gloeilampen. Ik zag in een Engelsch tijd
schrift zulk een laoip afgebeeld. Daarbij
was het reflex-principe aangenomen. D. w.
z.: Het licht straalt van de aan de zolde
ring opgehangen lamp niet direct naar be
neden, doch wordt door middel van een re
flector tegen d© (witgemaakte) zoldering
geworpen, waardoor een zeer gelijkmatige,
hoewel minder intensieve verlichting wordt
verkregen.
Overigens schijnt men het iD Engeland
met deae lamp nog niet zoo ver te hebben
gebracht om ze in een artistiek kleed te
hullen.
De huisindustrie
tiert welig in de streek van het Ertsge
bergte (Duitscbland.) De Duitsche so
ciaal-democraat Paul Göhre heeft daarover
onlangs een werkje uitgegeven, waarin de
toestand der slachtoffers van de huisindus
trie wordt beschreven. In hoofdzaak wordt
er kinderspeelgoed gefabriceerd. De ar
beidstijd is 14 a 15 uren per da<g, de dage-
lijksehe kinderarbeid 10 uren. Het jaar-
lij ksc li inkomen van don ondernemer is in
den regel juist tienmaal zoo groot als dat
van een arbeidersfamilie en bedraagt voor
den eerste gemiddeld 4000 mark 2400)
en voor de laatste 400 mark *240).
Slechte voeding, ziekten, korte levens
duur, zij vormen do noodzakelijkste gevol
gen der huisindustrie. De schrijver ver
meldt de weikelijkschc spijslijst van een tex
tielarbeider, die den oorlog van 5"70 mee
maakte. Met zijn vrouw hard werkende
aan een weefgetouw, is het jaarlijksch in
komen van het gezin 300 mark 180.)
Ziehier liet spijslijstje:
Zondagmiddag: een half pond paarden-
vleesoR met aardappelen.
Maand'ag: een haring met aardappelen-
Dinsdag: een half pond paardenblcfstuk
met G ets. gedroogde boonen en aardappe
len.
Woensdag: een haring met aardappelen.
Donderdag: 12 ets. rundvleesch on oen
half pond zuurkool.
YrijdagHutspot
Zaterdag: Aardappelensoep.
Ontbijt, lederen dag hetzelfde: koffie met
droog brood.
Vesper (des middags halfvier)koffie
met droog brood.
Avondbrood: koffie met droog brood,
af en toe een stuk paarden worst met li ct.
kaas.
De wekelijksclie spijslijst der onderne
mers kon niet worden gepubliceerd. Men
kan or echter van op aan, dat bij het be
stendigen der huisindustrie do ondernemers
worden vetgemest.
RAABGHVINQ.
In don inmaaktyd.
De heer Leonard Springer, oud-leeraar
aan de Rijkstuinbouwschool te Wagenin-
gen, vestigt de aandacht op een schijnbaar
onschuldig, maar inderdaad, belangrijk ver
schijnsel.
Het schijnt dat de pekel, waarmee de
boontjes eD andere groenteü in roode
inmaakpotten van hoogen vorm worden
ingemaakt, soms afkleurt en rood wordt.
Vaak wordt dit als van weinig belang aan
gemerkt. Een heer, in wiens huisgezin het
.verschijnsel ook voorkwam, verzocht een
scheikundige den inhoud van een dezer
potten te onderzoeken, en deze constateer
de do aan*, a-gheid van lood. De schei
kundige verklaarde, dat niet alleen de pe
kel met lood bezwangerd was, maar dat
dit met de boontjes zelf in nog heviger
mate het geval was, zoodat z. i. na het
gebruik loodvergiftiging het noodwendig
gevolg moest zijn.
Bovenstaande neme ieder als een waar
schuwing ter harte. Wil men beveiligd zijn
togen vergiftiging eo bovendien zijn vruch
ten en groenten h°t eigen aroma, den na
tuurlijken geur en smaak, desnoods jaren
lang, doen behouden, dan make men ge
bruik van Week's Sterilisator,
te prefereeren boven elk ander systeem yan
inmaken.
Weüd U tot D. de Clercq, Blcemendaal,
waar mede gratis onderricht in het eterili-
6eeren wordt gegeven.
"Wekelijksclie Kalender.
Zondag.
Onschuld is geen harnas, dat de pijlen
des lasters keeren kan, maar een levens
kracht, die het gif er .van werkeloos
maakt.
Maandag.
De liefde, die denkt aan het eind©,, heeft
nooit een begin gehad'.
9
Dinsdag.
Ordinaire menschen zijn gelijk aan or
dinaire wijnenzij hebben een etiket noo-
dig, om wat te schijnen.
Woensdag.
Vraag niet aan God om moed, maar om
liefde, want men kan altijd verdedigen
wat men liefheeft.
Donderdag.
Zorgeloosheid is de bron van toekom
stige zorgen.
Vrijdag.
Ieder ziet de wereld met zijn eigen oogeu
en begrijpt niet, dat zijn buurman er an
ders over denkt dan hij.
Zaterdag.
Er bestaat een akelig© pendant van dcD
schijndood, namelijk het schijnleven.
STOF&OUD.
Gebarenspel zegt nog niets, doeb be-
teekent soms veel.
H ege 1.
Rijkdom is als de zeepbel: van buiten
louter schittering, louter leegte van bin
nen 1
Potgieter.
Het groote genot, dat het spreken over
zichzelf verschaft, moet ons doen vreezeu,
dat er weinig genot Leer overblijft voor
hen, die ons aanhooren.
(F. B o u r g e t.
Gcud en goud.
Tientje&'-van-goud zijn heel wat waard i
Zij bouwen en stoken den huiselijken
haard;
Men koopt er gewaden voor, o zoo fijn,
VaD laken, zijde en satijn.
Maar Harten-van-goud zijn nog veel meer
waard
Zij geven gezelligheid aan den haard,
En zijn huizen en kleeren lang al vergaan,
Dan blijven 'de Harten van goud nog
bestaan.
MLEELEL
Een buitenman verdwaalde in een groote
Ltad- Hij ging naar een agent, nam beleefd
zijn pot af en vroeg:
„Hoe kan ik het beste naar de Haarlem
merstraat komen 1"
„Och," zei de agent, „uwes kaai een rijtuig
of een gids nemen, maar u kan ook alleen
gaan loopen, bet ie maar vijf minuten ran
bier."
„Ja", zei de ander, „ik weet wel, dat ik
loopen kan, maar ik wou den weg graag
weten, zie je.'1
„O, dat is wat andere; kijk u eens,, u
gaat eerst rechts af, dan links af en dan
schuins over links."
De buitenman stak zijn hand in zijn bin
nenzak, alsof hij er een sigarenkoker uit
wilde opdiepen.
„Een sigaar hebbend" vroeg hij.
De agent wilde dat met alle soorten van
genoegen.
„Nu", zei de buitenman, „je kunt zo
zelf gaan koopen, of door een ander laten
halen, je kunt ze betalen, of cadaaa vra
gen, of laten opschrijven. Besjoer.'2-
Op zijn plaats gezet. Een
Schot, die veel had gezien en over alles
zeer aangenaam en in goed Hollandsch kon
verhalen, werd in een gezelschap door een
babbelaar, wien het verveelde, oat hij niet
aan het woord kon komen, en die juist te
genover hem zat, de vraag gedaan:
„Zeg mij eens, mijnheer, gij, die zooveel
weet, welk verschil is er tusschen „Schot"
en ,,Zct"VL
„De breedte van deze tafel", antwoordde
de verstandige Schot.
We! w a a r ec h ij n I ij k. „Wat
dacht je wel, toen je eindelijk den top had
bereikt?" vroeg men aan iemand, die den
Mont-Blanc had bestegen.
„Ik dacht: Nu moet ik weer naar bene
den", was het. antwoord.
Een zeer praatzieke dame vroeg een van
haar kennissen, welke betrekking hij bet
geschiktst voor haar zou vinden.
„Directrice van een doofstommen-insti
tuut."
„Waarom?"
„Omdat dan óf de verpleegden zouden
leeren spreken, óf u zoudt leeren zwijgen."
Zij: „Den dag, toen ik jou trouwde, gaf
ik je den sleutel van mijn hart."
H ij: „Ja, en toen ben je gauw naar den
smid gcloopen en hebt er een nieuw slot op
laten maken."
Hij zou zoo'n Amerikaan, met zijn eeuwig
gebrul van „de grootste ter wereld dit
„de grootste op aarde dat", wel eens op
zijn plaats zetten, ging naar cvn fruithan
delaar, nam een meloen in handen en zei:
„Hebben jullie geen grootere appels dan
dat?"
„Appek?" zei de man, „hoe komt u er
bij, om dit een appel te noemen, 't is een
aalbes.'1
Zij was een zuinig, ijverig vrouwtje; zij
had al enkele malen getracht haar man
over te halen het rooken te laten.
Toen zij weer eens bezig was hem in"
duidelijke cijfers voor te houden hoeveel
tabak hij wel in den loop van eon jaar ver-,
smookte, zeide ze: „Werkelijk, het is- voor
je bestwil, geestelijk en lichamelijk en ook
geldelijk, als je het rooken er aan geeft."
„Maar alle groote mannen hebben ge
rookt", voerde hij aan.
„Nu", zeide zij, „beloof me dan maar,
dat je niet meer zult rooken vóór j© groof
bent, dan ben ik al heel terreden."
Een brief. „Mijnheer, na uw
gedrag van gisteren, acht ik mij verplicht
u te berichten, dat ik alle achting voor u
verloren heb.
Met achting,
Johan Roelandt."
Kos<theer: „Juffrouw, de koffie :j
vanmorgen véél sterker dan gewoonlijk."
Hospita: „O, meneer, dan heb ik u.
in vergissing mijn kommetje gebracht."-