N°,14383
Zaterdag X2 Januari.
A«. 1907.
t i.io.
§eze <§mant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zonen feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen.
Eerste Blad.
Offieieele Kennisgeving.
12 Januari 18j7 12 Januari 1907.
FEUILLETON.
De oude i oi*en.
IDSCH
PRIJ8 DEZER COURANT*
Vooi Lelde» pei week 9 Oeote; pei 8 maanden
Bolteo Leiden, pei ioopei en waar agenten gevestigd f(jn
Franco per post
1.30.
1.65.
PRIJS DBK ADVERTENTIENi
Van 18 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Groolere letters naar
plaatsrnimte. Kleine advertentiën ran 30 woorden 40 Oents contantj olk
tiental woorden meer 10 Oents, Voor het incaseeeren wordt/"0.05 borekond.
directe BeBasióngen.
Heden is een aanvang gemaakt met het
Uitreiken der bescbrijvingsbiljetten voor do
Personeelo belasting, dienstjaar 1907.
In het belang eener spoedige aanslagregoling
i3 het gevrenscht, dat do biljetten behoorlijk
ingevuld, zoo spoedig mogelijk ten kantore wor
den ingeleverd.
Men zij er evenwel op bedacht, dat de biljet
ten gedateerd moeten worden op of na 15
Januari, daarecn vroeg o re dag-
toekening do aangifto ongol-
digdoetzijn.
De Ontvanger der Directe Bolastingcn,
J. C. BEKKER.
Leiden, 9 Januari 1907.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van
Leiden
Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet
Brengen ter algeinocnc Kennis, dat door
JAN VAN WIJK, wonende to Leicen, een
verzoekschrift is ingediend, om verlof voor
den verkoop van uitsluitend alcoholvrij en
drank, voor gebruik ter plaatse van ver
koop, in den winkel van het perceel Morseh-
straat.41.
burgemeester en Wethouders voornoemd^
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN DEÏST, Secretaris.
Leiden, 12 Januari 1907.
In het leven van den enkelen mensch,
van een. familie, van do bewoners van stad
of dorp en van een geheel land, komen da
gen voor, waaraan do herinnering een blij
de of droeve gebeurtenis vastknoopt, die
bewaard blijft geslacuten na geslachten.
Elk jaar weder wordt zoo'n gebeurtenis
voor den geest teruggeroepen, zwak of meer
krachtig, naarmate men minder of meer
diep valt, vergeten wordt zij nooit geheel.
Ook onze goetto stad Leiden heeft haar
herinn. ringsdagen, blijde, bij wolkcr her
denken de jubol hoog opstijgt; droeve,
waarvan dc herinnering onwilfbkeurig tot
weemoed dwingt.
Wordt niet elk jaar weder de stichtings-
dag onzer doorluchto hoogesohool her
dacht; vieren wij niet icderen 3 October het
gedachtenisfclst van Loidens Ontzet en
voelt niet menig ernstig mensch op den
12don Januari behoefte om eens even stil
te staan bij den gedenksteen, die spreekt
van de ontzettende ramp, die eenmaal
de stad onzer inwoning trof?
Doch vooral, als tusschen het heden en
het tijdstip van het niet weg te doezelen
feit een afgeperkte ruimte ligt, een kwart-,
een halve en vooral een volle eeuw, dan
wordtide herinnering zoo machtig, dat
allen, wien de gebeurtenis aangaat, er nog
eens weer door opgewekt, getroffen, ge
roerd zelfs -worden.
Kan de herinnering van blijden aard zijn,
waarom zou men zich niet uiten in opwek
kende fcesttonen? Stemt zij droevig, wel
nu, dan zij weemoed dc grondtoon van het
herdenken.
Dit is ook de beteckenis van de histo
rie, dat het lijden en verblijden van voor
geslachten blijft voortleven in het na
kroost.
In het drukke beweeg van eiken dag mo
ge het voelbaar zijn, hier en daar komen
mijlpalen die er weder met nadruk aan
doen denken.
Zulk eeü mijlpaal is voor onze gemeente
de aag van heden, 12 Januari 1907.
Heden is het juist honderd jaar geleden,
dat Leiden door een ontzettende ramp werd
getroffen, zóó ontzettend dat do mare van
het gebeurde op het eigen oogenblik door
een geweldigen schok zich over alle wind
streken verspreidde.
Het was de 12de Jauilari 1907.
De dag liep ten einde aldus prof. L.
Knappert de zon was te 4 uren 1 min.
ondergegaan en daar het den 8steh
nieuwe maan was geweest was het spoedig
geheel donker. Bovendien was de winter
er dat jaar niet een van heldere vorst maar
guur cn druilig met natte sneeuwbuien.
Het was Koppermaandag en de drukkers
gezellen hadden hun feest gevierd. Wio had
eenigc aandacht geschonken aan een kraan
schip, binnenvaartuig met één mast, dat
in den vroegen morgen do Mare ingevaren,
reeds te halftien was komen te liggen aan
de noordzijde van het Rapenourg bij de
Langebrug? Dat schip was geladen met
37,000 pd. grof buskruit en gevoerd door
schipper Adam v. Schic, dio drie knechts
had, t.w. zijn zoon Salomon, oud 28 jaar,
zijn zoon Adam, oud 14 jaren, en zeer ge
brekkig cn Jan van Engelen, oud 21 jaar.
Wie vermag zoo vraagt de geschied
schrijver uit te maken wat or toen is gc*
schied
Maar, toen op dien rampzaligen middag
de klokken 15 min. over vieren wezen,
vloog het schip in de lucht.
Er was een hel en schitterend lioht, dan
een witte wolk zichtbaar boven de huizen
van het Rapenburg, dio zich met rukken
uitbreidde; daarna werd een doffe slag
gehoord met sterke dreuning en tegelijk
wankelden de huizen, spleten de muren en
stortten in, een van Leidens schoonste
stadsgedeelten omscheppend in een reusach-
gen, ontzettenden puinhoop, ijselijk graf
van een aantal barer burgers.
Dat geschiedde heden voor honderd jaar,
niet ver van de plaats waar op het oogen
blik dat deze beschrijving wordt gedrukt,
dio rustig, neen met. innerlijke ontroering,
door de Leidsche burgerij wordt gelezen.
Want het is waar, men kan zich zonder
moeite do ontzetting vooretellen die in een
oogwenk de burgerij van toen aangreep,
haar versuft, radeloos, ten huize uit deed
vliegen, her- en derwaarts loopon cn eerst
van lieverlede tot het besef liet komen wat
ramp haar was geschied.
De uitwerking der ontploffing men zal
niet kunnen vergen, dat wij haar in bijzon
derheden zullen beschrijven was vreese-
lijk.
Van de 227 bewoonde huizen in deze wij
ken violen er bij de uitbarsting dadelijk
63 tot puin; 80 stonden slechts met naakte
muren omhoog; de overige waren voor
het minst onbewoonbaar. De ruïnen met
hoogten en laagten zagen er den volgen
den dag uit als een akelig duinlandschap
met paden doorsneden én dermate door (to
luchtwerveling omgewoeld, dat do stocppL-
larcn vaak boven op do puinhoopen ge
vonden werden.
Was aldus dit Stadsgedeelte, volkomen
verwoest, in de ga nee he stad was geen on
beschadigd gedeelte. Aan de Zijl-, do Ma
re. en de Wittepoort stonden geen vier
huizen naast elkander, waarvan niet de
vensters ingeslagen en do pannen van
het dak gevlogen waren.
In de eerste uren na de uitbarsting
men kan het zich voorstellen was de
verwarring onbeschrijflijk. Wio den dood
ontkomen waren, dwafediden tusschen dc
puinhoopen rond, of ::aten versuft neer,
blind voor het gevaar, dat ook him nog
voortdurend dreigde.
De droefheid in do stad en onder haar
burgerij was groot, al is het cijfer dor
omgekomenen, dat 151 bedroeg zooals
prof. Knappert terecht opmerkt betrek-
kolijk laag.
Doch met hoevelen waren ze niet, die er
een of meer hunner betrekkingen cn vrien
den hadden fc bowt-nen?
Het. zou ons te vervoeren in dit artikel
het 6choono werk der redding, dat, nadat
men van don eersten schrik bekomen was,
werd aangevangen, te beschrijven, of
te schetsen de smart van hen, die hun
dierbaren uit dc puinhoopen terugvonden.
Een enkele regel uit ecu doodsadverten-
tie teekenb den toestand evenwel voldoendo.
Een weduwe, die met vijf kinderen ach
terbleef, schrijft o. a.
,,Ik kerm en schrei, en mijn gekerm ver
liest zich in het gekerm ecnerj gchcclo
stad."
Steun en hulp kwamon van allo zijden,
do deelneming in het land en daarbuiten,
was groot.
Koning Lodewijk Napoleon ging voorop cn
schonk uit zijn persoonlijke fondsen 30,000
gulden; dc Koningin 1000 gulden.
Het vaderland heeft Leidcns zaak tot
do zijne gemaakt, één in mededoogen, cén
in begeerte om do pijnlijke wondo tc hec-
len. Het totaal bedrag der giften cn bij
dragen, groot en klein, door allo middelen,
die dc weldadigheid weet te verzinnen, en
met den steun van lands- en gewestelijke
regeeringen bijeengekregen, bedroeg
1,891,609 gulden.
Amsterdam staat opgegeven voor
216,999 gulden Den Haag voor 45,090 gul
den en om ook een kleine plaats te noemen
Noord-wijk voor 2283 gulden.
Hoe die geiden zijn "beBteed en verdeeld,
kan ons nu niet meer belang inboezemen.
Vermelden wo alleen, dat onderstand aan
behoeftigen heeft gecischt een bedrag v?n
22,567 gulden.
Maar wo mogen er met trots op wijzen
hoo Leid ens leed ook het leed dor uatic
was en hoe ook bij deze ramp een der
schoonste menscheb'jke eigenschappen, »iio
der barmhartigheid, aaa het licht is ge
treden.
Over den herbouw zijn allerlei plannen
ontworpen en in den beginne waren do
verwachtingen hoog gespannen. De Koning
wildo op de grootc Ruïne doen verrijzen
de Koninklijko Academie met dc biblio
theek, een groote kazerne en tusschen het
groen van een aau to leggen park verscho
len, twintig k dertig villa's.
Door de slechte tijden is van deze
bouwplannen niets gekomen.
De Minister van B. Z. riep do architec
ten tot een wedstrijd op om eon plan tot
den wederopbouw van bet verwoeste ge
deelte. Do plannen zijn ingekomon, doch
Leiden is niet daarnaar herbouwd. Ker
ken en toren» cn huizon werden weder her
steld, doch dc kleine en grootc Ruïne la
gen gelijk gemaakt en met iepen en popu
lieren beplant, tc wachten wat er nog ecu-
maal geschieden zou.
Dc jaren kwamen en gingen, zegt prof,
Knappert, andere belangen drongen zich
naar voren, de ramp geraokto in vergetel
heid c:i do beide pleinen lagen verlaten,
schoon naar ons eigen begrip voor do bur
gerij een oord van vertreding en voor do
straatjeugd een heerlijke plek van ontspan
ning. Toen do 50-jarigo gedenkdag daar
was, schreef dc Leidsche courant met bit
terheid, dat van den herbouw niets ,vaa
gekomen.
Wij» weer vijftig jaren ouder, hadden
het Van-der-Wcrf-park, waarin de groote
Ruïne is herschapen, terwijl do kleine
Ruïne met laboratoria is bebouwd lief
gekregen en cr komt bitterheid over ons,
als wij zien, boe dit vriendelijk park
ecu dor frisscho longen van dc stad we
der langzamerhand inkrimpt cn volge
bouwd wordt met misschien hoogst nutti
ge, maar onsierlijko musea.
Doch op dozen dag van herinnering
vermoeien wij ons niet mot de vraag, wat
al of niet had moeten gebeuren, maar
herdenken wij niet iets van weemoed in
ons hart dc groote ramp van vóór hon
derd jaren en gevoelen wij ons dankbaar
dat na dien- tijd do stad onzer inwoning,
waarmede ons bestaan en ons leven is
verbonden, voor deze en andere groote
rampen bleef bewaard.
Leiden, 12 Januari.
Bij Kon. Besluit van 11 dezer is:
lo. aan don Ooet-Indifichen hoofdambte
naar met verlof, dr. C. Snouck Hurgron-
jc, laatstelijk adviseur voor inlandschc cn
Arabische zaken in Nedorlandsch-Indié,
op zijn verzoek, in verband met zijn benoe
ming tot gowoon hoogleeraar in do facul
teit der letteren en wijsbegeerte aan do
Rijksuniversiteit te Leiden, eervol ontslag
uit den Indischen dienst verleend, met in
gang van den dag, waarop hij het hoog-
leeraarsambt zal bobben aanvaard.
2o. dr. C. Snouck Hurgronjc met ingang
van denzelfden datum aangesteld tot advi
seur voor Indische en Arabischo zalv.i bij
het departement van koloniën, cn
3o. toestemming verleend, dat dc betrek
king van adviseur bij het departement
van koloniën door hem te gelijk met zijn
hoogleoraarsambt zal worden bekleed.
Bij Kon. .oesluit is pensioen verleend
aan dr. M. J. de Gocje, hoogleeraar aan
do Rijksuniversiteit te Leiden, ten bedra
ge van 3000 gld., a
F. Kosters, ondorwijzi
aau den hoor J. T*..
ijzer aan een openbare
I lagere school alhier 942 gld., cn aan den
heer C. I. de Lange, custos aan de Sterren
wacht der Rijksuniversiteit to Leiden, 51"/
gulden.
I De door do gemeente Leiden uitge
schreven geldleening, groot 890,000 gld.,
I geheol volteekond tegen 9-lJ pCt.
Het eerst? concert der Maatschappij
voor Toonkunst to Leiden is bepaald op
Dinsdag 19 Februari, door het Bohemischo
I Streichquurtett; het tweede concert op
Maandag 15 April door het Concertgebouw-
orkest, ouder leiding van den heer Willem
Mengelberg
Door rar H, van Oordt van Lauweu-
rechfc, consul der Nederlanden to Kobe,
Japan, zijn aan 's Rijks Museum vnu Na
tuurlij ko Historie to Leiden ten geschenke
aangeboden een collectie voorworpen van
natuurhistoriachon aard, omvattende: 35
krabben, 190 zeescnelpeu, 90 land. cn zoet-
watcrachelpen, 11 zeesterren en zeeappcls,
benevens 5 steenenschorskoralen.
Den schenker is daarvoor de dank dor
regeering betuigd, („Stct.")
Bij het 4de reg. inf. te Leiden is do
kapitein W. L. Overduyn opgetreden als
directeur van den cursus alhier.
Iu dc Januari- (jaar) vergadering van
do Yereeniging tot bevordering der Bouw
kunst to Leiden, zal als spreker opU'-dea
de bekende architect Jan do Quack van
's-Qravcnhngc.
Het onderzoek zal zijn: Nader gevon
den geuichten van den Schoolmeostcr,
waaronder vele op bouwkundig gebied."
Onder vele blijken van deelneming
werd gisteren op Nieuw Eik ©n Duinen hij
Den Haag in allen eènvoud tor aarde »^c-
steld het stoffelijk overschot van don gepen"
triomfeerden luitenant-generaal M. G. Mat-
the8.
Mot- vcïsohil Tonde oud-offli eieren, den
iuspocteur der cavalerie, generaal Braanis
en den kolonol-commandant van het dorde
regiment huzaren, stonden aan do groove
tal van hoofd- en verdere officieren dor
cavalerie uit ondersohtidono garnizocneu.
om den voormaligen chef van hun wnpca
een laatsbon groet tc brengen.
Hiertoe bepaalde zich do plechtigheid,
want een der familieleden maakte bekend,
dat liot de uitdrukkelijke wensch van den
thans ontslapen opperofficicr was geweest,
dat aan zijn graf niet zou worden gespro
ken en geen krans do lijkbaar zoude dek
ken.
Bij liet grafwaarts dragen van dc lijkbaar
on bij het ricderlaton van de kist in de
groove voerde de kapel van liet derde regi
ment huzaren treurmuziek uit.
Een der nabestaanden dankte voor do
betoondb -elangstoB.ng.
Jongelingen, die wonschen deel tc ne
men aan het toelatingsexamen voor het re
servekader, dat 13 Februari bij dc staven
dor korpsen van het leger wordt afgeno
men, mooten zich vóór 30 dezer bij do be
trokken korpscommandanfcn aanmeldcfn.,
Dc miliciens der eerste ploeg van liet
blijvend gedeelte dor lichting 1906 zullen
op 29 Maart, die van cle tweede ploeg (het
laatste gedeelte) op 27 Juli a.s. in het ge
not van groot verlof .worden gesteld.
46)
In de opening der deur staat een slanke
mannen gestalte. Ecu ruime reismantel
hangt los om zijn sciioud-ers, Hjj ziet met
verbaasden blik, met hartklopping, naar do
liefelijke verschijning op dc steenen bank,
naar de half geopende lippen, de vochtige,
wijdgeopende oogen en de mooie vormen
„Trude Groode 1" zegt hij met bevende
stem.
„Ja?" Het klinkt spijtig en liet hoofd
draait zich langzaam in do handen naar de
deur. Haar oogen worden nog grootcr.
vragender, schitterender. Zoo blijft zij eca
oogenblik in dezelfde houding, nog onder
den invloed van dc schaLksclie geesten
van dou droom en ziet hem in het gelaat
en in do verwonderde oogen.
Maar nu spreekt de vreemde. Do droom
is uit.
,,Ik weet niet of ik ooit in mijn loven
bang ben geweest. Ik had hier al 't raogelijko
verwacht; vleermuizen, uilen, kikorschen,
inaar geen Trude Groode met al de lief
talligheid waarmee zij eeng den wilden
graaf von Kneo bedwong."
Zijn stem beefde nog van ontroering; de
woordeD kwamen zacht en welluidend over
zijn lippen.
Gertrud is opgestaan:
„TJ kont deze ruïni en dit vertrek?"
„Als gij vertrouw^ in mij wilt stellon",
zpide hij zacht en vriendelijk en woes naar
de steenen bank.
Gertrud keek verlegen tot hem op
,,Ik heb vertrouwen", zeide zij toen een
voudig en ging zitten.
„Wilt gij de handen niet weer aciïtor
uw hoofd leggen?"
Zij glimlachte.
Waarom?"
„Inderdaad, zoo moet Trude Groode er
uitgezien hebben. Trude Groode is namelijk
mijn liefde van kindsbeen af."
Gertrud zat weer onder het wapen met de
handen in den schoot gevouwon ,,Ik weet
niets van Trude Groode af", zeide zij een
voudig, ,,dan dat zij de stammoeder van
mijn geslacht is. Ik kan i.iet beoordcelen
of gij een goeden smaak hadt, toen ge een
jongen waart."
,,U heeft juist tot zekerheid gemaakt,
wat ik vermoedde U is de kleindochter
van graaf Hans en ik ben uw gast."
Lieve hemel 1" zeicteTrudo weemoedig ©n
liet haar blik door de kale ruimte dwalen
,,Ik heb niots anders aan te bieden dan dit
uitzicht."
Zij trad een weinig o-p zijde en wees naar
den renden boog.
,,Ik was gekomen om van dit uitziolit te
genieten", zeide hij cn trad rakelings langs
haar heen op het ïaam toe.
Eenige oogenblikken stond hij onbeweeg
lijk naar buiten in de schemering te staren.
Nu mischtc het achter hem als een vrou
wengewaad. Hij keerde zich om cn keek
met nieuwe verbazing naar de verschijning
dio nu door het avondrood beschenen,
voor hem stond.
„Zoo ik u dadelijk in dit licht had ge
zien. zou ik onmiddellijk geweten hebben,
dat u eon Knee is. U is Trude Groode."
„Ik moet nu gaan", zeide Gertrud zocht
Dc oogen van den vreemde maakten haar
verlegen.
Naast elkaar liepen zij door de ruïne. Do
nauwo gangen boden nauwelijks ruimte
voor beiden aan. Af en too kwam liaar
arm met dien van den vreemde in aanra
king. Hij zag, hoo veel moeite het haar
kostte aan zijn zijde te blijven.
Nu greep hij, alsof het vanzelf sprak,
haai' hand en legde die in zijn arm. Be
wonderend keek hij naar het fijne, verstan
dige gelaat.
„Wat droomdet gij daar straks?" vroeg
hij zacht.
Zij werd doodsbleek on keek met groote,
angstige oogen tot hem op: ,,ïk kan het
u niet zegden."
Behoedzaam leidde hij haar door de don
kere gangen. Zij bemerkte dat hij eiken
steen op hun weg cn eiken scherpen hook
van den muur vermeed. Alsof hij oude be
kende wegen ging, zoo zeker geleidde hij
liaar door de duisternis. Haar hart begon
weer te kloppen, en vluchtige vage gedach
ten vlogen door haar, als in een droom
bevangen ziel, als zwaluwen over den -weg,
wanneer de schemering aanbreekt.
Eindelek stonden zij buiten, tusschen
de dennen.
,,Nog zijn wij op uw grond en bodem,"
zeide hij, ,,nog ben ik uw gast. Gij zcidet
daar straks, dat gij niets anders Iïadt aan
te bieden dan het uitzicht over polder en
zeo. U heeft hot beste vergeten te noemen."
Zij hield het hoofd gebogen.' Haar ge
laat verschoot van kleur.
,,Ik wil nu niet vragen, Trude Groode,
ofschoon het moeilijk valt te zwijgen, ais
iemand na lange jaron zijn liefde .weer
ziet. Ik ben te korten tijd uw gast; maar
ik hoop u op deze plaats weer tc zien. Als
gij aan den vreemdeling gewend zijt go-
raakt, dan zal ik u vragen, of gij meor
wilt aanbieden 1 Trude Groode I Trudo
Groode 1"
Hij stond met den hoed in de hand voor
aar cn hield haar rechterhand in de zijne.
Er lag meer dan eerbied in zijn oogen en
in zijn houding. Wat in zijn oogen fonkel
de, .was dwepende ver eer ing.
Gertrud keek schuchter on in onbegrijpe
lijke verlegenheid tot hem op. Weer zag zij
het lichte haar, de ferme trekken van het
gelaat en weer vlogen dc zwaluwen ovet
den .weg. Toen ging hij heen. Beneden bij
den kruisweg stond een rijtuig.
„Het is het rijtuig van den „Monniks
hof", mompelde zij.
Nog eenmaal een groeten met don hoed,
daarop rolde het rijtuig weg.
Als in een droom wandelde Gertrud naar
huis. Als een slaapwandelaarster liep zij
door do gang, welke bijna onbegaanbaar
was van al de ingepakte moubelen. Toen
zij boven kwam, en do .wanorde in het
anders zoo gezellige, nette kamertje zag,
vloog de droom, wolke haar zoolang had
bevangen. In de plaats van de vriendelijke
gestalten van den droom, kwamen droef
heid en zoig, eenzaamheid en angst, louter
treurige gedachten. Zij ging op den rand
van haar ledikant zitten en weende.
Het bed zal haar echter niet meester
worden. Zij zal morgen weer sterk zijn cn
pal staan als een van de slanke beuken
aan den rand van .iet park. Zij zal het
hoofd mogen trotsohcr dragen dan andere
en haar oogen zullen schitteren, en haar
hand, welke gewoonlijk zulke zachte bewe
gingen heeft, zal zich tot een vuist ballen
tegen dengeno, die haar to na komt. Want
zij is oen echte von Knec cn krachtig naar
lichaam cn geest. Zij is niet ziek z.Doals do
invalide, dio zijn geslacht niet kan verte
genwoordigen, ofschoon hij anders een rid
derlijk man is; zij is ook geen mijmerend
kiDd, zooals zij, die nu met zachfco, aarze
lende schreden door het park loopt, alsot
zij bang is het lied van den vink te versto
ren, die in den beul van vroolijkheid cn
liefdo zingt. Zij is wel slechts een vrouw
maar zij is sterk door een vrij hart, d t
gebonden, meesteres van haar kracht.
„Als de liefdo echter over je komt,
Trudo Knec, welk van avond aan je ziel
klopte, toon gij naast dien vreemde liept,
dan zult gij je geslacht, je huiselijk werk
vergeten, dc rust van je geest verliezen,
gij zult don strijd met jc vijand ïn don
polder vergeten en de ontrouw van zijn ge
slacht; gij zult slechts aan één ding den
ken, voor één ding strijden, cn wel, dat
gij do vreugde eu gelukzaligheid van jo
hart redt. Want, zooals gij nu trotsch en
sterk zijt naar lichaam cn geest, een cchto
Knce, zoo zult gij ook groot en moedig in
do liefde zijn."
Toon het rijtuig met den vreemde do
allee insloeg, keerde de koetsier zich om:
„<Z-l ik over dc Geest rijden of over
„liet. Blcchte geweten 7n
De vreemde richtte zich opdo vrooiijko
peinzende uitdrukking op zijn gelaat ver
dween cn ren harde, sombere trek vertoon
de zich cm zijn mond.,
(Wordt verve Igd).