NOTEN ETEN. Noten zijn 'pl-anteospek,. beweert 'dr. Munc-. Zij bevatten veel vetten en vormen 'derhalve voor bleekzuchtige, zwakke en /uitgeteerde personen een ncnemende voe ding. Daar zij echter nog andere voedende bestanddeelen hebben, verdienden zij al lang een hoogere plaats op onze spijslijs- .«.-a dan thans, nu ze als dessert slechts 'de rol vervullen van smakelijke afwisseling .fce midden van bonbons en lekkernijen. Dr1. Munoz heeft in de noten namelijk een eigenaardig alkoloïd gevonden, het welk de volgende eigenschappen vertoont. 'Als een gezond mensch des middags en des avonds geregeld acht grooto walnoten (okkernoten) at, dan zouden dit bleek .uit proeven na enkele dagen de huid en slijmvliezen een verhoogden 'bloedtoe- voer aanwijzende kleur van gelaat en lippen zou een frisscher, donkerder rood vctooncn. Bij vermeerdering der hoeveel heid noten waren zelfs neusbloedingen te vreezen. In vele gevallen zou de hartwer- king aanmerkelijk toenemen. De op verscliülende personen herhaalde lijk genomen proeven hadden steeds het zelfde resultaat: vermeerdering van den bloedsomloop in het geheel© lichaam, voor- I in de huid duidelijk m-vkbaar. Hieruit maakt men deze gewichtige gevolgtrek king, dat het geregeld' eten van walnoten ;uiterst gunstig moet werken bij bloedar moede, bleekzucht, scrofuleuze vermage ring en teringzickten, misschien zelfs wel bij vele zenuwkwalen. Personen, die van nature volbloedig zijn, doen beter noten niet tot dagelijksch gerecht te verheffen. Opmerking verdient, dat zij slechts dan licht verteerbaar zijn, als zij vooraf ferm Worden gekauwd e-n in den mond' met het speeksel tot een roomachtige brij verwerkt. STOFGOUD. Nooit verzoenen wij ons met ons lijden. Thackeray. Zoo gij in uw woordenboek achter het woord „bezwaren" geschreven hebt „din gen om te boven te komen", dan zult gij de grootste moeilijkheden overwinnen. G. J. Mulder. Wij kunnen' niet' te vroeg en te' grondig jtot de overtuiging gebracht worden, dat, in deze wereld, ons „ik wil" nul is, iu ver houding tot ons „ik moet", en meestal de kleinst mogelijke breuk, vergeleken met ons „ik zal".: C a r 1 y 1 e. RAADGEVING. Middelon tegen do vliegen en de muggen. Tegen de vliegen. Neem een liter lauw water en doe daarin tien drop- £pels karbolzuur. Met dit mengsel wrijft •men de ruiten af, terwijl ook de vloer met feen weinig van dat vocht besproeid wordt. Den geheelen dag blijft het vertrek vrij wan vliegen, terwijl bovendien door de be woners een gezonde lucht wordt ingeademd1. Nog een middel. Wanneer men vlierbloc- sem kookt, krijgt men een water, dat zeer iverfinsschend en gezond is, maar waarvan de vliegen de lucht niet kunnen verdra gen. Paarden', die met vlierbloesemwater worden gewasschen, zullen geen last heb ben van de vliegen. Tegen do muggen. Middelen, om zich des nachts te vrijwaren tegen be ten van muggen en andere insecten, zullen thans welkom zijn. Het volgende moet pro baat zijn. Doe eenige droppels kaneelolie op uw nachttafel en de muggen trekken er uit. Of wel, koop een flesch creoline, een brui ne zelfstandigheid, welke een zeer sterken geur verpreidt, en een uittreksel is van teer.. Giet bij het naar-bed-gaan eenige druppels in de palm uwer handen, wrijf er han den, wangen en voorhoofd mee in en ga ge mat naar bed-: RECEPT. Boom koekjes. Men maakt een vast deeg van dé volgen de bestanddeelenEen half jpond bloem, twee grooto lepels boter, een ei, drie groo- tc lepels suiker en ruim drie lepels dikken, zuren room. Het deeg wordt uitgerold en tot kleine koekjes gevormd (men kan ze met een portglas uitsteken). Do koekjes worden met lichtbruin gefruite boter bestreken, met suiker en kaneel bestrooid en op een plaat in den oven bruin gebakken. Wekelijksche Kalender. Zondag. Goedheid i6 er smaak in te hebben, wel te doen en het kwade te vergeven. liaandag. Vrouw gierig en man bierig komen zel den overeen.; 9 Dinsdag. Op den weg van het voornemen tot de 'daad is menige reus tot een dwerg ge daald. Woensdag. Hoeveel goeds kunnen wij doen door eeiï paar vriendelijke woorden, en de gelegen heid hiertoe biedt zich zoo oneindig vaelvul- diger aan dan voor vriendelijke dadcD. Donderdag:. Vaak treft een pijl, in 't wilde wegge schoten, Een wit, dat nooit de schutter had be doeld, En menig twooiid ,werd acht'Loos uitge sproken, Dat lang 'daarna herdacht werd en ge voeld. Vrijdag. Het fatsoen houdt dikwijls op jwaar hot belang begint. Zaterdag. De wjjze' Keeft zooveel t§ rdonkeh, dat hij niet aan het spreken, de dwaas zooveel te spreken, dat hij niet aan het denken toekomt., Met dagjesmenschen in den trein. Moeder-de-vrouw is uit. En de kinderen zijn uit. Ze zitten ten minste in de stoom tram naar Katwijk. Ook vader is mee. Hij heeft Ali op z'n knie en Broertje naast zich. Keesie zoekt z'n troost bij moeder; nu:, de troost komt straks. Holland is klein; daarom reis je erg lang zaam. Nurks noemt zoowel de Holiandsche tram- als treinvaarfc ,,'n slakkengang" en z'n landgenooten „ouwe sokken"; vreedza mer Hollanders spreken van „gemoedelijk heid".'' We reden dus erg langzaam. Je moet niet alles te gelijk zien. Keesie is nog maar heel klein- Hij neu riet zonder dat 't nog bepaald lachen of hui len is. Vader echter, deskundige recensent, vat dadelijk, dat het op 't laatste uitloopt. Omdat het reizen langzaam gaat, vertel ik zoo uitvoerig. We zijn nu echter 'n heel stuk verder. Want Keesio heeft besloten. Na dat vader gezichten heeft getrokken, huilt het yricht. LW&t wel te begrijpen is. „Moeders zoete jonge... kom, De gebruikelijke broek tikjes en schommelbewe- ginkjes gaan er mee gepaard. „Lach 's tege pappie..." Keesie vertikt 'f5 heelemaal. Huilen stond ©r op 't program. „Nee, 't is werachtig de eerste keer, dat ie zoo angaat..." Zulks tegen 't deel nemende gezelschap. „Kom, m'n schaapie, m'n zoete jonge, we binnen d'r dalijk." Dat was waar, ge lukkig 1 Medereizigers kijken de moeder me delij d end-goedig, en elkaar nijdig-woedend aan. Bij 'n nieuwen aanhef „con brio" van Keesie vliegt de deur van den aangrea- zenden wagon open, en 'n 'Amerikaansche met „biscuits" verschijnt. „Please, baby, a cake1'-. Baby grijpt. Moeder kleurt nog meer.. Vaij der stamelt. Moeder vertelt van tanden-krijgen en niet-willen doorkomen. Vader knikt toe stemmend. Point d'orgue... Daar ineens geeft baby het edelmoedig geschonken© woest huilend terug. Ali krijt van schrik meê... Toen kwamen we in Katwijk aan, en ik was lang niet de eenige, die opeens van wandelen hield. Zoo vertelt Mies in „De Telegraaf"- Lodewijk XIV ontving een jong officier, 'die hem het aangename bericht van een be haalde overwinning kwam brengen. „Wat kan ik voor u doen?" ivroeg de Vorst in zijn blijdschap. De officier vroeg het ordeteeken van den Heiligen Lodewijk. De Koning voegde hem toe: „Maar gij zijt nog zeer jong." Do officier gaf ten antwoord: „Majesteit, in het regiment, waartoe ik behoor, wordt men niet oud Do Fransche maarschalk Sainl-Arnaud, een dapper man, had een dochtertje, dat zeer vreesachtig was. Dikwijle' vermaande hij zijn kind toch niet zoo vreesachtig te zijn en voor iccere kleinigheid /weg te kruipen. „Is u dan niet bang voor een koe. papa?"- vroeg het kind. „Zeker niet, mijn kin'cL"* „Ook voor geen hond?" „Weineen." „Ook niet voor een wesp?" „Neen." „Ook niet voor onweder?'5 „Natuurlijk niet." „Maar papa, is u dan werkelijk ybor niets anders* op de wereld bang dan voor ma ma?"- Bij den dokter. Dokter: „Maak u niet ongerust, me vrouw Van tijd tot tijd een bad nemen, veel in de open lucht en u niet t© zwaar kleefden." Thuis. Man: „Nu, Dora, wat heeft 'dé dokter gezegd." „Z ij: „Ten eerste moet ik' zoo gauw mo gelijk naar een badplaats*, vervolgens naar een andere luchtstreek en mij onmiddellijk eenige nieuwe zoo licht mogelijke kostumes aanschaffen." Dame: „Je ezel schijnt niet vëel rin iD het iwerk te hebben." E z e 1 d r ij ve r: ,,'t Ie er al net mee als* met d© menschen; ze hoeven er geen zin iD te hebben, z© hoeven het alleen maar t9 doen." A m e r ik a a n s c h. In een 'Ameri kaansche stad zond onlangs een dame na 'den dood van haar echtgenoot het volgende telegram aan een vriendin „Mijn lieve John is overleden. Het ver lies wordt volkomen gedekt door levensver zekering.'1 S c h ij n bedriegt- Eén' oude,, blinde Soldaat, die van een dame met een mannenstem een aalmoee krijgt: „Dank a wel, ritmeetter."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 14