Een receptie in Indië. Het hart en de sportcapaciteit „Nu", sprak toen Berner, ,,ziefc ni" eens hoe wonderbaar Qcds wegen zijn. Zonder u zou er uit den schoenmakersleerling van Breslau geen generaal gewoiden zijn. Aan een particulieren brief is het volgende ontleend Toen ilc te Djokjakarta kwam, hob ik natuurlijk eerst op den oificieelen receptiedag een bezoek aan den resident gebracht. Ik werd later voor het leest gevraagd, dat 31 Aug. op Eoninginneverjaardag gegeven wordt en waarop de Sultan, de kroonprins en een groot deol der hofhouding verschijnt, terwijl de Sultan zijn dochters meeneemt om voor den resident en de gasten een dans uit te voeren (die danserossen heeten serimpies). 's Morgens uit de benting veel kanonge- schiet, wat altijd lots feestelijks geeft, doch ook eon fiauw besef van het gruwelijke van het slagveld, 't Is me een lawaai. Geen wonder, dat soldaten na een slag tyden lang stokdoof blijven. Daar de Sultan 's middags om zes uren by den resident zou arriveeren, werd den anderen gasten verzocht vóór dien tyd te komen, ten einde den hoogen gast mee te ontvangen. Tegen balbes steeg ik in myn wit voile japon met een touffe blauwe bloemen (klokjes) gegarneerd, in den wagen. Op don weg by het residentiehuis was het vol, vol rytuigen en toeschouwers; duizonden inlanders ver gastten zich aan den stoet van Europeesche gasten en stonden te wachten op de komst van hun Sultan. Ik reed het prachtige, groote erf op, dat byzonder mooi gegarneerd wordt door oude Hindoebeelden, en stapte uit voor de groole trap. De rousaebtigo voorgalery stond al vol gerokte beeren en licht getoilet- teordo dames; allo lampen waren al op. Ik besteeg do trap en stond te kyken, waar de resident zich bevond om hem myn compli ment to maken hy was in de troonzaal, verder, veel verder en het duurde eenigen tyd eer een der beeren op my toeschoot om mi) te geleidon. De resident stond voor my in de troonzaal met mevrouw B., een allerliefste oude dame, dio do honneurs by hein waarneemt. Ik maakte myn compliment en een praatje met de weinige menschen, dio ik kende. Toen •gingen langzamerhand alle gasten in de voor galery, om den kroonprins te zien aankomon. Daar reed hU voor in een mooie koets, mot zes Isabellen bespannen, en gevolgd door een grooten stoot allervreemdst gekleede hovelin gen, van wie een zyn gouden, mot fluweel beklceden zetel droeg, een ander zyn gouden kwispeidoor, een dordo zyn gouden sirihdoos, een vierde zyn met diamantun bezet zwaard, enz. De kroonprins was in Nedcrlandsche uniform; een man van een dertig jaar. Hy liep, rminzaam buigend", 11311 den arm van den resident, naar de troonzaal en daar werd by in don eersten fauteuil naast den troon geplakt. Alle attributen weiden achter en om hem gezet. Toen die plechtigheid zeer langzaam en Statig was ofgeloopen (het gaat by hoogo inlanders ontzettend langzaam, alles op zyn elfen dertigst, en toch is die gracieuze lang zaamheid aangenaam om te zien), plaatsten zich alle dames gasten op de stóblen in de troonzaal, want tegen do komst van den Sultan moest elk gezeten zun de beeren bloven m de voorgalery. En toen verschoen een etoet vol Oostersche pracht en fantastische schoonheid, een weelde ten tcon spreidend, die Europa niot kent. Eerst een troep dragonders to paard, door het gouvernement den Sultan toegewezen; toen een met acht paarden bespannon prach tige gouden koets, eerwaardiger, ouder, ryker can de gouden koets van do Koningin. De Sultan, al tamelijk op jaren, in generaals uniform, geloof ik, was afgehaald door den ass.-resident van Djokja, die hem overgaf aan den resident. Achter de koets een onnoemeiyk groot govolg van piekeniers, in een kostuum als in de middeleeuwen; can de drager van den troon, van het zwaard, van den rouzon- waaior van pauw6veeren, gouden sirihdoos, enz. Verder de geheelo gamelang uit den kraton, zangers, de voorlezer en bidder van den vorst, ettelyke hooge oomes van het hof, vrouwen, die tot het gevolg der serimpies behoordoD, en dan in een rijtuig met vier paarden de prinsessen zeiven, die echter een zygang ingingen; we kregen ze ten minste nog niet te zien. 't Was ryk; de Oostersche statige en hoffelyke deftigheid, die by alles uitkwam, deed byzonder aangenaam aan. Wy kunnen het zoo niet; van ons zou dat gemaakt ochynen; by hen is het natuur en wel een zeer bevallige en aristocratische uiting er van. Toon na veel plichtplegingen do Sultan eindeiyk naast den resident op den troon zat, ging do waalerdrager schuin in hot hoekjo achter den resident staan (de stok van den waaier was zoo lang 1) en roet de regelmatig heid van een machine klapte die man dat ding telkens op en neer achter het hoofd van den SultaD. De resident moet by al dat gewaai wel een neusverkoudheid hebben op- geloopen. Ik beb nog vergeten te zeggen, dat er natuuriyk een muziekkorps was, dat „Wien Keerlandsch Bloed" speelde, toen de Sultan aankwam, en dat alle hovelingen, niet rechtop loopend, maar kruipend en hurkend naar en voorby den troon defileerden. Langen tyd lag er een voor den Sultan op de trappen van den troon; ik heb niet kunnen uitvinden wat hy er uitvoerde. Toen kwamen alle regenten uit hot gebied van den Sultan binnen (allen hoog-adeliyke inlanders) en zaten gehurkt op den vloer, voel dat goed: regenton, voor wie iedor inlander hurkt en knielt, zaten nu zelf zoo aan't eind der zaal voor hun vorst; daar tusschon de gamelang, zangers en voorbidder. Deze laatste was in eigeniyk hofkostuumnaakt boveniyf. Iemand droeg voor hem uit een laag tafeltje, waarop een wit servet, op hetwelk een zeer heilig, geschreven boek lag, ook in een doek gebuid. Twee bedienden, ieder met een bran- dendo kaars op zilveren kandelaar in do hand, liopen er by; het tafeltje werd voor den bidder geplaatst, de hooge kandelaars naast het tafeltje en mot heiligen eerbied en baast liefkoozend handgebaar vouwde de voor zanger het servet open en onthulde ado heilige schrift". De Sultan riep luid één Javaansch woord; de bidder antwoordde en begon te lezen: de geschiedenis en beteokenis van den serimpie- dans. 't Was een lang verhaal, waarvan fk niets verstond; toch maakten indruk de vreemde, zangerige klanken en de eerbied van den man. Elndeiyk was hot uit en kwam door een zydeur van de troonzaal een stoot van zeven of acht oude Javaanscbe vrouwen, zeer een voudig in sarong en kabaja gekleedde baboes en zangeressen van de serimpies. Ook zy droegen een heilig boek op een tafeltje tus- scben twee brandende kaarsen. Ze gingen zitten, altyd weor kruipend langs den troon En nu komt het. Er verschenen negen heel joDge Javaansche meisjes met do fijnste, aristocratische gezicht jes, ronde, zedige snuitjes, met kleine neusjes, kleino mondjes en de oogen steeds bedeesd neergeslagen. Ze waren jong, fijn en teer van vorm, byna geen heupen, beeldige kleino handjes, met lange, aristocratische vingertjes, mooi onderhouden bloote voeten. En 't geheel zoo kui6ch en rein om to zien: gebaren, bewegingen, 't was alles even exquis en wonderschoon artistiek. Allemaal waren ze ingesmeerd mot een soort geelwit poeder: gezicht, hals, armen, handen en beenen, zoo dat zo de kleur hadden van licht ivoor; by de oogen waron ze beschilderd als een wajong- pop. liet haar was etrak naar achteren ge trokken en op het voorhoofd beplakt mot gouden en zilveren loovertjes, die het haar in verschillende afdeelingen scheidden (een mar teling, dat geplak!). Achter een groote Kon- dèh vol melatli bloemenSchitterende juweelon aan armen en handen, gouden borst sieraad, gouden ceintuur, oen rood-fluweelon keurs met goudfranje, een anders betcekende sarong en een ragfijne roodgebloemao slendang. Ze kwamen met kleino schuifpasjes binnen, allo negen juist mooie, fantastische beelden. Ze plaatsten zich voor het tapyt; allo bewe gingen van handen, voeten of hoofd volmaakt dezelfde, geen spring- of huppelbewegingen, maar slechts oen bevallig hoofdgebaar, een licht wuiven met do ragfijne slendang, een armbowoging en voetverplaatsen alles onder het monotone gezang der vrouwen, waarvan de eerwaardigste uit het hoilige boek de be-> teekeDia opzong, en onder het gekling klang der gamelang. Onze balletten zyn ruw, frivool, onkiesch, weerzinwekkend, vergeleken by dit langzame, gracieuze gaan. Het duurde ander half uur, doch ik heb er steeds met genoegen naar gekeken. Toen de dans was afgeloopen, werd thea en gebak gepresenteerd. Lator diner Be üoïidag in Engeland. Des Zondags is de Engelschman geheel- en-al van de buitenwereld afgesloten; op dien dag worden ei geen brieven en cou ranten afgegeven, en zelfs de onschuldigste openbare vermakelijkheid is hem ontzegd. Daar nu, zooals bekend is, de verveling een slechte raadgeefster is, wordt de Zondag juist voor de lagere en middelbare klassen der Engelsche bevolking zoo verderfelijk mogelijk. In den burgerstand wordt door het verplicht driemalig kerkbezoek de huichelarij in hooge mate bevorderd. De welopgevoede jong© Misses beschouwen de Kerk als een plaats van bijeenkomst, waar zij zich door haar hooggeboorde, stijfge- frakto galants, achter den bijbel om, ijve rig het hof laten makon; zij wisselen brief jes en bepalen de volgende samenkomsten. De waardige mama ziet dat toch niet, daar zij zich niet onthouden kan van, door de vervelend© eentonigheid van het aanhou dend gebid en gezang, in slaap te vallen. Veel verschrikkelijker echter is de in vloed van de» gedwongen Zondagsrust op de lagere klassen der bevolking, want door de werkeloosheid cn het gebrek aan andere- verstrooiing wordt dc ondeugd dór dron kenschap bevorderd op een wijze, die ons begrip te boven gaat, en de oorzaak is van het ongeluk van talloose families, daar dik wijls man. vrouw en kinderen den Zon-v dagsrusttijd in het overmatig gebruik van geestrijke dranken doorbrengen. Dc herbergen or „public houses", die des Zondags slechts van vijf u-ren des middags tot elf uren des avonds geopeflod mogen zijn, zijn dan stampvol van mannen en vrou wen, welke laatsten het sterkere geslacht meestal nog in drinken overtreffen. "VVogens rustveTstorcnd gedruisch op de straat ge worpen, begaan de beschonkenen daar de walglijkste buitensporigheden en bieden dengenen, die uit do avondgodsdienstoefe ning tCrugkceren, een allesbehalve stich tend schouwspel aan. Do meeste aanslagen op het leven cn de zedelijkheid hebben, zoo als de statistieken ons lceren, in Engeland op de Zondagen plaats en de „policc-man" heeft op die dagen zijn handen vol, om de rustverstoorders naar de politiebureaux te transporteeren, hetgeen in de meeste ge vallen door middel van draagbaren moet geschieden, vooral bij „dames", daar dez*n, door den drankduivel bezeten, dikwijls noch gaan, noch staan kunnen. Is echter de vrouw met do kindeern thuis gebleven, dan keert dc man meestal in beschonken toestand in zijn woning te rug en daar ontwikkelen zich dan toonee- len, die niet zelden hun ontknooping voor het gerecht hebben. „De - iets" bevat-e ondèr bovenstaan- den titel een interessant artikel. „De onlangs te Athene gehouden Olym pische spelen zijn, voor de artsen een aan leiding geweest om een onderzoek in te stellen naar de verhouding tusschen de grootte van het menschelijk hart en de sportcapaciteit. Aan do spelen werd deel genomen door een aantal Duit-sch© wiel renners, cn op dezen heeft dr. A. Smith een onderzoek toegepast, dat hem stof le verde tot een belangrijk rapport. De con clusie van dit rapport is kort en duidelijk Hoe kleiner het hart, des te grooter do sportcapaciteit. Van allo deelnemers hadden 'de Ameri kanen de kleinste harten. Hun beste sprin ter had een hart vlak (d.w.z. op de borst geprojecteerde hartomvang) van 36£ vierk. c.M. De andere Amerikanen hadden een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12