LÉIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 8 DECEMBER. TWEEDE BLAD. Ann« 11)00. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 23e ovtde toren. iffio. 14355. Over achterstand bij de r e o h- rl ij k e macht schrijft „Land |td Volk": 1 „Bij de Haagschc rechtbank en bij en- Aelo andere Nederlandsche rechtscolleges L. hcerscht sefdert geruimen tijd een schrik barende achterstand by de afdoening van burgerlijke zaken. Wanneer do schriftelijke (behandeling van een proces is afgeloopcn, 'moet men vclo maanden ja, een jaar .wach ten eer men tot het mondeling bepleiten fijner zaak wordt toegelaten. De kwade betalers juichen: zij !*inncn vijftien maanden, eenvoudig door 'de een of andere chicane op to werpen. In een beschaafden Staat kan zulk een j'toestand niet geduld worden. De heer Goe man Borgesius heeft het dezeT dagen, bij do algemeene beschouwingen over do IStaatsbegrooting, terocht in krasse woor den gezegd. Er moeten maatregelen tot (voorziening genomen worden. Men moet in [(Nederland recht kunnen krijgen. Of de leden der Haagscht? rechtbank harder zou- Iflen kunnen werken wij kunnen het niet .veten. De Minister van Justitie mogo dit 'ernstig onderzoeken. Doch indien het bleek, dat de arbeid te zeer is aangegroeid, om dcor het bestaande? personeel geregeld te kunnen worden afgedaan, dan dient hel personeel to worden uitgebreid. Zoo doet ieder particulier in zijn zaken; zoo handelt de Overheid in allo takken van bestuur; zoo moc-t dc Staat ook te werk gaan, waar bij do Justitie uitoefent. Bij de behandeling der Begrooting van 1 Justitie zal hierover zeker een hartig woord je? worden gesproken. Intusschcn is het niet onwaarschijnlijk, dat dan het plan zal opduiken, waarvan wij zouden willen zeg gen: het middel was haast nog erger dan do kwaal. Wij bedoelen het herstel van ds in 1377 opgeheven rechtbank te4 X,e ide n. Dit middel ware geheel ondoeltreffend en .Volstrekt verwerpelijk. Ondoeltreffend. De verlichting, die in den arbeid der Haagscho Rechtbank zou worden aangebracht, ware nauwelijks merk baar-. Do nood iifc Den Hang zou zoo goed als niet verminderen, Dc overgreote meer derheid der Haagsche? processen komt niet uit Leiden of de omliggende dorpen, maar uit Den Haag zelf, waar do Staat zijn zetel heeft, waar tal van grooto lichamen zijn ge vestigd, waav de geschillen over fabrioKs- merken worden berecht, enz. Verwerpelijk. In 1877 heeft men verschei den rechtbanken opgeheven, omdat zij tc .weinig tc doen hadden cn onnoodig worden geaoht. Thans, nu do middelen van gemeen schap zoo ontzaglijk zijn verbeterd, de om gekeerde lichting m te slaan, ware dwaas- beid. Wij hebben eens nagegaan, of or ten un- I suit meer of minder rechtbanken zijn dan jn aangrenzende landen. Wij vindon, dat Duitsohlahd één rechtbank beeft op 326,000 inwoners t aksen slechts één op 600,000, het Hijnland cén op 522,000), Belgic één recht bank op 257,000 inwoners, Nederland één rechtbank op 240,000 inwoners. En in die ander© landen wordt ten minste evenveel, ,wij mccnen zelf meer, geprocedeerd dan ten onzent. Wil men Je rechterlijke? inrichting her vormen, men zal een geheel anderen weg ïnocten inslaan. Het einddoel moet dan zijnbetrekkelijk weinige rechtbanken, maaT deze weinige bezet met uitstekende, goedbe taalde juristen; uitbreiding van do rechts macht des kantonrechters, desnoods ver meerdering van het aantal van dezo ambte naars, die ieder burger in zijn buurt heeft en gemakkelijk kan bereiken. In geen land -ia het aantal rechtbanken zoo gTOot als bij 'ons in verhouding tob het aantal kantongo- ïeshtefsi DnitschliiicL heeft 11.2 kantonge rechten tegen "eén .-liLuaak -"USaxisü zclfö 15.1, Rijnland 12.9), België 8 5 kantongo- leehten tegen één rechtbank, Nederland daarentegen slechts 4.6 kantongcrec-.tcn Legen één rechtbank 1 Van uitbreiding van. het aantal rechtban ken is zoo goed als nergens sprake. Wél van inkrimping, bijv. in Frankrijk, waar het aantal te groot is. Wij hopen, dat onze Tweede Kamer eerst daags zal helpen bevorderen, dat dc nood der rechtspraak: een einde neemt, doch dat zij ons land zal bewaren voor een doellcczc geldverspilling, die bovendien voor de toe komst een verstandige hervorming zou be lemmeren. Vestiging eencr rechtbank te Leiden zou dc begeerte naar soortgelijke, voor iedere stad zeer gewenschte instelling alom doen ontwaken, tc Gorinchem en te? Amersfoort, te Hoorn en te Deventer, te Nijmegen en tc Eindhovcfn, en waar niet al meer". In een artikel in „D e T ij d s p i e g e 1" komt het lid der Eerste Kamer mr. S. van Houten tot dc conclusie, dat tenzij een ongunstiger loop der middelen intreedt de gewone middelen ook nage noeg dc uitgaven voor de nieuwe organi sation, die dc Regecring op touw gezet heeft, zullen dekken, onder deze drie aan nemelijke cn bereikbare voorwaarden: lo. behoud van dc stijging der grondbe lasting voor de Rijksuitgaven 2o. bcning als tot dusver voor hetgeen op do kapitaalrekening der spoorwegen wordt gebracht, en 3o. beperking der stijging van dc gewone uitgaven tot 1 a Ij millicen per jaar. Mr. Van Houten komt dus tot het be sluit, dat dc nicuwo belasting plannen van den minister van finan ciën niet uit geldgebrek behoe ven te worden aangenomen. Hij voegt hier aan toe: .Daarmede zijn zij natuurlijk nog niet veroordeeld; van aannemelijke verhoogin gen behoeft dan slechts de opbrengst niet to worden gereserveerd, maar kan zij dade lijk besteed worden, om hetzij do suikerbe- lasting verder te verlagen, hetzij dc ver hooging van den accijns op het gedistil leerd tot matiger bedrag terug tc brengen. Ik geloof niet, dat dc bezwaren tegen een verhooging van dezen laafcstcn tot 90 gld- overwegend zijn al zijn zij onmiskenbaar. Maar 17 gld. per 100 K. G. suiker is in elk geval nog een zeer hooge belasting voor zulk een nuttig verbruiksartikel." In een hoofdartikel droDg het „F r i o - s c h o Oagblad" op eon grondig on derzoek der financieelo ontwer- pen aan. Het 6chrccf: Onaerzocht kan bijvoorbeeld worden, of do regel: Rekening houden met de draag kracht, wel goed is toegepast. Wij hebben een cn andermaal betoogd, dat zulks het geval niet is Dat het in Frieslands greidhoek niet goedkooper leven is dan in do stad. Met do stukken hebben wij dit aange toond. Voor do Woninghuur hebben wij een uitzondering gemaakt, doch een nader on derzoek heeft ons geleerd, clat do huur op hot platteland dikwijls tamelijk boog is. Daar zijn dorpen, waar een stukje, grond, juist groot genoeg om er twee kamers, aan elkaar gebouwd1 en zonder bleek, op te bouwen, 500 gulden kost, waarbij dan nog do kosten komen van ophooging, welke noodzakelijk is, doordat die grond in den polder ligt en dus des winters onder wa ter staat Op zulke dorpen kan men niet goed koop huren. Klaarblijkelijk heeft do Minister "de draagkracht der bewoners der weidestre ken (waar do arbeiders self niets vorbou- wen) overschat en zullen genoemde bewo ners 's Ministors dwaling duur moeten bokoopen, als niet do Kamer het platte land met do steden gelijk maakt. Aan den anderen kant is de aftrek, voir kinderen afgestaan, eenvoudig belachelijk. Voor elk kind wordt namelijk van d$n aanslag afgetrokken (schrik niet) drie procent. "cn HTniZ ztzthcr, die S kinder-en heelt., en aangeslagen wordt voor 75 cents, wordt begunstigd niet een aftrok van 24 procent, zijnde do som van 18 heele centen. Dat heet rekening houden met de draag- krachtI Do man zonder kinderen en met gelijk inkomen betaalt 75 cents; de vader van 8 kinderen 18 centen minder. De Minister weet klaarblijkelijk niet, hoo zulk een arme vader tobben en echrep- pen moet om met zijn. gezin rond te ko men. Hoe zulke vaders meer doen dan zij kun nen, en tóch altoos te- kort komen. Hoo zij bedelen om werk, ten eindo den schoorsteen te doen roeken en altoos wat in en onder den pot t<^ hebben. Hij heeft nog nooit zulk een man bezig gezien om brood te vinden. Hij heeft nog nooit gehoord, hoo zulk een vader, dit half schertsend en tóch zoo aangrijpend ernstig noemt; „wiermen 6iekjen." Anders reu hij nooit hebben durven aankomen met een afslag van 13 centen voor zulk een gezin 1 De manier, waarop de Minister rekening wil houden met do draagkracht, is zóó ongerijmd, dat het ieder in het oog moet springen. Wij zullen slechts één enkel staaltje noemen. Er zijn kleine inkomens, die in de stad niet belast worden en op l.cb platteland met 75 cents. Maar do buitenman heeft natuurlijk kans op den 3-procents-aftrek voor elk kind. Nu wijst con eenvoudige rekensom uit, hoe veel kinderen dio plattelandsbewoner hebben meet, om (naar het begrip van dcu Minister) evenveel (of liever in dit ver band cvCn weinig) draagkracht te hebben als de stadsman met t hetzelfde inkomen, die nie aangeslagen wordt. Die man moet hebben, om oak van do belastiug -vrijgesteld td worden, «uim der tig kinderen. Als hij tot dat getal kinde ren gekomen is, ja! dan ziet da Ministor óók, dat bij toch ni^t méér -k^ïi betalen, dan dc misschien kinderlooze stadsbewoner met een gelijk inkomen. Heeft echter de plattelandsbewoner slechts" 12 kinderen, dan moet hij nog betalen 75 ets. min 12 maal 3 procent is 48 cents, terwijl de Amsterdammer of do Rottei"dammer niets betaalt 1 Zie, dat is nu do vrijzinnigo democratie. Geen verhooging van lid; loonpeil. Wèl aangeslagen in de bedrijfsbelasting; doch met de zoete gedachte, dat go voor uw 12 kinder 27 centen aftrek krijgt cn dat go op gelijken voet wordt behandeld als een man, die to Amsterdam of to Rotter dam evenveel verdient als gij, zoodra uw kindertal tot 30 is gestegen. Zulko ongerijmdheden mogen niet door gejakkerd worden. Ernstig onderzook is hoog noodig I De heer A. van Dalen, rijksambtenaar, schrijft in „Do Fiscus": Reeds tal van jaren klaagt het belas- t i n g-b c. talend publiek in do groobe steden over den t ij d dien heb veel al kost, om zijn bclastmgpenningen aE to dragen cn schier elk j.aar komt in het voovloopig verslag van Hoofdstuk 7b. der Staatsbogrooting dezo klacht terug, nu weer in par. 10. De Regeering poogde do klagers tevTedon te stellen door instelling van meerdere kantoren, doch gegeven de onormo uitbreiding der grooto steden, hielp dit middel weinig of niets on do klacht hield aan. Is zij dan ongegrond of overdreven? M. i. niet. Wanneer men toch 1 b. 1$ Uur moet wachten, eer men de deur van heb be lastingkantoor woer aohter zich hoort slui ten, dan zal ieder, die billijk is, toegeven, dat dit toch feitelijk van het publiek niet mag .worden gevergd. Maar waarom dan geen maatregelen ge nomen, om dien grooten toeloop te voorko men Waarom dan gelijktijdig zóó veel ver volgstukken uitgezonden, dat net publiek to hoop loopt en als gevolg daarvan zeer lang moet wachten, eer ieder zijn beurt krijgt? Het is, omdat de ontvanger een voudig niet anders kan, wil hij zorg dra gen, do versanti Ie zuic werkzaamheden^ die op zijn kantoor voorkomen, op tijd worden verricht. Wat toch is het geval? Zooals de werkzaamheden, nu zijn gere geld, cn met het tegenwoordig personeol, kan over het algemeen hot werk op tijd ge- reed komen, mits de „vervolgingstijd" zóó wordt ingekrompen, dat er een groot deel van hot jaar overblijft, waarin het geheel© j personeel aan die werkzaamheden kan deel- j nemen. Ieder, die der zako kundig is, weet toch, dat in dien „vervolgingstijd" 3 4 leden, van het personeel niets aan het loo- pendo werk kunnen doen, onverschillig, of er bijv. 1000 of 2000 vervolgingsstukken zijn uitgezonden; in het tweede geval is het natuurlijk drukker, en moet het pu- bliek lang wachten, maar ook in het eerste j geval kan men er niets tusschen door .uit voeren. Nu is het toch voor ieder duidelijk, dat, hco meer stukken men gelijktijdig uit stuurt-, hoe eer men gereed is on hoc meer tijd men dus reserveert voor heb andero werk, terwijl omgekeerd, wanneer men minder stukken gelijktijdig uitstuurde, do vervolging zooveel langer zou duren, do helft van het personeel zooveel langer van het loopende werk zou worden afgehouden, en als gevolg daarvan het werk dus niet op tijd gereed komen en de administratie in de war loopen. Het middel, om het euvel van hot lange wachten te bestrijden, i9 dus eenvoudig. Men stelle den ontvanger in de gelegen acid om een beperkt aantal vorvolgingsstukkcn per week uit te zenden, wat dus zeggen wil, een beperkt aantal belastingschuldigen ge lijktijdig tot betaling uit te noodigen; maar dit kan alleen dan, als men dat deel van het personeel der grooto kantoren, dat permanent mot hot loopond werk belast is, zoodanig uitbreidt, dat de nu onontbeerlij ke hulp van hen, die voor het ontvangen, boeken cn afschrijven der betalingen zijn aangewezen, kan worden gemist. Dan zullen de overstelpend drukke be taaldagen tot het verleden behooren, houdt het lange wachten op en zal de klacht ver stommen. Het weekblad „No d o r I a n d s c h o Stemmen" schrijft over mo bi lis a tie en landweer: Bij do behandeling van zijn begrootiDg ten vorigen jare in de Tweede Kamer, zei- de do Minister van Oorlog o.a., dat het in de toekomst de taak zal zijn. van do landweer om tot dekking van do mobilisa- tio te dienen, waarbij gevoegd werd, dat dezo taak voor do landweer thans (in 1905) geheel was voorbereid. Deze medodeeling, in zulke vage termen, deed vermoeden, dat het de bedoeling was, om, bij een eventucelen oorlog, .waarbij ons land betrokken zou worden, do land weer wat men noemt de spits tc la ten afbijten. Uit ons verstrekte inlichtingen blijkt echter, dat met „dekking der mobilisatie" hot volgondo wordt bedoeld: Door onze geografische ligging is ons land langs een zeer uitgestrekt terrein aan oen indringen van den vijand blootgesteld. Nu is het natuurlijk, dat do Rogcering wel vooraf baar maatregelen zal hebben geno men cm zooveel mogelijk tc trachten, dat indringen te belottcn cn daarvoor alles voor een zoo spoedig mogelijke mobilisatie in gereedheid zal hebbcu gebracht. Maar dat zoo „spoedig mogelijk" geeft nog niet de onmiddellijke beschikking over het noodig geacht aantal manschap pen, Daarvoor is noodig, dat men binnen enkoio uren een zoodanige krijgsmacht aan of nabij de grenzen vereenigd bobbo, waar van men verwachten mag, dat zij, in af wachting van zeer spoedigo hulp, don in dringenden vijand zal kunnen ophouden^ zoo al niet tegenhouden. Daarvoor nu zou do landweer bestemd worden, omdat zij, die daartoo behooren, zich reeds dadelijk bevinden daé.r, waar hot gevaar dreigt^ cn, door heb bezit van de neodige uitrusting en -wapenen, ook on middellijk volkomen gereed zijn om de voreischto militaire diensten, tw bewijzen. Wanneer er dus sprake is van „dekking j dor mobilisatie', dan is de bedocliiJf daarvan dezo: dat-, in afwachting def* njr- j komst van do gemobiliseerde troepen, do j landweer tot taak zal hebben do grenzen te bewaken en te beschermen. Zoodra die troepen aanwezig zijn dé&r, waar zij noodig zijn, zou dan de landweer weder haar plaats als reserve-troepen ia- nemen. Zijn onze inlichtingen juist, dan is hot inzonderheid tot regeling van do genoom- do dekkingstsak, dat een wijziging der Landweerwct is ter hand genomen. Het daartoe strekkend wetsontwerp zal waarschijnlijk spoedig bij do Tweede Ka mer worden ingediend en in verband met de mobilisatie-dekkingsplannen staat dan ook zeker de voor te stelleu verandering in do samenstemmiug cn in de hoogerfc aanvoering van do landweer, „waardoor gelijk door dc Regeering reeds tuin do Kamer ia medegedeeld de landweer be-. ter in staat gesteld zal worden aan haae bestemming te voldoen." „Onze Vloot." Dezer dagen wordt by een groot aantal stadgenooten en omwonenden een circulaire thuis bezorgd, waarby men uitgenoodigd wordt het weinig kostbare lidmaatschap (f 1) tan te nemen van do Nedorlandscbe VeroeDlglng „Onze Vloot," Hot zy my vergund oen woord van aanbeveling to richten tot do inwoners van Leidon en omstreken, zooals my door de Commlseio van Bestuur dor hier ter stede opgorlchte afdoêïjng word verzocht. Liet dool, dat de Vereenigiog „Onze Vloot" beoogt, is volstrekt niet onze zeemacht te doen uitbreiden, zooüat zy zich zou kunnen moten met dio van een der groote mogendheden. Dit is een onmogeiykheid cn eon streven in die richting zou dan ook ten sterkste afgekeurd moeten worden. Do Ver- eoniging wenecht ook volstrekt niet geldon byeon to brengen om do zoomacht to vor- sterken met één of moer schepen, zooals door don Duitschon „Flottenvoreiu" is gedaan. Zy wil alleen, dut by hot overigons op zich zelf volkomen gowottlgd streven naar beper king van uitgaven voor de laudsverdodiging, waar oen zoodanige beporklng geen nadool doet aan de belangen dier verdediging, nlot vergoton worde, dat wy, Nederlanders, in in onzen boston tyd, eon zeevarend volk go- woest zUn en dat wy dit wederom meor die nen te worden dan thans het geval is. Zy wil daarom do belangstelling voor hot zoo- wezen en voor al wat daarmede samenhangt versterkon en gaande houden door voordrachten en andere propaganda-iniddolen. Zy wil het Nederlandscho volk meer en meer doordringen van do godaebto, dat vooral op do zeo onze toe komst ligt en dat wy daarom ln staat moeten blUven om onzo zeekust te verdedigen, onze echopen te vrUwaren voor aanvallen van kleinere mogendheden en onze prachtige kolo niën, buiten welke Nederland niet loven kan, zooveel mogeiyk te beschermen tegen onv hoedache aanvallen van buiten zoowol afs togon verzet van blnnon. Dat is liet doel, clat wy ons voor den goest hebben gesteld. Moge ook Leidon, waar do Kweekschool voor de Zeevaart gevestigd ls; waar zoovele fabrieken en trafieken bestaan, die In een land zonder zeehandel on zonder kolonión onverinpVHyk len gronde zoudsn gaan, waar eono Umvorsitolt bloeit, dio steeds getoond heoft do beste traditiöu van ons volk hoog te willen houden, mogo ook Leidon toonen, dat hot, waar andere plaatson voor gingen, niet achter biyven wil om dit natio- Dalo belang te bevorderen. Hot ls onzo har- telyke wensch, dat wy spoedig voor den dag kuunen komen met een ledental, onzo stad en ons verleden waardig. P. J. Blok. BI ij vond gedeelte. „Dc Avp." meldt nog, clat door een zes tal oud-generaals dor cavalorio, do hcörcn Van Hdden, Romer, Van der "Wijck, Bur- mania Rengcrs, Blaauw cn Wuppormanu, een adres is ingediend aan do Tweede Ka mer der Staten-Gencraal, Btrckkendo om <lc* hoop uit te spreken, „dat do Tweede Ka mer tot het besluit moge komen om tc? trachten Z. Exp. den minister van oorlog tot bptör inzicht omtrent de cischen cu behoeften van bet wapen der cavalerie te brengen". HoL verzoekschrift is toegelicht door do bekeBde gronden voor behoud van Lifj vend gedeelte? en wordt gestaafd door dc on dervinding van verzoekers, bij het ruiter- wapen opgedaan. |{8) Hans von Knee? Is heb dat alleenI Wat anders nog? Wat is het, Tborbeekcn Hij schrikte plotseling op, als uit een [iwaren, benauwden droom. „Wie reept mij?" riep hij ontzet. En hog eens. Het angstzweet brak hem uit. „Wie roept mij?" Alles bleef stil. Als razend sloeg hij op do ontstelde paar den. Vijf minuten latpr ratelde het rijtuig fier heb plaveisel van do grooto binnen gaats. III, 'Het marktplein van do kleine stad Tormde een tamelijk ronden cirkel. Slechts op één plaats, ten zuiden van de eeuwenoudo kerk, welke de inwoners met doorliefde den „D^m" noemen, had een buis met twee verdiepingeu en spitsen gevel do onbeschaamdheid do cirkellijn het marktplein t© verbreken; het kwam met zijn i_tvat ouderwets.;»©, doch (Waardige ho ding zóó ver naar voren, dat het bijna binnou den cirkel lag. Het w een oud huis, nog uit den reo- genaamden monnikontij<\ Met meer recht kon mon beweren, dat het in het midden Van do zestiende eeuw was gebouwd, want ,e -'flren, welko op do eikenhouten lijst, io lungs den geheelen voorgevel uep, wa- ren ingesneden, stelden klaarblijkelijk monniken voor. Voor zoover do gewone man in de ge schiedenis van het landschap kon terug denken, was do „Monnikshof" het aan zienlijkste logement van het stadje ge weest. Hier was het hoofdkwartier der Russen gevestigd geweest; hier waren in bet jaar acht en veertig de oproerige poli tieke vergaderingen gehouden; hier bene den, bij do trap, hadden de proost. die zijn ambt nog vervult, en do burgemeester van de oude stad den troonopvolger in het hertogdom met eerlijk gemeenclo toespra ken ontvangen en in achttienhonderd vier on zestig hadden de Oostenr-jksclie offi- cioren in de groote feestzaal met do kin deren der stad en do omgeving vroolijk gedanst. En bij het aanbreken van den morgen, toen de angstigo moeders tot heengaan drongen, hadden de vroolijkc ruiters in een overmoedige luim en met echto Oostenrijkscho beminnelijkheid aan beide kanten langs do geheel© trap tot aan de rijtuigen met getrokken sabels en met schitterende oogen gestaan. Dat was een dag geweest I iSinds dien tijd was de stad van poli tieke gebeurtenissen verschoond gebleven. Het was haar daarbij niet slecht gegaan. De lange jaren van vrede, het succes van achttienhonderd zeventig, de hoogc vlucht welko het gcheele land onder een nieuw bestuur had genomen en de goede oogsten, hadden den blcci van do stad niet wei nig bevorderd. De „Monnikehof" en zijn eigenaren kon den daarvan m praten. Menige «acn duren ioodon wijn was in de incenloopcndo drio vertrekken, linke van de voordeur, leeggedronken, cn in de beide twgenacTnde mooie kamera rechts hadden de dames dor omwonende landlie den en grondeigenaren bij theo en gebak met menig ywaar zijden kleedingstuk en monig mooi stuk bont gepronkt. De eige naren van den „Monnikshof" spraken echter niet over deze dingen. Zij wisten, dat babbelzucht het grootste gebrek van een waard is; zij waren stille menscben Het was Vrijdag, do dag van :1e week markt. Op dit late namiddaguur was het groolo plein echter reeds leeg en verlaten. Dj marktbezoekera waren huiswaarts gegaan de kramen reeds afgebroken. Van uit zeo woei een frissche, koele wind over liet plein en deed allerlei afval van de markfc als stukken papier en stroohalmen, in een woeston, leelijken chaoa /om den ouden Dom dwarrelen. Maar aan den overkant, langs de huizen, werkten reeds een dozijn vrouwen met bezems cn schoppen. De kleine stad was ixer gesteld cp netheid. In het logement „Dc Monnik" zat nog een enkele gast bij een der breede on hoo ge ramen, een oude man met heldere, scherpe oogen en verweerde trekken. Hij droeg een soort koetsicrsliverei-jas, welke zeer verschoten was; Het glas bier, dat voor hem stond, w.vo verschaald. Do blik van don ouden man richtte zich telkens over het verlaten plein heen, op den in gang der straat, welke naar liet station leidde. Hij had zeker wel een halfuur zoo gc- zeten, toen de deur van de gelagkamer met veel geraas openging en een nieuwe gast j binnentrad. Het was een forsehe, vierkan- j te verschijning, naar zijn kleeding te oor- j deelen een welgesteld grondeigenaar. Ver scheidene zware ringen aan do dikko vingers, een plompe, gouden horlogeket ting over hot witte vect, voltooiden den onaangenamen indruk. Een paarsroode gelaatskleur en een i^kere doffe glans der oogen deden aan een sterke neiging tot drinken denken. De oude man bij het raam had bij het luidruchtig binnentreden van den nieu wen gaet zijn houding niet in het minst veranderd; pas toen de man het tafeltje was genaderd, waarbij hij zat, keordo hij zich om on zag, zonder van zijn stoel op te staan, met een kere kalme uitdaging in het opgeblazen gelaat van den ander. „Goeden dag, Marx Voss, met dc bof- on staatsiekoets in de stad?" Deze woorden werden er hakkelend, met luide stem uitgestooten. „Zooals u ziet, mijnheer Thorbcokcn 1" zoidc do oude man bedaard; zijn oogen dwaalden reeds weer over het marktplein. Do ander liet zich zwaar op een leuning stoel bij het raam neervallen, stond weer °P» ging met breede passen naar het buf fet achter in het vertrek en kwam spoedig met een zelf gemengd, sterk ruikend glas grog terug. „Hoe maakt do oude het?" vroeg hij, al roerend iu zijn glas. „Gij ziet, dat het mij goed gaat," zeide Voss met een oolijko tinteling in zijn oogen. „Och wat," schreeuwde 'ihorbceken, ,,ik bedoel den den lieer I" „Do heer von Knee?" ,,Nu jal NatuurlijkI Heeft hoofdpijn, tering, podagra, wat weet ik ah" „Is gezond als een visch in het water." „Heeft niet veel water, Marx Voss!" Hij sloeg met een dreunend gelach op de tafel. „Het water i3 modderig cn on- diep. Dc visch is verdroogd op Allerheili gen, als het wat wil! Wedden, Marx Voss, wedden?" Over het gelaat van den ouden man was plotseling een uitdrukking van schrik ge- 1 gleden. Zijn van het werken vereelte hand, welko het glas voor hem omklemde, ging ecnigo malen bevend heen cn weer. Daarop maakte hij een beweging met do vlakke hand, alsof hij het stof van do ta- fel wildo wegvegen, cn zeidc op kal men toon, waaruit gelatenheid klonk: „Ik houd het met den catechismus, mijnheer," waarbij hij den ander aankeek. „Aan lien, dio mij baton, zal ik de zonden der vaderen bezoeken tob in het derde cn vierde geslacht, maar hun, dio mij liefheb benDo heeren von Knee zijn altyd godvruchtige mannen geweest. Er kleeft geen onrechtmatig goed aan hun handïn, evenzin zand als klei." Het breede gezicht "an den ander kreeg een donkerder tint Hij boog zich over de tafel heen en keek Voss starend aan. „Wat wilt ge daarmee zeggenEvenmia zand als klei? Waarom noemt gij die beide V' „Wijl beide hier to lande voorkomen, mijnheerI" antwoordde Voss. Zijn vis-a-vis scheen dit antwoord gcrusfc te Rb'llcn. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5