LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 3 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 1900.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
X>e arme nicht.
So. 14325.
Zooals onzen lezers bekend is Uit een
(Vorig Overzicht, had „De Standaard"
het verwijt van „De Nieuwe Cou-
tant", dat dr. Kuyper als minister de
invaliditeitsverzekering op
veel te lage premies on staatsbij dragon ge
baseerd had, afgeschoven op prof. Kluyvor,
to Leiden, die met don sinds overleden heer
Corncille L. Landré de berekeningen ge
maakt had.
Blijkens een iDgczonden stuk in „D o
Nieuwe Oourant" is prof. Kluyver
hot met ,,D o Standaard" eens, dat de
beschuldigingen tegen dr. Kuyper aan een
verkeerd adres gericht en tegen hem moes
ten aangevoerd zijn. ,,D o N i o u w o
Oourant" zegt nu, dat dio opvatting
van een professor ia de wiskunde vergeef
lijk is, maar dat zij in „D ©Standaard"
verkondigd door den schrijver der driestar
ren, eenvoudig verbijsterend is.
,,Hoe nul Een minister der Kroon dient
een ontwerp in: het zal milliocnen cisohen
van do dikwijls slecht betaaldo, loontrek
kende bevolking en stolt aan diczelfdo be»-
volking uitkceringen in bepaalde gevallen
in bet uitzicht. Jaarlijks zal bovendien de
Staat zes millioen bijpassen. De noodzake
lijkheid om dit on niet méér bij te passen,
.wordt vorklaard t© bestaan.
Wie anders ter wereld kan voor deze rc-
geeringsdaad verantwoordelijk zijn, dan de
minister, die het ontwerp en do Memorie
van Toelichting onderteokende? Natuurlijk
is niet alle3 eigen wijsheid van een minister;
hij heeft ambtenaren - oodig, die hem voor
lichten ook wiskundige adviseura. Hij ont-
Bteekt zijn licht wh. r hij het krijgen kan,
kan zelfs prijzenswaardige daad de
conclusies zijner Raadslieden, die hij tot de
zijne maakte, als bijlagen ad inforjnan-
dum bij zijn toelichting geven. Maar dat
alles neemt toch niet weg, dab het de eigen
conclusies van den minister zijn geworden,
dat hij, en niemand anders, voor de tcch-
nisch-financieelc grondslagen van zijn ont
werp vcrantwoordelij is.
ïntusschcn, het schijnt, dat wij do bo
echuldiging, dat minister Kuyper opzot-
t c 1 ij k lage cijfers heeft aangenomen, te
lichtvaardig hebben uitgesproken Naar het
getuigenis van prof. Kluyver is do vast
stelling der grondslagen van hot ont
werp buiten medeweten en zon
dervoorkennis van den minister ge
schied. De bewindsman heeft dus id volslagen
onnoozclheid, zijn kandtcekenmg gezet on
der iots, waarvan hij de deugdelijkheid zelfs
niet trachtte te verifieeren. Is dat indor-
dand het geval, en dc driestar in ,,D e
Standaard" kwam de pertinente ver
klaring van prof. Kluyver in oas blad be
vestigen wat dan to denken van een. Ka
binet, welks voorman in controlecrend en
dirigeerend vermogen voor de meest opti
mistische on gocdgeloovige commissarissen
van naamloozo vennootschappen onderdoet?
"Wat te denken van den ernst en het plichts
besef, waarmede de sociale wetten in de
laat3to jaren zijn voorbereid?
Waarom do hoogc cijfcra niet als
grondslag der berekening zijn genomen,
staat in de Bijlage niet te lezen. Wèl staat
er, dat „men" de zeer hoogc cijfers in
Duitschland toeschreef aan dc milde op
vatting der lagere besturen, dio over het
toekennen der invaliditeitsrento beslissen.
En dan volgt „ongetwijfeld (sic) zullen
waarnemingen in een volgend tijdperk wel
weder meer normale uitkomsten opleveren."
Zonder ccuigen, althans zonder afdoen-
den grond, verklaarde dus prof. Kluyver
do waarneming, do feiten in de
jaren 19001902 in Duitschland voor ab
normaal. Dit staat Z.H.G. natuurlijk vrij
toen en nu. Maar de Minister haa
dit oordcel niet tot het zijne mogen maken;
do Minister moest weten, dat zijn
ODtwcrp (men denko o.a. aan dc bepalin-
goi; van den wachttijd) het toekennen van
renten nog véél gemakkolijker maakte dan
de Duitscho wet; do Mi n i s tor ver
zuimde ook te zeggen, op welken grond
een te milde opvatting van lagere besturen
hier ook maar een grein minder te duchten
zou zijn dan ginds.
Met dat al, we weten het nu. Boos op
zet is het niet geweest, maar onbekendheid
met hetgeen men zelf voorstelt en aanprijst,
Kwaal, die, blijkbaar besmettelijk, van de
politieke programs op de regeeringsstuk-
ken overslaat.
Wat heeft de veelgesmade en slecht be
grepen klassiek-economische theorie al
schade geleden door verkeerde toepassing
in de politiek. Na het laissez allor
der anti-revolutionnairo propaganda, het
laisgez faire der bewindslieden 1
In „Ons Tijdschrift" las „De
T ij d" do volgende opmerkenswaardige
beschouwingen over do toestanden bij het
Protestantsch Christel ij k On
der w ij s
,,In een kort communiqué van den
Schoolraad-secretarie wordt bericht, dat heb
aantal Protestantscho Ohr. scholen in
ons land op 1 September 820 bedroeg, ter
wijl er dit jaar vermoedelijk nog 37 zul
len geopend worden.
Een geweldige aanwas dust
Ook een gezondo?
Wij gelooven van neen. In het jammer,
dat het aantal vacatures van Christelijke
onderwijzers zoo bedenkelijk groot wordt"
wordt het groote gevaar van het huidige
stadium in den ontwikkelingsgang van ods
Chr. onderwijs aangewezen.
Het aantal vacatures is bedenkelijk groot
en zal or, door de opening van al die
nieuwe scholen, niet minder groot om
worden.
Tal van scholen worstelen reeds nu met
onvoldoend personeel. En do opleiding
geeft niet het groote aantal onderwijzers,
dat noodig is.
Do talrijke plannen tot opriohting eencr
Chr. Kweekschool waar zijn ze geble
ven? Groningen alleen zette door, en kreeg
er een, die er zijn mag.
Maar bijv. die van Chr. Volksonderwijs?
En in al do plaatsen, waar reeds „eerste
stappen" waren gedaan?
Het Kon. Besluit tot regeling van do
6uhsidio aan do kweekscholen heeft in dit
opzicht véél kwaad gedaan.
Misschien ook wol wat goeds, door den
al te snellen aanwas van het aantal kweek
scholen tegen te houden.
Maar in zijn onbillijke cischen, aan do
inrichting der Chr. Kweekscholen geeischt,
toch nog veel meer kwaad.
Nu reeds komen, soms aangelokt door do
traktementen, die do besturen moeten aan
bieden, onderwijzers van de openbaro
school over, wat altijd een gevaar is, om
dat do paedagogisehc richting van do op
leiding tot heb werk in do O. S. meest een
is, die van de voor do Chr. school ge-
wcnschto volkomen afwijkt.
Het blijkt telkens opnieuw, wanneer men
met zo kennis maakt. En dan gaan de
oogen voor dat gevaar weer meer open."
„De Tijd" teekent hierbij aan:
Met deze conclusie gaan wij wel aocoord,
tenzij het onderwijzers betreft, dio na een
christelijko opleiding naar het openbaar
onderwijs zijn overgegaan. Tegen dezulken
toch geldt het opleiding6bezwaar niet, zoo
dat het louter van hun persoonlijkheid af
hangt of zij geschikt zijn voor onze scho
len.
Wat zou voorta „O n s T ij d s o h r i f t"
blij wezen met een kweekschool voor on
derwijzers, zooals wij, Katholieken, er be
zitten, voor elk bisdom één, te Utrecht-,
Beverwijk, '3-Hertogenbosch, Oudenbosch
en Echt.
In dezelfdo periodiek treffen wij nog
het volgende aan, hetwelk wij zonder
commentaar overnemen:
„In kleinere plaatsen, waar de verschil
lende richtingen geen draagkracht genoeg
hadden, om zelf een school te hebben, werd
één Chr. school onderhouden.
Nu is ons een streek bekend, waar, door
de oprichting van twee kerkelijk gekleur
de scholen, twee reeds bestaande, ook ker
kelijk gekleurd, vermoedelijk zullen in den
grond worden geboord.
Een feit, dat te bejammeren is.
En dat weer een treurig licht werpt op
den kerkistisohen aanleg van het grootste
deel van one Christenvolk.
Meermalen ia tegen dit gevaar gewaar
sohuwd.
Heb blijkt nu, dat het gevaar niet denk
beeldig is.
Wij hopen, dat dc oogen er voor open
gaan 1
De heer W. A. de Hond, to Vreeland,
schreef in „De Nederlander" het
volgende over predikantstrakfco-
menten:
In don laatsten tijd is over bovengenoem
de zaak reeds meer dan eenmaal geschre
ven.
Menigeen zal wel gedacht hebben:'Hoe?
Is het noodig, dat „de buitenwereld'» weet,
hoe het met dio traktementen gesteld ia?
Wel, dio zullen wol voldoende zijn. Zie het
leven eens predikante, liij woont in een
mooie pastorie met tuin, hij en de zijnen
gaan „fatsoenlijk, netjes" gekleed; wat wil
men nog meer?
Maardaar wordt onomwonden de
waarheid meegedeeld, de naakte waarheid I
Wel verschrikkelijk, had men dat durven
denken
Ja, zoo nu en dan las men in „Do N e-
d e rl a n d e r", dat het hier en daar met
het traktement eons predikanten niet in
den haak was.
Wie herinnert zich bijv. do Ingezonden
Stukken niet meer naar aanleiding van het
voorstel om de cadeaus bij gelegenheid van
aannemen af to 6ohaffen?
Menige huismoeder schroomde niet tegen
dit voorstel in te gaan, alleen vonwego
schrale traktementen.
Daarbij bleef het.
Kort geledon las men een opgavo van
predikaotetroktomsnten. Volgens deze zijn
er tal van kleine traktementen van 700
guldon tot 1050 gulden. Velen met mij zul
len direct toegeven, dat een inkomen van
700 guldon tot 1050 gulden niet voldocndo
ii om in dezen tijd daarvan to leven als
predikant.
Lees do Augustiis Rerum van dominee
Van Popfca, in do „Ne d. Korkhod o".
Dezo doet daarmede m. i. een zeer goed
werk.
Als een predikant gcldzorgon heeft, kan
hij zijn ambt niet met do noodigc opgewekt
heid waarnemen. Tn dit opzicht komt hij
volkomen overeen met een onderwijzer.
Beiden mogen niet gebukt gaan onder
„do zorg voor dingen, die van buiten
zijn", anderszins lijden hun gewichtige
bezigheden daaronder.
Verbeeld u een predikant, die van huis
tot huis moet gaan om te troosten en te
bomoedigen cn zelf gaat hij gebukt onder
„gold- cn broodzorgon."
Het is ook wel eonigsrina vreemd* dat in
klcino gemeenten op dorpen, de predikant
cn de onderwijzer veel kleinere jaarweddcD
(hebben dan in de steden. Dit vind ik oen
onbillijkheid, een onrechtvaardigheid. Waar
om toch?
Wio durft aantooncn, op goede gronden
altijd, dat ccn predikant, een hoofd der
school op een dorp goodkoopcr kunnen lo
ven dan in een stad?
Altijd wordt beweerd, dat het leven ten
plattelands zoo goedkoop is.
Ik, die hot grootste deel van mijn leven
tot nu toe op een dorp vertoef, spreek dit
krachtig tegen. Neen, het tegengestelde kan
ik bewijzen.
Nog eens, het is ccn onbillijkheid, dat
heb inkomen èn van predikant èn van hoofd
dor school op een dorp zooveel minder is
dan in do stad.
Het eerste werk moet mijns inziens zijn
om dezo onrechtvaardigheid weg to ne
men. Bij een onrechtvaardigheid geen ze
gen.
Iedere gemeente is zedelijk verplicht om
haar leeraar zóó te laten loven, dat hij
niet wordt gekweld door „geld- cn brood-
zo rgon."
Er zijn gemeenteleden, dio veel voor zich-
zelvcn noodig hebben, van alles rijkelijk zijn
voorzien; doch heel gerust kunnen aanzien,
dat hun leeraar met de zijnen het niet zoo
broed heeft, ja, een zwaren kamp heeft
om zonder schuld te leven.
Wat daaraan te doen? Ziedaar ccn
hoogst gewichtige vraag. Gemakkelijker
gesteld dan voldoendo naar cisoh beant
woord.
Mochten door hot schrijven van ds. v.
Popta de oogen opengaan; mocht ook door
deze zwakke poging eenigermate het doel
bereikt worden!
Iwzald bespreekt in do „Muziekbo-
dc" onze militaire muziek
aldus:
Dab er in den laatsten tijd kapolmces-
ters zijn aangesteld, die totaal onbekwaam
voor hun taak zijn, die in ons land den
kapelmeestersrang oneer aandoen, dat is
een feit; eveneens, dat bij dio korpsen zoo
raar met do muziek, do bezetting, ja, de
studie, etc., eto. wordt omgesprongen, dat
het hem, dio er wat verstand van heelt,
doet schaterlachen over de onkunde van
dio lui, welke daar aan het hoofd staan
van zoo'n muziekkorps.
Een en ander is een rechtstreeksck ge
volg van het gemis van een hoofd, een
inspecteur der muziekkorpsen. Wat was
dat niet „en régie" ondor Dunklcrl
Daar kwam aan het licht, wio der ka
pelmeesters bekwaam was of niet; zelfs
sohreef hij marsch-wedstrijden uit om to
zien hoe zwaar de heeren op dit gebied
wogen, op het gebied, waarop zij terdege
als militair-kapel meester beslagen moeten
zijn. Men probeere dat op heden eens en
men zal zien, dat cr slecht^ weinigen on
der hen zijn, dio een marsch kunnen echrij
ven of iets van compositieleer afweten,
evenmin van een behoorlijk arrangement
te maken.
Men beweert, dat do Koninklijko Mili
taire Kapel der Grenadiers beroemd is
geworden onder Dunklor. Dat is zoo, cn
Dunkier was een knappe vent, uitnemend
dirigent en .Vooral buitengewoon uitmun
tend in zijn arrangementen, waarin naar
mijn inzien zijn grootste talenten schuilen-
Dit alles bewijst echter volstrekt niet,
dat zijn opvolgers minder waren.
Dunkler word enorm geprotegeerd door
wijlen Z. M. Koning Willem III; die be
scherming was niet weggelegd voor de
opvolgers. Dunkler was in zijn tijd als het
waro alleen, do andero militaire koipscn
waren van geen botcekcnis: bijgevolg, hij
was de koniDg in het land der blindon.
Hij echter richtte do stafmuriokkorpsen
op, dc groote concurrentie zijner opvol-
gcre, de kapelmeester der Grenadiers Hij
werd in de gelegenheid gesteld om naar
het militaire concours te Parijs to gaan
cn werd daardoor als bij bliksemslag door
geheel het land bewonderd cn vereerd,
t-ocn hij terug kwam met een tweeden prijs,
doch die feitelijk was de 8ste prijs, door
dat Nederland slechts behaalde den twee
den 3dcn prijs, terwijl cr 3 eerste prijzen
waren, 3 tweede cn 3 derde. Bijgevolg
kreeg Nederland van do 9 deelnemende
da voorlaatste bekroning, daar ieder korps
bekroond werd.
Nu stel ik do vraag: Zouden do andere
kapelmeesters, waren zij daartoe in de
gelegenheid geweest, het niet even ver,
misschien nog verder gebracht hebben?
Dit beweer ik, die Dunkler heb gekena,
alsmede zijn opvolgors, clat dc eischcn
destijds verre achter stonden aan do he-
dendaagsebe; dat een uitvoering der Gre
nadiers van toen niets beter was dan een
redelijke uitvoering van onze hedendaag-
sche stafmuziekkorpsen en dat zo volstrekt
niet vergeleken kan worden met gesoigneer
de cn hoogst artistieko uitvoering van do
Kon. Militaire Kapel van heden. Hulde
aan den hoogst bekwamen Directeur, den
Wclcd.ge8tr. heer Bouman. Hij is de
knappe dirigent van ons militair keur
korps, waarop Nederland trotscb mag
zijn; hulde aan onze legerhoofden, die zijn
talenten wisten te schatten cn te waardce-
ren, door hem don officiersrang tc govon,
dio gewis weldra zal gelijk geoteld wordei>
met den rang, dien Dunkler droeg; daar
deze directeur niet minder, maar eerder
hoogor staat dan de vroegere.
Zouden do capaciteiten eens op een
Europeesohen Muziek-wedstrijd vergele
ken worden, ik zou cr op durven wedden,
dat onzo Grenadiers met een hoogeren
prijs huiswaarts keerden dan ccn acht
sten.
Laat ons eerlijk zijn cn niet ter willo
van gunst, sympathie of wel van afgunst
of nijd, het ceno willen verbloemen of hot
andere vorkrachtüu.
Duskier wag een groot man op het ge
bied van militaire muziek voor zijn tijd.
Bouwman is het op den dag van lieden-
Onder het hoofd Onze DrankwoS
zegt „D e T ij d"
Daar is in den laatsten tijd betrekkelijk
weinig- geschreven over onzo Drankwet. Wel
wordt er in dc meesto gemeenten druk over.
gesproken on meestal met weinig lof, vooral
door vergunning* en vorlofhouders.
Maar vreemd vindon wij het, dat de Rogce-
ring in de laatste Troonredo met geen en
kel woord over do Drankwet heeft gerept.
Wa..raan zou dat wel too to schrijven
zijn?
Vorlcden jaar toch werd al dadelijk aan»
gekondigd, dat eonigo voranderingen in go-
noemdo Wet noodig waren gebleken en nu
zou men donken, dat minister Rink cr geen
gras over wildo laten groeien.
Maar do monsch wikt cn de Minister
beschikt.
Wij hebben vaak hooren beweren, dat do
Drankwet veel heeft bijgedragen tot den val
van het ministcrie-Kuypcr. Zeker is, dat do
liberalen in do dagen der verkiezingen zon
der ophouden op die Wot hebben geschol
den. Nu is hot bekend, dat het gildo der
herbergiers ccn niet te versmaden invloed
heeft op den uitslag dor stembus. Het aan
tal vergunnings- cn verlofhuizen is in vele
gemeenten legio en de herbergier heeft een
grooten invloed door zijn eigen stembriefje
cn dat van velen zijner stamgasten.
Het schijnt, dat minister Rink bij zijn
optreden aan liet Nedcrlandsohe volk heeft
willen duidelijk maken, dat do Drankwet
de mensclicn noodcloos lastig valt on in
hun bedrijf bemoeilijkt, cn nu zouden do
liboralon eens heel gauw een cindo maken
aan die ongepermitteerd© verdrukking.
Minister Kuyper zoo wilde mon doen uit-
komon was te hard van stapel gcloopen
het christelijk minisborio had ccn wet ge
maakts die door geen verstandig man is to
verdedigen; het volk kon zich dus gelu.. ag
aohton, weer ccn liberale Regeering te heb*
bon. Intusschon werd het Koninklijk besluit,
waarin cischen voor lucht, licht on ruimto
in vergunnings- cn vcrlofsloknlen waren ge
steld, door veel zachtcro eischcn vervangen
bij Kon. besluit van 7 Februari 1900
(Staatsblad No. 22) en van bijna allo bepa
lingen kan nog dispensatie gegeven worden
door don Minister.
Erg gemakkelijk 'dus I
Rood8 was bij do Wet van 30 December
1905 (Art. 361) ccn wijziging aangenomen
van art. 65 ten gerieve van do bierluiishou-
ders, die verzuimd hadden, een vorzock om
voortzetting van verlof voor 1 Januari 1903
in te dienen. Die gocdo sukkels moesten
nog maar even geholpen worden, meende do
Minister, en dc Kamers vonden het ook
goed.
Iedereen kon dus merkon, dat cr uit Don
Haag een anderen wind waaide; do berber
giers zouden nu „redelijk" worden beha.
dcld.
De Bond van Vergunninghouders ging
dadelijk aan het vergaderen, vroeg cco
audiëntie bij don Minister cn diende dnarna
een groot rapport in, .waarin alle verande
ringen waren opgegeven, welke dc hccrea in
deze akelige Drankwet wcnschtcn te iiea
aangebracht.
Nu had ieder gedacht, dat do Minister in'
de laatstgehouden Troonrede ccn wijziging
van de Drankwet had laton aankondigen.
Dat is echter niet gebeurd. Zou dc Minis*
ter niet met zijn .werk gereed zijn?
Of zou soms een beetje politiek in het
spel zijn
Dit laatste achten wij waarschijnlijk.
Do Drankwet heeft meegeholpen, om het
Christelijk ministerie uit het regeeringskas-
teel te verjagen, misschien kan zo ook nog
eens dicn/en, om do rechterzijde dc herovo-
ring van datzelfde kasteel to beletten. En
hoe?
Wel, heel eenvoudig.
Onze Minister kondigt indien hij tijd
van leven heeft als zoodanig ccn volgend
jaar een herziening van dc Drankwet aan
en dient deze zoo laat mogelijk in. Er wordt
181
Lucie stemde met graagte too. Toen haar
biehtcn vertrokken waren, na beloofd te
hebben, spoodig weerom to komen, ging
rij weer dicht bij juffrouw Van Gaasteren
zitten cn zcide haar, terwijl zij een kleur
kreeg:
„Weet ge wel, dat gij mij al goed gedaan
had, zelfs vóór ik u gezien had, en dat ik
er zoo naar verlangde u te kennen?"
„Dat verlangen was dan iü ieder geval
wederkeerig, hoewel het bij een arme ge
brekkige, als ik ben, veel natuurlijker is-
Maar gij wekt mijn nieuwgicrigheid op.
Waarin heb ik u goed gedaan?"
„Uw neef heeft me over een uwer go-
licfdc beginselen gesproken."
„Waarlijk? En welk is dat?'»
„Gij hebt hem dikwijls gezegd, dat mon
ial goed kan doen door niet anders dan
slechts hen te beminnen, die ons omrin
gen."
Mejuffrouw Van Gaastcren glimlachte.
„Zonder twijfel; maar dat is geen gedach
te van mij, en toch is zo me dierbaar en
heeft ze mij dikwijls getroost."
„Maar als nu zij, die ons omringen, niet
gevoelig zijn voor onzo liefde?"
En vie tranen, die plotseling Lucie's oogen
vochtig maakten, openbaarden juffrouw
Van Gaastcren do leegte en het verborgen
verdriet van haar jengdig hart.
„Dat is waarlijk smartelijk, maar dat
maakt dc liefde niet onvruchtbaar, die is
vruchtbaar uit zichzelvo en kan, indien zij
ernstig ia, belangloos en Christelijk, niets
anders dan goed voortbrengen."
Lucie streed een oogenblik tegen haar
tranen^ en zeide daarna, teiiwijl zij haar
stem trachtte te bebeerschcn:
„Ik gevoel tegenover u een volledig ver
trouwen; het komt me voor, dat ik uit het
midden van mijn ontmoediging naar u ben
gevoerd om een weinig kracht en troost te
vinden. Maar wat zult gij wel denken van
een zoo plotselinge aanhankelijkheid, die
mijzelvo verwondert, want anderb ben ik
zoo... zoo luidruchtig en mededeelzaam niet,
vooral tegenwoordig niet?"
„Ik zal denken," zei juffrouw Van Gaas
toren, wier schitterende oogen schooner
blonken dan ooit, „dat er hier op aardo
sympathieën bestaan, welke door de goed
heid Gods zijn opgewekt, en dio niet anders
zijn dan 'n soort van tweede gezicht, dat be
stemd is om de voorbereidselen tot de
vriendschap te verkorten en dc wodérkeori-
gc weldaad van het vertrouwen te verhaas
ten.
Ik ben overigens een oude vriendin van
uw vader, hoewel onze betrekkingen zeer
go woon waren en afgebroken rijn; ik heb
altijd veel belang gesteld in zijn cenig kind,
en als ik u in iets van dienst kan zijn of
slechte maar wat licht en warmte in uw
leven kan brengen, zal ik mij zeer gelukkig
gevoelen."
Lucie boog vlug voorover en kuste do be
minnelijke vrouw.
„Gij weet niet, hoeveel goed gc me doet
door zóó te sy ;cn," zeide zij met ontroe
ring.
„Het grootste verdriet van mijn leven,
het eenigo misschien, waaraan ik mij niet
kan onderwerpen, is, dat niemand zich om
mij bekommert."
„Ik zou u, denk ik, beleedigen, als ik u
herinnerde, dat onzo Hemelsche Vader
ieder van ons met dezelfde teederheid be
mint-, alsof ieder onzer zijn cenig en ge-
Lefd schepsel was."
„O ja, ik weet het Maar God geeft aan
Zijn schepselen een taak, zelfs aan do 1c-
venlooze, en het ia een behoeft© van onze
natuur, hie r op aarde een nuttige rol
te vervuilen, welko dio ook zij".
Mejuffrouw Van Gaastcren glimlachte.
Wat do nuttigheil van onzo rol aangaat,
het is aan Hem, Die ze alle verdeelt, daar
over rechter te blijven. Ik geef toe, dat het
voor een werkzame cn toewijdende riol pijn
lijk is do resultaten van haar inspanning
niet te zien. Maar zoolang wij ddilr rijn,
waar God ons heeft geplaatst, en wij doen,
wat wij kunnen, varken wij aan een of an
dere taak mede, dio misschien aan onszel-
vcn onbeke d is, maar, geloof het gerust,
nuttig is voor onzo volmaking. Zij is zelfs
heilzaam voor onfce broeders, omdat die
wonderlijke gemeenschap der heiligen
ieder voordeel doet trekken van onzen in-
wendigen strijd en van onzen arbeid. Als
gij, die toch in zekeren zin nog iets kunt
doen, u al t-o beklagen hebt, wat moet ik
dan denken van m ij n nutteloosheid, ik,
die reeds tien jaren op deze canapé gekluis
terd lig. Mijn pijnen verhinderen mij voor
de armen te werken, ja, dikwijle zelfs te
bidden. Het is mij evenwel zo:t tc denker,
dat, daar God m* ziek en gebrekkig heeft
willen maken, Hij uit mijn kwalen iets
goeds trekt, wat ik niet zie."
„Wat gij niet rietl" herhaalde Lucie met
tranen in de oogent „Ia uw geduld «an
geen predikatie? En ala gij van af de eer
ste maal, dat ik u zie, reeds zóó mijn ziel
opbeurt, wat zult gij dan niet voor ande
ren rijn 1 Ik ben er zekor van, dat gij on
eindig veel goed doetl"
„Gij rijt een klein gecstdriftje", zeide
juffrouw Van Gaastcren laclicndo. „Maar
na u onderwerping te hebben gepreekt,
zelfs aan een schijnbare nuttelooshc.d, zal
ik u zeggen, dat men altijd goed kan
doen."
„Zelfs in mijn positie? Ik ben overal te
veel. Do broer van mijn moeder heeft mijn
tegenwoordigheid in rijn huis niet kunnen
verdragen. Mijn taDto laat mij zonder op
houden voeJen, dat ij. haar geen onkelen
dienst kan bewijzen. Mijn neven..."
„Ik ken ze", zeide juffrouw Van Gaas
teren lachend. „George is stil van karakter
en stelt nog minder dan rijn moeder be
lang in ideale zaken. Bovendien is hij nog
stiller, omdat hij liefdesmart heeft."
„Hijriep Lucie vol verwondering uit.
„Ja, een paar duizend gulden, welke de
twee families noodig achten voor een goe
de vestiging, scheiden hem van een meisje
uit Argenteau, dat net zoo stil is al3 hij,
maar ook even trouw. Zij wachten, mot
meer geduld dan men bij hen zou onder
stellen, op de erfenis van tante Annette."
Lucie zette groote oogen op.
„Hebt gij dan nog niet van tante Annet
te hooren spreken? Zij komt elk jaar naar
Argenteau en gij zult natuurlijk ook wel
kennis met haar maken. Daar zij vijf en
tachtig jaar is, kan men dus, zonder zich
te verooTdcelen teft een eeuwig celibaat,
wel wachttn, tot do goedo God haar roept.
Maar dat wachten veroorzaakt tevens wat
angst, want zij laat niets uit over haar
testament, wat zij trouwens telkens veran
dert. Dus, George denkt niet om u cn gij
kunt niets voor rijn geluk doen. Dan heb
ben wo Anna."
„Dio op aarde niets anders tedocn vindt,
dan een voorbeeldige huisvrouw tc zijn, en
die in niets naar mijn sympathie verlungt,
ten minste als ik haar niet aangenaam
ben door belang to stellen in haar boter
of in haar kazen."
„Welnu, dan moet gij daar belang in
stellen, hoe nederig u dio sympathie ook
moge toeschijnen. Paula groeit op als een
wilde plant, in afwachting dat men haar
wat zal vormen, als zc op do kostschool
zal zijn. Kunt gij op haar hart geen in
vloed krijgen, al was het maar door met
haar tc spelen, om haar wat minder eigen
zinnig en zelfzuchtig te maken 1 Daar is
zeker ccn rol te vervullen. Wat Margaretha
aangaat...
„O, van dio houd ik zooveel, maar ik zie
niet in, waarin ik haar van dienst kan
zijn, tenzij door voor haar gezondheid te
waken."
„Margarritha ia ccn van clio IvorheveSo'
naturen, die rich verheugen in liefde geven
on Iiefdo ontvangen. Uw vertrouwen zal
een bron van troost voor haar zijn en zij
heeft uw genegenheid noodig als een vei
ligheidsklep: bij liaar verteert de geest het
lichaam. Gij kunt haar, door belang te
toonen in haar diohtcrlijko droomen, zacht
jesaan tot do werkelijkheid terug brengen
cn haar de meer nederige poëzie der gewo
ne kleine dingen en plichten doen ercakeu,
(Wordt vervolgd.)