Ingezonden.
1847. Uit Liefde. 1907.
Als de boom is groot,
Is do plantor dood.
Dit opschrift is zeker van toepassing op
een vereeniging, die over enkele dagen het
feit zal herdenken, dat zij 60 jaren geledon
word opgericht.
Van allen, dio daarbij toon tegenwoordig
waren, is naar ik meeD geen enkele meer in
leven. 1 Januari 1847 werd de Vereeniging
Uit h i e f d e opgerioht.
Te gaan neerschrijven al hetgeen dezeVer-
eeuiging heeft meegemaakt of wat zij tot
stand heeft gebracht en hoeveel nood zij
heeft gelenigd, dit laat dit kort overzicht
niet toe. Een enkel feit, een enkele greep
uit haai- 'geschiedenis kan voor de lezers van
dit blad eenige belangstelling wekken.
In den winter van het jaar 1847 kwamen
ecnigo Lcidsche joDgelui bijeen met het
doel om wekelijks eenige centen weg te leg
gen, al zoo gemeenschappelijk te sparen om
bij den komenden winter voor dit gespaarde
geld levensmiddelen te koopen, om die in
den vorm van bons aan de armen der stad
tc doen uitreiken.
Eet plan vond instemming- en de eerste
Btcen vóór dezo Vereeniging was gelegd.
Aanvankelijk nog enkele leden tellende,
wies het ledental snel, toen men dezo wijzo
van weldoen, het geven van bons waarop
men brood, bruine booncn, gort en rijst
kon verkrijgen, meer ©n meer ging waardee-
rcn.
Na 6 jareD reeds was het ledental geklom
men tot 200. Op eenvoudige, doch waardigo
wijzo werd toen dit feit herdacht. En het
was niemand minder dan onze bekende
stadgenoot da heer J. M. E. Dercksen, wet
houder en notaris en toenmaals secretaris
van ,,Uit Liefde", dio toen in een feestver-
gadering, gehouden in de Stadsgehoorzaal
een gedicht voordroeg, dat door deze ox
prcssievelijk werd gemaakt en yaar in goed
gekozen woorden hst sehoono doel der Ver
eeniging werd uiteengezet, en dat met dezo
woorden eindigde:
Als 't uur van onzen dood zal naken,
O zalig, zalig als zijn mond
U dan het heerlijk .woord verkondt,
Terwijl Gods Engelen wenken;
,,'k Was krank, Gij kwaamt mij drenken,
„Want, wnt gij de armen hebt gedaan,
,,'k Neem 't als aan mij bewezon, aan."
God I doe ons eens dat .woord verstaan.
Zoo gingen vele jaren van rustig werken
voorbij, nnm ,,Uit Licfdo" langzamerhand
in bloei toe en mocht weldra haar twintig
jarig bestaan .-erdenken.
Zij kon met blijdschap een terugblik wer
pen op al hetgeen zij in die jaren tot stand
had gebracht. Als eer. krachtige boom stond
zij daar, bewust dat zij veel leed cu ellende
heeft deen verzachten, en al had het pau
perisme nog die afmeting van hoden niet
aangenomen, doch vond zij voor haar stre
ven een ruim arbeidsveld.
Zoo in 1867, het cholcrajaar, toen die
bezoeking zoovele stadgenooten naar het
graf deed slccpcn, toon zoovele gezinnen
tot do diepste ellende en armoede werden
gebracht, was het wederom ,,Üit Liefde",
d'.o ook in deze niet achterbleef en gedach
tig aan haar devies een gedeelte van haar
rescrvekapitaal benevens een extra gift van
elk barer leden tot ondersteuning der vclo
slaeaLoffers bijeenbracht.
Dezo geldsom word Ln handen van den
Burgemeester gesteld, ©n met vrougdo en
voldoening mocht het toonmaligo bestuur
constatceren, dat ,,Uit Liefde" hare zin
spreuk ,,Weldoeu aan behoeftigen", in die
dagen van beproeving on diepe ellende
schitterend heeft gehandhaafd.
Ook op andere wijze werd toentertijd
6toun verleend. Zoo Iczon wij in het jaar
verslag van 1885, dat twee weduwen, wier
echtgenootcn door een droevig ongeval om
hot leven kwamen, door hef kracl.^g ingrij
pen dezer Vereeniging voor veel ellende en
kommer zijn gespaard gebleven, en ik zou
nog vclo gevallen kunnen opnoemcD, maar,
(waartoe1?
Op dat tijdstip telde de vereeniging 232
ïeden.
Bij die gelegenheid was het wedermin de
heer Dercksen, die in dichtmaat het doel
en bet streven van ,,Uit Liefde" herdacht,
Een enkele greep hieruit doet ons duide
lijk zien, met welk eon sympathie het werk
van ,,Uit Liefde" gewaardeerd werd.
De feestredenaar van dien avond sprak
0. a. aldus:
„Gij stioht een broederbond,
Een spaarkas, niet voor u, voor de
armen
Opdat hun smeeken om erbarmen,
Voortaan een beter antwoord voncï.
En iets verder:
Daar zit, in het klein vertrek, con
vrouwe,
Dio rustloos hand en breipen roert.
Zij draagt in het kleed het merk der
rouwe;
Dc dood heeft hem aan de aarde ont
voerd-
Die, trouwe gade en liefdrijk vader,
Geijverd heeft voor vrouw en kroost.
Sinds heeft zij maar een enklen troost:
Elk uur brengt haar den doode nader.
Maar neen, haar boeit aan de aarde
een schat:
Twee kleinen, dio het nog niet weten,
Hoe, toen rialleen bleef op haar pad,
Een heiige band werd stuk gereten.
Voor ben toch wil zij leven, want,
Zij dood, cn het weeshuis gaat lrun open;
Toch waar die toestand licht te hopen,
Dus epreokt zij; armoe is geen schand',
Zoo ze in der weezenrij zich 6charen
't Mocht grievend wezen voor hun hart,
Maar het zou voor honger toch bewaren
En vluchtig is do kindersmart.
Zij peinst. Waarop? Wio mag het
gissen
Maar, de oogen ventend op de gracht.
Is het of een beeld haar tegenlacht,
Of rij niet langer meer wil missen
Wat zij verwacht, mot smart verwacht.
Zij voelt haar laatsten moed verzwinden,
Gelijk haar laatst© hoop verging.
Maar hoe, wat brief zij daar ontving?
Hoe die hierheen zijn weg mocht vindon?
Zij i-pcnt. Het is papier. Ne.n, brood 1
Neen, vocht op spijze I Ook in haar nood
Is weer van H o o g e r hulp gebleken.
Zij kent die kleine boden wel.
Dio mot hun vriendelijk ,,U. L."
Van licfdo tot den naaste spreken.
In dit gedicht wordt zeer juist uitge
drukt act doel en streven dezer vereeni
ging od mag de taal iets gezwollen zijn,
een dergelijke uiting van feestvreugde lij&t.
ons toch wel sympathiek.
Weer zijn vijf jaren verloopen en zien
wij „Uit Liefde" haar 25-jarig feest her
denken. Op die feestvcrgade'ring, welke
30 Januari 1872 gehouden werd, kon do
voorzitter, do heer R. Broesterhuizen,
modedcelcn, dat het Z. K. H. Prins Fre-
dcrik behaagd had, een groote som gtlds
aan do vereeniging te schenken, welko
natuurlijk met dank on erkenning aan
vaard werd.
Een dergelijke vorstelijke daad was oen
spoorslag voor het Bestuur om met kracht
cn beleid op den ingeslagen weg voort te
gaan en zoo werkte meu in stilte voort:
het eeno bestuur wisselde het andere ai,
en het was dc heer J. P. L. van der Kaay,
ais de ccnig overgeblevene der oprichters,
dio het voorrecht had bij de 25-jarige her
denking tegenwoordig tc mogen zijn.
Weemoedige gedachte, noch troostrijk
denkbeeld.
Dc menschbeid zet ha-ar tocht eteods
voort naar het gapende graf, maar wat
goeds door haar is tot stand gekomen,
blijft cd wordt niet door de groeve ver
zwolgen.
Het werk der ouderen strekt den jonge
ren tot leering. Do plaats wordt verlaten,
maar blijft niet onbezet.
In 1884, het jaar, waariü op plechtige
wijzo net standbeeld van onzen Picter
Adriaansz. van der Werf werd onthuld,
was bet wederom do vereeniging „Uit
Liefde", dio op dien dag aan minderbe
deelde stadgenooten ruim 3800 haringen
ou iö'CO witto b rooiden deed uitdeden, een
ocht typisch Lcidsche feestgave, die voor
onzo 3-Octob©r-vcreeniging heden het
hoofdnummer op haar program is en zeker
zal blijven.
Aardig is het om nu nog in ons notu
lenboek van dit jaar te moeten lesjen, hoe
moeilijk het was bet Waaggebouw voor dit
doel te kunnen krijgen, men was o.a. ten
zeerste bevreesd, dat de p.anwezigheid van
haringlucht nadeelig kon zijn voor de bo
ter cn dat deze wellicht .hierdoor zou be
derven kunnen.
De toenmalige voorzitter, de heer A.
Yerhoog, wist al die bezwaren te voorko
men en met voldoening kon «Uit Liefde"
wederom op dezen dag terugzien.
In 1887 zien wij onze Vereeniging we
derom op haar post staan; in dat jaar
mocht toch Z. M. Willem III zijn 70en ver
jaardag berdenken; het Bestuur meencie
toen, door de liefdadigheid tc betrachten,
aan deze herinnering uiting te moeten go-
ven. Voor dit doel werd toen het reserve
fonds aangesproken en 3601 bons werden
aan de armen der stad uitgereikt.
Dat dezo feestgave, in ëen tijd, dat aan
zooveel nog gebrek was, een aangename
verrassing was, laat zich licht denken en
met een dankbaar gevoel kon men hierop
terugzién.
Tien jaar later, in 1897, zien wij „Uit
Liefde" haar gouden jubileum vieren.
In de jaren, die hieraan vooraf gingen,
hadden belangrijke veranderingen plaats
gehad, zoo werd bijvoorbeeld in 1893, op
initiatief van den beer S. B. Vos, aan de
behoeftigen ook lange turf verstrekt,
wat tot heden toe zoo is gebleven. Ter
gelegenheid van dit vijftig-jarig bestaan
werden den leden extra-bons verstrekt,
ieder voor eeD halven Hectoliter steenko
len, benevens bone voor ruime uitdeoling
van krentenbrood.
Haar devies getrouw: „Weldoen aan
Behoeftigen", werd alzoo dit gouden feest
op waardige wijze herdacht, en werd den
toenmaiigen voorzitter», den heer L. Veil-
brief, die in 1882 tot tweedon voorzit
ter en iD 1890 tot eersten voorzitter was
nenoemd, het eere-voorzitter-
s c b a p der Vereeniging aangeboden, wel
een bewijs, dat de vele zorgen en moeite,
die hij 6teeds voor de hem liefgeworden
Vereeniging over had, door haar leden op
den juisfcen prijs werdeD gesteld.
Sinds dien is de heor A. I. Witmans
Azn. haar voorzitter, die reeds van af
1888 in het Bestuur was opgenomen.
Onder diens energieke leiding, bijge
staan door het overige Bestuur, is thans
„Uit Liefde" oen bloeiende Vereeniging,
dio een zeker burgerrecht iD LeideD ver
kregen heeft en in een behoefte van wel
doen voorziet, die niet gering is, wanneer
men bedenkt, dat iD al die jaren van haar
bestaan 600000 brooden, 360000 Liter gort,
480000 K.G. rijst, werden uitgereikt, onge
acht d© groote hoeveelheden bruineboonon,
haring, enz., dan mag met reoht gecon
stateerd worden, dat deze Vereeniging
nuttig ©n heilzaam gewerkt heeft.
Op den 3den Januari 1907 zal „Uit Lief
de" dan haar zestigjarig feest vieren;
doch liet kan niet op bareb weg liggen dit
diamanten feest met gezang en muriek te
vieren. Haar feestmuziek is de juichtoon
en danktoon der armen en ondersteunden
en daaro-n werd het reserve-fonds maar
weer aangesproken.
Ruim 2800 bons werdeD extra verstrekt,
recht gevende op blikken met gestampten
kost, spek on krenten' rooden. Dat deze
extra-feestgave door dc leden en niet min-
dor door onze stadgenooten in het alge
meen met veel instemming is ontvangen
geworden, blijkt uit de vele bewijzen van
instemming, die ons bestuur dezer dagen
mocht ontvangen.
Ten slotte brengt ons Bestuur haar har-
bclijkcn dank aan allen, die onze Vereeni
ging hetzij moreel, hetzij financieel steua-
den, en hei doet een beroep op u aller
medewerking. Wekt vrienden en
kennissen op om lid te worden
van deze Yeréoniging, wier de
vies is:
WELDOEN AAN BEHOErTIGEN.
W. v. R. du CH.
Lcidsche Kaastvereenigiiig.
Lezing II. P. Brommer.
Wat een avond van genot, van heerlijk
geestelijk genot, bood do lezing van don heer
Breinmer over monumentale kunst I Wolk een
duidelyke uiteenzetting in onderdeelen, welk
een klaarheid in de groote godAchteijjn, die
deze voordraoht doorloopt, welk een vloeiende,
vlotte, veelal schlttorendo woordenkeus, wat
een gokruidhold en een opmerkingsgave, wat
een rake zetten, wat een pakkende benamingen,
y/at een keur van omschrijvingen, sommige
zoo Inslaand dat men ze niet meer kwyt kan
raken, welk een heldere, recht op haar doel
afstevenende en toch alle tusschenstations
aandoende redeneertrant, wat oen genot de
avond van gisteren I
Over monumentale künst dus liep de voor
dracht. Niet over monumentale architectuur,
als voornaamste onderdeel, maar over monu
mentaio schilderkunst. Wat heelt men hier
onder te verstaan? Een kunstuiting veelal op
een vlak aangebracht, dio zich niet richtte
naar do heerschende tydatrooming, maar boven
de tijden zich verhiel, als 't ware planeerend
over eeuwen, gelUk bestemd voor de generatlo,
waaronder ze zich openbaarde, en de daarop
volgende, 't Intense gespecialiseerde zien is
van óén tyd, de monumentale kuust zooals
ze wordt toegepast op monumentale gebouwen,
ls van velo ttfdeu en zal dus noodwendig de
machtigste representatie vau conventie moeten
worden.
Be beste uitingen van monumentale schil
derkunst vindt men in de Itallaansche Renais
sance en daarvoor. Boor die primitieve schil
deringen, die als oe synthese van gevoelsleven
en oigonschappen van de geslachteu ln de
middeleouwen elkaar opvolgend, aan te
merken zijn.
Vauzoll sprekend dat de moderne tyd,
waarin h6t Individuele zich zoo op den voor
grond stelt, de gemeenschapsidee op dea
achtergrond raakt, bijzonder rijk ls aan goede,
aan uitmuntende schilders, die, met verfijnd
talent een eigen stemming objectiveeren, maar
arm aan uitbeelders, die onafhankeiyk van
hun tyd, onbelnvloed door zich op den voor
grond dringende indlvldueele eigenschappen,
een algemeen beold, een monumenlaal werk
kunnen scheppen.
Komend tot de monumentale schilderkunst
van modernen tyd, komt allereerst in aan
merking Pavis de Chavannes. In diens werken
spreekt evenwel nog te veel een systeem,
voelt men don constructeur achter de schermen
is een abstract vernult aan 't woord, maar
ontbreekt de levende, echte emotie. Schildert
P. de Ch. een asceet, aan wordt die gefor
ceerd, verstandoiyko overwegingen hebben er
toe geloid hem zóó te geven, mager natuur
lijk; voor den opmerker niet vry vau aan-
Bteilery. Het argelooze zien, door echte emotie
ingegeven, waardoor de Iiaiiaansche schlldora
door alle tyden groot zullen biyveo, ls er
niet. Maar „Winter" van denzeliden meester
biedt monumentale kuust, in haar wezen
meer waar. Eeu eeriyk gevoeld beeld vau deu
winter, een algemeen beeld, waarin nagenoeg
niets accidenteels zich meer storend opdringt.
Vergelijkt men 't werk van een ander
monumentaal schilder: Burne Jones by de
Ital. renaissance, dan biykt paa ton volle
hoe 't werk van deze meesters niet geïmiteerd
khn worden. Zie dien stoet geloovigen, uit
de vol geloovige middeleeuwen, hoe 'n hemel-
sche gelukzaligheid, in menscheiyke waar
heid zich op huu gelaten af toekent; zie daar by
do boudeerende, vernuftig uitgedachte, listig
samengestelde engelen van Burne Jones, w aar
de onechte, emotie-interpretatie dik opligt.
Berichten over Rijnland's boezem,
gedurende de week van 16—22 Bec. 1906.
Stand van den boozera te LeideD.
Idem le Oudewetering.
Werking der stoomgemalen
Waterlooziug langs natuurlijk, weg.
Watennlatiug
Uegenval in Aim
10 Boe. 17 Beo. 18 Bec. 19 Beo. 20 Beo. 21 Bec. 22 Bec.
59 62 58 56 55 53 50 oin.-A.P.
57 61 57 55 56 53 52 em.—A.P.
Spaarndam 10.30 u., Ilallweg 33.15 u., Gouda 18 u., Katwyk 10.20 a.
Spanrndam u., Hall weg n., Gouda 16.80 u., Katwijk 66.30 u.
l)oor de sluis te Gouda u.
2.5
Boven Puvis de Chavannes, boven Burns
Jones stelde spreker onzen landgenoot Der-!
kinderen. Die zoekt het niet In uiteriyke be-
denksels; in hem spreekt innerlyke emotie al»
die der Primitieven. Zyn't eerst voor't groots
publiek bekende stuk iu Suasso„De Processie
van 't Heilige Sacrament" vaart nog wat ln
't water van 't Impressionisme, de witte
nevelen zyn nog als een stemmingsinmenging
van 't impressionisme te beschouwen. Be
daarop gevolgde muurschilderingen in het
Bossche stadhuis raken al uit dien damp,
wyzen heen naar 't echte monumentale, maar
dan loopt tooh deze ontwikkeliugsphase vast
in een verstarring. De muurschilderingen van
een Levensverzekoringsgebouw in Amsterdam,
zyn volgens spreker, een schitterende triomf
van Derkinderen's inzichten van monumentale
kunst.
Moge van Derkinderen esn invloed ten goede
uitgaan voor onze jonge schilders, nu het
impressionisme gaat verloopen, in allen gevalle
dorre wegen inslaat l Be H.
Demping; van het Rapenburg een
ernstig; gevaar voor onze overige,
grachten.
Mijnheer de liedacteur
6ta m\j toe, nu in een adres aan den ge-
meenteraad, door bewoner» van het Rapen
burg de demping daarvan bepleit wordt, bet
volgende onder de aandacht van uwe lezers
te brengen.
Hoewel bedoeld adre» op dit oogenblik paa
in handen van Burg. en Weths. om proadvies
is, ïykt het my niet ondienstig, dat de opinie,
die ik dezer dageu door een deskundige hoorde
uiten „dat door demping van het Eapenburg
„dc des zomers toch al niet zoo welriekend*
„overige grachten belangrijk zouden verergeren"'^
in ruimeren kring bekend worde.
Zonder te willen voorultloopen op het te\
verwachten praeadvles ïykt het my toch drin*/
gend noodzakelijk dat ernstig worde nagegaan
of deze meening al dsn niet juist is.
Zelfs indien blyken mocht dat verergering
van den toestand der overige grachten, zooh
niet geheel zeker, dan toch mogelijk is, zal op
hot adres m. 1. afwyzond moeten worden be
schikt. Want dit bezwaar zoude dan nog veel
ernstiger zyn dan de tegenwerpingon van
flnancleelen en die vau aesthetischen aard ea
zelf» dan de toch al zoo gegronde grieven be
treffende de scheepvaartbelangen 1
Ten slotte nog dit. Waar bewoners vau het
Rapenburg zich vereenigen en onder aanvoe*
ring van het argument „dat door hen
van de plaatseiyke belasting wordt betaald"
deze demping verlangen, zullen do overig*
bewoners vau Lelden, die door deze demping
in zooveel slechter conditie zouden komen,
(alleB vooropgezet dat na ernstig onderhoek
de hierboven gestelde vraag bevestigend wordt
beantwoord) zich moeten vereenigen ton einde
demping van het Rapenburg te helpen voor*,
komen.
"Want om eens even hot „belasting
betalingsargument" van het adres te volgen'
(alsof ddt een maatstaf tot beslissing mocht
zynl) als de bewoners van het Rapenburg
7,0 van de belasting betalen, dan wordt toch
Immers door de overige Leldenaars 9/io der
belasting betaald?
Uit het „belaatlngargument" der adres
santen zelf volgt dus luco clanus dat, zoo
demping kans op vei slechting van den toestand
der overige grachten gevtn mochtin geen geval
hiertoe mag worden overgegaan.
Grondig onderzoek van deze quaealie is in
ieder geval dringend vereischtel
Caveaat consules ne quid detrimonli rog
publics capiat.
Met beleefden dank voor de plaatsing,
Hoogachtend,
Lelden, 28/12 '06 X.
Faillissementen.
P. Oord, schipper, wonende te Schcv^
ningen.
G. -V (Jhriske, wonende te Rotterdam.
Vernietigd: het faillissement van
Janssen, van beroep bierbrouwer, woneadcf
te Meijel.
Geëindigd: de faillissementen G. van AS*
selt, koopman en molenaar te Epc, en
J. Nauta, confieeur-cuL nier, wonende i*1
Leeuwarden.
Opgeheven: het faillissement van P. \V«'
Pree, borstelfabrikant te 's-Gravcnhage.
FEUILLETON.
13e oude toi'en.
en
Hij hield werktuiglijk do leidsels in do
baud; die lagen los op do ruggen der
paard .1 Te gema olijk om rich van de
zweep te bedienen, bief hij af en toe de
leidsels op en liet zc klappend op de glan
zende ruggen valleu. Men had hem reeds
dikwijls gewaarschuwd niet zoo zorgeloos
to rjjden, maar wat gaf hij om dc waar
schuwiugcn der raenschen; hij, die zich
nooit om het oordeel v:.u iemand had be
kommerd, die zijn oigen weg ging, kalm ou
zeker, al ging dio ook een geheel andere
richting uit als alle menschclijko en god
del ijko wegen.
...Kalm71 Ja, als hij haastig achtcreon
drie flcsschcn rwaren wijn had gedronken,
zooals nu, dan was hij kalm, trotscb en
zeker. Dan voelde hij zich boven iedereen
verheven; dan was bet drukkende gevoel
geweken, dat hem anders kwelde. Reeds
sinds jaren I Zoo lang hij kon terugden
ken I Maar vooral iu laatste weken,
sinds hij iu den „Mounikshof" in de hel
dere oogen van de zandgravin had geke
ken, die als de vleoschclijke afgezant van
den laatsten graaf von Knee rijn onrustig
sluimerende LI pk teel in g wakken ge
schud en haar toegeroepen had: „Gij zult
niet slapen Een menach, met een gewe
ten, zooals gij dat hebt, mag niet slapen.
Word wa&ker 1 Luister I Gij zijt een dief 1
Een ecrlooze... een... Houd opl" schreeuw-
do rijn zioh
Hij sloeg do leidsels met kracht op de
paarden. Dicht voor de gesloten stalpoort
steigerden de opg.wonden dierende knecht
deed jntstemd de poort open.
Met brcede, wankelend© schredeD be
trad hij riju kamer. De kleine baroD die
in gedachten verzonken was gefeest,
sprong op on verteld-; hem in afgebroken
zinnen, wat er in het hecrcnhuis was ge
beurd.
„De zandgravin beeft hem opgehitst,
zegt gc Dat heb ik wel gedacht i Vel
gedacht 1"
„Ik begrijp niet, o^m", zcide Dora be
daard, „waarom u dadelijk roo boos
wordt, als u den naam van dat meisje
hoort; zij moet veel meor vaD een engel
hebben dan van een duivel."
Zij vulde de glazen tot aan den rand;
zelve nam zij niets; zij dronk nooit wijn,
zij had het gevoel, dat zij helder moest
blijven, als het geestrijke vcri.t het brein
der anderen benevelde. „Men aou kunnon
meencn," zcide zij, „dat gij een alecht
geweten hadtl"
Thorbcoken wierp haar een blik toe,
dio bestraffend moest zijn, doch hij viel
zoo onzeikcr uit, dat h,'j dadelijk den grond
moest zoeken.
Zoo zat hij langen tijd te soezen, tot
dat hij eindelijk mompelde:
„Dus do zandgravin 1" Hij haalde diep
adem. „Menkwaandig, het is juist, alsof
zij na veile jaren door iomand hierhoen
is gezonden I Letterlijk gezonden I"
„Door wien, oom?"
Hij keek met wezenloos oogen tot zijn
nicht op.
„Door wien? Wat weet ik hot? Door den
duivel misschien
Hinze schraapte zijn keel. „Wij zullen
er een eind aan moeten maken, mijnheer
Thorbecken."
Zijn stem klonk heesch.
„Een eind?" reide de dronkaard. „Aan
wien een eind? A. mij?"
„Och wat," zeide de nentmeostcil mot
6omberen blik, aan die daar boven."
„Juist I" zcide Thorbeeken en tikte met
zijn vinger meermalen op zijn knie. „Een
eind 1" mompelde hij. „Allen weg! De
zandgravin, de toren, het zwarte verband,
de oude Vo&s, allen weg 1"
Nu verlieten de andoren do kamer, zoo-
dat hij alleen bk-ef. Zijn gedachten verzo-
molden zich. Zij werden heldieitleir. Hij
voelde do bet-eekenis van dat uur; bij
voelde, dat zijn leven nog eens in zijn
eigen handen werd gelegd. Het kwam hem
voor, aLsof nog eenmaal hij wist, dat
liet do laatste maal in dit leven was
een goede engel van deu hemel neerdaal
de en op alle wegen van zijn loven met
zijn ringer wees en ten laatste smeekte:
„Houd op, anders loopt do maat over."
Zijn grijs hoofd viel op rijn borst, en
als in een droom trok zijn eigen leven aan
hem voorbij.
Hij zag zichzelven staan aan het sterf
bed van zijn vader, die hem oude, geel
geworden papieren overhandigdo en eon
adres aan een Spiesz to Breslau, en hein,
zijn oudsten .-.oou, smeekte bij had
vroeger zijn kinderen nooit om iets go-
smeekt, want hij was een hard man
om weer icte van het begane onrecht goed
te maken, opdat h fc sterven hem gemak
kelijker zou vallen. Hij weet nog zoo pre
cies, alsof hot gisLrc.i gebeurd is, hoe de
koortsachtig heete band naarj de zijue
beeft gegrepen en hoe hij, die reeds be
paald wist, dat bij de belofte niet zou
houden, ic bevende om zich heen grijpen
de hand tevergeefs had I ter, zoeken. Zag
bij haar daar niofc duidelijk voor zich op
bet tapijt, daar in het geelachtig roode
patroon, daar, daar, een dunne, schok
kende hand Ala in doodsangst greep de
hand om zich heen.
Hij hief in folterenden angst zijn han
den omhoog en klemde zijn hoofd daar-
tusscben. Maar de engel greep zijn han
den cn le^rizo weer in rijn schoot:
„Luister verder I" Twee jareti later het
6tierfbcd zijnor moeder 1 Hij moest ook
dat naderon, of hij wilde of niet 1 Daar
stond hij. Hoe bleek en afgetobd ziet de
oude vrouw cr uitl Wat smeekt zij hein
innig, toch niet meer zoo hard te zijn, na
haar dood een zachtzinnig mensch te wor
den, de monschon lief te hebben. Hij heeft
met tegenzin het Nieuw o Testament ge
haald, dat, door het dagelijkse^ gebruik
versleten, op haar werktafeltje lag en
hij heeft baar moeten voorlezen, en hij
hoort nu nog zijü hoesche stem, en hij
voelt nu nog do ontzetting, welke hem
aangreep, toen hij zich midden in de
gesclii ienia van den verloren zoon be
vond, waar, bij het vijftiende hoofdstuk
van Lukas, het laatste leesteeken zijner
moeder had gelc~ .1,
En dd engel wees met gebiedenden arm
en plechtig, heilig gelaat nog naar een an
der sterfbed, eD wel naar dat van zijn jon
geren, zestienjarigen broedtfr. Hij bad daar
bij gestaan en had den ernstigen zieke ge
heel alleen vei pl g'\ opdat niemanl dan
hij de beschuldigingen zou hooren, welke
in afgebroken, rochelende woorden over de
heete, blauwe lippen kwamen: „Waaronf
moest ik om drie uren opstaan cn door het
natte gras achter dc wilde1 paaiden aan loc
pen? Gij wist toch, dat ik geducht moest
hoesten 1" En ten laatste trachtte de ster
vende? zich op te richten; hij scheen zijn!
broeder te herkennen Maar de kracht ont*
brak hem, hij viel weer in de kussens; met
een blik echter, waarin de1 afkeer voor een
afschuwelijk beest Lag, fluisterde hij: „llé
mag jou niet zien." Vijf dagen later h.-eftf
de geestelijke, in de pronkzaal voor de go*
sloten kist staande, veel ove!r het bitlcrd
leed van den eenigon broeder gesproken,
die in don tijd van drie jaren zooveel heeft,
verlorenvader, moeder en zijn eenigea
broeder; hij echter beeft slechts aan éétf
ding kunnen denken, n.l. dat hij nu d*
eenige eigenaar van de mooie bezitting is<
Zijn geest vloog aan de hand van den engel
veider voort: voorbij het sterfbed van zijl*
vrouw hdt was een stil, berustend steiS,
ven, een prachtige begrafenis geweest
naar een onstuimigen avond voor drie jarenLj
waarop hem betaald werd gezet hetgeen hif
misdreven bad; waarop het eenige, wat Mf
liefhad, vol haat van hem ging.
Thorbeeken staat met moeit? van ziji|f
stoel op en legt zijn hand over het voot^
hoofd. „Hans!" kermt hij. Het begon hei
te duizelen.
(W-
>rdt vervolgd.^ f