LÉIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 8 DECEMBER. TWEEDE BLAD.
Ann« 11)00.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
23e ovtde toren.
iffio. 14355.
Over achterstand bij de r e o h-
rl ij k e macht schrijft „Land
|td Volk":
1 „Bij de Haagschc rechtbank en bij en-
Aelo andere Nederlandsche rechtscolleges
L. hcerscht sefdert geruimen tijd een schrik
barende achterstand by de afdoening van
burgerlijke zaken. Wanneer do schriftelijke
(behandeling van een proces is afgeloopcn,
'moet men vclo maanden ja, een jaar .wach
ten eer men tot het mondeling bepleiten
fijner zaak wordt toegelaten.
De kwade betalers juichen: zij
!*inncn vijftien maanden, eenvoudig door
'de een of andere chicane op to werpen.
In een beschaafden Staat kan zulk een
j'toestand niet geduld worden. De heer Goe
man Borgesius heeft het dezeT dagen, bij
do algemeene beschouwingen over do
IStaatsbegrooting, terocht in krasse woor
den gezegd. Er moeten maatregelen tot
(voorziening genomen worden. Men moet in
[(Nederland recht kunnen krijgen. Of de
leden der Haagscht? rechtbank harder zou-
Iflen kunnen werken wij kunnen het niet
.veten. De Minister van Justitie mogo dit
'ernstig onderzoeken. Doch indien het bleek,
dat de arbeid te zeer is aangegroeid, om
dcor het bestaande? personeel geregeld te
kunnen worden afgedaan, dan dient hel
personeel to worden uitgebreid. Zoo doet
ieder particulier in zijn zaken; zoo handelt
de Overheid in allo takken van bestuur;
zoo moc-t dc Staat ook te werk gaan, waar
bij do Justitie uitoefent.
Bij de behandeling der Begrooting van
1 Justitie zal hierover zeker een hartig woord
je? worden gesproken. Intusschcn is het
niet onwaarschijnlijk, dat dan het plan zal
opduiken, waarvan wij zouden willen zeg
gen: het middel was haast nog erger dan
do kwaal. Wij bedoelen het herstel van
ds in 1377 opgeheven rechtbank te4
X,e ide n.
Dit middel ware geheel ondoeltreffend en
.Volstrekt verwerpelijk.
Ondoeltreffend. De verlichting, die in
den arbeid der Haagscho Rechtbank zou
worden aangebracht, ware nauwelijks merk
baar-. Do nood iifc Den Hang zou zoo goed
als niet verminderen, Dc overgreote meer
derheid der Haagsche? processen komt niet
uit Leiden of de omliggende dorpen, maar
uit Den Haag zelf, waar do Staat zijn zetel
heeft, waar tal van grooto lichamen zijn ge
vestigd, waav de geschillen over fabrioKs-
merken worden berecht, enz.
Verwerpelijk. In 1877 heeft men verschei
den rechtbanken opgeheven, omdat zij tc
.weinig tc doen hadden cn onnoodig worden
geaoht. Thans, nu do middelen van gemeen
schap zoo ontzaglijk zijn verbeterd, de om
gekeerde lichting m te slaan, ware dwaas-
beid.
Wij hebben eens nagegaan, of or ten un-
I suit meer of minder rechtbanken zijn dan
jn aangrenzende landen. Wij vindon, dat
Duitsohlahd één rechtbank beeft op 326,000
inwoners t aksen slechts één op 600,000, het
Hijnland cén op 522,000), Belgic één recht
bank op 257,000 inwoners, Nederland één
rechtbank op 240,000 inwoners. En in die
ander© landen wordt ten minste evenveel,
,wij mccnen zelf meer, geprocedeerd dan ten
onzent.
Wil men Je rechterlijke? inrichting her
vormen, men zal een geheel anderen weg
ïnocten inslaan. Het einddoel moet dan
zijnbetrekkelijk weinige rechtbanken, maaT
deze weinige bezet met uitstekende, goedbe
taalde juristen; uitbreiding van do rechts
macht des kantonrechters, desnoods ver
meerdering van het aantal van dezo ambte
naars, die ieder burger in zijn buurt heeft
en gemakkelijk kan bereiken. In geen land
-ia het aantal rechtbanken zoo gTOot als bij
'ons in verhouding tob het aantal kantongo-
ïeshtefsi DnitschliiicL heeft 11.2 kantonge
rechten tegen "eén .-liLuaak -"USaxisü zclfö
15.1, Rijnland 12.9), België 8 5 kantongo-
leehten tegen één rechtbank, Nederland
daarentegen slechts 4.6 kantongcrec-.tcn
Legen één rechtbank 1
Van uitbreiding van. het aantal rechtban
ken is zoo goed als nergens sprake. Wél van
inkrimping, bijv. in Frankrijk, waar het
aantal te groot is.
Wij hopen, dat onze Tweede Kamer eerst
daags zal helpen bevorderen, dat dc nood
der rechtspraak: een einde neemt, doch dat
zij ons land zal bewaren voor een doellcczc
geldverspilling, die bovendien voor de toe
komst een verstandige hervorming zou be
lemmeren.
Vestiging eencr rechtbank te Leiden zou
dc begeerte naar soortgelijke, voor iedere
stad zeer gewenschte instelling alom doen
ontwaken, tc Gorinchem en te? Amersfoort,
te Hoorn en te Deventer, te Nijmegen en tc
Eindhovcfn, en waar niet al meer".
In een artikel in „D e T ij d s p i e g e 1"
komt het lid der Eerste Kamer mr. S. van
Houten tot dc conclusie, dat tenzij een
ongunstiger loop der middelen intreedt
de gewone middelen ook nage
noeg dc uitgaven voor de nieuwe organi
sation, die dc Regecring op touw gezet
heeft, zullen dekken, onder deze drie aan
nemelijke cn bereikbare voorwaarden:
lo. behoud van dc stijging der grondbe
lasting voor de Rijksuitgaven
2o. bcning als tot dusver voor hetgeen
op do kapitaalrekening der spoorwegen
wordt gebracht, en
3o. beperking der stijging van dc gewone
uitgaven tot 1 a Ij millicen per jaar.
Mr. Van Houten komt dus tot het be
sluit, dat dc nicuwo belasting
plannen van den minister van finan
ciën niet uit geldgebrek behoe
ven te worden aangenomen. Hij voegt hier
aan toe:
.Daarmede zijn zij natuurlijk nog niet
veroordeeld; van aannemelijke verhoogin
gen behoeft dan slechts de opbrengst niet
to worden gereserveerd, maar kan zij dade
lijk besteed worden, om hetzij do suikerbe-
lasting verder te verlagen, hetzij dc ver
hooging van den accijns op het gedistil
leerd tot matiger bedrag terug tc brengen.
Ik geloof niet, dat dc bezwaren tegen een
verhooging van dezen laafcstcn tot 90 gld-
overwegend zijn al zijn zij onmiskenbaar.
Maar 17 gld. per 100 K. G. suiker is in elk
geval nog een zeer hooge belasting voor
zulk een nuttig verbruiksartikel."
In een hoofdartikel droDg het „F r i o -
s c h o Oagblad" op eon grondig on
derzoek der financieelo ontwer-
pen aan. Het 6chrccf:
Onaerzocht kan bijvoorbeeld worden, of
do regel: Rekening houden met de draag
kracht, wel goed is toegepast.
Wij hebben een cn andermaal betoogd,
dat zulks het geval niet is Dat het in
Frieslands greidhoek niet goedkooper
leven is dan in do stad.
Met do stukken hebben wij dit aange
toond.
Voor do Woninghuur hebben wij een
uitzondering gemaakt, doch een nader on
derzoek heeft ons geleerd, clat do huur op
hot platteland dikwijls tamelijk boog is.
Daar zijn dorpen, waar een stukje, grond,
juist groot genoeg om er twee kamers, aan
elkaar gebouwd1 en zonder bleek, op te
bouwen, 500 gulden kost, waarbij dan nog
do kosten komen van ophooging, welke
noodzakelijk is, doordat die grond in den
polder ligt en dus des winters onder wa
ter staat
Op zulke dorpen kan men niet goed
koop huren.
Klaarblijkelijk heeft do Minister "de
draagkracht der bewoners der weidestre
ken (waar do arbeiders self niets vorbou-
wen) overschat en zullen genoemde bewo
ners 's Ministors dwaling duur moeten
bokoopen, als niet do Kamer het platte
land met do steden gelijk maakt.
Aan den anderen kant is de aftrek, voir
kinderen afgestaan, eenvoudig belachelijk.
Voor elk kind wordt namelijk van d$n
aanslag afgetrokken (schrik niet) drie
procent.
"cn HTniZ ztzthcr, die S kinder-en heelt.,
en aangeslagen wordt voor 75 cents, wordt
begunstigd niet een aftrok van 24 procent,
zijnde do som van 18 heele centen.
Dat heet rekening houden met de draag-
krachtI
Do man zonder kinderen en met gelijk
inkomen betaalt 75 cents; de vader van 8
kinderen 18 centen minder.
De Minister weet klaarblijkelijk niet,
hoo zulk een arme vader tobben en echrep-
pen moet om met zijn. gezin rond te ko
men.
Hoe zulke vaders meer doen dan zij kun
nen, en tóch altoos te- kort komen.
Hoo zij bedelen om werk, ten eindo den
schoorsteen te doen roeken en altoos wat
in en onder den pot t<^ hebben.
Hij heeft nog nooit zulk een man bezig
gezien om brood te vinden. Hij heeft nog
nooit gehoord, hoo zulk een vader, dit
half schertsend en tóch zoo aangrijpend
ernstig noemt; „wiermen 6iekjen."
Anders reu hij nooit hebben durven
aankomen met een afslag van 13 centen
voor zulk een gezin 1
De manier, waarop de Minister rekening
wil houden met do draagkracht, is zóó
ongerijmd, dat het ieder in het oog moet
springen.
Wij zullen slechts één enkel staaltje
noemen.
Er zijn kleine inkomens, die in de stad
niet belast worden en op l.cb platteland
met 75 cents.
Maar do buitenman heeft natuurlijk
kans op den 3-procents-aftrek voor elk
kind.
Nu wijst con eenvoudige rekensom uit,
hoe veel kinderen dio plattelandsbewoner
hebben meet, om (naar het begrip van dcu
Minister) evenveel (of liever in dit ver
band cvCn weinig) draagkracht te hebben
als de stadsman met t hetzelfde inkomen,
die nie aangeslagen wordt.
Die man moet hebben, om oak van do
belastiug -vrijgesteld td worden, «uim der
tig kinderen. Als hij tot dat getal kinde
ren gekomen is, ja! dan ziet da Ministor
óók, dat bij toch ni^t méér -k^ïi betalen,
dan dc misschien kinderlooze stadsbewoner
met een gelijk inkomen.
Heeft echter de plattelandsbewoner
slechts" 12 kinderen, dan moet hij nog
betalen 75 ets. min 12 maal 3 procent is
48 cents, terwijl de Amsterdammer of do
Rottei"dammer niets betaalt 1
Zie, dat is nu do vrijzinnigo democratie.
Geen verhooging van lid; loonpeil. Wèl
aangeslagen in de bedrijfsbelasting; doch
met de zoete gedachte, dat go voor uw 12
kinder 27 centen aftrek krijgt cn dat
go op gelijken voet wordt behandeld als
een man, die to Amsterdam of to Rotter
dam evenveel verdient als gij, zoodra uw
kindertal tot 30 is gestegen.
Zulko ongerijmdheden mogen niet door
gejakkerd worden.
Ernstig onderzook is hoog noodig I
De heer A. van Dalen, rijksambtenaar,
schrijft in „Do Fiscus":
Reeds tal van jaren klaagt het belas-
t i n g-b c. talend publiek in do
groobe steden over den t ij d dien heb veel
al kost, om zijn bclastmgpenningen aE to
dragen cn schier elk j.aar komt in het
voovloopig verslag van Hoofdstuk 7b. der
Staatsbogrooting dezo klacht terug, nu
weer in par. 10. De Regeering poogde do
klagers tevTedon te stellen door instelling
van meerdere kantoren, doch gegeven de
onormo uitbreiding der grooto steden,
hielp dit middel weinig of niets on do
klacht hield aan.
Is zij dan ongegrond of overdreven?
M. i. niet. Wanneer men toch 1 b. 1$ Uur
moet wachten, eer men de deur van heb be
lastingkantoor woer aohter zich hoort slui
ten, dan zal ieder, die billijk is, toegeven,
dat dit toch feitelijk van het publiek niet
mag .worden gevergd.
Maar waarom dan geen maatregelen ge
nomen, om dien grooten toeloop te voorko
men Waarom dan gelijktijdig zóó veel ver
volgstukken uitgezonden, dat net publiek
to hoop loopt en als gevolg daarvan zeer
lang moet wachten, eer ieder zijn beurt
krijgt? Het is, omdat de ontvanger een
voudig niet anders kan, wil hij zorg dra
gen, do versanti Ie zuic werkzaamheden^
die op zijn kantoor voorkomen, op tijd
worden verricht.
Wat toch is het geval?
Zooals de werkzaamheden, nu zijn gere
geld, cn met het tegenwoordig personeol,
kan over het algemeen hot werk op tijd ge-
reed komen, mits de „vervolgingstijd" zóó
wordt ingekrompen, dat er een groot deel
van hot jaar overblijft, waarin het geheel© j
personeel aan die werkzaamheden kan deel- j
nemen. Ieder, die der zako kundig is, weet
toch, dat in dien „vervolgingstijd" 3 4
leden, van het personeel niets aan het loo-
pendo werk kunnen doen, onverschillig,
of er bijv. 1000 of 2000 vervolgingsstukken
zijn uitgezonden; in het tweede geval is
het natuurlijk drukker, en moet het pu-
bliek lang wachten, maar ook in het eerste j
geval kan men er niets tusschen door .uit
voeren.
Nu is het toch voor ieder duidelijk, dat,
hco meer stukken men gelijktijdig uit
stuurt-, hoe eer men gereed is on hoc meer
tijd men dus reserveert voor heb andero
werk, terwijl omgekeerd, wanneer men
minder stukken gelijktijdig uitstuurde, do
vervolging zooveel langer zou duren, do
helft van het personeel zooveel langer van
het loopende werk zou worden afgehouden,
en als gevolg daarvan het werk dus niet
op tijd gereed komen en de administratie
in de war loopen.
Het middel, om het euvel van hot lange
wachten te bestrijden, i9 dus eenvoudig.
Men stelle den ontvanger in de gelegen acid
om een beperkt aantal vorvolgingsstukkcn
per week uit te zenden, wat dus zeggen wil,
een beperkt aantal belastingschuldigen ge
lijktijdig tot betaling uit te noodigen; maar
dit kan alleen dan, als men dat deel van
het personeel der grooto kantoren, dat
permanent mot hot loopond werk belast is,
zoodanig uitbreidt, dat de nu onontbeerlij
ke hulp van hen, die voor het ontvangen,
boeken cn afschrijven der betalingen zijn
aangewezen, kan worden gemist.
Dan zullen de overstelpend drukke be
taaldagen tot het verleden behooren, houdt
het lange wachten op en zal de klacht ver
stommen.
Het weekblad „No d o r I a n d s c h o
Stemmen" schrijft over mo bi lis a
tie en landweer:
Bij do behandeling van zijn begrootiDg
ten vorigen jare in de Tweede Kamer, zei-
de do Minister van Oorlog o.a., dat het
in de toekomst de taak zal zijn. van do
landweer om tot dekking van do mobilisa-
tio te dienen, waarbij gevoegd werd, dat
dezo taak voor do landweer thans (in 1905)
geheel was voorbereid.
Deze medodeeling, in zulke vage termen,
deed vermoeden, dat het de bedoeling was,
om, bij een eventucelen oorlog, .waarbij
ons land betrokken zou worden, do land
weer wat men noemt de spits tc la
ten afbijten.
Uit ons verstrekte inlichtingen blijkt
echter, dat met „dekking der mobilisatie"
hot volgondo wordt bedoeld:
Door onze geografische ligging is ons
land langs een zeer uitgestrekt terrein aan
oen indringen van den vijand blootgesteld.
Nu is het natuurlijk, dat do Rogcering wel
vooraf baar maatregelen zal hebben geno
men cm zooveel mogelijk tc trachten, dat
indringen te belottcn cn daarvoor alles
voor een zoo spoedig mogelijke mobilisatie
in gereedheid zal hebbcu gebracht.
Maar dat zoo „spoedig mogelijk" geeft
nog niet de onmiddellijke beschikking
over het noodig geacht aantal manschap
pen, Daarvoor is noodig, dat men binnen
enkoio uren een zoodanige krijgsmacht aan
of nabij de grenzen vereenigd bobbo, waar
van men verwachten mag, dat zij, in af
wachting van zeer spoedigo hulp, don in
dringenden vijand zal kunnen ophouden^
zoo al niet tegenhouden.
Daarvoor nu zou do landweer bestemd
worden, omdat zij, die daartoo behooren,
zich reeds dadelijk bevinden daé.r, waar
hot gevaar dreigt^ cn, door heb bezit van
de neodige uitrusting en -wapenen, ook on
middellijk volkomen gereed zijn om de
voreischto militaire diensten, tw bewijzen.
Wanneer er dus sprake is van „dekking j
dor mobilisatie', dan is de bedocliiJf
daarvan dezo: dat-, in afwachting def* njr- j
komst van do gemobiliseerde troepen, do j
landweer tot taak zal hebben do grenzen
te bewaken en te beschermen.
Zoodra die troepen aanwezig zijn dé&r,
waar zij noodig zijn, zou dan de landweer
weder haar plaats als reserve-troepen ia-
nemen.
Zijn onze inlichtingen juist, dan is hot
inzonderheid tot regeling van do genoom-
do dekkingstsak, dat een wijziging der
Landweerwct is ter hand genomen.
Het daartoe strekkend wetsontwerp zal
waarschijnlijk spoedig bij do Tweede Ka
mer worden ingediend en in verband met
de mobilisatie-dekkingsplannen staat dan
ook zeker de voor te stelleu verandering
in do samenstemmiug cn in de hoogerfc
aanvoering van do landweer, „waardoor
gelijk door dc Regeering reeds tuin do
Kamer ia medegedeeld de landweer be-.
ter in staat gesteld zal worden aan haae
bestemming te voldoen."
„Onze Vloot."
Dezer dagen wordt by een groot aantal
stadgenooten en omwonenden een circulaire
thuis bezorgd, waarby men uitgenoodigd wordt
het weinig kostbare lidmaatschap (f 1) tan
te nemen van do Nedorlandscbe VeroeDlglng
„Onze Vloot," Hot zy my vergund oen woord
van aanbeveling to richten tot do inwoners
van Leidon en omstreken, zooals my door de
Commlseio van Bestuur dor hier ter stede
opgorlchte afdoêïjng word verzocht.
Liet dool, dat de Vereenigiog „Onze Vloot"
beoogt, is volstrekt niet onze zeemacht
te doen uitbreiden, zooüat zy zich zou
kunnen moten met dio van een der groote
mogendheden. Dit is een onmogeiykheid cn
eon streven in die richting zou dan ook ten
sterkste afgekeurd moeten worden. Do Ver-
eoniging wenecht ook volstrekt niet geldon
byeon to brengen om do zoomacht to vor-
sterken met één of moer schepen, zooals
door don Duitschon „Flottenvoreiu" is gedaan.
Zy wil alleen, dut by hot overigons op zich
zelf volkomen gowottlgd streven naar beper
king van uitgaven voor de laudsverdodiging,
waar oen zoodanige beporklng geen nadool
doet aan de belangen dier verdediging, nlot
vergoton worde, dat wy, Nederlanders, in
in onzen boston tyd, eon zeevarend volk go-
woest zUn en dat wy dit wederom meor die
nen te worden dan thans het geval is. Zy
wil daarom do belangstelling voor hot zoo-
wezen en voor al wat daarmede samenhangt
versterkon en gaande houden door voordrachten
en andere propaganda-iniddolen. Zy wil het
Nederlandscho volk meer en meer doordringen
van do godaebto, dat vooral op do zeo onze toe
komst ligt en dat wy daarom ln staat moeten
blUven om onzo zeekust te verdedigen, onze
echopen te vrUwaren voor aanvallen van
kleinere mogendheden en onze prachtige kolo
niën, buiten welke Nederland niet loven kan,
zooveel mogeiyk te beschermen tegen onv
hoedache aanvallen van buiten zoowol afs
togon verzet van blnnon.
Dat is liet doel, clat wy ons voor den goest
hebben gesteld. Moge ook Leidon, waar do
Kweekschool voor de Zeevaart gevestigd ls;
waar zoovele fabrieken en trafieken bestaan,
die In een land zonder zeehandel on zonder
kolonión onverinpVHyk len gronde zoudsn
gaan, waar eono Umvorsitolt bloeit, dio steeds
getoond heoft do beste traditiöu van ons volk
hoog te willen houden, mogo ook Leidon
toonen, dat hot, waar andere plaatson voor
gingen, niet achter biyven wil om dit natio-
Dalo belang te bevorderen. Hot ls onzo har-
telyke wensch, dat wy spoedig voor den dag
kuunen komen met een ledental, onzo stad
en ons verleden waardig.
P. J. Blok.
BI ij vond gedeelte.
„Dc Avp." meldt nog, clat door een zes
tal oud-generaals dor cavalorio, do hcörcn
Van Hdden, Romer, Van der "Wijck, Bur-
mania Rengcrs, Blaauw cn Wuppormanu,
een adres is ingediend aan do Tweede Ka
mer der Staten-Gencraal, Btrckkendo om <lc*
hoop uit te spreken, „dat do Tweede Ka
mer tot het besluit moge komen om tc?
trachten Z. Exp. den minister van oorlog
tot bptör inzicht omtrent de cischen cu
behoeften van bet wapen der cavalerie te
brengen".
HoL verzoekschrift is toegelicht door do
bekeBde gronden voor behoud van Lifj
vend gedeelte? en wordt gestaafd door dc on
dervinding van verzoekers, bij het ruiter-
wapen opgedaan.
|{8)
Hans von Knee? Is heb dat alleenI
Wat anders nog?
Wat is het, Tborbeekcn
Hij schrikte plotseling op, als uit een
[iwaren, benauwden droom.
„Wie reept mij?" riep hij ontzet. En
hog eens. Het angstzweet brak hem uit.
„Wie roept mij?" Alles bleef stil.
Als razend sloeg hij op do ontstelde paar
den. Vijf minuten latpr ratelde het rijtuig
fier heb plaveisel van do grooto binnen
gaats.
III,
'Het marktplein van do kleine stad
Tormde een tamelijk ronden cirkel.
Slechts op één plaats, ten zuiden van de
eeuwenoudo kerk, welke de inwoners met
doorliefde den „D^m" noemen, had een
buis met twee verdiepingeu en spitsen
gevel do onbeschaamdheid do cirkellijn
het marktplein t© verbreken; het
kwam met zijn i_tvat ouderwets.;»©, doch
(Waardige ho ding zóó ver naar voren,
dat het bijna binnou den cirkel lag.
Het w een oud huis, nog uit den reo-
genaamden monnikontij<\ Met meer recht
kon mon beweren, dat het in het midden
Van do zestiende eeuw was gebouwd, want
,e -'flren, welko op do eikenhouten lijst,
io lungs den geheelen voorgevel uep, wa-
ren ingesneden, stelden klaarblijkelijk
monniken voor.
Voor zoover do gewone man in de ge
schiedenis van het landschap kon terug
denken, was do „Monnikshof" het aan
zienlijkste logement van het stadje ge
weest. Hier was het hoofdkwartier der
Russen gevestigd geweest; hier waren in
bet jaar acht en veertig de oproerige poli
tieke vergaderingen gehouden; hier bene
den, bij do trap, hadden de proost. die
zijn ambt nog vervult, en do burgemeester
van de oude stad den troonopvolger in het
hertogdom met eerlijk gemeenclo toespra
ken ontvangen en in achttienhonderd vier
on zestig hadden de Oostenr-jksclie offi-
cioren in de groote feestzaal met do kin
deren der stad en do omgeving vroolijk
gedanst. En bij het aanbreken van den
morgen, toen de angstigo moeders tot
heengaan drongen, hadden de vroolijkc
ruiters in een overmoedige luim en met
echto Oostenrijkscho beminnelijkheid aan
beide kanten langs do geheel© trap tot aan
de rijtuigen met getrokken sabels en met
schitterende oogen gestaan. Dat was een
dag geweest I
iSinds dien tijd was de stad van poli
tieke gebeurtenissen verschoond gebleven.
Het was haar daarbij niet slecht gegaan.
De lange jaren van vrede, het succes van
achttienhonderd zeventig, de hoogc vlucht
welko het gcheele land onder een nieuw
bestuur had genomen en de goede oogsten,
hadden den blcci van do stad niet wei
nig bevorderd.
De „Monnikehof" en zijn eigenaren kon
den daarvan m praten.
Menige «acn duren ioodon wijn was in
de incenloopcndo drio vertrekken, linke
van de voordeur, leeggedronken, cn in de
beide twgenacTnde mooie kamera rechts
hadden de dames dor omwonende landlie
den en grondeigenaren bij theo en gebak
met menig ywaar zijden kleedingstuk en
monig mooi stuk bont gepronkt. De eige
naren van den „Monnikshof" spraken
echter niet over deze dingen. Zij wisten,
dat babbelzucht het grootste gebrek van
een waard is; zij waren stille menscben
Het was Vrijdag, do dag van :1e week
markt.
Op dit late namiddaguur was het groolo
plein echter reeds leeg en verlaten. Dj
marktbezoekera waren huiswaarts gegaan
de kramen reeds afgebroken. Van uit zeo
woei een frissche, koele wind over liet
plein en deed allerlei afval van de markfc
als stukken papier en stroohalmen, in een
woeston, leelijken chaoa /om den ouden
Dom dwarrelen. Maar aan den overkant,
langs de huizen, werkten reeds een dozijn
vrouwen met bezems cn schoppen. De
kleine stad was ixer gesteld cp netheid.
In het logement „Dc Monnik" zat nog
een enkele gast bij een der breede on hoo
ge ramen, een oude man met heldere,
scherpe oogen en verweerde trekken. Hij
droeg een soort koetsicrsliverei-jas, welke
zeer verschoten was; Het glas bier, dat
voor hem stond, w.vo verschaald. Do blik
van don ouden man richtte zich telkens
over het verlaten plein heen, op den in
gang der straat, welke naar liet station
leidde.
Hij had zeker wel een halfuur zoo gc-
zeten, toen de deur van de gelagkamer met
veel geraas openging en een nieuwe gast
j binnentrad. Het was een forsehe, vierkan-
j te verschijning, naar zijn kleeding te oor-
j deelen een welgesteld grondeigenaar. Ver
scheidene zware ringen aan do dikko
vingers, een plompe, gouden horlogeket
ting over hot witte vect, voltooiden den
onaangenamen indruk. Een paarsroode
gelaatskleur en een i^kere doffe glans
der oogen deden aan een sterke neiging
tot drinken denken.
De oude man bij het raam had bij het
luidruchtig binnentreden van den nieu
wen gaet zijn houding niet in het minst
veranderd; pas toen de man het tafeltje
was genaderd, waarbij hij zat, keordo hij
zich om on zag, zonder van zijn stoel op
te staan, met een kere kalme uitdaging
in het opgeblazen gelaat van den ander.
„Goeden dag, Marx Voss, met dc bof-
on staatsiekoets in de stad?"
Deze woorden werden er hakkelend, met
luide stem uitgestooten.
„Zooals u ziet, mijnheer Thorbcokcn 1"
zoidc do oude man bedaard; zijn oogen
dwaalden reeds weer over het marktplein.
Do ander liet zich zwaar op een leuning
stoel bij het raam neervallen, stond weer
°P» ging met breede passen naar het buf
fet achter in het vertrek en kwam spoedig
met een zelf gemengd, sterk ruikend glas
grog terug.
„Hoe maakt do oude het?" vroeg hij, al
roerend iu zijn glas.
„Gij ziet, dat het mij goed gaat," zeide
Voss met een oolijko tinteling in zijn
oogen.
„Och wat," schreeuwde 'ihorbceken, ,,ik
bedoel den den lieer I"
„Do heer von Knee?"
,,Nu jal NatuurlijkI Heeft hoofdpijn,
tering, podagra, wat weet ik ah"
„Is gezond als een visch in het water."
„Heeft niet veel water, Marx Voss!"
Hij sloeg met een dreunend gelach op
de tafel. „Het water i3 modderig cn on-
diep. Dc visch is verdroogd op Allerheili
gen, als het wat wil! Wedden, Marx Voss,
wedden?"
Over het gelaat van den ouden man was
plotseling een uitdrukking van schrik ge- 1
gleden. Zijn van het werken vereelte hand,
welko het glas voor hem omklemde, ging
ecnigo malen bevend heen cn weer.
Daarop maakte hij een beweging met do
vlakke hand, alsof hij het stof van do ta-
fel wildo wegvegen, cn zeidc op kal men
toon, waaruit gelatenheid klonk:
„Ik houd het met den catechismus,
mijnheer," waarbij hij den ander aankeek.
„Aan lien, dio mij baton, zal ik de zonden
der vaderen bezoeken tob in het derde cn
vierde geslacht, maar hun, dio mij liefheb
benDo heeren von Knee zijn altyd
godvruchtige mannen geweest. Er kleeft
geen onrechtmatig goed aan hun handïn,
evenzin zand als klei."
Het breede gezicht "an den ander kreeg
een donkerder tint Hij boog zich over de
tafel heen en keek Voss starend aan.
„Wat wilt ge daarmee zeggenEvenmia
zand als klei? Waarom noemt gij die
beide V'
„Wijl beide hier to lande voorkomen,
mijnheerI" antwoordde Voss.
Zijn vis-a-vis scheen dit antwoord gcrusfc
te Rb'llcn.
(Wordt vervolgd.)