LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 4 OCTOBER. - TWEEDE BLAD. Oe Schooljongen. Bet bezoek van den dokter. No. 14299. A'iirio" 1006. Rubriek voor de Jeugd. Het is nu vijf cn twintig jaar geleden, dat ik schoolmeester was. Ik heb in dat tijdsverloop hondenden jongens gekend, groot cn klein, aardig en onaardig, van al lerlei soort, maar geen hunner heeft zulk een blijvenden indruk op mij gemaakt als Henri Nederveen. Hij kwam op kostschool aan, in de dagen, toen ik daar nog slechts hulponderwijzer was en bij zette aanstonds het beclc huis op stelten. Maar bitter wei nig van zijn tijd wercl buiten de leerzalen doorgebracht, want hij was altijd overla den met strafwerk; maar de weinige oogenblikkcn, dat hij vrij was, wijddo hij ook aan kattekwaad 1 Ik vrees, dat zijn .vingers steeds door tintelden van do veel vuldige aanrakingen met do rotting. Hij brak meer vensters, zette meer ondeugende plannetjes op touw, dan al de overige knapen bijeen. Ik herinner mij niet ooit te ,vorcn of daarna een oproeriger, rusteloo- zer jongeheer to hebben ontmoet. Hij was het, die, in koelen bloede en met voorbedachten rade de gaskraan uitdraai de, terwijl onze herder en leeraar bij gele genheid van het naderend Kerstfeest ecu toespraak, hield. Toen de verjaardag der stichting van het instituut aanbrak, en de predikant voor ons optrad om, als gewoon lijk de plechtigheid met een preek te ope nen, zagen wij tot onze ontzetting zijn eigen karikatuur in houtskool op zijn bef geteekend. Het feest werd niet alleen door do ouders der leerlingen, maar ook door allo voorname personen uit den omtrek bij gewoond. Ieder was ten zeerste veront waardigd en de schuldige was Nederveen. Gedurendo de eerste week na de groote vacantie moest ik drie peluwgevcchten af breken en telkens kwam het uit, dat Henri 'de schermutseling had teweeg gebracht. Aldus was de knaap, tegen wien ik zoo wel door het hoofd der school, als de an dere secondanten gewaarschuwd werd, en zoo bleef hij tot het einde. Ten laatste maakte hij het zoo bont, dat er ccn raad belegd werd ia do studeer kamer van den directeur: ,,Het verheugt mij, mijnheer Ellis", zeide de directeur, zich tot mij wendende: „uit uw woorden op te maken, dat gij dien jongen nog niet geliecl en al opgeeft. Uw pleidooi te zijnen behoeve weerhoudt mij van het nemen van 'een stap, die heel ernstig zou zijn. Ik voor mij vrees, dat hij onverbeterlijk is, want noch straf, nocli vriendelijke woorden schijnen cenigen goeden invloed op hem uit te oefenen. Toch zullen wij hem nog één kans geven; maar hij moet wel verstaan, dat ik hem bij de eerste nieuwe klacht tegen hem ingebracht, zal wegzenden.'' Nederveen werd daarop in het studeer vertrek ontboden en hoorde het besluit van den directeur aan. Dicnzelfden avond liad ik een onderhoud mot hem in mijn eigen kamer. Hij kwam met de handen in zijn broekzakken binnen. Hij was leelijk, had borstelig rood haar ©n een lang niet mooi gelaat, vol zonnesproeten. Ik heb sedert ondervonden, dat knapen met engelengezichten niets beter zijn dan hun slechter bedeelde broederen. Hij had op dat oogenblik zulk een vroolijke uitdruk king en zijn oogen weerspiegelden zoo iets trouws en eerlijks, dat ik overtuigd werd, dat hun lastige eigenaar nog zoo kwaad niet kon zijn. Ik sprak hem ernstig en hartelijk tevens toe, maar voor zoover ik kon zien, zonder veel indruk t© maken. Wij eindigden met hem het besluit van den directeur voor oogen t© houden en te zeggen hoeveel moei te ik had gehad te voorkomen, dat hij op staanden voet weggezonden werd. Nu werd zijn opgeruimd gelaat plotseling veel ernstiger cn hoorde ik hem binnens monds iets mompelen over zijn moeder, cn zag ik duidelijk, dat hij slechts met moeite zijn tranen bedwong. Nederveen's moeder was weduwe en hij was haar eenigc zoon. Ik nam aanstonds de gelegenheid te baat. „Dit is het eenig© weeke punt in het hart van den j'ongen", dacht ik en ik begon hem FEUILLETON. Eerste liefde. 14) Johanna daarentegen was diep ontroerd Tranen kwamen haar in de oogen en zij greep onwillekeurig naar de hand van Va lentin Oberwalder, die naast haar stond. Valentin begreep haar niet, maar de druk van die klein© hand deed hem het bloed naar het gezicht r 'jgen en zijn hart on stuimig kloppen. De weduwe trok plotseling haar hand te rug en liep weg. Maar na een poosje bleef zij weer staan en liet hem weer naast zich komen. Valentin had zijn onbevangenheid reeds teruggekregen en zag haar vroohjk in het gezicht, terwijl hij zeidc: „Ja, mevrouw, het wordt vandaag een prachtige dag Het groepje stond spoedig op do brug, die lag over de Höllentalkloof, die, waar door do bergbeek met brullend geraas zich ccn weg baande. Uit de grijnzende kloof steeg een lichte nevel op. Beneden bruist© ©n spatte het witte schuim en zij, die over de leuning van do smalle brug naax bene den zagen, werden door een rilling aange grepen. Bijna angstig hadden de oogen van den gids zich gevestigd op de gestalte van de jonge vrouw, toen zij zich ever de lage leuning boog, om naar beneden t© zien. Zijn rechterhand was uitgestrekt, alsof hij haar wild© vasthouden. Toen greep hij plotseling haar i -nd en trok haar, zonder dat zij Ê^gepstand bood, van de brug weg* voor te houden, welk een droefheid ©n schande het voor haar zou zijn als haar zoon werd weggejaagd. Do tranen rolden nu over zijn wangen, ofschoon ik hem nog nooit, zelfs onder de zwaarste kastijding, had zien schreien. „Het zou haar hart bre ken',' zeido hij op gesmoorden toon. Zoodra hij wat bedaard was, liet ik hem van zijn mooder vertellen, en zijn gelaat helderde weer op, toen hij mij vol geestdrift al haar goede hoedanigheden opnoemde. Hij wilde volstrekt, dat ik haar zou leeren kennen. Zij was niet alleen de knapste, mooiste vtöuw op aarde, maar haar goed heid en zelfverloochening waren niet te be schrijven. Ik zou mij nooit een denkbeeld van haar kunnen vormen, zoolang ik haar niet in. levenden lijve had gezien. Meer dan ooit was ik thans overtuigd, dat hij goed was en men hem tot nu too verkeerd had aangepakt. Ik drong dus bij hem aan op de noodzakelijkheid onmiddel lijk van gedragslijn te veranderen. „Beloof mij dat gij het ter wille van uw moeder zult beproeven," zeido ik ten slotto. Wij scheidden als de bepte vrienden cn hij had mij beloofd zich voor de rest van het termijn flink op zijn lessen toe te log gen en zijn best to doen den slechten naam, dien hij verkregen had, nit te wisschen. Een paar wekea ging alles goed; Neder veen poogde eerlijk werk goed te doen en geen kwaad meer uit to( halen, vrcl kwam bij oogeDblikken de oproerige geest weer boven; maar hij bedwong dien on middellijk zoodra ik hem aan zijn moeder herinnerde. Na verloop van tijd echter, kon ik zien, dat zijn inspanning verslapte. Hiji zorgde er nog wel voor geen groot© fouten te begaan, die do bedreiging, welke hem boven het hoofd hing, tot werkelijk heid zou hebben gemaakt; maar hij kreeg weer bijna evenveel strafwerk als te voren en bij tijden begon ik te vreezen, dat hij gich nooit beteren tzou. Het was nog maar drie weken voor de zomervacantie, die voorafgegaan zou worden door het examen cn de prijsuitdeeling, waarbij meeste ouders tegenwoordig zouden zijn. Ik had de avondwacht gehad cn de jon gens waren buitengewoon luidruchtig en lastig geweest. Dientegenvolgc besloot ik, nadat al de leerlingen naar bel waren ge zonden, nog even te gaan wandelen, om do hoofdpijn te verjagen, die ik aan hen te danken had. Na het tuinhek Ie zijn geloopcn, sloeg ik den weg naar do stad in. Men oordcele over mijn verbazing, toen ik daar aangekomen, plotseling Nederveen tegen het lijf liep, dien ik al lang goed en wel in êlaap meende. Hij kwam uit ccn winkel, en liet van schrik vorschcideno pak jes vallen, die hij bij zich droeg Met ver schrikt gelaat stond hij mij aan to staren. „Raap die pakjes op", zcide ik, „en keer terstond met mij terug. Hij gehoorzaamde zonder een woord te zeggen en volgd© mij met bleek gezicht en nedergebogen hoofd. Wij begaven ons allereerst naar mijn eigen vertrek. Do dienstbode, die op mijn schellen binnentrad, zeido mij, dat de di recteur zich in zijn studeerkamer bevond. Toen zij weer was heengegaan, sprak Nederveen voor het eerst sedert onze ont moeting „Zal dit ten gevolge hebben, dat ik weggejaagd word, mijnheer?" vroeg hij. „Ik weet het niet,' gaf ik ten antwoord, zonder het t© wagen meer to zeggen. De ganscho geschiedenis zijnor ongeluk kige avondwandeling was spoedtig bekend Cju de bevende kloino zondaar werd ver oordeeld tot streng arrest voor het overige van het termijn Ook op d© zes overblij vende vrije middagen zou dit van kracht zijn. Nederveen scheen een pak van heb hart te voelen wentelen bij het vernemen van dit vonnis; maar de directeur deelde mij onder vier oogen mede, van plan te zijn aan de moeder van den knaap to schrijven en haar te verzoeken hem met de vacantio voorgoed weg te nemen. Eon week ongeveer verdroeg do jongen zijn straf geduldig en zelfs vol moed, dacht mij. Daarna echter begon zijn op sluiting, die zijn rustelooze, bedrijvige natuur dubbel pijnlijk moet zijn geweest, Valentin haalde verlicht adem. „Goddank", mompelde hij, „zij heeft niets gemerkt. God helpo mij, dat ik nu verder sterk blijf 1 Niettegenstaande het later op don mor gen warmer werd, begon het weer te ver anderen. Do hitte werd voortdurend druk kender en men kon iet vrij groote zeker heid voorspellen, dat het tegen den middag zou gaan onweeren. De rechter cn de ingenieur spraken Van onikeeren, maar mevrouw voïi Hager wilde daarvan niets hooren. Eindelijk besloot men dan ook don tocht voort te zetten. Het stijgen was zeer bezwaarlijk en do toestand van den weg liet veel te .wenschen over. Geen plekje schaduw was er te bekennen. Beneden bruiste en schuimde het water Groote, witte wolkgevaarten vlogen langs 'den hemel. Oberwalder ging vooruit, de jonge wedu we volgde hem, doch' deze versmaadde zelfs op de gevaarlijkste pldateen elke hulp. Zij gevoelde een zekere schuwheid om zich door uen gids, ook zelfs slechts met de top pen der vingers, te laten aanroeren. Reeds na de eersi© afwijzing beproefde hij, niet weer haar zijn diensten aan te bieden. Maar hoe gevaarlijker en moeilijker de weg werd, hoe meer zijn opmerkzaam heid op haar gevestigd werd, alsof hij bij zichzelf gezworen had met haar te staan of te vallen. In de rotswoestijn van het Höllental heerschte een diepe stilte, die alleen ver broken werd door het kantelen of wegrol len van een steen door de vluchtende gren zen losgewoeld. Een gevoel van ontzetten de verlatenheid bekroop de menschen te midden van deze groote eenzaamheid» hem zwaar te vallen en toen de berinne ring aan het lot, dat hem boven het hoofd gehangen had, verflauwde, bromde en klaagde hij op echte schooljongcnswijze. „Het is beestachtig en een schande," hoorde ik hom op zekeren dag tot een vriend zeggen; „ik moet hier maar zitten puffen, terwijl gijlieden in de rivier zwemt cn met netten vischfc. Ik voorspel je, dat ik het niet lang meer zal uithou den." Ik hoorde niet verder cn den volgenden Woensdagmiddag zette ik hem als gewoon lijk aan zijn strafwerk. Ik sloot hom in de leerkamer op, om zelf naar mijn eigen ver trek to gaan en mij daar te vcrkleeden, al vorens rustig in de bosschen te gaan le zen. Terwijl ik daarmede bezig was, wilde het toeval, dat ik een blik uit hot venster wierp on Henri ontdekte, die uit het raam der leerzaal klom, waar ik hem geen tien minuten te voren had achtergelaten. Ik schoof onmiddellijk mijn venster open en riep hem toe, maar hij hoorde mij niet of verkoos niet te luisteren. Zonder het hootd naar mij om t© wenden, liet hij zlïsh naar beneden glijden en anelde op do rivier toe, waar de jongens zich op dat oogenblik baadden. Ik stormde het huis uit en "liep hem acn- terna, hem telkens toeroepend© stil ie staan. Ik heb nooit geweten of hij mij hoor de. Een ding is zeker, hij holde steeds sneller voort. Maa>.* toon wij dicht bij het water kwa men, bemerkte ik, dat er iets ongewoons gaande was, want een menigte naakte ge daanten verdrongen zich om ccn hoogen wilg, die aanwees tot hoover de knapen mochten zwemmen, en allen riepen door een. Zoodra zij mij in het oog kregen, lie pen zij op mij toe. „Mijnheer, mijnheer, Stoker is verder ge gaan dan hij mocht I" Ik was uitgeput van mijn wedren, maar dat bericht deed mij alle vermoeienis vergeten en onder het voortloopen jas cn vest afwerpende, snelde ik op de plaats toe, waar het sombero treurspel voorviel. De rivier was veilig op enkele afgeba kende plekken. Aan de zijdo der school had men geen stroom cn geen noemens waardige diepte; maar een weinig vorder dan de wilg splitste het water zich in twee kanalen, waarvan liet ecne zoo gevaarlijk was, dat de leerlingen streng verbod had den zich daarin te wagen. De angst, die op al die verschrikte gezichten viel l© le zen, zoide mij genoegzaam, hoe ernstig het geval moest zijn. Hijgend bereikte ik den oever, maar Nederveen was mij voorgc- weest; hij had zijn buis al afgerukt, zijn schoenen uitgeschopt en, zonder op mijn waarschuwende kreten te letten, .was hij in het water gesprongen. Hij zwom rcods met krachtigo slagen naar den door den verraderlijken stroom meegcsleurden kneap. Ik wist, dat mijn zondenbok een goed zwemmer was, maar nooit had ik hem ge zien, zooals dien dag. Ofschoon bijna ge heel gekleed, vorderde hij ongelooflijk snel. Ziende, dat hij zijn makker zou be reiken, voordat dit mijzelf mogelijk zou zijn, liep ik den oever af en maakte do boot los en roeide uit al mijn macht naar hem' toe. Nu eerst zag ik in, hoe waar schijnlijk het was, dat ik t© laat zou ko men. Nederveen had den drenkeling be reikt en stevig vastgegrepen; maar de stroom werd thans ook te sterk voor hem cn sleepte beiden met steeds grootcr snel heid mede. Henri poogde nog het onmo gelijke om er zich aan to ontworstelen, maar hij was blijkbaar reeds uitgepur Hij slaagde er niettemin in, een paal vast t© grijpen; docli het wreede watir sleepte hen weer voort. Tot twee, driemaal toe zwom hij er naar terug en telkens moest hij weer loslaten. Hij scheen verloren. Ik wondde het eenüg otvergebleven redmiddel aan. In de boot lag een lang stuk touw. Ik maakte gauw een strik aan een der uit einden cn slingerde het toen naar Neder veen toe. Het koord viel juist onder zijn bereik. Pijlsnel greep hij het en stak er Stoker's arm doorheen. Ik haalde het touw binnen cn op hetzelfde oogenblik word Hen ri door den stroom medegcslecpt. Do rotswanden, die, van beneden afge zien, op een gladden, onboklimbaren muur geleken, vertoonden, wanneer men naderde een massa van uitspringende rotsstukken, spleten en kloven. Yrccselijkc afgronden gaapten aan een zijde, alles was bedekt met los puin, dat onder den voet naar beneden stortte. Bij een diepe spleet, aan het boveneinde wair- van nog sneeuw lag terwijl aan het ondereind oen dunne, heldere waterstraal te voorschijn sprong, om zich later tus- sohen de rotsen weer te verliezen, werd halt gehouden. Johanna vcrwcnscht© deze vertraging. Waarom had zij haar eigen zin niet ge volgd en was alleen in gezelschap van juf frouw Krainer en Valentin den berg op gegaan Altijd die bedenkingen van wat de mentonen zullen zeggen. Dat had haar toch geheel overechillig kunnen zijn, te meer, omdat zij van alle vreemdelingen, die haar hier omringden, waarschijnlijk toch nooit meer iemand zou ontmoeten. Zij wag ontstemd op zichzelf, dat zij zich niet boven deze kleinzieligheden, di© zij zelf verachtte en geringschatte, wist te verheff n. Zij ging op ccnigen afstand -n de an deren zitten, sloeg do armen om de opge trokken knieën en staarde ernstig voor zich uit. Valentin bracht haar een beker van het ijskoude bergwater en zette de lunchmand naast haar. Zij bedankte hem nauwelijks. D© rechter had zich gedurende het be stijgen van den berg alle moeite gegeven door bijz ndere opmerkzaamheid den dank der dame te verdienen, doch Johanna scheen voor alles, wat hij deed of zeide, blind en Stoker werd door mij in de boot getild en was dienzelfden avond reeds beter. Met Nederveen was het anidehs gesteld. Wel haalde ik hem nog'in, maar hij was tegen een steiger aangcslingerd, had eea vreeso- lijko wond aan het voorhoofd cn een gebro ken arm. De dokter bleef uren achtereen aan zijn legerstede vertoeven. Men had om zijn moeder geseind en ik bleef heel den nacht bij hem opzitten. Hot waren cinde- looze uren, slechts afgebroken door Henri's zacht gekerm. Toen de geneesheer don vol genden ochtend wederkeerde, was do knaap nog altijd bewusteloos. Een half uur later zag ik een bleeko vrouw mot Hef gelaat binnentreden; liet was Henri's moedor. Op hetzelfde oogenbli.. opende liij de cogen cn mij alleen ziende, zeido hij: „Het spijt mij erg, maar ik kon het niet holpen, de leer zaal was zoo warm!" Ik wilde antwoorden; maar reeds begon hij weer te ijlen en ik liet moeder en zoon alleen. Toon ik beneden kwam, vernam ik dat de dokter haar reeds op het ergste had voorbereid. Een uur daarna keerdo ik terug; de zon vervulde do kamer van warm, rooskleurig licht en omgaf het hoofd van den kleinen deugniet, thans een held, met eon stralen krans. Een enkele blik op zijn trekken zei do mij dat het einde nabij was; nu een laatst© blik, een kus en een laatst© wooroi van liefde, want hij was thans bij kennis, verwijderde ik mij opnieuw, tc veel eerbied voor do smart der moeder gevoelende, om haar mot mijn bijzijn to hinderen. Toen ik andermaal binnentrad, maakte zij juist zaclitkens het doodo armpje van baar bals los en drukte zij een kus op do verstijf do lippen, die tot een blijden glimlach waren ontplooid. Haar droefheid waag ik niet te schilde ren. Ook de directeur cn al onz© huisge- nooten waren van smart vervuld. Mijzelf was het te moede alsof ik een jongeren broeder verloren had en in mij.i vrijo uren bracht ik sedert d^en telkens cn telkens een bezoek aan liot vreedzame kerkhof, waar door de jongens ccn klein monument was opgericht, met het opschrift: ARTHUR HENRI NEDERVEEN, oud 13 jaar, Die zijn loven vooïr een ander opofferde. 11 Juli 1875. Uitgeput door zijn dagwerk achter den kruiwagen, lag do knaap uitgestrekt in zijn bed, dicht onder de dakpannen. In diepen slaap verzonken, hoordo hij niets van het gekletter van den Aprilrogen te gen het huis, maar do stem zijner moeder drong tot hom door, wekte hem door haar aangrijpenden toon van vrees, van wan hoop. „Vincent!" riop zij en haar stem werd schril! „Vincent, j© moet den dokter gaan halen. Je vader is heel ziek. Haast je, haast je toch De jongen sprong uit zijn warm bed, duizelig van den slaap; maar toch zoo op geruimd mogelijk roepend: „Ik voorde het, moeder; ik kom zoo aanstonds." „Toe, gauw. En roep Marie ook." In de diepo duisternis rondtastende, vond de knaap zijn klccren, trok die haas tig aan, cn met nog half verdoofde lede maten' zocht hij zijn weg naar de trap, waar ccn flauw lichtje flikkerde. Even stilstaande om zijn zuster te waarschuwen, strompelde hij de steile, small© trap af cn kwam in do slecht verlichte keuken. Zijn moeder kwam hom tegemoet met een doodsbleek, verwrongen gelaat. „Je vader lijdt vreeselijk, je moet den doktor zoo gauw mogelijk hierheen brengen Hij kon den lijder hooren kermen, terwijl hij door do keuken op en neer liep, om zijn overjas aan te trekken cn zijn muts tc zoeken, cn daarna spoodde iij zich met een lantaarn in do hand naar buiten om zijn weg naar de schuur t© vinden door regen en slijk. Het was stikdonker en er woei een koude, zware wind. Het vooruit- doof te zijn. Ook voor Valctin soheen haar g.drag een groot© ontgoochel in g te zijn. Wat had hij gedaan, dat zij liem op eenmaal zoo vreemd, zoo bijna verachtelijk behandelde? Zou zij iets bemerkt hebben van wat hem innerlijk zoo in beroering bracht? Hij sidderde voor dezo gedachte. Liever wildo hij dood aan den voet der rotsen liggen dan door haar veracht te worden. Een sombere zwaarmoedigheid overwel digde 'lom, Oiïder don indruk waarvan hij nog geheel verkeerde, toén het kleine gezelschap na ongeveer een uur weer op brak. De rust en de gebruikte vervcrschingcn hadden opwekkend gewerkt Gejuich cn gc- jodel weerklonken, terwijl de echo's de kre ten meermalen herhaalden. Nu en dan hoorde men een verschrikt gilletje van een der dames wanneer zij onverwacht uitgle den, of het luide gelach der heeren cn van den tweeden gids, wanneer or een geestig heid werd gedebiteerd. Oberwalder werd geheel door zijn sombe re gedachten in beslag genomen cn be merkte niet, dat dc wolken aan den hemel steeds zwaarder werden en ccn donkere grauwe kleur kregen. In korto oogenblikkcn was het blauw der lucht geheel achter de dreigonde wolken verborgen en ccn hevige windstoot suisde door het daL Thans schrikt© Valentin uit zijn sombere overpeinzingen op. Eo.i enkele blik, dien hij in heb rond wierp, zeide liem, dat het onweder in aantocht was, waarvan hij do voorboden over het hoofd had gezien. Maar nog was er oogenb'Lrire- lijk geen gevaar. Een halfuur, meer berg opwaarts stond een jachthut. Misschien zicht op do zeven lange mijlen, welko hij had af te leggeh, was niet aantrekkelijk; maar hij zette zich daar overheen. In d© warme schuur stonden do paarden op een rij, bezig hun hooi tc knuwcu. Jan en Dik, het groote 6pan van den ploeg en Jenny cn Tcg, twee rustige merries. Hij liep zo-voorbij on kwam aan den wilden Frank cn Kittv, het rijspan, beido heel vlug, ook voor den zadel afgericht cn schrander als honden. Een oogenblik aar zelde hij. Frank was do sterkste, kon het langer volhoudenmooi* Kitty, d© vlugste en meer vertrouwbaar voor zulk een tocht in zulk ccn nacht. Hij koos haar dus. „Nu, Kit! riep hij, de lantaarn op do haverkist nanst haar plaatsende: „Je moet aan het werk vannacht Hij wierp het zadeldek over haar cn streek zorgvuldig do plooien glad, want zij mocht geen pijn hebben. Het zadel zelf haalde hij heel dicht aan en eenigo oogon- blikken later bliec Vincent do lantaarn uit, sprong te paard, waar hij even vast op zat als ©en slapende papegaai op zijn stok en Kitty rende den straatweg op, een stortvloed van modder omboog zendende. „Zachtjes, Kit! niet te hard van stal!'' riep do knaap tn trek dc teugels aan. Hij was klaarwakker en moest het hoofd bui gen voor den konden regen, c!io hem in het gelaat joeg cn zijn oogen verblindde. Het was zoo donker, dat hij zelfs het water niet kon zien glinsteren aan weerszijden van den weg; maar Kitty wist er zich toch door tc slaan, tot uo cogen van den knaap zich uitgezet hadden als die van ccn kat en hij elk lichtstreepje, clko zwarte scha duw in het slijk begon te onderscheiden. Ten slotte kon hij den weg zien als een rivier inkt, .voortstrcomendo tusschen do smalle grasranden. Do jonge ruiter begon zich trotscli tc voelen op zijn tank en liet ©dele dier rende als een wolf den nacht door. Zij kondo haar meester, tc zamen hadden zij het vee in de prairiecn gehoed cn hon derdmaal was zij met hem over lioggon gc sprongen. Thans logd-o zij een mijl in galop af. Van uit het donk r hoordo men Carlo van John Marten blaffen; dat gaf aan, dat de tweede mijl achter den rug lag. Van hier af liep do weg door do prairie; do grond was cr vaster, zoodat men nu sncllor vorderde. Hier cn daar waren cr gaten vol water, maar Kitty sprong cr overheen. Ho vierde mijl was een on al modder, dc vijf de nog erger cn het fiere hoofd van do merrie begon zich tc l.uig-èn; 'ivitty haalde nog slochts mot moeit© adom; de knaap, di© haar evengoed kende als zijn eigen broertj©, zag in, dat zij uitgeput raakte. Het griefde hem niettemin haar zoo hard t© moeten laten doorloopcn, maar de her innering aan het bleeke gelaat zijner moe der cn hot gekerm van zijn vader knaag' lo den knaap aan het hart. M« t opeengc klemde lippen deed hij Kitty de spore-, voelen. De zesde mijl bood weer vaster bodem aan cn do zevende bracht hem bijna binnen de stadsgrenzen. O, daar .was ccn. licht schijnsel. Er was toch nog iemand wakker cn do wereld scheen or aanstonds minder vreugdeloos door. Daar flikkerdo een tweede licht. Zijn hart» sprong op van vreugde toen hij de teugels inhield daar waar de groene cn rood© lam pen der apotheek een vroolijken gloed op do beslijkt© straat wierpen. Dc dokter woonde daarnaast cn ook uit zijn huis drorïg ©cn flauw schijnsel door. Van uut afgematte paard glijdende cn zonder to wachten om Kitty vast to binden, snelde hij het kort© kiezelpad op on begou naar do schel to tasten. Toen hij deze vond, zuchtte hij van dankbaarheid. Tot drie maal toe haalde hij haar hard cn snel ach tereen over en wachtte toen of daarbin nen geen voetstappen zouden weerklinken. De voordeur werd eindelijk ontsloten en de geneesheer, ccn lange, onverstoorbare man met blonden baard on in een kamerja pon gewikkeld, stond voor hem. Hij kwam don knaap op dat oogenblik even schoon als een dei* apostelen voor. „Wat is er mijn jongen?" „Ik ben Vincent Stcarn, mijnheer. Mijn kon men dit toevluchtsoord nog bereiken, voordat do storm losbrak. Voorwaarts dus, zoo snel mogelijk voor waart^ Men liaastto zich vorder, doch de krach ten der ineesten geraakten op het moei lijkc, steile pad spoedig uitgeput. JohaDua en Oberwalder waren den anderen wel ccn paar honderd schreden vooruit. De wolken worden steeds donkerder, do wind fctak op, zoodat de dichte novel, die over do bergen hing, in heftige beweging kwam. Nu ucgon het ook to regenen, liot waren geen droppels, die neervielen, maar stroomen water, alsof gcheelo beken neer stortten. Daartusschcü viel sneeuw cn ha gel en het werd zoo denker altof de nacht aanbrak. De beide angstkreten d^r toeristen, dio slechts met moeit© tegen den storm kamp ten, waarin zij geheel onbeschut moesten vorder gaan, klonken boven liet gieren van den wind en het rui/.chcn van den regen int. Om het verschrikkelijke van liet tooneel nog te vermeerderen, flitsten valo bliksem stralen door de duisternis cn rommelden geweldige donderslagen, die door do ccho'ïf dor bergen vel© malen werden herhaald. Enkele minuten tijcis waren voldoende geweest om deze verandering Icwcig to brengen. Hoog boven do hoogst© kommen van de Zugspitzc had het onweer gedregd en was, door den zuidwestenwind voortge dreven, plotseling in het Höllental ncei> geslagen. (Wordt veryolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5