LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 3 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1900. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. X>e arme nicht. So. 14325. Zooals onzen lezers bekend is Uit een (Vorig Overzicht, had „De Standaard" het verwijt van „De Nieuwe Cou- tant", dat dr. Kuyper als minister de invaliditeitsverzekering op veel te lage premies on staatsbij dragon ge baseerd had, afgeschoven op prof. Kluyvor, to Leiden, die met don sinds overleden heer Corncille L. Landré de berekeningen ge maakt had. Blijkens een iDgczonden stuk in „D o Nieuwe Oourant" is prof. Kluyver hot met ,,D o Standaard" eens, dat de beschuldigingen tegen dr. Kuyper aan een verkeerd adres gericht en tegen hem moes ten aangevoerd zijn. ,,D o N i o u w o Oourant" zegt nu, dat dio opvatting van een professor ia de wiskunde vergeef lijk is, maar dat zij in „D ©Standaard" verkondigd door den schrijver der driestar ren, eenvoudig verbijsterend is. ,,Hoe nul Een minister der Kroon dient een ontwerp in: het zal milliocnen cisohen van do dikwijls slecht betaaldo, loontrek kende bevolking en stolt aan diczelfdo be»- volking uitkceringen in bepaalde gevallen in bet uitzicht. Jaarlijks zal bovendien de Staat zes millioen bijpassen. De noodzake lijkheid om dit on niet méér bij te passen, .wordt vorklaard t© bestaan. Wie anders ter wereld kan voor deze rc- geeringsdaad verantwoordelijk zijn, dan de minister, die het ontwerp en do Memorie van Toelichting onderteokende? Natuurlijk is niet alle3 eigen wijsheid van een minister; hij heeft ambtenaren - oodig, die hem voor lichten ook wiskundige adviseura. Hij ont- Bteekt zijn licht wh. r hij het krijgen kan, kan zelfs prijzenswaardige daad de conclusies zijner Raadslieden, die hij tot de zijne maakte, als bijlagen ad inforjnan- dum bij zijn toelichting geven. Maar dat alles neemt toch niet weg, dab het de eigen conclusies van den minister zijn geworden, dat hij, en niemand anders, voor de tcch- nisch-financieelc grondslagen van zijn ont werp vcrantwoordelij is. ïntusschcn, het schijnt, dat wij do bo echuldiging, dat minister Kuyper opzot- t c 1 ij k lage cijfers heeft aangenomen, te lichtvaardig hebben uitgesproken Naar het getuigenis van prof. Kluyver is do vast stelling der grondslagen van hot ont werp buiten medeweten en zon dervoorkennis van den minister ge schied. De bewindsman heeft dus id volslagen onnoozclheid, zijn kandtcekenmg gezet on der iots, waarvan hij de deugdelijkheid zelfs niet trachtte te verifieeren. Is dat indor- dand het geval, en dc driestar in ,,D e Standaard" kwam de pertinente ver klaring van prof. Kluyver in oas blad be vestigen wat dan to denken van een. Ka binet, welks voorman in controlecrend en dirigeerend vermogen voor de meest opti mistische on gocdgeloovige commissarissen van naamloozo vennootschappen onderdoet? "Wat te denken van den ernst en het plichts besef, waarmede de sociale wetten in de laat3to jaren zijn voorbereid? Waarom do hoogc cijfcra niet als grondslag der berekening zijn genomen, staat in de Bijlage niet te lezen. Wèl staat er, dat „men" de zeer hoogc cijfers in Duitschland toeschreef aan dc milde op vatting der lagere besturen, dio over het toekennen der invaliditeitsrento beslissen. En dan volgt „ongetwijfeld (sic) zullen waarnemingen in een volgend tijdperk wel weder meer normale uitkomsten opleveren." Zonder ccuigen, althans zonder afdoen- den grond, verklaarde dus prof. Kluyver do waarneming, do feiten in de jaren 19001902 in Duitschland voor ab normaal. Dit staat Z.H.G. natuurlijk vrij toen en nu. Maar de Minister haa dit oordcel niet tot het zijne mogen maken; do Minister moest weten, dat zijn ODtwcrp (men denko o.a. aan dc bepalin- goi; van den wachttijd) het toekennen van renten nog véél gemakkolijker maakte dan de Duitscho wet; do Mi n i s tor ver zuimde ook te zeggen, op welken grond een te milde opvatting van lagere besturen hier ook maar een grein minder te duchten zou zijn dan ginds. Met dat al, we weten het nu. Boos op zet is het niet geweest, maar onbekendheid met hetgeen men zelf voorstelt en aanprijst, Kwaal, die, blijkbaar besmettelijk, van de politieke programs op de regeeringsstuk- ken overslaat. Wat heeft de veelgesmade en slecht be grepen klassiek-economische theorie al schade geleden door verkeerde toepassing in de politiek. Na het laissez allor der anti-revolutionnairo propaganda, het laisgez faire der bewindslieden 1 In „Ons Tijdschrift" las „De T ij d" do volgende opmerkenswaardige beschouwingen over do toestanden bij het Protestantsch Christel ij k On der w ij s ,,In een kort communiqué van den Schoolraad-secretarie wordt bericht, dat heb aantal Protestantscho Ohr. scholen in ons land op 1 September 820 bedroeg, ter wijl er dit jaar vermoedelijk nog 37 zul len geopend worden. Een geweldige aanwas dust Ook een gezondo? Wij gelooven van neen. In het jammer, dat het aantal vacatures van Christelijke onderwijzers zoo bedenkelijk groot wordt" wordt het groote gevaar van het huidige stadium in den ontwikkelingsgang van ods Chr. onderwijs aangewezen. Het aantal vacatures is bedenkelijk groot en zal or, door de opening van al die nieuwe scholen, niet minder groot om worden. Tal van scholen worstelen reeds nu met onvoldoend personeel. En do opleiding geeft niet het groote aantal onderwijzers, dat noodig is. Do talrijke plannen tot opriohting eencr Chr. Kweekschool waar zijn ze geble ven? Groningen alleen zette door, en kreeg er een, die er zijn mag. Maar bijv. die van Chr. Volksonderwijs? En in al do plaatsen, waar reeds „eerste stappen" waren gedaan? Het Kon. Besluit tot regeling van do 6uhsidio aan do kweekscholen heeft in dit opzicht véél kwaad gedaan. Misschien ook wol wat goeds, door den al te snellen aanwas van het aantal kweek scholen tegen te houden. Maar in zijn onbillijke cischen, aan do inrichting der Chr. Kweekscholen geeischt, toch nog veel meer kwaad. Nu reeds komen, soms aangelokt door do traktementen, die do besturen moeten aan bieden, onderwijzers van de openbaro school over, wat altijd een gevaar is, om dat do paedagogisehc richting van do op leiding tot heb werk in do O. S. meest een is, die van de voor do Chr. school ge- wcnschto volkomen afwijkt. Het blijkt telkens opnieuw, wanneer men met zo kennis maakt. En dan gaan de oogen voor dat gevaar weer meer open." „De Tijd" teekent hierbij aan: Met deze conclusie gaan wij wel aocoord, tenzij het onderwijzers betreft, dio na een christelijko opleiding naar het openbaar onderwijs zijn overgegaan. Tegen dezulken toch geldt het opleiding6bezwaar niet, zoo dat het louter van hun persoonlijkheid af hangt of zij geschikt zijn voor onze scho len. Wat zou voorta „O n s T ij d s o h r i f t" blij wezen met een kweekschool voor on derwijzers, zooals wij, Katholieken, er be zitten, voor elk bisdom één, te Utrecht-, Beverwijk, '3-Hertogenbosch, Oudenbosch en Echt. In dezelfdo periodiek treffen wij nog het volgende aan, hetwelk wij zonder commentaar overnemen: „In kleinere plaatsen, waar de verschil lende richtingen geen draagkracht genoeg hadden, om zelf een school te hebben, werd één Chr. school onderhouden. Nu is ons een streek bekend, waar, door de oprichting van twee kerkelijk gekleur de scholen, twee reeds bestaande, ook ker kelijk gekleurd, vermoedelijk zullen in den grond worden geboord. Een feit, dat te bejammeren is. En dat weer een treurig licht werpt op den kerkistisohen aanleg van het grootste deel van one Christenvolk. Meermalen ia tegen dit gevaar gewaar sohuwd. Heb blijkt nu, dat het gevaar niet denk beeldig is. Wij hopen, dat dc oogen er voor open gaan 1 De heer W. A. de Hond, to Vreeland, schreef in „De Nederlander" het volgende over predikantstrakfco- menten: In don laatsten tijd is over bovengenoem de zaak reeds meer dan eenmaal geschre ven. Menigeen zal wel gedacht hebben:'Hoe? Is het noodig, dat „de buitenwereld'» weet, hoe het met dio traktementen gesteld ia? Wel, dio zullen wol voldoende zijn. Zie het leven eens predikante, liij woont in een mooie pastorie met tuin, hij en de zijnen gaan „fatsoenlijk, netjes" gekleed; wat wil men nog meer? Maardaar wordt onomwonden de waarheid meegedeeld, de naakte waarheid I Wel verschrikkelijk, had men dat durven denken Ja, zoo nu en dan las men in „Do N e- d e rl a n d e r", dat het hier en daar met het traktement eons predikanten niet in den haak was. Wie herinnert zich bijv. do Ingezonden Stukken niet meer naar aanleiding van het voorstel om de cadeaus bij gelegenheid van aannemen af to 6ohaffen? Menige huismoeder schroomde niet tegen dit voorstel in te gaan, alleen vonwego schrale traktementen. Daarbij bleef het. Kort geledon las men een opgavo van predikaotetroktomsnten. Volgens deze zijn er tal van kleine traktementen van 700 guldon tot 1050 gulden. Velen met mij zul len direct toegeven, dat een inkomen van 700 guldon tot 1050 gulden niet voldocndo ii om in dezen tijd daarvan to leven als predikant. Lees do Augustiis Rerum van dominee Van Popfca, in do „Ne d. Korkhod o". Dezo doet daarmede m. i. een zeer goed werk. Als een predikant gcldzorgon heeft, kan hij zijn ambt niet met do noodigc opgewekt heid waarnemen. Tn dit opzicht komt hij volkomen overeen met een onderwijzer. Beiden mogen niet gebukt gaan onder „do zorg voor dingen, die van buiten zijn", anderszins lijden hun gewichtige bezigheden daaronder. Verbeeld u een predikant, die van huis tot huis moet gaan om te troosten en te bomoedigen cn zelf gaat hij gebukt onder „gold- cn broodzorgon." Het is ook wel eonigsrina vreemd* dat in klcino gemeenten op dorpen, de predikant cn de onderwijzer veel kleinere jaarweddcD (hebben dan in de steden. Dit vind ik oen onbillijkheid, een onrechtvaardigheid. Waar om toch? Wio durft aantooncn, op goede gronden altijd, dat ccn predikant, een hoofd der school op een dorp goodkoopcr kunnen lo ven dan in een stad? Altijd wordt beweerd, dat het leven ten plattelands zoo goedkoop is. Ik, die hot grootste deel van mijn leven tot nu toe op een dorp vertoef, spreek dit krachtig tegen. Neen, het tegengestelde kan ik bewijzen. Nog eens, het is ccn onbillijkheid, dat heb inkomen èn van predikant èn van hoofd dor school op een dorp zooveel minder is dan in do stad. Het eerste werk moet mijns inziens zijn om dezo onrechtvaardigheid weg to ne men. Bij een onrechtvaardigheid geen ze gen. Iedere gemeente is zedelijk verplicht om haar leeraar zóó te laten loven, dat hij niet wordt gekweld door „geld- cn brood- zo rgon." Er zijn gemeenteleden, dio veel voor zich- zelvcn noodig hebben, van alles rijkelijk zijn voorzien; doch heel gerust kunnen aanzien, dat hun leeraar met de zijnen het niet zoo broed heeft, ja, een zwaren kamp heeft om zonder schuld te leven. Wat daaraan te doen? Ziedaar ccn hoogst gewichtige vraag. Gemakkelijker gesteld dan voldoendo naar cisoh beant woord. Mochten door hot schrijven van ds. v. Popta de oogen opengaan; mocht ook door deze zwakke poging eenigermate het doel bereikt worden! Iwzald bespreekt in do „Muziekbo- dc" onze militaire muziek aldus: Dab er in den laatsten tijd kapolmces- ters zijn aangesteld, die totaal onbekwaam voor hun taak zijn, die in ons land den kapelmeestersrang oneer aandoen, dat is een feit; eveneens, dat bij dio korpsen zoo raar met do muziek, do bezetting, ja, de studie, etc., eto. wordt omgesprongen, dat het hem, dio er wat verstand van heelt, doet schaterlachen over de onkunde van dio lui, welke daar aan het hoofd staan van zoo'n muziekkorps. Een en ander is een rechtstreeksck ge volg van het gemis van een hoofd, een inspecteur der muziekkorpsen. Wat was dat niet „en régie" ondor Dunklcrl Daar kwam aan het licht, wio der ka pelmeesters bekwaam was of niet; zelfs sohreef hij marsch-wedstrijden uit om to zien hoe zwaar de heeren op dit gebied wogen, op het gebied, waarop zij terdege als militair-kapel meester beslagen moeten zijn. Men probeere dat op heden eens en men zal zien, dat cr slecht^ weinigen on der hen zijn, dio een marsch kunnen echrij ven of iets van compositieleer afweten, evenmin van een behoorlijk arrangement te maken. Men beweert, dat do Koninklijko Mili taire Kapel der Grenadiers beroemd is geworden onder Dunklor. Dat is zoo, cn Dunkier was een knappe vent, uitnemend dirigent en .Vooral buitengewoon uitmun tend in zijn arrangementen, waarin naar mijn inzien zijn grootste talenten schuilen- Dit alles bewijst echter volstrekt niet, dat zijn opvolgers minder waren. Dunkler word enorm geprotegeerd door wijlen Z. M. Koning Willem III; die be scherming was niet weggelegd voor de opvolgers. Dunkler was in zijn tijd als het waro alleen, do andero militaire koipscn waren van geen botcekcnis: bijgevolg, hij was de koniDg in het land der blindon. Hij echter richtte do stafmuriokkorpsen op, dc groote concurrentie zijner opvol- gcre, de kapelmeester der Grenadiers Hij werd in de gelegenheid gesteld om naar het militaire concours te Parijs to gaan cn werd daardoor als bij bliksemslag door geheel het land bewonderd cn vereerd, t-ocn hij terug kwam met een tweeden prijs, doch die feitelijk was de 8ste prijs, door dat Nederland slechts behaalde den twee den 3dcn prijs, terwijl cr 3 eerste prijzen waren, 3 tweede cn 3 derde. Bijgevolg kreeg Nederland van do 9 deelnemende da voorlaatste bekroning, daar ieder korps bekroond werd. Nu stel ik do vraag: Zouden do andere kapelmeesters, waren zij daartoe in de gelegenheid geweest, het niet even ver, misschien nog verder gebracht hebben? Dit beweer ik, die Dunkler heb gekena, alsmede zijn opvolgors, clat dc eischcn destijds verre achter stonden aan do he- dendaagsebe; dat een uitvoering der Gre nadiers van toen niets beter was dan een redelijke uitvoering van onze hedendaag- sche stafmuziekkorpsen en dat zo volstrekt niet vergeleken kan worden met gesoigneer de cn hoogst artistieko uitvoering van do Kon. Militaire Kapel van heden. Hulde aan den hoogst bekwamen Directeur, den Wclcd.ge8tr. heer Bouman. Hij is de knappe dirigent van ons militair keur korps, waarop Nederland trotscb mag zijn; hulde aan onze legerhoofden, die zijn talenten wisten te schatten cn te waardce- ren, door hem don officiersrang tc govon, dio gewis weldra zal gelijk geoteld wordei> met den rang, dien Dunkler droeg; daar deze directeur niet minder, maar eerder hoogor staat dan de vroegere. Zouden do capaciteiten eens op een Europeesohen Muziek-wedstrijd vergele ken worden, ik zou cr op durven wedden, dat onzo Grenadiers met een hoogeren prijs huiswaarts keerden dan ccn acht sten. Laat ons eerlijk zijn cn niet ter willo van gunst, sympathie of wel van afgunst of nijd, het ceno willen verbloemen of hot andere vorkrachtüu. Duskier wag een groot man op het ge bied van militaire muziek voor zijn tijd. Bouwman is het op den dag van lieden- Onder het hoofd Onze DrankwoS zegt „D e T ij d" Daar is in den laatsten tijd betrekkelijk weinig- geschreven over onzo Drankwet. Wel wordt er in dc meesto gemeenten druk over. gesproken on meestal met weinig lof, vooral door vergunning* en vorlofhouders. Maar vreemd vindon wij het, dat de Rogce- ring in de laatste Troonredo met geen en kel woord over do Drankwet heeft gerept. Wa..raan zou dat wel too to schrijven zijn? Vorlcden jaar toch werd al dadelijk aan» gekondigd, dat eonigo voranderingen in go- noemdo Wet noodig waren gebleken en nu zou men donken, dat minister Rink cr geen gras over wildo laten groeien. Maar do monsch wikt cn de Minister beschikt. Wij hebben vaak hooren beweren, dat do Drankwet veel heeft bijgedragen tot den val van het ministcrie-Kuypcr. Zeker is, dat do liberalen in do dagen der verkiezingen zon der ophouden op die Wot hebben geschol den. Nu is hot bekend, dat het gildo der herbergiers ccn niet te versmaden invloed heeft op den uitslag dor stembus. Het aan tal vergunnings- cn verlofhuizen is in vele gemeenten legio en de herbergier heeft een grooten invloed door zijn eigen stembriefje cn dat van velen zijner stamgasten. Het schijnt, dat minister Rink bij zijn optreden aan liet Nedcrlandsohe volk heeft willen duidelijk maken, dat do Drankwet de mensclicn noodcloos lastig valt on in hun bedrijf bemoeilijkt, cn nu zouden do liboralon eens heel gauw een cindo maken aan die ongepermitteerd© verdrukking. Minister Kuyper zoo wilde mon doen uit- komon was te hard van stapel gcloopen het christelijk minisborio had ccn wet ge maakts die door geen verstandig man is to verdedigen; het volk kon zich dus gelu.. ag aohton, weer ccn liberale Regeering te heb* bon. Intusschon werd het Koninklijk besluit, waarin cischen voor lucht, licht on ruimto in vergunnings- cn vcrlofsloknlen waren ge steld, door veel zachtcro eischcn vervangen bij Kon. besluit van 7 Februari 1900 (Staatsblad No. 22) en van bijna allo bepa lingen kan nog dispensatie gegeven worden door don Minister. Erg gemakkelijk 'dus I Rood8 was bij do Wet van 30 December 1905 (Art. 361) ccn wijziging aangenomen van art. 65 ten gerieve van do bierluiishou- ders, die verzuimd hadden, een vorzock om voortzetting van verlof voor 1 Januari 1903 in te dienen. Die gocdo sukkels moesten nog maar even geholpen worden, meende do Minister, en dc Kamers vonden het ook goed. Iedereen kon dus merkon, dat cr uit Don Haag een anderen wind waaide; do berber giers zouden nu „redelijk" worden beha. dcld. De Bond van Vergunninghouders ging dadelijk aan het vergaderen, vroeg cco audiëntie bij don Minister cn diende dnarna een groot rapport in, .waarin alle verande ringen waren opgegeven, welke dc hccrea in deze akelige Drankwet wcnschtcn te iiea aangebracht. Nu had ieder gedacht, dat do Minister in' de laatstgehouden Troonrede ccn wijziging van de Drankwet had laton aankondigen. Dat is echter niet gebeurd. Zou dc Minis* ter niet met zijn .werk gereed zijn? Of zou soms een beetje politiek in het spel zijn Dit laatste achten wij waarschijnlijk. Do Drankwet heeft meegeholpen, om het Christelijk ministerie uit het regeeringskas- teel te verjagen, misschien kan zo ook nog eens dicn/en, om do rechterzijde dc herovo- ring van datzelfde kasteel to beletten. En hoe? Wel, heel eenvoudig. Onze Minister kondigt indien hij tijd van leven heeft als zoodanig ccn volgend jaar een herziening van dc Drankwet aan en dient deze zoo laat mogelijk in. Er wordt 181 Lucie stemde met graagte too. Toen haar biehtcn vertrokken waren, na beloofd te hebben, spoodig weerom to komen, ging rij weer dicht bij juffrouw Van Gaasteren zitten cn zcide haar, terwijl zij een kleur kreeg: „Weet ge wel, dat gij mij al goed gedaan had, zelfs vóór ik u gezien had, en dat ik er zoo naar verlangde u te kennen?" „Dat verlangen was dan iü ieder geval wederkeerig, hoewel het bij een arme ge brekkige, als ik ben, veel natuurlijker is- Maar gij wekt mijn nieuwgicrigheid op. Waarin heb ik u goed gedaan?" „Uw neef heeft me over een uwer go- licfdc beginselen gesproken." „Waarlijk? En welk is dat?'» „Gij hebt hem dikwijls gezegd, dat mon ial goed kan doen door niet anders dan slechts hen te beminnen, die ons omrin gen." Mejuffrouw Van Gaastcren glimlachte. „Zonder twijfel; maar dat is geen gedach te van mij, en toch is zo me dierbaar en heeft ze mij dikwijls getroost." „Maar als nu zij, die ons omringen, niet gevoelig zijn voor onzo liefde?" En vie tranen, die plotseling Lucie's oogen vochtig maakten, openbaarden juffrouw Van Gaastcren do leegte en het verborgen verdriet van haar jengdig hart. „Dat is waarlijk smartelijk, maar dat maakt dc liefde niet onvruchtbaar, die is vruchtbaar uit zichzelvo en kan, indien zij ernstig ia, belangloos en Christelijk, niets anders dan goed voortbrengen." Lucie streed een oogenblik tegen haar tranen^ en zeide daarna, teiiwijl zij haar stem trachtte te bebeerschcn: „Ik gevoel tegenover u een volledig ver trouwen; het komt me voor, dat ik uit het midden van mijn ontmoediging naar u ben gevoerd om een weinig kracht en troost te vinden. Maar wat zult gij wel denken van een zoo plotselinge aanhankelijkheid, die mijzelvo verwondert, want anderb ben ik zoo... zoo luidruchtig en mededeelzaam niet, vooral tegenwoordig niet?" „Ik zal denken," zei juffrouw Van Gaas toren, wier schitterende oogen schooner blonken dan ooit, „dat er hier op aardo sympathieën bestaan, welke door de goed heid Gods zijn opgewekt, en dio niet anders zijn dan 'n soort van tweede gezicht, dat be stemd is om de voorbereidselen tot de vriendschap te verkorten en dc wodérkeori- gc weldaad van het vertrouwen te verhaas ten. Ik ben overigens een oude vriendin van uw vader, hoewel onze betrekkingen zeer go woon waren en afgebroken rijn; ik heb altijd veel belang gesteld in zijn cenig kind, en als ik u in iets van dienst kan zijn of slechte maar wat licht en warmte in uw leven kan brengen, zal ik mij zeer gelukkig gevoelen." Lucie boog vlug voorover en kuste do be minnelijke vrouw. „Gij weet niet, hoeveel goed gc me doet door zóó te sy ;cn," zeide zij met ontroe ring. „Het grootste verdriet van mijn leven, het eenigo misschien, waaraan ik mij niet kan onderwerpen, is, dat niemand zich om mij bekommert." „Ik zou u, denk ik, beleedigen, als ik u herinnerde, dat onzo Hemelsche Vader ieder van ons met dezelfde teederheid be mint-, alsof ieder onzer zijn cenig en ge- Lefd schepsel was." „O ja, ik weet het Maar God geeft aan Zijn schepselen een taak, zelfs aan do 1c- venlooze, en het ia een behoeft© van onze natuur, hie r op aarde een nuttige rol te vervuilen, welko dio ook zij". Mejuffrouw Van Gaastcren glimlachte. Wat do nuttigheil van onzo rol aangaat, het is aan Hem, Die ze alle verdeelt, daar over rechter te blijven. Ik geef toe, dat het voor een werkzame cn toewijdende riol pijn lijk is do resultaten van haar inspanning niet te zien. Maar zoolang wij ddilr rijn, waar God ons heeft geplaatst, en wij doen, wat wij kunnen, varken wij aan een of an dere taak mede, dio misschien aan onszel- vcn onbeke d is, maar, geloof het gerust, nuttig is voor onzo volmaking. Zij is zelfs heilzaam voor onfce broeders, omdat die wonderlijke gemeenschap der heiligen ieder voordeel doet trekken van onzen in- wendigen strijd en van onzen arbeid. Als gij, die toch in zekeren zin nog iets kunt doen, u al t-o beklagen hebt, wat moet ik dan denken van m ij n nutteloosheid, ik, die reeds tien jaren op deze canapé gekluis terd lig. Mijn pijnen verhinderen mij voor de armen te werken, ja, dikwijle zelfs te bidden. Het is mij evenwel zo:t tc denker, dat, daar God m* ziek en gebrekkig heeft willen maken, Hij uit mijn kwalen iets goeds trekt, wat ik niet zie." „Wat gij niet rietl" herhaalde Lucie met tranen in de oogent „Ia uw geduld «an geen predikatie? En ala gij van af de eer ste maal, dat ik u zie, reeds zóó mijn ziel opbeurt, wat zult gij dan niet voor ande ren rijn 1 Ik ben er zekor van, dat gij on eindig veel goed doetl" „Gij rijt een klein gecstdriftje", zeide juffrouw Van Gaastcren laclicndo. „Maar na u onderwerping te hebben gepreekt, zelfs aan een schijnbare nuttelooshc.d, zal ik u zeggen, dat men altijd goed kan doen." „Zelfs in mijn positie? Ik ben overal te veel. Do broer van mijn moeder heeft mijn tegenwoordigheid in rijn huis niet kunnen verdragen. Mijn taDto laat mij zonder op houden voeJen, dat ij. haar geen onkelen dienst kan bewijzen. Mijn neven..." „Ik ken ze", zeide juffrouw Van Gaas teren lachend. „George is stil van karakter en stelt nog minder dan rijn moeder be lang in ideale zaken. Bovendien is hij nog stiller, omdat hij liefdesmart heeft." „Hijriep Lucie vol verwondering uit. „Ja, een paar duizend gulden, welke de twee families noodig achten voor een goe de vestiging, scheiden hem van een meisje uit Argenteau, dat net zoo stil is al3 hij, maar ook even trouw. Zij wachten, mot meer geduld dan men bij hen zou onder stellen, op de erfenis van tante Annette." Lucie zette groote oogen op. „Hebt gij dan nog niet van tante Annet te hooren spreken? Zij komt elk jaar naar Argenteau en gij zult natuurlijk ook wel kennis met haar maken. Daar zij vijf en tachtig jaar is, kan men dus, zonder zich te verooTdcelen teft een eeuwig celibaat, wel wachttn, tot do goedo God haar roept. Maar dat wachten veroorzaakt tevens wat angst, want zij laat niets uit over haar testament, wat zij trouwens telkens veran dert. Dus, George denkt niet om u cn gij kunt niets voor rijn geluk doen. Dan heb ben wo Anna." „Dio op aarde niets anders tedocn vindt, dan een voorbeeldige huisvrouw tc zijn, en die in niets naar mijn sympathie verlungt, ten minste als ik haar niet aangenaam ben door belang to stellen in haar boter of in haar kazen." „Welnu, dan moet gij daar belang in stellen, hoe nederig u dio sympathie ook moge toeschijnen. Paula groeit op als een wilde plant, in afwachting dat men haar wat zal vormen, als zc op do kostschool zal zijn. Kunt gij op haar hart geen in vloed krijgen, al was het maar door met haar tc spelen, om haar wat minder eigen zinnig en zelfzuchtig te maken 1 Daar is zeker ccn rol te vervullen. Wat Margaretha aangaat... „O, van dio houd ik zooveel, maar ik zie niet in, waarin ik haar van dienst kan zijn, tenzij door voor haar gezondheid te waken." „Margarritha ia ccn van clio IvorheveSo' naturen, die rich verheugen in liefde geven on Iiefdo ontvangen. Uw vertrouwen zal een bron van troost voor haar zijn en zij heeft uw genegenheid noodig als een vei ligheidsklep: bij liaar verteert de geest het lichaam. Gij kunt haar, door belang te toonen in haar diohtcrlijko droomen, zacht jesaan tot do werkelijkheid terug brengen cn haar de meer nederige poëzie der gewo ne kleine dingen en plichten doen ercakeu, (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5