aan zienlijken naam. Zijn mend waD leelijk. ineengedrongen, moest „blokken" voor zij a gemakkelijkste lessen en had een bespotte- lijken familienaam, behoorde tot den klei nen burgerstand. De ouders van geea var: beiden bezaten fortuin; hun zooras moesten zich dus zelf een baan door het leven bieiken en het eenige verwijt, dat de bevoorrechte Willem aan Janus te doen had, was dat hij altijd in zijn vrije oren zat te leeren. „Ik moet er door komen waar ik wezen wil." antwoordde dan de knaap: ik mag geen oogenblik verloren laten gaan; je weet hoe dom ik hen." Op hun achttiende jaar vertrokken bei den samen naar Amerika. Zij wilden niet scheiden en werden als ondergeschikte ambtenaren aan een spoorwegmaatschap pij geplaatst. Willem werd aanstonds bij den direc teur ontvangen, aanstonds na afloop va-i het werk ging hij dagelijks uit roeien ef tennis spelen of zich op andere wijze ver strooien met de jonge meisjes van do we reld dier plaats Janus bleef zijn avonden op het kantoor doorbrengen en werkte zich zoo geheel in de zaak in, dat hij na verloop van een jaar een post van vertrouwen te gen een mooi salaris ontving, terwijl Wil lem zijn nederige betrekking bleef behou den. Hierover misnoegd, nam Willem rijn ontslag cn bleef zoolang zonder werk rond- loopen, tot hij naar het eerste het beste postje grijpen moest, dat hem behoeden kon voor het gevaar van honger om te komen. Heden is Janus onderdirecteur der si-oor- weglijn, geniet een prachtig salaris, heeft een allerliefst vrouwtje en kinderen en is op weg om rijk te worden: maar nog altijd woekert bij met zijn kleine oogenblikken. Willem is stationchef aan een kleine halte, midden in de prairiën. Hij verdient zoo weinig, dat hij er niet eens een dienstbode op na kan houden en daar geheel alleen in de wildernis woont, genoodzaakt zelf zijn eten toe te bereiden. Hij weet niet, dat hij dit postje nog slechts te danken heeft aan de voorspraak van* Janus, wien hij sedert lang uit wangunst den rug heeft toegekeerd. OI Wij moeten ze niet benijden, dege nen, die, ondanks alle struikelblokken, hun doelwit bereiken in het leven, door hun be grip van do waarde van het kleine, de kortste oogenblikken. Zij hebben heel wat geestkracht noodig gehad, om te volharden. Zij ook zijn jong geweest en de jeugd in hen heeft gehunkerd naar verstroo' gen, naar tijd- en geldverkwisting; maar zij zei den „neen 1" tot zichzelven en zij vervolg den hun langzamen, maar o, zoo zekeren slakkengang en zij zijn er gekomen. Laat ons ze bewonderen en...... navol gen. Onze stuive rs opgespaard, gewoekerd met onze seconden: het kleine aange grepen, omdat het tot het groote leidt cn aldus verder gegaan, op ons doel af. Dan zullen wij er komen. Het ligt in onze hand. De kleine Scheepsjongen. Naar het Franscli, door „Jeanne." 't Is algemeen bekend, dat de kust van Frankijk in den herfst soms deerlijk door stormen geteisterd wordt, waardoor veel schipbreuken plaats hebben. Zoo werden, niet veel jaren geleden, meer dan dertig vaartuigen tegen de kust van Bretagne ver brijzeld en verscheidene familiën daardoor in diepen rouw gedompeld. Bij al die rampen had er een feit plaats, dat zóó merkwaardig en zóó zeldzaam is, dat wij het onzen lozers eens mee willen doelen. Eon Fransche brik, die met volle lading en een aantal passagiers van Toulon naar Havre zeilde, .werd op de trust van Bre tagne door een zwaren storm overvallen. Dadelijk begreep de kapitein, dat het schip hier groot gevaar liep, dewijl de kust zeer' rotsachtig is, en beval dus weer zee te kie zen. Dit was echter onmogelijk. Onder hen, die> zich de moeite gaven, om het vaartuig to behouden, was de kleine Jacques, een jongen van 13 jaar, die als scheepsjongen of koksmaat aan boord dien de. O, go haxlt hom in z.ijn hemd en met zijn blauwe muts op, eens naar boven moe ten zien klimmen, terwijl het schip geheel overhing en de wind door liet want gierde 1 Menigmaal wanneer hij achter ccn zeil ver- borgen zat, meenden de matrozen, dat hij in de diepte verdwenen was en ook wan neer soms een groote golf over het dek spoelde, dacht rnen, dat de knaap meege sleept was door het zeewater. Was de wind vlaag voorbij of het schip weder gerezen, dan zag men hem nu eens aan een touw hangende of dan weer vastgeklemd aan boord, steng of mast, zijn werk verrichten, terwijl hij door zijn opgeruimd karakter menigmaal de andere matrozen opvroolijkte cn in de gevaarlijkste oogenblikken schert- sendo riep: „wat zou moeder leelijk kijken als zo mij zoo zag." Zijn moeder, die zeer arm was, maar rijk gezegend met kinderen, woonde te Havre; steeds waren zijn gedachten bij haar en het was een waar feest voor hem, als hij er aan dacht, hoe oujde zij zou zijn, als hij haar de 20 francs gaf, die hij verdiend had. Een gebeelen dag werd het vaartuig heen on weer geslingerd zonder dat het, ondanks alio pogingen, van de gevaarlijke kust verwijderd kon worden, en des avonds was men zoo dicht aan land, dat raen kon zien, dat de kustbewoners vuren aanlegden om tot seiDen te dienen in de duisternis. Gcon sloep kon echter van den wal af te water gebracht worden door de branding tussehen de rotsen, en allen, die aan boord don kapitein kcDdon, konden aan zijn som ber gelaat zien, dat hun toestand hopeloos .was. Nauwelijks was het donker geworden of het schip kreeg zulk een stoot, dat allen omver vielen, het zat op de rotsen. „De sloepen te water 1" riep de kapitein met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 11