Ingezonden. 1847. Uit Liefde. 1907. Als de boom is groot, Is do plantor dood. Dit opschrift is zeker van toepassing op een vereeniging, die over enkele dagen het feit zal herdenken, dat zij 60 jaren geledon word opgericht. Van allen, dio daarbij toon tegenwoordig waren, is naar ik meeD geen enkele meer in leven. 1 Januari 1847 werd de Vereeniging Uit h i e f d e opgerioht. Te gaan neerschrijven al hetgeen dezeVer- eeuiging heeft meegemaakt of wat zij tot stand heeft gebracht en hoeveel nood zij heeft gelenigd, dit laat dit kort overzicht niet toe. Een enkel feit, een enkele greep uit haai- 'geschiedenis kan voor de lezers van dit blad eenige belangstelling wekken. In den winter van het jaar 1847 kwamen ecnigo Lcidsche joDgelui bijeen met het doel om wekelijks eenige centen weg te leg gen, al zoo gemeenschappelijk te sparen om bij den komenden winter voor dit gespaarde geld levensmiddelen te koopen, om die in den vorm van bons aan de armen der stad tc doen uitreiken. Eet plan vond instemming- en de eerste Btcen vóór dezo Vereeniging was gelegd. Aanvankelijk nog enkele leden tellende, wies het ledental snel, toen men dezo wijzo van weldoen, het geven van bons waarop men brood, bruine booncn, gort en rijst kon verkrijgen, meer ©n meer ging waardee- rcn. Na 6 jareD reeds was het ledental geklom men tot 200. Op eenvoudige, doch waardigo wijzo werd toen dit feit herdacht. En het was niemand minder dan onze bekende stadgenoot da heer J. M. E. Dercksen, wet houder en notaris en toenmaals secretaris van ,,Uit Liefde", dio toen in een feestver- gadering, gehouden in de Stadsgehoorzaal een gedicht voordroeg, dat door deze ox prcssievelijk werd gemaakt en yaar in goed gekozen woorden hst sehoono doel der Ver eeniging werd uiteengezet, en dat met dezo woorden eindigde: Als 't uur van onzen dood zal naken, O zalig, zalig als zijn mond U dan het heerlijk .woord verkondt, Terwijl Gods Engelen wenken; ,,'k Was krank, Gij kwaamt mij drenken, „Want, wnt gij de armen hebt gedaan, ,,'k Neem 't als aan mij bewezon, aan." God I doe ons eens dat .woord verstaan. Zoo gingen vele jaren van rustig werken voorbij, nnm ,,Uit Licfdo" langzamerhand in bloei toe en mocht weldra haar twintig jarig bestaan .-erdenken. Zij kon met blijdschap een terugblik wer pen op al hetgeen zij in die jaren tot stand had gebracht. Als eer. krachtige boom stond zij daar, bewust dat zij veel leed cu ellende heeft deen verzachten, en al had het pau perisme nog die afmeting van hoden niet aangenomen, doch vond zij voor haar stre ven een ruim arbeidsveld. Zoo in 1867, het cholcrajaar, toen die bezoeking zoovele stadgenooten naar het graf deed slccpcn, toon zoovele gezinnen tot do diepste ellende en armoede werden gebracht, was het wederom ,,Üit Liefde", d'.o ook in deze niet achterbleef en gedach tig aan haar devies een gedeelte van haar rescrvekapitaal benevens een extra gift van elk barer leden tot ondersteuning der vclo slaeaLoffers bijeenbracht. Dezo geldsom word Ln handen van den Burgemeester gesteld, ©n met vrougdo en voldoening mocht het toonmaligo bestuur constatceren, dat ,,Uit Liefde" hare zin spreuk ,,Weldoeu aan behoeftigen", in die dagen van beproeving on diepe ellende schitterend heeft gehandhaafd. Ook op andere wijze werd toentertijd 6toun verleend. Zoo Iczon wij in het jaar verslag van 1885, dat twee weduwen, wier echtgenootcn door een droevig ongeval om hot leven kwamen, door hef kracl.^g ingrij pen dezer Vereeniging voor veel ellende en kommer zijn gespaard gebleven, en ik zou nog vclo gevallen kunnen opnoemcD, maar, (waartoe1? Op dat tijdstip telde de vereeniging 232 ïeden. Bij die gelegenheid was het wedermin de heer Dercksen, die in dichtmaat het doel en bet streven van ,,Uit Liefde" herdacht, Een enkele greep hieruit doet ons duide lijk zien, met welk eon sympathie het werk van ,,Uit Liefde" gewaardeerd werd. De feestredenaar van dien avond sprak 0. a. aldus: „Gij stioht een broederbond, Een spaarkas, niet voor u, voor de armen Opdat hun smeeken om erbarmen, Voortaan een beter antwoord voncï. En iets verder: Daar zit, in het klein vertrek, con vrouwe, Dio rustloos hand en breipen roert. Zij draagt in het kleed het merk der rouwe; Dc dood heeft hem aan de aarde ont voerd- Die, trouwe gade en liefdrijk vader, Geijverd heeft voor vrouw en kroost. Sinds heeft zij maar een enklen troost: Elk uur brengt haar den doode nader. Maar neen, haar boeit aan de aarde een schat: Twee kleinen, dio het nog niet weten, Hoe, toen rialleen bleef op haar pad, Een heiige band werd stuk gereten. Voor ben toch wil zij leven, want, Zij dood, cn het weeshuis gaat lrun open; Toch waar die toestand licht te hopen, Dus epreokt zij; armoe is geen schand', Zoo ze in der weezenrij zich 6charen 't Mocht grievend wezen voor hun hart, Maar het zou voor honger toch bewaren En vluchtig is do kindersmart. Zij peinst. Waarop? Wio mag het gissen Maar, de oogen ventend op de gracht. Is het of een beeld haar tegenlacht, Of rij niet langer meer wil missen Wat zij verwacht, mot smart verwacht. Zij voelt haar laatsten moed verzwinden, Gelijk haar laatst© hoop verging. Maar hoe, wat brief zij daar ontving? Hoe die hierheen zijn weg mocht vindon? Zij i-pcnt. Het is papier. Ne.n, brood 1 Neen, vocht op spijze I Ook in haar nood Is weer van H o o g e r hulp gebleken. Zij kent die kleine boden wel. Dio mot hun vriendelijk ,,U. L." Van licfdo tot den naaste spreken. In dit gedicht wordt zeer juist uitge drukt act doel en streven dezer vereeni ging od mag de taal iets gezwollen zijn, een dergelijke uiting van feestvreugde lij&t. ons toch wel sympathiek. Weer zijn vijf jaren verloopen en zien wij „Uit Liefde" haar 25-jarig feest her denken. Op die feestvcrgade'ring, welke 30 Januari 1872 gehouden werd, kon do voorzitter, do heer R. Broesterhuizen, modedcelcn, dat het Z. K. H. Prins Fre- dcrik behaagd had, een groote som gtlds aan do vereeniging te schenken, welko natuurlijk met dank on erkenning aan vaard werd. Een dergelijke vorstelijke daad was oen spoorslag voor het Bestuur om met kracht cn beleid op den ingeslagen weg voort te gaan en zoo werkte meu in stilte voort: het eeno bestuur wisselde het andere ai, en het was dc heer J. P. L. van der Kaay, ais de ccnig overgeblevene der oprichters, dio het voorrecht had bij de 25-jarige her denking tegenwoordig tc mogen zijn. Weemoedige gedachte, noch troostrijk denkbeeld. Dc menschbeid zet ha-ar tocht eteods voort naar het gapende graf, maar wat goeds door haar is tot stand gekomen, blijft cd wordt niet door de groeve ver zwolgen. Het werk der ouderen strekt den jonge ren tot leering. Do plaats wordt verlaten, maar blijft niet onbezet. In 1884, het jaar, waariü op plechtige wijzo net standbeeld van onzen Picter Adriaansz. van der Werf werd onthuld, was bet wederom do vereeniging „Uit Liefde", dio op dien dag aan minderbe deelde stadgenooten ruim 3800 haringen ou iö'CO witto b rooiden deed uitdeden, een ocht typisch Lcidsche feestgave, die voor onzo 3-Octob©r-vcreeniging heden het hoofdnummer op haar program is en zeker zal blijven. Aardig is het om nu nog in ons notu lenboek van dit jaar te moeten lesjen, hoe moeilijk het was bet Waaggebouw voor dit doel te kunnen krijgen, men was o.a. ten zeerste bevreesd, dat de p.anwezigheid van haringlucht nadeelig kon zijn voor de bo ter cn dat deze wellicht .hierdoor zou be derven kunnen. De toenmalige voorzitter, de heer A. Yerhoog, wist al die bezwaren te voorko men en met voldoening kon «Uit Liefde" wederom op dezen dag terugzien. In 1887 zien wij onze Vereeniging we derom op haar post staan; in dat jaar mocht toch Z. M. Willem III zijn 70en ver jaardag berdenken; het Bestuur meencie toen, door de liefdadigheid tc betrachten, aan deze herinnering uiting te moeten go- ven. Voor dit doel werd toen het reserve fonds aangesproken en 3601 bons werden aan de armen der stad uitgereikt. Dat dezo feestgave, in ëen tijd, dat aan zooveel nog gebrek was, een aangename verrassing was, laat zich licht denken en met een dankbaar gevoel kon men hierop terugzién. Tien jaar later, in 1897, zien wij „Uit Liefde" haar gouden jubileum vieren. In de jaren, die hieraan vooraf gingen, hadden belangrijke veranderingen plaats gehad, zoo werd bijvoorbeeld in 1893, op initiatief van den beer S. B. Vos, aan de behoeftigen ook lange turf verstrekt, wat tot heden toe zoo is gebleven. Ter gelegenheid van dit vijftig-jarig bestaan werden den leden extra-bons verstrekt, ieder voor eeD halven Hectoliter steenko len, benevens bone voor ruime uitdeoling van krentenbrood. Haar devies getrouw: „Weldoen aan Behoeftigen", werd alzoo dit gouden feest op waardige wijze herdacht, en werd den toenmaiigen voorzitter», den heer L. Veil- brief, die in 1882 tot tweedon voorzit ter en iD 1890 tot eersten voorzitter was nenoemd, het eere-voorzitter- s c b a p der Vereeniging aangeboden, wel een bewijs, dat de vele zorgen en moeite, die hij 6teeds voor de hem liefgeworden Vereeniging over had, door haar leden op den juisfcen prijs werdeD gesteld. Sinds dien is de heor A. I. Witmans Azn. haar voorzitter, die reeds van af 1888 in het Bestuur was opgenomen. Onder diens energieke leiding, bijge staan door het overige Bestuur, is thans „Uit Liefde" oen bloeiende Vereeniging, dio een zeker burgerrecht iD LeideD ver kregen heeft en in een behoefte van wel doen voorziet, die niet gering is, wanneer men bedenkt, dat iD al die jaren van haar bestaan 600000 brooden, 360000 Liter gort, 480000 K.G. rijst, werden uitgereikt, onge acht d© groote hoeveelheden bruineboonon, haring, enz., dan mag met reoht gecon stateerd worden, dat deze Vereeniging nuttig ©n heilzaam gewerkt heeft. Op den 3den Januari 1907 zal „Uit Lief de" dan haar zestigjarig feest vieren; doch liet kan niet op bareb weg liggen dit diamanten feest met gezang en muriek te vieren. Haar feestmuziek is de juichtoon en danktoon der armen en ondersteunden en daaro-n werd het reserve-fonds maar weer aangesproken. Ruim 2800 bons werdeD extra verstrekt, recht gevende op blikken met gestampten kost, spek on krenten' rooden. Dat deze extra-feestgave door dc leden en niet min- dor door onze stadgenooten in het alge meen met veel instemming is ontvangen geworden, blijkt uit de vele bewijzen van instemming, die ons bestuur dezer dagen mocht ontvangen. Ten slotte brengt ons Bestuur haar har- bclijkcn dank aan allen, die onze Vereeni ging hetzij moreel, hetzij financieel steua- den, en hei doet een beroep op u aller medewerking. Wekt vrienden en kennissen op om lid te worden van deze Yeréoniging, wier de vies is: WELDOEN AAN BEHOErTIGEN. W. v. R. du CH. Lcidsche Kaastvereenigiiig. Lezing II. P. Brommer. Wat een avond van genot, van heerlijk geestelijk genot, bood do lezing van don heer Breinmer over monumentale kunst I Wolk een duidelyke uiteenzetting in onderdeelen, welk een klaarheid in de groote godAchteijjn, die deze voordraoht doorloopt, welk een vloeiende, vlotte, veelal schlttorendo woordenkeus, wat een gokruidhold en een opmerkingsgave, wat een rake zetten, wat een pakkende benamingen, y/at een keur van omschrijvingen, sommige zoo Inslaand dat men ze niet meer kwyt kan raken, welk een heldere, recht op haar doel afstevenende en toch alle tusschenstations aandoende redeneertrant, wat oen genot de avond van gisteren I Over monumentale künst dus liep de voor dracht. Niet over monumentale architectuur, als voornaamste onderdeel, maar over monu mentaio schilderkunst. Wat heelt men hier onder te verstaan? Een kunstuiting veelal op een vlak aangebracht, dio zich niet richtte naar do heerschende tydatrooming, maar boven de tijden zich verhiel, als 't ware planeerend over eeuwen, gelUk bestemd voor de generatlo, waaronder ze zich openbaarde, en de daarop volgende, 't Intense gespecialiseerde zien is van óén tyd, de monumentale kuust zooals ze wordt toegepast op monumentale gebouwen, ls van velo ttfdeu en zal dus noodwendig de machtigste representatie vau conventie moeten worden. Be beste uitingen van monumentale schil derkunst vindt men in de Itallaansche Renais sance en daarvoor. Boor die primitieve schil deringen, die als oe synthese van gevoelsleven en oigonschappen van de geslachteu ln de middeleouwen elkaar opvolgend, aan te merken zijn. Vauzoll sprekend dat de moderne tyd, waarin h6t Individuele zich zoo op den voor grond stelt, de gemeenschapsidee op dea achtergrond raakt, bijzonder rijk ls aan goede, aan uitmuntende schilders, die, met verfijnd talent een eigen stemming objectiveeren, maar arm aan uitbeelders, die onafhankeiyk van hun tyd, onbelnvloed door zich op den voor grond dringende indlvldueele eigenschappen, een algemeen beold, een monumenlaal werk kunnen scheppen. Komend tot de monumentale schilderkunst van modernen tyd, komt allereerst in aan merking Pavis de Chavannes. In diens werken spreekt evenwel nog te veel een systeem, voelt men don constructeur achter de schermen is een abstract vernult aan 't woord, maar ontbreekt de levende, echte emotie. Schildert P. de Ch. een asceet, aan wordt die gefor ceerd, verstandoiyko overwegingen hebben er toe geloid hem zóó te geven, mager natuur lijk; voor den opmerker niet vry vau aan- Bteilery. Het argelooze zien, door echte emotie ingegeven, waardoor de Iiaiiaansche schlldora door alle tyden groot zullen biyveo, ls er niet. Maar „Winter" van denzeliden meester biedt monumentale kuust, in haar wezen meer waar. Eeu eeriyk gevoeld beeld vau deu winter, een algemeen beeld, waarin nagenoeg niets accidenteels zich meer storend opdringt. Vergelijkt men 't werk van een ander monumentaal schilder: Burne Jones by de Ital. renaissance, dan biykt paa ton volle hoe 't werk van deze meesters niet geïmiteerd khn worden. Zie dien stoet geloovigen, uit de vol geloovige middeleeuwen, hoe 'n hemel- sche gelukzaligheid, in menscheiyke waar heid zich op huu gelaten af toekent; zie daar by do boudeerende, vernuftig uitgedachte, listig samengestelde engelen van Burne Jones, w aar de onechte, emotie-interpretatie dik opligt. Berichten over Rijnland's boezem, gedurende de week van 16—22 Bec. 1906. Stand van den boozera te LeideD. Idem le Oudewetering. Werking der stoomgemalen Waterlooziug langs natuurlijk, weg. Watennlatiug Uegenval in Aim 10 Boe. 17 Beo. 18 Bec. 19 Beo. 20 Beo. 21 Bec. 22 Bec. 59 62 58 56 55 53 50 oin.-A.P. 57 61 57 55 56 53 52 em.—A.P. Spaarndam 10.30 u., Ilallweg 33.15 u., Gouda 18 u., Katwyk 10.20 a. Spanrndam u., Hall weg n., Gouda 16.80 u., Katwijk 66.30 u. l)oor de sluis te Gouda u. 2.5 Boven Puvis de Chavannes, boven Burns Jones stelde spreker onzen landgenoot Der-! kinderen. Die zoekt het niet In uiteriyke be- denksels; in hem spreekt innerlyke emotie al» die der Primitieven. Zyn't eerst voor't groots publiek bekende stuk iu Suasso„De Processie van 't Heilige Sacrament" vaart nog wat ln 't water van 't Impressionisme, de witte nevelen zyn nog als een stemmingsinmenging van 't impressionisme te beschouwen. Be daarop gevolgde muurschilderingen in het Bossche stadhuis raken al uit dien damp, wyzen heen naar 't echte monumentale, maar dan loopt tooh deze ontwikkeliugsphase vast in een verstarring. De muurschilderingen van een Levensverzekoringsgebouw in Amsterdam, zyn volgens spreker, een schitterende triomf van Derkinderen's inzichten van monumentale kunst. Moge van Derkinderen esn invloed ten goede uitgaan voor onze jonge schilders, nu het impressionisme gaat verloopen, in allen gevalle dorre wegen inslaat l Be H. Demping; van het Rapenburg een ernstig; gevaar voor onze overige, grachten. Mijnheer de liedacteur 6ta m\j toe, nu in een adres aan den ge- meenteraad, door bewoner» van het Rapen burg de demping daarvan bepleit wordt, bet volgende onder de aandacht van uwe lezers te brengen. Hoewel bedoeld adre» op dit oogenblik paa in handen van Burg. en Weths. om proadvies is, ïykt het my niet ondienstig, dat de opinie, die ik dezer dageu door een deskundige hoorde uiten „dat door demping van het Eapenburg „dc des zomers toch al niet zoo welriekend* „overige grachten belangrijk zouden verergeren"'^ in ruimeren kring bekend worde. Zonder te willen voorultloopen op het te\ verwachten praeadvles ïykt het my toch drin*/ gend noodzakelijk dat ernstig worde nagegaan of deze meening al dsn niet juist is. Zelfs indien blyken mocht dat verergering van den toestand der overige grachten, zooh niet geheel zeker, dan toch mogelijk is, zal op hot adres m. 1. afwyzond moeten worden be schikt. Want dit bezwaar zoude dan nog veel ernstiger zyn dan de tegenwerpingon van flnancleelen en die vau aesthetischen aard ea zelf» dan de toch al zoo gegronde grieven be treffende de scheepvaartbelangen 1 Ten slotte nog dit. Waar bewoners vau het Rapenburg zich vereenigen en onder aanvoe* ring van het argument „dat door hen van de plaatseiyke belasting wordt betaald" deze demping verlangen, zullen do overig* bewoners vau Lelden, die door deze demping in zooveel slechter conditie zouden komen, (alleB vooropgezet dat na ernstig onderhoek de hierboven gestelde vraag bevestigend wordt beantwoord) zich moeten vereenigen ton einde demping van het Rapenburg te helpen voor*, komen. "Want om eens even hot „belasting betalingsargument" van het adres te volgen' (alsof ddt een maatstaf tot beslissing mocht zynl) als de bewoners van het Rapenburg 7,0 van de belasting betalen, dan wordt toch Immers door de overige Leldenaars 9/io der belasting betaald? Uit het „belaatlngargument" der adres santen zelf volgt dus luco clanus dat, zoo demping kans op vei slechting van den toestand der overige grachten gevtn mochtin geen geval hiertoe mag worden overgegaan. Grondig onderzoek van deze quaealie is in ieder geval dringend vereischtel Caveaat consules ne quid detrimonli rog publics capiat. Met beleefden dank voor de plaatsing, Hoogachtend, Lelden, 28/12 '06 X. Faillissementen. P. Oord, schipper, wonende te Schcv^ ningen. G. -V (Jhriske, wonende te Rotterdam. Vernietigd: het faillissement van Janssen, van beroep bierbrouwer, woneadcf te Meijel. Geëindigd: de faillissementen G. van AS* selt, koopman en molenaar te Epc, en J. Nauta, confieeur-cuL nier, wonende i*1 Leeuwarden. Opgeheven: het faillissement van P. \V«' Pree, borstelfabrikant te 's-Gravcnhage. FEUILLETON. 13e oude toi'en. en Hij hield werktuiglijk do leidsels in do baud; die lagen los op do ruggen der paard .1 Te gema olijk om rich van de zweep te bedienen, bief hij af en toe de leidsels op en liet zc klappend op de glan zende ruggen valleu. Men had hem reeds dikwijls gewaarschuwd niet zoo zorgeloos to rjjden, maar wat gaf hij om dc waar schuwiugcn der raenschen; hij, die zich nooit om het oordeel v:.u iemand had be kommerd, die zijn oigen weg ging, kalm ou zeker, al ging dio ook een geheel andere richting uit als alle menschclijko en god del ijko wegen. ...Kalm71 Ja, als hij haastig achtcreon drie flcsschcn rwaren wijn had gedronken, zooals nu, dan was hij kalm, trotscb en zeker. Dan voelde hij zich boven iedereen verheven; dan was bet drukkende gevoel geweken, dat hem anders kwelde. Reeds sinds jaren I Zoo lang hij kon terugden ken I Maar vooral iu laatste weken, sinds hij iu den „Mounikshof" in de hel dere oogen van de zandgravin had geke ken, die als de vleoschclijke afgezant van den laatsten graaf von Knee rijn onrustig sluimerende LI pk teel in g wakken ge schud en haar toegeroepen had: „Gij zult niet slapen Een menach, met een gewe ten, zooals gij dat hebt, mag niet slapen. Word wa&ker 1 Luister I Gij zijt een dief 1 Een ecrlooze... een... Houd opl" schreeuw- do rijn zioh Hij sloeg do leidsels met kracht op de paarden. Dicht voor de gesloten stalpoort steigerden de opg.wonden dierende knecht deed jntstemd de poort open. Met brcede, wankelend© schredeD be trad hij riju kamer. De kleine baroD die in gedachten verzonken was gefeest, sprong op on verteld-; hem in afgebroken zinnen, wat er in het hecrcnhuis was ge beurd. „De zandgravin beeft hem opgehitst, zegt gc Dat heb ik wel gedacht i Vel gedacht 1" „Ik begrijp niet, o^m", zcide Dora be daard, „waarom u dadelijk roo boos wordt, als u den naam van dat meisje hoort; zij moet veel meor vaD een engel hebben dan van een duivel." Zij vulde de glazen tot aan den rand; zelve nam zij niets; zij dronk nooit wijn, zij had het gevoel, dat zij helder moest blijven, als het geestrijke vcri.t het brein der anderen benevelde. „Men aou kunnon meencn," zcide zij, „dat gij een alecht geweten hadtl" Thorbcoken wierp haar een blik toe, dio bestraffend moest zijn, doch hij viel zoo onzeikcr uit, dat h,'j dadelijk den grond moest zoeken. Zoo zat hij langen tijd te soezen, tot dat hij eindelijk mompelde: „Dus do zandgravin 1" Hij haalde diep adem. „Menkwaandig, het is juist, alsof zij na veile jaren door iomand hierhoen is gezonden I Letterlijk gezonden I" „Door wien, oom?" Hij keek met wezenloos oogen tot zijn nicht op. „Door wien? Wat weet ik hot? Door den duivel misschien Hinze schraapte zijn keel. „Wij zullen er een eind aan moeten maken, mijnheer Thorbecken." Zijn stem klonk heesch. „Een eind?" reide de dronkaard. „Aan wien een eind? A. mij?" „Och wat," zeide de nentmeostcil mot 6omberen blik, aan die daar boven." „Juist I" zcide Thorbeeken en tikte met zijn vinger meermalen op zijn knie. „Een eind 1" mompelde hij. „Allen weg! De zandgravin, de toren, het zwarte verband, de oude Vo&s, allen weg 1" Nu verlieten de andoren do kamer, zoo- dat hij alleen bk-ef. Zijn gedachten verzo- molden zich. Zij werden heldieitleir. Hij voelde do bet-eekenis van dat uur; bij voelde, dat zijn leven nog eens in zijn eigen handen werd gelegd. Het kwam hem voor, aLsof nog eenmaal hij wist, dat liet do laatste maal in dit leven was een goede engel van deu hemel neerdaal de en op alle wegen van zijn loven met zijn ringer wees en ten laatste smeekte: „Houd op, anders loopt do maat over." Zijn grijs hoofd viel op rijn borst, en als in een droom trok zijn eigen leven aan hem voorbij. Hij zag zichzelven staan aan het sterf bed van zijn vader, die hem oude, geel geworden papieren overhandigdo en eon adres aan een Spiesz to Breslau, en hein, zijn oudsten .-.oou, smeekte bij had vroeger zijn kinderen nooit om iets go- smeekt, want hij was een hard man om weer icte van het begane onrecht goed te maken, opdat h fc sterven hem gemak kelijker zou vallen. Hij weet nog zoo pre cies, alsof hot gisLrc.i gebeurd is, hoe de koortsachtig heete band naarj de zijue beeft gegrepen en hoe hij, die reeds be paald wist, dat bij de belofte niet zou houden, ic bevende om zich heen grijpen de hand tevergeefs had I ter, zoeken. Zag bij haar daar niofc duidelijk voor zich op bet tapijt, daar in het geelachtig roode patroon, daar, daar, een dunne, schok kende hand Ala in doodsangst greep de hand om zich heen. Hij hief in folterenden angst zijn han den omhoog en klemde zijn hoofd daar- tusscben. Maar de engel greep zijn han den cn le^rizo weer in rijn schoot: „Luister verder I" Twee jareti later het 6tierfbcd zijnor moeder 1 Hij moest ook dat naderon, of hij wilde of niet 1 Daar stond hij. Hoe bleek en afgetobd ziet de oude vrouw cr uitl Wat smeekt zij hein innig, toch niet meer zoo hard te zijn, na haar dood een zachtzinnig mensch te wor den, de monschon lief te hebben. Hij heeft met tegenzin het Nieuw o Testament ge haald, dat, door het dagelijkse^ gebruik versleten, op haar werktafeltje lag en hij heeft baar moeten voorlezen, en hij hoort nu nog zijü hoesche stem, en hij voelt nu nog do ontzetting, welke hem aangreep, toen hij zich midden in de gesclii ienia van den verloren zoon be vond, waar, bij het vijftiende hoofdstuk van Lukas, het laatste leesteeken zijner moeder had gelc~ .1, En dd engel wees met gebiedenden arm en plechtig, heilig gelaat nog naar een an der sterfbed, eD wel naar dat van zijn jon geren, zestienjarigen broedtfr. Hij bad daar bij gestaan en had den ernstigen zieke ge heel alleen vei pl g'\ opdat niemanl dan hij de beschuldigingen zou hooren, welke in afgebroken, rochelende woorden over de heete, blauwe lippen kwamen: „Waaronf moest ik om drie uren opstaan cn door het natte gras achter dc wilde1 paaiden aan loc pen? Gij wist toch, dat ik geducht moest hoesten 1" En ten laatste trachtte de ster vende? zich op te richten; hij scheen zijn! broeder te herkennen Maar de kracht ont* brak hem, hij viel weer in de kussens; met een blik echter, waarin de1 afkeer voor een afschuwelijk beest Lag, fluisterde hij: „llé mag jou niet zien." Vijf dagen later h.-eftf de geestelijke, in de pronkzaal voor de go* sloten kist staande, veel ove!r het bitlcrd leed van den eenigon broeder gesproken, die in don tijd van drie jaren zooveel heeft, verlorenvader, moeder en zijn eenigea broeder; hij echter beeft slechts aan éétf ding kunnen denken, n.l. dat hij nu d* eenige eigenaar van de mooie bezitting is< Zijn geest vloog aan de hand van den engel veider voort: voorbij het sterfbed van zijl* vrouw hdt was een stil, berustend steiS, ven, een prachtige begrafenis geweest naar een onstuimigen avond voor drie jarenLj waarop hem betaald werd gezet hetgeen hif misdreven bad; waarop het eenige, wat Mf liefhad, vol haat van hem ging. Thorbeeken staat met moeit? van ziji|f stoel op en legt zijn hand over het voot^ hoofd. „Hans!" kermt hij. Het begon hei te duizelen. (W- >rdt vervolgd.^ f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 20