So. 14323. LEIDSCH DAGBLAD. DONDERDAG NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno IÖC6. Rubriek voor de Jeugd. SPHOOKJ£S. anko, de muzikant. Anekdoten, Hieuw© H,aadsels. Goede oplossicgsn ontvangen van; Er lijn in onzo dagen zeer wijze lieden, 'die ziek r«rw»od toonsn tegen b«t Leosn van sprookjes en hun half het kwaad toe- Bchrijven, 'dat het tot mensch geworden kiud overkomt of door hem gesticht wordt. Mis schien hebben zij gelijk cd heb ik het mis; maar mijn persoonlijke mccning is, dat er heel wat goeds uit sprookjes valt te leereu, mits er ons slechts op gowezen wordt. Dat hebben ook dc meeste sprookjes schrijvers willen doen. Pcrrault, aan wien wij do onsterfelijke vertelsels van Moeder dc Gans te danken hebben, oen boek, dat in allo beschaafde talen werd overgezet on over heel do Oude en Nieuwe Wereld wordt gelezen; dat verreweg meer bekend is dan eenig werk van do grootste dichters der aarde», had wel degelijk, bij het opstellen daarvan, wijze lessen op het oog, die hij hoopte dat dc ouders voor zijn jonge lezers zouden verklaren, of door hcnzclvon zoudon worden gevonden in zijn sprookjes. Voorheen werden die lessen dan ook ont dekt. Heden leven wij in zulk een tijd van overijling ,dat wij zelden den tijd meer heb ben er naar te zoeken en toch moeten wij ons vroegtijdig gewennen bij al wat wij lezen na te denken over dc strekking van een verhaal, of wel wij loopen gevaar er even weinig nut uit le pullen als die knaap, wicn men, nadat hij La Fontaine's fabel ,,de Raaf en de Vos" van buiten had geleerd, vroeg wat wel de les was, daarin verborgen en die ten antwoord gaf: ,,De kaasl" Laat ons voor heden eens zien wat het lieve Roodkapje ons wel heeft te zeggen. Velen uwer zullen voorzeker, evenals ik, een groot zwak voor haar koesteren. Als heel klein meisje Leb ik tranen met tuiten vor- goteu over haar lotals volwasscno meer dan ooit haar geschiedenis bewónderd Ziet gij, zij was een beminnelijk kind. Haar moeder was zoo tevreden over haar, dat zij haar niet beter wist to beloonen, "dan door haar een mandje met vorsnaperingen aan bet oude greotjo tc doen brengen. Dat wijst op eon groolo deugd, die wij allen moeten aankweoken: bet vinden van genot in hot gelukkig maken van anderen. Een zelf zuchtig kind zou naar een heel ander plci- zicr hebben gevraagd. Zij niet; zij verkoos boven alles op te beuren en goed te doen. Maar Roodkapje had, bij dat alles, één groot gebrek: zij kende niet die gehoorzaam heid, welk© recht als con pijl op haar doel afgaat. Zij begaf zich blijmoedig op weg. zingend en huppelend, tot zij, in het bosch gekomen, opeens een viooltje tusschcn het> mos zag staan. Roodkapje bezat do macht van bewonderen, een grooto hoedanigheid, die i!. bij alle kinderen aan zon willen kweeken, maar dio hen nooit mag weerhou den van het aanstcn d s volbrengen \an een plicht. En ons vriendinnetje blcof staan, om bet bloompjo te bekijken, t© plukken, ©n nog andere bloempjes te zoeken. Toen zij cindo- lijk verder ging ontdekte zij wilde aardbo ziön. Daarvan moest zij er toch volstrekt wat bijeengaren. Grootmoeder zou er van smullen Na de koekjes zouden zij juist een geschikt dessert voor haar uitmaken en bovendien wilde zij ook een plantje daarvan met wor tel en al loswoelen, omdat als een hangplanl voor moeders kamer in te richten. Zoo vond zij telkens iets, om haar op tc houdeu onderweg en daardoor had do wolf den tijd haar voor tc zijn en haar op zoo wreede wijze tc dooden. Er zijn nog vele Roodkapjes op aarde ofschoon niet allen zoo lief als zijmaar behebb met hetzelfde gebrek. Zij hebben een taak te verrichten en zullen dat doen, als zij opeens iets zien, 'dat hun aandacht trekt en hun het werk, dat volbracht moet wor den, doet uitstellen. Zoo gaat het maar al tc dikwijls met schoolwerk of lessen. Zij worden verschoven voor iets prettigere, slechts op het laatst© nippertje „afgeroffeld'' cn slecht geleerd cn wanneer dit op den duur herhaald wordt, blijft men bij zijn vlijtige tijdgenooten ach ter. Later in het leven heeft hetzolfde voor examens plaats. O! men moet pas over drie maanden klaar zijnEen zee van tijd! Men kan best zijn vrije middagen aan fiet sen of andere vermaken besteden. Daar juist verliet mij een jongeling, die voor zijn laatst mogelijke examen was gedropen en nu niet meer wist wat hij worden kon. Hij had „te veel geroeid", zeidc hij mij. Is het niet jammerlijk voor roeien, voet bal, cricket of rijwieltochtjes zijn ganschc tookomst tc verspelen? Want do Wolf van de Armoede loert in het boschhij achter haalt die talmers cn maakt gebruik van den tijd, dien zij verspillen. Bijna alle lieden, die op stroo sterven, zijn Roodkapjes ge weest. Grootvaders verhaal. Er waren eens twee bruine beren, die in een groot woud leefden, zoo bcgoa grootpapa, nadat Willy zich tegen hem aan had genesteld en terwijl beiden voor zich uitstaarden op het roodc vuur, dat reusachtige schaduwen op do donkere mu ren wierp. En verder, grootpapa? vrccg Willy. Zij meenden, dat de wereld hun toe behoorde en dat zij dit eigendomsrecht slechts deelden met dc wolven, de reedic- ren, de voesen en de wilde katten. Welnu, op zekeren dag dribbelde mevrouw Do Beer naar haar man toe, die bezig was een gat te graven, waarin zij hun noten voor den winter bewaren zouden en zeido hem eens gauw te komen kijken naar geheel onbekende dieren, die op hun achterpoo- ten liepen. Zij lachte, omdat de nieuwe dieren er zoo kluchtig uitzagen; maar mijnheer do Beer kreeg geen kans zich over hen te vermaken; want zoodia hij ter plaatse kwam, werden hij en zijn vrouw gevangen genomen, in een kooi op gesloten, waarna zij heel ver weg weiden gevoerd en eindelijk in een circus aan landde*. 01 de nieuwe dieren waren dus men- schcn zeide Willy. Juist. En het tweetal beren was zoo ongelukkig, terwijl zij daar opgesloten za- t©D in die kleine kooi, dot zij voortdurend bromden on iederceD, di© in de nabijheid van het spel kwam, lilde cn zeide: Hoe vreosclijkHet moeten allergevaarlijkste beesten zijn Na verloop van een poosje kwam er een klein beertjo bij en nu brulden zij minder. Zij vertelden eïen kleine alles van het groot© woud cn hoe heerlijk het was daar te wonen, zoodat het beertje aan zijn vader vroeg, waarpm hij daarheen dan niet te rugkeerde. Omdat de meester van het spel dat nooit zal toelaten I klonk liet ant woord Het beertjo dacht langen lijd na en verklaarde toen, dat zij heel best dien avond de kooi uit konden springen, als de knecht de deur daarvan opendo om hun te eten lo brengen. En dat klonk nog zoo dom niet. Tweemaal daags ging do man rond met stukken rauw vleescli en dan hod men het gebrul eens moeten hoo- rcn. Al do dieren bruiden to gelijk, om den bediende to verkondigen, dat zij voor hun maal gereed stonden. Nu was het berengezin zoo zacht en rustig geworden, dat de man niet veel acht meer gaf op hun deur, hij ontzag zich niet haar wijd open to doon, om hun avondeten naar binnen to werpen. En dicu avond, toen het drietal hem voorbijsnclde, was hij dan ook zoo verbaasd, dat hij eerst beproefde zo tc achterhalen, toen zij iceda uit het gezicht verdwenen waren. Zij hol den onvermoeid voort tot zij een groot bosoh bereikten, en een hollen boom ge vonden hebbende, kropen zij er alle in en vielen in slaap Dat moet al een hcele holte geweest zijn prevelde Willy, Ja, heel groot. Dc boom was vele eeuwon oud. Wolnu, daarna hadden do beren veel pleizier. Het kleino beertje ver klaarde, dat het woud nog prettigor was dan hij gedacht had. Zij brachten bladeren in hun boomholto tot het maken van een zaoht bed, zochten noten cn vruchten en vonden zelfs nu en dan een gat in een boom, waar de bijen honing in hadden gc- maaat. En dat was me oen vreugde, want er is niets waar beren zoo dol op zijn als op honing. Op een warmen dag gingen zij naar do rider, om zich in het water te verkoelen. Het kleine bcdrtjo liep (achteraan. H:ij bleef op den hoogen oever stilstaan, om zich achter het oor te krabben en op het zelfde oogenblik sprongen twee mannen van achter do struiken t© voorschijn en grepen hem beet. Ze vingen hem cn verwijderden zioh zoo gauw mogelyk met hom en toen zijn ouders weer tegen den oever opkropen, konden zij de roovers nergens zien. Zij begaven zich brommend en snuffelend op weg, om de mannen op te sporen cn al spoedig ontmoetten zij een ouden, grijzen wolf, die een hunner buren was. Twee van die schep sels, die op de achterpooten loopen, heb ben ons kind gestolen I jammerden zij. Wees getroost, antwoordde Grijze dc Wolf: ze zijn banger voor lieden van mijn soort dan voor iets anders ter wereld. Ik zal u het beertje terug bezorgen. En on middellijk vertrok hij in galop, den neus zoo dicht bij den grond houdende, als hij maar kon. Een wolf ia een soort wildo hond en kan iemand door middel van zijn reukvermogens opsporen. Al spoedig dan ook had hij de mannen ingehaald, die het beertje voortdroegen. Nauwelijks kregen zij hem in het oog, of zij lieten hun prooi vallen en zetten het op een loopen. Wol is waar, hadden zij geweren bij zich, maai' de wolf was al zoo vlak bij, dat zij niet durfden stilstaan om te schieten, maar in allerijl in een boom klauterden, zoodat Grijze de Wolf allen tijd had zich met het beertjo weg te spoeden. Mijnheer en mevrouw de Beer waren zoo blij en dankbaar, dat zij den wolf zeiden, dat hij al den honing uit den bij - onboom kon kriigen; maar hij bedankte hun, zeggende, clat hij nooit honing at. Hij voegde cr bij, dat zij beter deden, naar een andere plek van het woud t^_verhuizen, waar de dieren, die op de achterpooten liepen, ze niet konden vangen. Zij gaven aan dien wijzen raad gehoor en gingen heel ver het bosch in naar een plek, waar bet kreupelhout zoo dicht ineengegroeid was, dat niemand hen daar ooit kon ont dokken en, voor zoover ik weet, leven zij daar nog altijd zoo gelukkig mogelijk. Nu, zuchtte Willy: ik ben blij, dat zij aan dat spel ontkwomon 1 Hij kwam ter wereld als zulk een zwak knaapje, dat de buren het hoofd schudden en do vrouw van den hoefsmid zeide: ,,Arm schepseltje, wij zouden maar beter doon terstond do kaarsen op te steken cn den priester te halenmaar daar het niet eens zeker is, of het wel zal leven tot zijn komst, doop ik bot jongskc liever." In Polen gelooven de boeren, dat, zoo een kind sterft zonder gedoopt te zijn, het in een soort uil met een kinderhoofd ver andert, strzyga genaamd, die des nachts op kerkhoven huist en als een uil krasj;. Een der vrouwen nam daarop den pasgebo- reno op en de hoofsmidsvrouw besprenkelde zijn gezichtje met water en zeide: „Ik doop u in den naam des Vaders, des Zoons en van den Heiligen Geest en noem u Yanko. En nu gij een Christen zijt, arrno kleine ziel, kunt gij wederkeeren naar do plaats, van waar gij kwaamt Amen Tion dagen later twijfelde niemand er aan of de knaap zon in leven blijven cn op zijn vierde jaar begon hij waarlijk op krachten te komen. Op zijn tiende was hij een mooie, ofschoon zeer magere jongeu, met dik blond haar en groot© oogen, dio altijd in do verte schenen tc turen. In den winter zat hij dicht bij dó kachel in stilte li schreien van den' honger, want zijn moeder was zeer arm. Des zomers moest hij schapen hoeden of champignons gaan zoe ken cn liet waa alleen aan den hemel te danken, dat hij niet door wolven verscheurd weiid. Da anno kleino Yanko was niet bijzon der schrander; maar bij vergoodde muziek. Soms als liij naar het bosoh was geweest-, om wildo aardbeziën to plukken, keerde hij in dc grootste opgewondenheid terug zeg gende, dat hij in hot woud liad hooren zingen. Hij hoorde ook muziek pp do vel den cn hij luisterdo vol verrukking naar do vogels. Het heelo doTp lachte er om cn gaf hem den bijnaam van „de muzikant". Dikwijls op zomeravonden sloop hij zoo ver als de herborg en bl^ef ademloos-voor dc vensters hooren naar do viool, dio dansmuziek voor de liodcn uit den omtrek epcelde. Op zekeren dag maakt© hij oon viool voor zichzelf, van een stuk hout cn wat paar denhaar. Maar helaasdat speeltuig liot. alleen een gegons als van bijen hooren Toch speelde hij er in al zijn vrijen tijd op Niet lang daarna kwam hij tot een grootc ontdekking. Do kneoht der kasteelbewoners bezat een echts viool cn speelde daarop vaak verschillende liedjes voor de overige dienstboden. Hot gdiofkbosd© instrument werd bewaard in de bijkeuken, vlak over do voordeur. Van dien tijd af logde Yanko volo toch ten af naar het kasteel en wanneer hij d© muziek hoorde, straalde er een bovenaard- sohc verrukking in zijn oogen. O! dat hij de viool slechts even bad mogen aanraken, haar streelen, dacht hij telkens! Op een avond stond de knaap voor dc openstaande dour van het kasteel en zag dat cr niemand in do bijkeuken was. De meesters bevonden zich in Italië en de kneoht zat met de linnenmeid in do keuken te praten. Yanko keek uit al zijn machb naar de viool uit, toen plotsoling do maan van achter de wolken te voorschijn kwam cn haar stralen op hot speeltuig liet vallen. Do knaap kon het dus heel duidelijk zien. Die aanblik werkte bot-ooverend. Het verlangen zulk een schat to bezitten werd al sterker cn sterker. Do wind begon door do boomen te niischen on het kind meen de een stem te hooren fluisteren: Ga naar binnen, Yanko, er.is niemand, die jo kon zien." Een naohtegaiai zong daarop: „Neen, Yanko, neen I" To laatl To loatl Do knaap waa reeds in do vestibule*. Do nachtegaal hield op met slaan, de padden kwaakten schor cn Yanko stoud naast de viool, en op eens ontlokten zijn bevende vingeren een klagen- don toon aan het instrument. „Wio is daar?'» riep eon ruwe stem. Yanko durfde zich niet verroeren cn gaf geen antwoord. Een oogenblik later hecrsch- t© or de grootst© verwarring. Honden blaf ten, een man vloekte en zware slagen wer den uitgedeeld, terwijl een kind om ontfer ming gilde en de overig© dienstboden kwa men toesnellen. Den volgenden dag werd Yanko voor den rechter, een boer, gebracht. Hij was buiten staat een woord van opheldering uit te brengen en, aangezien men hem moeilijk naar de gevangenis zenden kon werd hij veroordeeld ,,ala een dief" gcgeceeld te wor den. Daarna liet men de moeder halen, om hem naar huis# te dragen. Do zwaluwen fladderden om de kerso- boomen in den tuin cn do gouden stralen der ondergaande zon drongen door de 6mallo vensterruiten van het armelijk huis je binnen, een gloriekrans werpende om het blonde kinderhoofd. Het gezichtje waa even wit als het kussen, waar het op rust te. De zonnestralen schenen een lang, glan zend pad regelrecht naar den hemel to vor men, waarlangs do jonge ziel naar het Pa radijs vluchten kon, om voor altijd rust te vinden. Helaashet was alleen in het sterven, dat hij langs een zonnig pad kon gaan; do le vensweg was voor hem zoo doornig en don ker geweest. Zijn hart klopts zwak, maar hij schonk nog al zijn aandacht aan de klanken, wel ke door het geopende venster binnendron gen. Do avond viel en men hoorde do maaiers zingen, die van den arbeid op het veld huiswaarts keerden. De zwaluwen tjilpten vroolijk. Op de versleten, uitgerafelde sprei lag do houten viool met de paardenharen snaren. Plotseling helderde het gelaat van den ster venden knaap op, en zijn lippen, die al witter on witter werden, prevelden „Moeder?'' „Wat is cr mijn kind, wat is crï" vroeg dc weduwe, met moeite haar snikken bc- dw ingendc. „Moeder, zal Godmij een viool in den hemel... geven...?" „Ja, mijn kind! Ja, Hij zal je er een geven stamolde de diepbedroefde vrouw. Zij kon niet3 meer zeggen, want zelfs haar ruwe natuur kon het niet dragen hem op deze wijze te zien heengaan, zoo goed als vennoord door een wreede on rechtvaar digheid. Haar hoofd zonk op de sprei neer cn zij stamelde: „Jezus, Jezus!" en barstte toen in een vlood van tranen uit, machteloos als zij was iets, tot zijn redding aan tc wenden. Toen zij het hoofd wedor ophief, waren do oogen van den kleinen ^nuzikant ge opend, maar zij bewogen zich niet meer en er lag een ernstige, plechtige uitdruk king over het magere gezichtje verspreid. De zonnestralen waren verdwenen. Rust in vrede, kleino Yanko. Twee dagen later kedidc dó eigenaar van het kasteel terug. Hij vernam' het go- beurde en zond den bediende weg. Hij zorgde ook verder voor de ai-me weduwe. „Eu t© denken, dat wij misschien een kunstenaar van hem hadden kunnen ma ken", zeidc zijn vrouw „O, dat- wij slechts thuis waren geweest. Waarom hoeft men mij nooit to voren van dat kind gespro ken Inge£. door Marie BJansjaar t© Leiden. Een slünmert. Kleino Jan had veel last van kiespijn. Zijn mooder beloofde hem, dat, als hij zijn kiea zou laten trokken, hij tweo gulden in zijn spaarpot zou krijgen. Jan nam do kans waar. Met vrees en angst ging hij naai- de.n dokter. Daar gekomen, was dc dokter niet thuis. Toen hij weer thub kwam, vroeg moeder: „Ben jo bij den dokter geweest?" „Ja, moe," sprak Jan. „Dat vind ik flink. Hier heb je twoo guldon." Jan had ze al in zijn spaarpot gegooid. Even later sprak moeder: „Heb je niet erg geschreeuwd 1" „Nee, moe, heolomaal niet. De doktor was niet thuis." Ingezonden door M. do Graaf, to Leiden. Een kleine jongen, die bij vele slagoro op een bordje zag „Rolpens", vraagt eens klaps aan zijn nisje: „'Zus, heeton dio slagors dan allemaal „Rolpens"?" (Historisch.) Ingez. door Marie Klesser, te Leiden. Snugger. „Ga eens zien, Johan, of de barometer ook gedaald is," beval mevrouw aan den bediende. Eventjes later kwam Johan terug cn zei: „Neen, mevrouw, hij hangt nog goed aan den spijker I" Ingez. door twee vriendinnetjes t© Leiden. I. Verborgen dieren. Deze lelie is zeef groeizaam. Ha, Anna ben jo daar eindelijk. Wol eeuwen geleden in 1574 is Lcidea ontzet. Jo moot dat lossor binden. II. Verborgen booracn. In hot water spartelt een hond. J© moet niet zoo denken, dat is niet goed voor j© hoofd. Zog, Elsje, loop eens gauw naar den bak ker. Moo ,ik win alles van do pot. III. Verborgen rivieren. Ik moet een el best lint hebben. Mo© roerde do pap nog eens om. Hó, dat zijn pas lekkere koekjes. Wij hebben dc spuit van buurvrouw ge bruikt. Ingez- door Johan Jansen te Leiden. IV. Mijn eerste wordt op school gebruikt, Mijn tweod© is dc naam van een boom, Mijn geheel is een stad in Zuid-Holland. Ingez. door Mario BlanBjaar te Leiden. V. Met r b'cn in niet mis, Met z heeft ieder handelaar mij gewis, Met h moet men hot vischje snappen, Met k wil ieder kind mij graag knappen. Oplossingen der Raadsels. I. Do Kapel. II. Roem—moer. III. Pet—potpitput. IV. Zeelt—eelt. V. Koe—lam—aap—mees. Adriane Kaiser, Lucio Riotdijk, Martha Stroebei, Jacobus Arnoldus, Martua Kwaadgras, Catootje Peeters, Willem La ter veer, Truce Pranger, Gerard van Oyen, Jeano Speel, Jacoba van Weeren, Helena, Margaretha cn Johan Ticrolf, Ine van Nif- terik, Dina v. d. Poet, Johanna G IL, Cornelia Kroon, Jannio en Hendr. Eg. gink, Anna van Leeuwen, Jo, Jacob eu Geaard Highart van Gelder, Suz© Dekker, Dora Boom, Helena Logeman, J. do Boer Anna van Dissel, Marietje Mazurel, Mar ria de Vrind, Rika en Jan Fontein, Mceu- dert, Rikus en Gretha Fontein, Johao Jansen, Gretha Kurrels, Gorri en Johanna v. d. Nieuwendijk, Jacoba, Jan en Piet Leyonaar, Hendrik en Frans Boom, Cb. Raumann, Marie, Hendrik cn Philippus de Nio, Betsy en Mario do Nie, Freek Wem- po, Anthonia Mulder, Mario Blansjaar, O Burggraaf, Eliso Schlatmann, Jo den Hollander, Dik en Lina Noll, Léo, Annic cn Dora van Rhcncn, Hendrik* Hartevelfc, Marius A. de Graaff, Cecilia cn Gerard Paulidos, Leendert Schilthuizen, S. Vei> my, Johanna den Tonkelaar, C. v. Dor- fcten, Koos vaD Hooidonk, Marietje van Hooidonk, allen te Leiden. Marie van Haastrecht, Joh. cn Willem v. d. Veer, Gijs Roos, Jansje cn Maric een Elzen, Cerritjo T?o<t\ Maria Roos, Cor nelia eu hJaas do Vries, Jan cn Dirk van Wieringon, Antjb en Roelof van Nieuw koop, allen te Haailommcrmcor, Aatje Zwetsloot, Joh. v. Nieuwkoop, Cornells on Gerritjo Zwetsloot, Cornelis Spaargaren, Hazina cn Mientjo Lemmerzaal, Sophia cn Jan Los, Willem Docswijk, Jan va Nieuwkoop, Leen en Pietje Loogman, Jo hanna Lemmerzaal, Jacob van Nieuwkoop, Johanna on Heiltje Noll, Agnes en Ceirit Doeswijk.^ Cornelia Leien, Kora Doeswijk, Oorndia VJugb, Dirk van Nieuwkoop, allen te Kaag, NecJtje Ouweikcrk, to Niouwwetering, Jo Bergman, Gerard Berg man, t© Warmond, 'A. Breukink, Nelly Pie- ron, Truus cn Jo Varkevis6er, tc Voorscho ten, Margje, Neoltje cn Maarten van Donk, te Zoeterwoudo. Prijzen vielen ten deel aan: Johanna G o r t r u i d a Plomp, te L o i d o n cn N e c 1 t j o O u w e r k e r k te N i e u- wowotcring. Corre apondentie. Marietje van Hooidonk t© Lei den. Ja, kleintje, als jo pas in do tweede klasse zit, wil ik jo potloodbriefjes voor- loopig wel voor lief nomen. Jc kunt al heel aardig babbelen op papier cn moet maar trouw aan het oplossen van raadsels blij ven meedoen. 8 u z e V e r m ij te Leiden. In dank ont ving ik jo bijdragen, waarvan ik binnenkort oen goed gebruik hoop tc maken. Leo, Annio en Dora vanR hénen te Leiden. Zoo, kinderen, gaan jullie bin nenkort naar 's-Hcrtogenbosch verhuizen Als jo zoo van verandering houdt, kan ik me voorstellen, dat jo het prettig vin doch wat het leeren betreft, kan ik roe nut voorstellen, dat dikwijls van sohool en dus van leermethode veranderen, jc vorderin gen ten goedo zal komen. Vriendelijke grootjes! Elise Schlatmann tc Leiden. Ik vind het heel prettig, dat jij de plaats van jo broertje bij mij komt innemen, nu hij naar do kostschool is. m welke stad is hij op school LinacnDikNoll te Leiden. Met ge noegen vernam ik, dat jullie d© laatsto ver halen zoo mooi gevonden hebt on ik hoop, dat ook deze in je smaak zullen vallen. Dank voor dc toegezonden raadsels Maria Blansjaar t© Leiden i je ingezonden bijdragen voor plaatsing schikt blijken tc zijn, zal ik er ga r bruik van maken. Ik verzoek j© echter bij het in zen o. aan to willen denken, dat het papier sl iU aan één zijde beschreven mag wordei Grotha Kurrels te Leiden. Neen meisje, ik neem je je verzuim volstrekt niet kwalijk en gaarne zal ik aan je verlangen voldoen. Waaraan had jo dat buitenkansje van een driedaagsch verblijf in do echoono Scholdc-atad to dankon Daar moet j© me bepaald eens wat meer van vertellenjo weet, oude dames zijn in den regel erg nieuwsgierig JohanJansonte Leiden. Wel, vriend je, wat spijt het me dat je d© vorige week zoo teleurgesteld waart jo naam niet onder de inzenders van gc.oe oplossingen tc vin don. Ik kan j© echter de verzekering geven dat do minder juisto oplossingen van het be doelde raadsel daar niet de oorzaak van was; ik moet veeleer aannemen, dat jc ver- zuimdet je briefje to ondertecken, bijua elke week ontvang ik zes en meer briefjes waar aan do handteekening ontbreekt Wil jc daar dus eens bijzonder op letton? Dora Boom. tc Leiden- Aangenaam kennis to maken, nieuw raadsclvriondinnc" tje Met heel veel genoegen vernam ik uit jo vriendelijk schrijven, dat je jo aangetrokken gevocldet jc bij ons aante sluiten en ik buop van harte een ijverig medewerkstertj© rijker tc zijn geworden Vriendelijke groetjes. Marietje Mazurel tc Leiden. Zoo meisje, kon jo do verleiding niet langer weerstaan, om met het bewuste boek tc wachtcu tot het winter zou 7Ï:d gewor den? Nu, ik kan roe het best begr-jpoo, want de geschiedenis van Adolf on Cl-irn is een heel mooie, ik herinner me dat ujg i"t mijn meisjesjaren. Met genoegen vernam ik vorder, dat jo zooveel plezier in onzo Kinderrubriek hebt. Tru co Pranger tc Leiden. Dank voor jo vriendelijk schrijven, dat mij zéér veel genoegen deed Ik hoop, dat jc je belofte van getrouw medewerken, gestand zult doen Adrianic Kaiser te Leiden- Van hart© gelukgewensclit met je verjaardag, meisjelief! Ik hoop, dat je een gelukkigen dag zult hebben en mij de volgende week een cn ander over do meisjesvisit© schrij ven. MABIE VAN AMSTEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5