N£. 14265. Dei Blad. 25 Augustus 1906.
„Neem plaats, Genadige Heer, binnen
yijf minuten zal het kind hier zijn."
Met deze woorden verdween zuster Ma
ria achter het zware, groene, damasten
v -orhangsel en liet markies Giorgio alleen
met zijn gedachten.
Hij liet den blik door de kamer rond
dwalen, door welker kldine Gothische
vensters het licht der lentezon slechts
spaarzaam binnendrong. Tegenover de
deur hing het beeld van den lijdendeu
Verlosser, dat minzaam nedcrblikte' opl
de eenvoudige meubelen in de kamer.
Hier had dan rijn kind de drie lango
jaren doorgebraoht, welke er verloopen
waren sedert die ^verschrikkelijke gebeur
tenis, waarbij de glans en het lioht van
zijn huis voor altijd waren heengegaan.
Hoe aangenaam was zijn tehuis geweest,
toen rijn levensgezellin met haar zonnige
vrootijikheid het "nog bestraalde
Toen was het verschrikkelijk oogenblik
gekomenmet gruwzame hand had de dood
een rein geluk verstoord en haar te mid
den harer jeugd en schoonheid en lieflijk
heid weggeroofd.
En toen was hij gaan reizen, om niet
in wanhoop te vallen, en liet zijn cenig
kind onder do hoede van vrome zusters
achter.
In den aanvang scheen hem elk uur een
eeuwigheid toe. Hij gevoelde zich oud en
gebroken.
Doch het lot speelde met hem op won-
derbaro wijze. In plaats van, gelijk hij ge
loofde, van verdriet tè moeten omkomen,
was er een nieuw leven voor hem inge
treden een leve.; van herinneringen en
verwachtingen.
Hij kon het zich nauwelijks voorstellen,
en tochhet w. zoo. De mensch heeft
t-jhoe.o aan liefde; en dc nieuwe liefde,
die hij gevonden had, verminderde de oude
niet.
Thans was hij hierheen gekomen, om zijn
kind te zien; om het to doen deelen in het
geluk, dat hij verwaohet en om het na
eenigen tijd wederom in zijn nieuw huis
gezin binnen te voeren. En rijn kind? Zijn
Annette?
Drie jaren had de kleine Annette nu
reeds bij de zusters doorgebracht-
Dag in dag uit had zij gedurende dien
langen tijd een stil, maar diep heimwee
gevoeld naar die schoone, vervlogen da
gen, naar haar moeder, die zij maar niet
kon vei^eten; wier aandenken een smart
volle wonde in haar kinderhart, bad ge
slagen.
Zij kon het zich nog zoo goed herinne
ren, hoe zij haar moeder voor de laatste
maal gezien had: bleek, mot levenloozen
blik, ontstelde trekken, uitgestrekt op haar
ziekbed. Joen had men haar gezegd, dat
moeder gestorven was. Maar waarom was
zij van vader en van haar henengegaan
Annette wist wel, dat het verschrikke
lijke feit had plaats gehad; zij begreep
echter niet, hoe het kon geschieden, dat
haar moeder, die nog zoo jong en zoo
schoon was, daar op eenmaal koud en
levenloos ter neder lag. Niemand had haar
daar ooit een woord over gesproken. En
toch verlangde haar kinderhart daarnaar;
zij wachtte nu reeds jaren en jaren af, of
haar nooit eenig antwoord op dat ver
schrikkelijke „Waarom" zou worden ge
geven.
Annette zweeg; rij zweeg ook, toen men
haar zeide, dat haar vader gekomen was
om haar te zien. Doch dan begon zij
plotseling krampachtig te snikken. Nie
mand kendo de oorzaak hiervan.
Nu kwam de zuster de kleine halen om
haar naar haar vader te brengen. Met
kloppend hart wachtte deze haar af.
Hoe zou hij nu zijn kind de gewichtige
gebeurtenis meededen
Daar werd het zware voorhangsel weg
geschoven, en Annette, zijn kleine Annette,
stond ■"•oor hem: „Mijn lieve, lieve kleine.7
Meer kon hij niet zeggen.
Zij lag aan rijn hart, hartstochtelijk wee-
nend, en sprak geen woord. Hij drukto
haar aan zijn hart.
„Mijn kind, mijn kind. Nu zult gij het
wederom goed hebben. Vergeef mij, dat ik
zoo lang weggebleven ben, dat ik je zoo
lang alleen liet; nu echter kom ik weder
bij je; nu z- L ge wederom vroolijk en
ge 1 ukkig worden
De kleine vertrouwde haar ooren nau
welijks en Hep ijlings henen om afsoheir)
te nemen van de zusters; weldra zat zij
naast haar vader in het rijtuig; hier begon
zij langzamerhand tot rust te komen. Zij
vertelde haar vader alles; haar angst,
haar heimwee, haar stilgedragen leed, haar
eenzaamheidalles werd uitgestort.
„O, Mama z-al niet wederkomen", be-
rloot zij eindelijk, „ik weet het; maar wij
zullen haar altijd blijven beminnenwe
zulleD haar nooit vergeten, nietwaar, va
dertje?"
Dit zeide zij vol angst.
De Markies zweeg. Welk een ernstige,
door smart gerijpte ziel, vond hij thans in
haar terug. Hoe zou hij haar de nieuwe
gebeurtenis meedeelen Wat zou zij wel
zeggen? Thans waren ■ne thuis. Annette
doorliep alle kamers, en het wederzien van
al die oude vertrekken was voor haiar
zoowel vreugdevol als smartelijk. Do mar
kies volgde haar met de oogen. Thans, ja
thans zou hij het haar zeggen. Dacht hij
dan ook niet aan haar welzijn
En tochHij moest erkennen, dat hij
de dierbare trekken zijner vrouw steeds
meer en meer in zijn Annette terugvond.
En zouden deze zich niet steeds duidelijker
en duidelijker gaan vertoonen Zouden zij
voor hem geen voortdurend verwijt worden
van degene, aan wie hij zich eens voor im
mer had verbonden? Nu moest hij het
haar toch zeggen.
Doch waar was Annette? Hij stond haas
tig op, opende de eene kamer na de an
dere, en kwam ten slotte aan do laatste,
waarvan de deur op een kier stond. Hier
drong een licht gesnik tot hem door. Hij
trad binnen. Daar stond Annette of liever
rij knielde voor het levensgroote beeld van
zijn vrouw. F^e zag dit thans op hem oei
der, met die lieve, onvergetelijke oogen,
zoo innig en licht weemoedig, Hij zett©
zich neder en beval zijn kind tot hem to;
komen; het ging op zijn knieën zitten,
vlijde zich oaD zijn borst en zweeg.
„Mijn kind," zeidie hij slicht, „zij komt
niet weder; maar .wij zullen' haar niet!
vergeten; doch zio^ wij kunnen niet altijd
alleen blijven; wij willen wederom geluk-i
kig zijn, ©n daarom zult gij een nieuw®
Mama krijgen.
Sprakeloos staarde het meisje haar va
der aan.
„Annette, kind, spreek nu toch eens een
enkel woord: kunt ge uw nieuwo Mama,
ook'niet een weinig liefhebben?"
Het kind zette de oogen wijd' open,
sprong van zijn knieën, plaatste zich mid-:
den in de kamer, keek nu eens naar d«I
schilderij, dan weer naar haar vader,
breiddo de armen uit ©n riep luidkeels?'
„Nooit. Nooit. Mama is dood."
En op hetzelfde oogenblik yiel zij bo-j
zrwijmd ter aarde.
De Markies stormde de kamer uit naar
buiten. „Nooit I Nooit 1" klonk hot in zijn1
ziel, en de heerlijk© uitingen, waarmede!
hij eens rijn trouw ha<ï bekrachtigd, kwa
men hem weder voor den geest.
Hij keerde op rijn 6chredcn terug en
opendo d© deur. Daar lag zijn kind'nbg op
den grond, en zag met stille, cindelooze
smart naar de schilderij vóór zich.
Dat was méér dan de Markies had ver
wacht; doze smart*, zoo stil gedragen,
sprak meer tot hem dan duizend woorden
zouden vermogen. Zonder gedruisch nader
de hij zijn kind, legde zaoht de hand op
haar hoofd, en thans klonk het ook van
rijn lippen: „Nooit, nooit, Annette 1" Nu
hield hij de kleine aan zijn hart. Een zach
te glans van geluk, liefde en dank lag in
haar oogen, en het scheen hom toe, als zag
tegelijkertijd no# een ander oogenpaar op
hem neder met wonderbaren vrede.
Kijk op hel Chineesche volkskarakter.
De hier volgende anekdoten, welke ont
leend zijn aan een in China zeer verspreid
werkje: „Het boek van het lachen" (Siau
Lin-Kwang), een uitgave, welke in China
buitengewoon populair is, openen een niet
onaardigen kijk op het Chineesche volks*
karakter.
Twee beleenden, Tsjoeng en Koeng, zit
ten zich to warmen b j *de kachel. Tsjoeng,
een langzaam en woordenrijk man, bemerkt,
dat het kleed van Koeng, die bekend staat
om zijn oploopend karakter, vuur heeft ge
vat.
„Leste vriend", zegt hij, „er i« iet^
waarover ik u wel eens wilde spreken. Ik
heb het nu al een poosje gezien en ik had
het u willen zeggen doch daar men ver
telt, dat gij nogal driftig van aard zijt,
heb ik geaarzeld het te doen; aan den an-