AIJ.3ERI.Ei:.
Vragen en Antwoorden.
hangen blijvenzij worden weer door ande
re gevolgd, die hetzelfde doen, tot lang
zamerhand een boog van levende mieren ge
vormd is, die tot den tegenovergestelden
oever reikt en daar bevestigd wordt. Op
deze levende, maar onbeweeglijke brug
trekken dan de andere leden van het mie
ren leger over, zonder dat er ook maar één
in het water valt.
Hoe deze brug weer afgebroken wordt?
Men zou meenen, dat, wanneer de mieren,
die het eerste steunpunt vormen, 1 iten,
de geheele brug of ten minste het einde in
liet water vallen moet; dit is echter geens
zins het geval; de mieren, die op den
verlaten oever het steunpunt vormden, ver
laten langzamerhand haar ingenomen
plaats en trekken over het overblijvende
deel naar de andere zijde van den oever.
Wekeiybsciie Kalender.
Zondag.
Sommige menschen zijn zóó deugdzaam,
dat ze nergens toe deugen. Zij zouden ech
ter eerst werkelijk deugdzaam zijn, als zij
maar begrepen ndet te deugen.,
Maandag.
Den arme ontbreekt wat hij niet heeft;
den gierigaard ontbreekt ook wat hij heeft.,
Dinsdag.
Wat iemand op kosten van anderen ge
niet, heeft liij ten slotte altijd bitter moeten
boeten.;
Woensdag.
Wij hebben allen genoeg kracht om de ge
breken van anderen te dragen.,
Donderdag.
Wie een twistvuur aanblaast, waarmede
hij niets te maken heeft, moet zich niet
beklagen, als hem de vonken in het gelaat
vliegen.
Vrijdag.
i De rijke» vindt verwanten in de verste
streken; de arme zoekt hen dikwijls in zijn
eigen familie tevergeefs.
Zaterdag.
Haastige belofte, zeker berouw.
STOFGOUD.
Do man zal altijd zijn wat de vrouw
vanj hem maakt. Wilt ge dus den man
groot en edel maken, leer de vrouw dan
.wat grootheid is 'en adeldom van ziel.
Rousseau.
Onderwijs, dat boven de bevatting van
een leerling gaat, verstompt.
D r. P. H. i.i 11 e r.
Do meeste ouders geven tegelijkertijd
goede lessen en slechte voorbeeldenalleen
de laatste dragen vruchten.
S p e n c o r.
Os vooruitgang van hol vegelarisme.
Het is opmerkelijk hoezeer het vegeta
risme den laatsten tijd veld gewonnen
heeft. Dit blijkt o.a, uit do vermeerdering
van vegetarische restaurants, ook in ons
land.
In 1S6G waren er in Londen slechts elf
van deze inrichtingen en Berlijn had er een
half dozijn. Thans heeft Londen er vijftig,
alle gced ingericht, Berlijn over de veer
tig, en in vele andere Duit-sche steden
vindt men ook een dergelijke inrichting.
New-York heeft er ook verscheidene, dio
heel goed gaan en ar. ';re steden in de Ver-
ecnigde Staten hebben er meer dan één.
Een merkwaardigheid in de meeste dier
restauraties is, dat men er zich op toelegt,
plantaardige gerechten te bereiden, die in
uiterlijk met vleeschspijzcn overeenkomen.
Verschillende vleezen weet men reeds be
drieglijk na te bootsen. Niemand wordt
daar natuurlijk door misleid en bet geeft
aan de tafel een verhoogd smakelijk aan
zien.
RECEPT.
Vruchtenrystpudding.
Men broeit een half pond rijst een poos
je in kokend water, met een ^einig zout
vermengdgiet het water dan af en kookt
de rijst met 2 liter melk en 3 groote le
pels suiker, heel langzaam gaar. Dan roert
men er doorheen het sap van 2 citroenen
en van één citroen de geraspte schil, een
grooten lepel rum of cognac, en laat ailes
een poos bekoelen. Als het koud en stijf
is, legt men de rijst aan lagen in een stee-
nen \orm, en tusschen elke laag een lepel
vruchtengelei of fijn gestoofde vruchten
als de vorm vol is, met rijst bovenop, zet
men hom in ijs, totdat de pudding wordt
opgediend.
Een plaatsvervanger.
Een jong getrouwd vrouwtje, wier man
een paar weken voor zaken op reis moest,
kreeg een vriendin op bezoek. Deze vroeg
of zij zich niet cemzaam gevoelde zonder
haar man.
,,Wel een beetje", was het antwoord.
„Nu, dat begrijp ik", zei de vriendin,
„terwijl uw man zoo lang weg is."
De jongo vrouw lachte.
„Maar ik heb er een hulpmiddeltje op
bedacht", zeide zij. „Bij het ontbijt en
's middags aan tafel zet ik zijn courant bij
zijn bord, net zooals hij haar altoos houdt,
en dan vergeet ik de helft van den tijd,
dat hij er niet is."
Als de afwezige dat gehoord had, zou hij
mogelijk wel iets van eenig zelfverwijt ge
voeld hebben.
De wraak van den professor.
Een beroemde Parijsche schilder heeft
eens van een dokter een lesje gekregen,
waarom veel gelachen is. De waardevolle
hond van den schilder was ziek geworden
en zijn meester weifelde geen oogenbnk om
een dicht bij hem wonenden professor Dij
het zieke beest te roepen. Deze kwam en
was een weinig verwonderd, dat hij bij
een hond werd geroepen. Hij onderzocht
het beest toch en schreef een recept voor;
Het dier hersteld© dan ook.
Toen do schilder eenigen tijd later den
professor ontmoette, vroeg hij wat uij hora
schuldig was. De dokter zocht een uit
vlucht, maar de schilder bleef aandringen.
„Als u dan toch volstrekt zoo vriendebji:
wilt wezen," zeide ten slotte do profes
sor, „dan wil ik u tot vereffening der
schuld graag een kleinen dienst vragen.
Ik heb zoo juist om mijn villa een mooi
nieuw hek laten zetten. U wilt dat zeker
wel even verven V'
Eon ontwykend antwoord.
Een man van gewicht, die zich geen
vijanden wilde maken en die met een
nauwgezet geweten was gezegend of ge
straft, kon het niet over zich verkrijgen
„niet thuis" te geven, als hij wèl thuis was.
Maar hij wilde toch ook niet altijd al de
bezoekers ontvangen, die er kwamen, en
daarom gaf hij aan zijn dienstbode last,
beleefde verontschuldigingen te maken.
Eens gaf hij zulke instructies aan een
nieuw dienstmeisje van buiten, vol ijver en
goeden wil.
„Dus moet ik niet zeggen, dat gij thuis
zijt?" vroeg zij.
„Neen, Betje," antwoordde mijnheer,
„dat zou niet waar zijn. Als iemand naar
mij vraagt, moet gij hem maar weer heen
laten gaan... hem een ontwijkend antweord
geven, weet je."
„Jawel, mijnheer. Laat dat maar aan mij
over."
Betje hield woord. Dien middag kwam
er een ornaam persoon en hij werd aan
de deur weggezonden.
„Wat heb je tot hem gezegd?" vroeg
mijnheer, toen zijn getrouwe dienstmaagd
hem dat vertelde.
„Ik deed, zooals gij me hebt gezegd: ik
gaf hem een ontwijke-d antwoord."
„Jawel. Maar wat b je gezegd?"
„Wel, hij vroeg mij, of mijnV-er thuis
was, en toen vroeg ik hem, of zijn grootva
der ook soms een aap was geweest.
„Hebt gij niet me. 7 dan die vijf of zes
trouwringen voorhanden?" vroeg iemand
in een goudsmidswinkel. „Eu gij hebt daar
zoo veel verlovingsringen 1"
„Ja, mijnheer", was het antwoord. „En
al dio verlovingsringen zullen wij noodig
hebben, om van die vijf of zes trouwringen
af te komen."
Te Parijs gaat het rijkeluisleven, de
hoog-axistocratischo en de „Amerikaansche"
verspilling zijn gang. Ziehier een „document
social", uit de zeer betrouwbare rubriek
vParijsche Berichten"' van do „Depêche"'.
In een commissariaat van politie in het
hart van de stad worden 's avonds laat
twee baardelooze Amerikanen binnenge
bracht, die te dronken zijn om op hun beencn
te staan. Zij hadden met hun wandelstok
ken alle ruiten van een huurkoets ingesla
gen; „cm ons wat bezig te* houden", ver
klaren zij den commissaris. En terwijl de
een dat lachende zegt, haalt de ander een
hand vol bankbiljetten uit zijn overjaszak:
„We betalen", zegt hij. De koetsier krijgt
een van de papiertjes, en nogal een; hij
trekt gauw zijn aanklacht in, en de hee-
ren zijn vrij om te vertrekken. Geen den
ken aan, zij gaan niet, als de brave com
missaris hen niet vergezelt. De commissa
ris verontschuldigt zich. Maar ten einde
raad loopt hij met hen de straat op, om
hen al heel gauw ongemerkt te verlaten.
Nu een nieuw spel. Alle vrouwen zonder
uitzondering worden omhelsd. Allen begin
nen met spektakel te maken, maar oaar
de twee dwazen haar te gelijk goud (?n
bankpapier in de handen stoppen, eindigen
zij met te lachen... Spiegelruiten slaan ze
op hun verdere wandeling in, doen allerlei
balddadigheden... maar smoren dadelijk
ieder protest met goud, waar niets tegen
bestand is. Ze» eindigen hun tocht "n een
stuk of drie café's, die altijd open zijn. In
één daarvan vindt men ze om vier uren
in den ochtend onherkenbaar dronken op
een bank liggen, met nog wat francs in
den zak. De heeren worden naar hun hotel
gèvoerd. De „avond" had hun 100,000
francs gekost! Maar zo hebben zich, zeiden
ze, „best geamuseerd".
Op de Vraag om raad ter v c r w ij d e-
ring van zwart© vochtvlekken
uit vitrag e-gordij nen kwam bij ons
in een antwoord van mejuffrouw A. Too-
rens, Hoogewoerd, luidende aldus:
Men wassche eerst het stof goed uit de
vitrages. Men neme lauw chloor, niet te
sterk, zette ce gordijnen een dag of een
nacht er in, daarna in sterk zout water,
en vervolgens sla i ze opnieuw weder
goed door schoon zeepsop.
Wanneer deze behandeling den eersten
keer niet volkomen geslaagd is, hernale
men ze nog eens.
Voor vitrages kan men niet de chloor zo-»
sterk nemen als voor ander goed, daar men
anders nooit gordijnen in sterk chloorwater
doet.
Ik voor mij maak steeds gebruik van de
zelfde toepassing en nooit mislukte deze.
Indien de gordijnen geel zijn. kan men
zo met gel© stijfsel dezelfde kleur terug
1 geven.