Een school vóór zeven dnizend jaar. SINTERKLAAS. Niet alleen goed is Sinterklaas, maar oók machtig is hij. Brengt hij geen leven In den dooden winter? Schiet hij geen lichtstralen door den ons vaak omhullenden dikken nevel? Doet hij niet rennen en vliegen door de straten en langs de grachten, do mcnschen, klein en groot, houdende dezen een .wed strijd in het uitgeven van geld, zooveel mo gelijk, in zoo min mogelijk tijd? Legt hij niet wekenlang beslag op den giedachtenloop van ouders, winkeliers en kinderen? Toovert hij geen rozen op bleeke wangen van herstellende zieken? Is hij het niet, die..„ Maar genoeg 1 Kolommen hebben wij, hoeveel eerbied wij ook voor den Sint koes teren, niet af te staan om te bezingen zijn lof, te teekenen zijn macht, to prijzen zijn goedgunstigheên. In breode trekken alzoo: Hij ontsteekt licht in de duisternis, verandert droefheid in vreugd, heft den mensoh op uit de mijn der werkelijkheid en zet hem op den berg der verbeelding; gunt hem het onuitspre kelijk voorrecht to gevoelen een wijle: Zali ger is het te geven dan te ontvangen. Minder verheven, maar niet minder waar: Hij, de Sint, maakt zwak-staando balan sen tot zulke, die er ten slotte beter uitzien dan de koopman had durven droomen. De Sint staat dan ook in hooge eere bij onze .winkeliers in dorp en in stad. Waar dig weneehen zij hem telken jaro te ont vangen zij klceden hun winkels in feest tooi, doen ontvlammen lichtbundels en zetten hun gelaat in de minzaamste plooi, om van hun „beste beentje" niet tc ge- wagen. In de dagen vóór den dag, aan den Sint gewijd, op dien dag zeiven, is net gezellig, druk in onze straten. Wat doet zoo'n nel verlichte winkelstraat dan goed! Zij doet vergeten mist en gekuch, geproest en ge- nies van velen onder het mcnschdom. Edochook teleurstelling brengt hij 1 Hoe menig hartje, dat angstig heeft ge klopt-, dagen-, weken-lang, komt tot de ze kerheid: het verwachte komt niet, het blijft uit-, óf het komt wel uit het pakje, maar heel anders dan werd gehoopt, gedroomd, verbeid. Het vraagt: Waarom van hèm niets? En ookj hoe machtig do Sint zijn moge, almac. tig is hij niet. Wel .wendt hij alles aan om tc doen ontbranden van naasten liefde de harten der welgesteldenook rent hij open deuren van schatkameren, die dub bel en met bouten waren gesloten, maar... helaas, nog velen zijn er, voor wio do Sint of Sinterklaas blijft een schaduw, een ver gerucht. Och, gij, die kunt, .wilt ook geven. Gij begrijpt, gij weet, aan wie wij bedoelen. Er zijn in onzo stad eenzamen, veriatenen, stiefkinderen der fortuinEr zijn ia onzo stad poorton cn ste0on. En de Sint heeft veel goede, betrouwbare knechten, wien een verre gang niet te ver, een. zvare last niet te zwaar, een donker pad niet to donker, een armelijk vertrek niet te armelijk is Op den Sinterklaasavond vooral zij ons aller leuze: Doen wij .wèl 1 Jacht in Friesland. In Friesland houdt men zich sedert 1 Oct-. 1.1. geregeld twee dagen per -week, des Dinsdags en des Zaterdags, onledig met de lango jacht. Daar zijn vooral twee jacht clubs, welke veel van zich doen hooren, do een in den bouwhoek, de Pingjumer lange jacht, .welke thans niet minder dan een twintigtal hazenwindhonden in liet veld brengt en reeds jaren lang bestaat, en de andere in den greidhoek, de Winsumer lan ge jacht, welke pas den- tweeden herfst uitkomt, en nu reeds over een veertiental honden beschikt, .waaronder enkele uitne mende exemplaren zijn, zoo o.a. cn vooral dc hond van Y. Pekema, te Winsum, welke dezen zomer op de tentoonstelling te Leeu warden met den eerst..: prijs bekrooi d is. Deze clubs beschikken beide over een zeer uitgestrekt jachtterrein, zóó groot zelfs, dat ze den ganschen herfst nooit tweemaal eenzelfde deel van bet veld behoeven te jagen. In dit opzicht is er voor de jagers dus geen gebrek aan afwisseling. Moest men zich tot voor zeer korten tijd nog uitsluitend tot den bouwhoek blijven bepalen, nu het meeste melkvee gestald is, kan men ook in don greidhoek terecht. Do vangBten waren echter tot nu too niet schit terend to noemen. Slechts één dag wist men de vangst van een tiental fiazen op te voeren. Meestal echter moest men zich met een aoht- of zevental tevreden stellen, ter wijl ook een dag-vangst van drie, ja zelfs con van twee langooren in do nj moet .wor den medegetold. Men heeft intusschen nu zijn hoop gevestigd op den greidheek, doch ook daar zal de vangst naar verwachting niet zoo groot zijn als het vorige jaar, toen er bepaald veel hazen in het veld waren. Do jagers klagen veel over het invalide worden dor honden, doordat deze dieren meer dan vroeger wel, hun pootcn stuk lie pen in het veld. Men schrijft dit toe aan de langdurig© droogte, waardoor de bodera to hard was. Doot de vele regenbuien der laatste da gen is hierin nu verandering ten goede ge komen. Ook waren de honden maar al te vaak, soms zeer ernstig, gewond door ste keldraad, dat zo op hun weg ontmoeten en in hun snelle vaart en wedloop niet weten te vermijden. Door een en ander kunnen zo er soms deerlijk verminkt, erg gehavend en vreeselijk invalide uitzien, terwijl zo dan, hinkende soms op drie poo tcn, tijdelijk buiten gevecht gesteld en ver vangen moeten worden door de collega's, welke men op reserve gesteld en bewaard heeft. Gewoonlijk zijn er dan ook niet meer dan een vijftal honden te gelijk los, welk aantal trouwens in overvloed voldoend© is, om hco den schichtigen haasjes bang genoeg to maken. De lang© jacht levert intusschen een be paald schilderachtig gezicht op en maakt do belangstelling gaande van oud en jong. Verscheidene boeren en burgers van het naastbij gelegen dorp trekken met de jagers en hun honden mede tc velde en ook de schooljeugd laat zich doorgaans niet on betuigd: vóór, tussohen en na d© schooltij den gaan ze, mot polsstokken gewapend, linea recta de jagers opzoeken en helpen niet weinig het gejuich vergrooten, dat er opgaat, zoodra er een langoor op d© na- doring van dit ongewenschte en veel ge- dniisch makende 6 -dschap, opgeschrikt uit zijn leger, eensklaps het hazenpad kiest. „Harre, harre wordt er dan ge roepen uit aller mond, terwijl de honden hun doelwit trachten te naderen in woeste vaart, wat hun intusschen lang niet altijd gelukt. Het haasje is meer dan eens den honden te vlug of te slim af en weet dan te ontkomen door snelle vlucht of door bedekking te zoeken achter hek of dam of struik. Wordt echter de haas gevangen en door „den beschutter" opgebracht, dan verzamelt zich de gansche club met ai da „medeloopcrs" voor een .wijle rondom den buit, om dezen te bewonderen en. zijn gewicht t© schatten, doch om weldra weer zich te verspreiden over het veld cn den jachttocht verder voort te zetten. Want jagen is hartstochtelijk werk en veel tijd is er niet te verliezen, want de dagen zijn slechts kort tegenwoordig. Be dokters in Japan. Het aantal dokters in Japan moet vol gens een Duitsch blad meer dan 40,000 be dragen, van wie slechts 6S0 aan de hooge- school gestudeerd hebben. De tegenwoor dige hoogescholen in Japan zijn volstrekt niet groot genoeg om tc voldoen aan de be hoefte aan wetenschappelijke gcnecsheeren. Er zijn in dat land nog verscheiden vakscho len. Op dergelijke medische vakscholen wordt dan ook de groot© meerderheid der dokters gevormd. Het onderwijs duurt daar drie jaar en de algemeen© ontwikkeling, die men noodig heeft om er te komen, is ongeveer die van een hoogcre burgerschool. Op deze vakscho len is het Duitsch evenzeer verplicht leervak als het Latijn. D© dokter wordt daar na tuurlijk niet een geleerde, maar hij krijgt een voortreffelijke technische ontwikkeling, waarvoor hij van nature buitengewonen aanleg heeft. Deze technische ontwikkeling heeft in den oorlog voor vriend en vijand goede resultaten opgeleverd, maar ze is ook voldoende in vredestijd, omdat de Japau- scho, in het algemeen do Aziatische zieke, heel sterk verschilt van een Europeeschen zieke, daar hij de ellenden van de ziekte gelaten draagt en bijna geen vrees voor den dood kent. D© inwendige geneeskunst, in Europee schen zin, is dan ook voor den Japanschen dokter een gesloten boek. Zoo'n Japansche dokter is dus alleen voor de Japaneezcn een geneesheer; voor de blanken is hij niets dan een chirurg en een hygiënist. Daar hij weet, dat hij bij inwendige ziekten toch niets kan beginnen, tracht hij "deze tekort' kamingen te verminderen door nauwkeurig te letten op de hygiëne; de Japanschw jeugd leert daarvan dan op school ook veel meer dan de Europeesche jeugd. Het ge volg daarvan is, dat men in het huisgezin in Japan ook veel meer rekening houdt met de voorschriften der gezondheidsleer dan efldera. Alles, wat tot strekking heeft d© volksgezondheid te verminderen, .wordt dan ook in het dagelijksch leven vermeden.- Daarentegen zorgt men overal voor d© voornaamste factoren voor gezond leven: Goed© en frissche lucht en het baden is in Japan zoo1 algemeen, dat men daar dage lijks evenzeer baadt als men in Duitscb- land zijn glaasje bier drinkt. Men is thans bozig de wetenschappelijke opvoeding steeds meer uit te breiden, zock dra de plaatsen en de onderwijzers gevon den zijn. Hoe langer hoe meer legt men zich in Japan op d© wetenschap toe, en het is zeer karakteristiek voor dat land, dat juist de nakomelingen van den ouden Samoerai, den Japanschen ad©l, het meest zich aan de wetenscuap wijden. Slechts een derde deel der sollicitanten naar plaat sen aan de Japanscho hoogeschool kan wonden opgenomen; vandaar, dat de toe latingsexamens buiteitgewoon moei 1 ijk zijn. Zeven duizend jaar geleden waren de Assyriërs een machtig ©n ontwikkeld volk. Er waren in d© maatschappij van toen, ovenals bij ons, geleerden, kunstenaars, bouwmeesters, musici, wiskunstenaars en letterkundigen, zelfs, naar men' wil, journalisten Om deze mannen op te voeden tot de vereischte bekwaamheden, had men zooals voor de hand ligt leermeesters en scholen noodig. Dit was niet meer dan een logische ver onderstelling; doch pas in den jongsten tijd is men er in geslaagd een bewijs bij te brengen, hetwelk het bestaan van een bepaald schoolwezen reven duizend jaar geleden aantoont. Door de geleerde vorschers dr. Haynes en prof. Hilprecht waren sedert geruimen tijd opgravingen geleid m de oude Baby lonisch© streken rond Nippoer, met name bij den ouden Tempelberg; een tiental jaren geleden had men hier ter plaatse vele overblijfselen van Babylonische be schaving gevonden; doch ditmaal was het meer aan toeval toe te schrijven, dat op een reeds afgezocht terrein de muren van een groot gebouw werden bloot gelegd. Het was een schoolgebouw 1 Het eerst, stiet men op de directeurskamer of op d© bibliotheek, .waar nog overblijfselen voor handen -aren van kleitafeltjes met aan- teekenmgen a %or beginnelingen over dicht kunst, schrijf-, tceken- en rekenoefeningen, In andero vertrekken vond men daarna groot© borden, welke te vergelijken waren met de borden uit do tegenwoordige scholen; en zelfs stonden er hier en daar1 nog de reken- en schrijfvoorbeelden op-^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 12