LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 4 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
Oe Schooljongen.
Bet bezoek van den dokter.
No. 14299.
A'iirio" 1006.
Rubriek voor de Jeugd.
Het is nu vijf cn twintig jaar geleden,
dat ik schoolmeester was. Ik heb in dat
tijdsverloop hondenden jongens gekend,
groot cn klein, aardig en onaardig, van al
lerlei soort, maar geen hunner heeft zulk
een blijvenden indruk op mij gemaakt als
Henri Nederveen. Hij kwam op kostschool
aan, in de dagen, toen ik daar nog slechts
hulponderwijzer was en bij zette aanstonds
het beclc huis op stelten. Maar bitter wei
nig van zijn tijd wercl buiten de leerzalen
doorgebracht, want hij was altijd overla
den met strafwerk; maar de weinige
oogenblikkcn, dat hij vrij was, wijddo hij
ook aan kattekwaad 1 Ik vrees, dat zijn
.vingers steeds door tintelden van do veel
vuldige aanrakingen met do rotting. Hij
brak meer vensters, zette meer ondeugende
plannetjes op touw, dan al de overige
knapen bijeen. Ik herinner mij niet ooit te
,vorcn of daarna een oproeriger, rusteloo-
zer jongeheer to hebben ontmoet.
Hij was het, die, in koelen bloede en met
voorbedachten rade de gaskraan uitdraai
de, terwijl onze herder en leeraar bij gele
genheid van het naderend Kerstfeest ecu
toespraak, hield. Toen de verjaardag der
stichting van het instituut aanbrak, en de
predikant voor ons optrad om, als gewoon
lijk de plechtigheid met een preek te ope
nen, zagen wij tot onze ontzetting zijn
eigen karikatuur in houtskool op zijn bef
geteekend. Het feest werd niet alleen door
do ouders der leerlingen, maar ook door
allo voorname personen uit den omtrek bij
gewoond. Ieder was ten zeerste veront
waardigd en de schuldige was Nederveen.
Gedurendo de eerste week na de groote
vacantie moest ik drie peluwgevcchten af
breken en telkens kwam het uit, dat Henri
'de schermutseling had teweeg gebracht.
Aldus was de knaap, tegen wien ik zoo
wel door het hoofd der school, als de an
dere secondanten gewaarschuwd werd, en
zoo bleef hij tot het einde.
Ten laatste maakte hij het zoo bont,
dat er ccn raad belegd werd ia do studeer
kamer van den directeur: ,,Het verheugt
mij, mijnheer Ellis", zeide de directeur,
zich tot mij wendende: „uit uw woorden op
te maken, dat gij dien jongen nog niet
geliecl en al opgeeft. Uw pleidooi te zijnen
behoeve weerhoudt mij van het nemen van
'een stap, die heel ernstig zou zijn. Ik
voor mij vrees, dat hij onverbeterlijk is,
want noch straf, nocli vriendelijke woorden
schijnen cenigen goeden invloed op hem uit
te oefenen. Toch zullen wij hem nog één
kans geven; maar hij moet wel verstaan,
dat ik hem bij de eerste nieuwe klacht tegen
hem ingebracht, zal wegzenden.''
Nederveen werd daarop in het studeer
vertrek ontboden en hoorde het besluit van
den directeur aan. Dicnzelfden avond liad
ik een onderhoud mot hem in mijn eigen
kamer. Hij kwam met de handen in zijn
broekzakken binnen. Hij was leelijk, had
borstelig rood haar ©n een lang niet mooi
gelaat, vol zonnesproeten.
Ik heb sedert ondervonden, dat knapen
met engelengezichten niets beter zijn dan
hun slechter bedeelde broederen. Hij had
op dat oogenblik zulk een vroolijke uitdruk
king en zijn oogen weerspiegelden zoo iets
trouws en eerlijks, dat ik overtuigd werd,
dat hun lastige eigenaar nog zoo kwaad niet
kon zijn.
Ik sprak hem ernstig en hartelijk tevens
toe, maar voor zoover ik kon zien, zonder
veel indruk t© maken. Wij eindigden met
hem het besluit van den directeur voor
oogen t© houden en te zeggen hoeveel moei
te ik had gehad te voorkomen, dat hij op
staanden voet weggezonden werd.
Nu werd zijn opgeruimd gelaat plotseling
veel ernstiger cn hoorde ik hem binnens
monds iets mompelen over zijn moeder, cn
zag ik duidelijk, dat hij slechts met moeite
zijn tranen bedwong. Nederveen's moeder
was weduwe en hij was haar eenigc zoon. Ik
nam aanstonds de gelegenheid te baat.
„Dit is het eenig© weeke punt in het hart
van den j'ongen", dacht ik en ik begon hem
FEUILLETON.
Eerste liefde.
14)
Johanna daarentegen was diep ontroerd
Tranen kwamen haar in de oogen en zij
greep onwillekeurig naar de hand van Va
lentin Oberwalder, die naast haar stond.
Valentin begreep haar niet, maar de druk
van die klein© hand deed hem het bloed
naar het gezicht r 'jgen en zijn hart on
stuimig kloppen.
De weduwe trok plotseling haar hand te
rug en liep weg. Maar na een poosje bleef
zij weer staan en liet hem weer naast zich
komen.
Valentin had zijn onbevangenheid reeds
teruggekregen en zag haar vroohjk in het
gezicht, terwijl hij zeidc: „Ja, mevrouw,
het wordt vandaag een prachtige dag
Het groepje stond spoedig op do brug,
die lag over de Höllentalkloof, die, waar
door do bergbeek met brullend geraas zich
ccn weg baande. Uit de grijnzende kloof
steeg een lichte nevel op. Beneden bruist©
©n spatte het witte schuim en zij, die over
de leuning van do smalle brug naax bene
den zagen, werden door een rilling aange
grepen.
Bijna angstig hadden de oogen van den
gids zich gevestigd op de gestalte van de
jonge vrouw, toen zij zich ever de lage
leuning boog, om naar beneden t© zien. Zijn
rechterhand was uitgestrekt, alsof hij haar
wild© vasthouden. Toen greep hij plotseling
haar i -nd en trok haar, zonder dat zij
Ê^gepstand bood, van de brug weg*
voor te houden, welk een droefheid ©n
schande het voor haar zou zijn als haar
zoon werd weggejaagd. Do tranen rolden
nu over zijn wangen, ofschoon ik hem nog
nooit, zelfs onder de zwaarste kastijding,
had zien schreien. „Het zou haar hart bre
ken',' zeido hij op gesmoorden toon.
Zoodra hij wat bedaard was, liet ik hem
van zijn mooder vertellen, en zijn gelaat
helderde weer op, toen hij mij vol geestdrift
al haar goede hoedanigheden opnoemde.
Hij wilde volstrekt, dat ik haar zou leeren
kennen. Zij was niet alleen de knapste,
mooiste vtöuw op aarde, maar haar goed
heid en zelfverloochening waren niet te be
schrijven. Ik zou mij nooit een denkbeeld
van haar kunnen vormen, zoolang ik haar
niet in. levenden lijve had gezien.
Meer dan ooit was ik thans overtuigd,
dat hij goed was en men hem tot nu too
verkeerd had aangepakt. Ik drong dus bij
hem aan op de noodzakelijkheid onmiddel
lijk van gedragslijn te veranderen.
„Beloof mij dat gij het ter wille van uw
moeder zult beproeven," zeido ik ten slotto.
Wij scheidden als de bepte vrienden cn
hij had mij beloofd zich voor de rest van
het termijn flink op zijn lessen toe te log
gen en zijn best to doen den slechten naam,
dien hij verkregen had, nit te wisschen.
Een paar wekea ging alles goed; Neder
veen poogde eerlijk werk goed te doen
en geen kwaad meer uit to( halen, vrcl
kwam bij oogeDblikken de oproerige geest
weer boven; maar hij bedwong dien on
middellijk zoodra ik hem aan zijn moeder
herinnerde. Na verloop van tijd echter,
kon ik zien, dat zijn inspanning verslapte.
Hiji zorgde er nog wel voor geen groot©
fouten te begaan, die do bedreiging, welke
hem boven het hoofd hing, tot werkelijk
heid zou hebben gemaakt; maar hij
kreeg weer bijna evenveel strafwerk als te
voren en bij tijden begon ik te vreezen, dat
hij gich nooit beteren tzou. Het was nog
maar drie weken voor de zomervacantie,
die voorafgegaan zou worden door het
examen cn de prijsuitdeeling, waarbij
meeste ouders tegenwoordig zouden zijn.
Ik had de avondwacht gehad cn de jon
gens waren buitengewoon luidruchtig en
lastig geweest. Dientegenvolgc besloot ik,
nadat al de leerlingen naar bel waren ge
zonden, nog even te gaan wandelen, om
do hoofdpijn te verjagen, die ik aan hen
te danken had.
Na het tuinhek Ie zijn geloopcn, sloeg
ik den weg naar do stad in.
Men oordcele over mijn verbazing, toen
ik daar aangekomen, plotseling Nederveen
tegen het lijf liep, dien ik al lang goed en
wel in êlaap meende. Hij kwam uit ccn
winkel, en liet van schrik vorschcideno pak
jes vallen, die hij bij zich droeg Met ver
schrikt gelaat stond hij mij aan to staren.
„Raap die pakjes op", zcide ik, „en
keer terstond met mij terug.
Hij gehoorzaamde zonder een woord te
zeggen en volgd© mij met bleek gezicht en
nedergebogen hoofd.
Wij begaven ons allereerst naar mijn
eigen vertrek. Do dienstbode, die op mijn
schellen binnentrad, zeido mij, dat de di
recteur zich in zijn studeerkamer bevond.
Toen zij weer was heengegaan, sprak
Nederveen voor het eerst sedert onze ont
moeting
„Zal dit ten gevolge hebben, dat ik
weggejaagd word, mijnheer?" vroeg hij.
„Ik weet het niet,' gaf ik ten antwoord,
zonder het t© wagen meer to zeggen.
De ganscho geschiedenis zijnor ongeluk
kige avondwandeling was spoedtig bekend
Cju de bevende kloino zondaar werd ver
oordeeld tot streng arrest voor het overige
van het termijn Ook op d© zes overblij
vende vrije middagen zou dit van kracht
zijn. Nederveen scheen een pak van heb
hart te voelen wentelen bij het vernemen
van dit vonnis; maar de directeur deelde
mij onder vier oogen mede, van plan te
zijn aan de moeder van den knaap to
schrijven en haar te verzoeken hem met de
vacantio voorgoed weg te nemen.
Eon week ongeveer verdroeg do jongen
zijn straf geduldig en zelfs vol moed,
dacht mij. Daarna echter begon zijn op
sluiting, die zijn rustelooze, bedrijvige
natuur dubbel pijnlijk moet zijn geweest,
Valentin haalde verlicht adem.
„Goddank", mompelde hij, „zij heeft
niets gemerkt. God helpo mij, dat ik nu
verder sterk blijf 1
Niettegenstaande het later op don mor
gen warmer werd, begon het weer te ver
anderen. Do hitte werd voortdurend druk
kender en men kon iet vrij groote zeker
heid voorspellen, dat het tegen den
middag zou gaan onweeren. De rechter cn
de ingenieur spraken Van onikeeren, maar
mevrouw voïi Hager wilde daarvan niets
hooren. Eindelijk besloot men dan ook don
tocht voort te zetten. Het stijgen was zeer
bezwaarlijk en do toestand van den weg
liet veel te .wenschen over.
Geen plekje schaduw was er te bekennen.
Beneden bruiste en schuimde het water
Groote, witte wolkgevaarten vlogen langs
'den hemel.
Oberwalder ging vooruit, de jonge wedu
we volgde hem, doch' deze versmaadde
zelfs op de gevaarlijkste pldateen elke hulp.
Zij gevoelde een zekere schuwheid om zich
door uen gids, ook zelfs slechts met de top
pen der vingers, te laten aanroeren.
Reeds na de eersi© afwijzing beproefde
hij, niet weer haar zijn diensten aan te
bieden. Maar hoe gevaarlijker en moeilijker
de weg werd, hoe meer zijn opmerkzaam
heid op haar gevestigd werd, alsof hij bij
zichzelf gezworen had met haar te staan
of te vallen.
In de rotswoestijn van het Höllental
heerschte een diepe stilte, die alleen ver
broken werd door het kantelen of wegrol
len van een steen door de vluchtende gren
zen losgewoeld. Een gevoel van ontzetten
de verlatenheid bekroop de menschen te
midden van deze groote eenzaamheid»
hem zwaar te vallen en toen de berinne
ring aan het lot, dat hem boven het hoofd
gehangen had, verflauwde, bromde en
klaagde hij op echte schooljongcnswijze.
„Het is beestachtig en een schande,"
hoorde ik hom op zekeren dag tot een
vriend zeggen; „ik moet hier maar zitten
puffen, terwijl gijlieden in de rivier
zwemt cn met netten vischfc. Ik voorspel
je, dat ik het niet lang meer zal uithou
den."
Ik hoorde niet verder cn den volgenden
Woensdagmiddag zette ik hem als gewoon
lijk aan zijn strafwerk. Ik sloot hom in de
leerkamer op, om zelf naar mijn eigen ver
trek to gaan en mij daar te vcrkleeden, al
vorens rustig in de bosschen te gaan le
zen. Terwijl ik daarmede bezig was, wilde
het toeval, dat ik een blik uit hot venster
wierp on Henri ontdekte, die uit het raam
der leerzaal klom, waar ik hem geen tien
minuten te voren had achtergelaten. Ik
schoof onmiddellijk mijn venster open en
riep hem toe, maar hij hoorde mij niet of
verkoos niet te luisteren. Zonder het hootd
naar mij om t© wenden, liet hij zlïsh naar
beneden glijden en anelde op do rivier toe,
waar de jongens zich op dat oogenblik
baadden.
Ik stormde het huis uit en "liep hem acn-
terna, hem telkens toeroepend© stil ie
staan. Ik heb nooit geweten of hij mij hoor
de. Een ding is zeker, hij holde steeds
sneller voort.
Maa>.* toon wij dicht bij het water kwa
men, bemerkte ik, dat er iets ongewoons
gaande was, want een menigte naakte ge
daanten verdrongen zich om ccn hoogen
wilg, die aanwees tot hoover de knapen
mochten zwemmen, en allen riepen door
een. Zoodra zij mij in het oog kregen, lie
pen zij op mij toe.
„Mijnheer, mijnheer, Stoker is verder ge
gaan dan hij mocht I" Ik was uitgeput van
mijn wedren, maar dat bericht deed mij
alle vermoeienis vergeten en onder het
voortloopen jas cn vest afwerpende, snelde
ik op de plaats toe, waar het sombero
treurspel voorviel.
De rivier was veilig op enkele afgeba
kende plekken. Aan de zijdo der school
had men geen stroom cn geen noemens
waardige diepte; maar een weinig vorder
dan de wilg splitste het water zich in twee
kanalen, waarvan liet ecne zoo gevaarlijk
was, dat de leerlingen streng verbod had
den zich daarin te wagen. De angst, die
op al die verschrikte gezichten viel l© le
zen, zoide mij genoegzaam, hoe ernstig het
geval moest zijn. Hijgend bereikte ik den
oever, maar Nederveen was mij voorgc-
weest; hij had zijn buis al afgerukt, zijn
schoenen uitgeschopt en, zonder op mijn
waarschuwende kreten te letten, .was hij
in het water gesprongen. Hij zwom rcods
met krachtigo slagen naar den door den
verraderlijken stroom meegcsleurden kneap.
Ik wist, dat mijn zondenbok een goed
zwemmer was, maar nooit had ik hem ge
zien, zooals dien dag. Ofschoon bijna ge
heel gekleed, vorderde hij ongelooflijk
snel. Ziende, dat hij zijn makker zou be
reiken, voordat dit mijzelf mogelijk zou
zijn, liep ik den oever af en maakte do
boot los en roeide uit al mijn macht naar
hem' toe. Nu eerst zag ik in, hoe waar
schijnlijk het was, dat ik t© laat zou ko
men. Nederveen had den drenkeling be
reikt en stevig vastgegrepen; maar de
stroom werd thans ook te sterk voor hem
cn sleepte beiden met steeds grootcr snel
heid mede. Henri poogde nog het onmo
gelijke om er zich aan to ontworstelen,
maar hij was blijkbaar reeds uitgepur
Hij slaagde er niettemin in, een paal
vast t© grijpen; docli het wreede watir
sleepte hen weer voort. Tot twee, driemaal
toe zwom hij er naar terug en telkens moest
hij weer loslaten. Hij scheen verloren. Ik
wondde het eenüg otvergebleven redmiddel
aan. In de boot lag een lang stuk touw.
Ik maakte gauw een strik aan een der uit
einden cn slingerde het toen naar Neder
veen toe. Het koord viel juist onder zijn
bereik. Pijlsnel greep hij het en stak er
Stoker's arm doorheen. Ik haalde het touw
binnen cn op hetzelfde oogenblik word Hen
ri door den stroom medegcslecpt.
Do rotswanden, die, van beneden afge
zien, op een gladden, onboklimbaren muur
geleken, vertoonden, wanneer men naderde
een massa van uitspringende rotsstukken,
spleten en kloven.
Yrccselijkc afgronden gaapten aan een
zijde, alles was bedekt met los puin, dat
onder den voet naar beneden stortte. Bij
een diepe spleet, aan het boveneinde wair-
van nog sneeuw lag terwijl aan het
ondereind oen dunne, heldere waterstraal
te voorschijn sprong, om zich later tus-
sohen de rotsen weer te verliezen, werd
halt gehouden.
Johanna vcrwcnscht© deze vertraging.
Waarom had zij haar eigen zin niet ge
volgd en was alleen in gezelschap van juf
frouw Krainer en Valentin den berg op
gegaan Altijd die bedenkingen van wat
de mentonen zullen zeggen. Dat had haar
toch geheel overechillig kunnen zijn, te
meer, omdat zij van alle vreemdelingen,
die haar hier omringden, waarschijnlijk
toch nooit meer iemand zou ontmoeten.
Zij wag ontstemd op zichzelf, dat zij zich
niet boven deze kleinzieligheden, di© zij
zelf verachtte en geringschatte, wist te
verheff n.
Zij ging op ccnigen afstand -n de an
deren zitten, sloeg do armen om de opge
trokken knieën en staarde ernstig voor
zich uit. Valentin bracht haar een beker
van het ijskoude bergwater en zette de
lunchmand naast haar. Zij bedankte hem
nauwelijks.
D© rechter had zich gedurende het be
stijgen van den berg alle moeite gegeven
door bijz ndere opmerkzaamheid den dank
der dame te verdienen, doch Johanna scheen
voor alles, wat hij deed of zeide, blind en
Stoker werd door mij in de boot getild
en was dienzelfden avond reeds beter. Met
Nederveen was het anidehs gesteld. Wel
haalde ik hem nog'in, maar hij was tegen
een steiger aangcslingerd, had eea vreeso-
lijko wond aan het voorhoofd cn een gebro
ken arm. De dokter bleef uren achtereen
aan zijn legerstede vertoeven. Men had om
zijn moeder geseind en ik bleef heel den
nacht bij hem opzitten. Hot waren cinde-
looze uren, slechts afgebroken door Henri's
zacht gekerm. Toen de geneesheer don vol
genden ochtend wederkeerde, was do knaap
nog altijd bewusteloos. Een half uur later
zag ik een bleeko vrouw mot Hef gelaat
binnentreden; liet was Henri's moedor. Op
hetzelfde oogenbli.. opende liij de cogen cn
mij alleen ziende, zeido hij: „Het spijt mij
erg, maar ik kon het niet holpen, de leer
zaal was zoo warm!"
Ik wilde antwoorden; maar reeds begon
hij weer te ijlen en ik liet moeder en zoon
alleen. Toon ik beneden kwam, vernam ik
dat de dokter haar reeds op het ergste had
voorbereid.
Een uur daarna keerdo ik terug; de zon
vervulde do kamer van warm, rooskleurig
licht en omgaf het hoofd van den kleinen
deugniet, thans een held, met eon stralen
krans. Een enkele blik op zijn trekken zei
do mij dat het einde nabij was; nu een
laatst© blik, een kus en een laatst© wooroi
van liefde, want hij was thans bij kennis,
verwijderde ik mij opnieuw, tc veel eerbied
voor do smart der moeder gevoelende, om
haar mot mijn bijzijn to hinderen. Toen ik
andermaal binnentrad, maakte zij juist
zaclitkens het doodo armpje van baar bals
los en drukte zij een kus op do verstijf do
lippen, die tot een blijden glimlach waren
ontplooid.
Haar droefheid waag ik niet te schilde
ren. Ook de directeur cn al onz© huisge-
nooten waren van smart vervuld. Mijzelf
was het te moede alsof ik een jongeren
broeder verloren had en in mij.i vrijo uren
bracht ik sedert d^en telkens cn telkens
een bezoek aan liot vreedzame kerkhof,
waar door de jongens ccn klein monument
was opgericht, met het opschrift:
ARTHUR HENRI NEDERVEEN,
oud 13 jaar,
Die zijn loven vooïr een ander opofferde.
11 Juli 1875.
Uitgeput door zijn dagwerk achter den
kruiwagen, lag do knaap uitgestrekt in
zijn bed, dicht onder de dakpannen. In
diepen slaap verzonken, hoordo hij niets
van het gekletter van den Aprilrogen te
gen het huis, maar do stem zijner moeder
drong tot hom door, wekte hem door haar
aangrijpenden toon van vrees, van wan
hoop.
„Vincent!" riop zij en haar stem werd
schril! „Vincent, j© moet den dokter gaan
halen. Je vader is heel ziek. Haast je, haast
je toch
De jongen sprong uit zijn warm bed,
duizelig van den slaap; maar toch zoo op
geruimd mogelijk roepend:
„Ik voorde het, moeder; ik kom zoo
aanstonds."
„Toe, gauw. En roep Marie ook."
In de diepo duisternis rondtastende,
vond de knaap zijn klccren, trok die haas
tig aan, cn met nog half verdoofde lede
maten' zocht hij zijn weg naar de trap,
waar ccn flauw lichtje flikkerde. Even
stilstaande om zijn zuster te waarschuwen,
strompelde hij de steile, small© trap af cn
kwam in do slecht verlichte keuken.
Zijn moeder kwam hom tegemoet met een
doodsbleek, verwrongen gelaat. „Je vader
lijdt vreeselijk, je moet den doktor zoo gauw
mogelijk hierheen brengen
Hij kon den lijder hooren kermen, terwijl
hij door do keuken op en neer liep, om
zijn overjas aan te trekken cn zijn muts tc
zoeken, cn daarna spoodde iij zich met
een lantaarn in do hand naar buiten om
zijn weg naar de schuur t© vinden door
regen en slijk. Het was stikdonker en er
woei een koude, zware wind. Het vooruit-
doof te zijn.
Ook voor Valctin soheen haar g.drag
een groot© ontgoochel in g te zijn. Wat had
hij gedaan, dat zij liem op eenmaal zoo
vreemd, zoo bijna verachtelijk behandelde?
Zou zij iets bemerkt hebben van wat hem
innerlijk zoo in beroering bracht?
Hij sidderde voor dezo gedachte. Liever
wildo hij dood aan den voet der rotsen
liggen dan door haar veracht te worden.
Een sombere zwaarmoedigheid overwel
digde 'lom, Oiïder don indruk waarvan
hij nog geheel verkeerde, toén het kleine
gezelschap na ongeveer een uur weer op
brak.
De rust en de gebruikte vervcrschingcn
hadden opwekkend gewerkt Gejuich cn gc-
jodel weerklonken, terwijl de echo's de kre
ten meermalen herhaalden. Nu en dan
hoorde men een verschrikt gilletje van een
der dames wanneer zij onverwacht uitgle
den, of het luide gelach der heeren cn van
den tweeden gids, wanneer or een geestig
heid werd gedebiteerd.
Oberwalder werd geheel door zijn sombe
re gedachten in beslag genomen cn be
merkte niet, dat dc wolken aan den hemel
steeds zwaarder werden en ccn donkere
grauwe kleur kregen.
In korto oogenblikkcn was het blauw der
lucht geheel achter de dreigonde wolken
verborgen en ccn hevige windstoot suisde
door het daL Thans schrikt© Valentin uit
zijn sombere overpeinzingen op. Eo.i enkele
blik, dien hij in heb rond wierp, zeide
liem, dat het onweder in aantocht was,
waarvan hij do voorboden over het hoofd
had gezien. Maar nog was er oogenb'Lrire-
lijk geen gevaar. Een halfuur, meer berg
opwaarts stond een jachthut. Misschien
zicht op do zeven lange mijlen, welko hij
had af te leggeh, was niet aantrekkelijk;
maar hij zette zich daar overheen.
In d© warme schuur stonden do paarden
op een rij, bezig hun hooi tc knuwcu. Jan
en Dik, het groote 6pan van den ploeg en
Jenny cn Tcg, twee rustige merries. Hij
liep zo-voorbij on kwam aan den wilden
Frank cn Kittv, het rijspan, beido heel
vlug, ook voor den zadel afgericht cn
schrander als honden. Een oogenblik aar
zelde hij. Frank was do sterkste, kon het
langer volhoudenmooi* Kitty, d© vlugste
en meer vertrouwbaar voor zulk een tocht
in zulk ccn nacht. Hij koos haar dus.
„Nu, Kit! riep hij, de lantaarn op do
haverkist nanst haar plaatsende: „Je moet
aan het werk vannacht
Hij wierp het zadeldek over haar cn
streek zorgvuldig do plooien glad, want zij
mocht geen pijn hebben. Het zadel zelf
haalde hij heel dicht aan en eenigo oogon-
blikken later bliec Vincent do lantaarn
uit, sprong te paard, waar hij even vast
op zat als ©en slapende papegaai op zijn
stok en Kitty rende den straatweg op, een
stortvloed van modder omboog zendende.
„Zachtjes, Kit! niet te hard van stal!''
riep do knaap tn trek dc teugels aan. Hij
was klaarwakker en moest het hoofd bui
gen voor den konden regen, c!io hem in
het gelaat joeg cn zijn oogen verblindde.
Het was zoo donker, dat hij zelfs het water
niet kon zien glinsteren aan weerszijden
van den weg; maar Kitty wist er zich toch
door tc slaan, tot uo cogen van den knaap
zich uitgezet hadden als die van ccn kat
en hij elk lichtstreepje, clko zwarte scha
duw in het slijk begon te onderscheiden.
Ten slotte kon hij den weg zien als een
rivier inkt, .voortstrcomendo tusschen do
smalle grasranden. Do jonge ruiter begon
zich trotscli tc voelen op zijn tank en liet
©dele dier rende als een wolf den nacht
door.
Zij kondo haar meester, tc zamen hadden
zij het vee in de prairiecn gehoed cn hon
derdmaal was zij met hem over lioggon gc
sprongen. Thans logd-o zij een mijl in galop
af. Van uit het donk r hoordo men Carlo
van John Marten blaffen; dat gaf aan,
dat de tweede mijl achter den rug lag. Van
hier af liep do weg door do prairie; do
grond was cr vaster, zoodat men nu sncllor
vorderde. Hier cn daar waren cr gaten vol
water, maar Kitty sprong cr overheen. Ho
vierde mijl was een on al modder, dc vijf
de nog erger cn het fiere hoofd van do
merrie begon zich tc l.uig-èn; 'ivitty haalde
nog slochts mot moeit© adom; de knaap,
di© haar evengoed kende als zijn eigen
broertj©, zag in, dat zij uitgeput raakte.
Het griefde hem niettemin haar zoo hard
t© moeten laten doorloopcn, maar de her
innering aan het bleeke gelaat zijner moe
der cn hot gekerm van zijn vader knaag' lo
den knaap aan het hart. M« t opeengc
klemde lippen deed hij Kitty de spore-,
voelen.
De zesde mijl bood weer vaster bodem
aan cn do zevende bracht hem bijna binnen
de stadsgrenzen. O, daar .was ccn. licht
schijnsel. Er was toch nog iemand wakker
cn do wereld scheen or aanstonds minder
vreugdeloos door.
Daar flikkerdo een tweede licht. Zijn hart»
sprong op van vreugde toen hij de teugels
inhield daar waar de groene cn rood© lam
pen der apotheek een vroolijken gloed op
do beslijkt© straat wierpen. Dc dokter
woonde daarnaast cn ook uit zijn huis
drorïg ©cn flauw schijnsel door. Van uut
afgematte paard glijdende cn zonder to
wachten om Kitty vast to binden, snelde
hij het kort© kiezelpad op on begou naar
do schel to tasten. Toen hij deze vond,
zuchtte hij van dankbaarheid. Tot drie
maal toe haalde hij haar hard cn snel ach
tereen over en wachtte toen of daarbin
nen geen voetstappen zouden weerklinken.
De voordeur werd eindelijk ontsloten en
de geneesheer, ccn lange, onverstoorbare
man met blonden baard on in een kamerja
pon gewikkeld, stond voor hem. Hij kwam
don knaap op dat oogenblik even schoon
als een dei* apostelen voor.
„Wat is er mijn jongen?"
„Ik ben Vincent Stcarn, mijnheer. Mijn
kon men dit toevluchtsoord nog bereiken,
voordat do storm losbrak.
Voorwaarts dus, zoo snel mogelijk voor
waart^
Men liaastto zich vorder, doch de krach
ten der ineesten geraakten op het moei
lijkc, steile pad spoedig uitgeput. JohaDua
en Oberwalder waren den anderen wel ccn
paar honderd schreden vooruit.
De wolken worden steeds donkerder, do
wind fctak op, zoodat de dichte novel, die
over do bergen hing, in heftige beweging
kwam. Nu ucgon het ook to regenen, liot
waren geen droppels, die neervielen, maar
stroomen water, alsof gcheelo beken neer
stortten. Daartusschcü viel sneeuw cn ha
gel en het werd zoo denker altof de nacht
aanbrak.
De beide angstkreten d^r toeristen, dio
slechts met moeit© tegen den storm kamp
ten, waarin zij geheel onbeschut moesten
vorder gaan, klonken boven liet gieren van
den wind en het rui/.chcn van den regen
int. Om het verschrikkelijke van liet tooneel
nog te vermeerderen, flitsten valo bliksem
stralen door de duisternis cn rommelden
geweldige donderslagen, die door do ccho'ïf
dor bergen vel© malen werden herhaald.
Enkele minuten tijcis waren voldoende
geweest om deze verandering Icwcig to
brengen. Hoog boven do hoogst© kommen
van de Zugspitzc had het onweer gedregd
en was, door den zuidwestenwind voortge
dreven, plotseling in het Höllental ncei>
geslagen.
(Wordt veryolgd