Anekdoten.
Mienwe Raadsels.
Goede oplossiogsn ontvangen van;
Uit de „Staatscourant".
FEUILLETON.
YocIb nog geSykkig.
was door den uitgebroken oorlog genood
zaakt v.eg te gaan; bij leefde daarna in
tamelijk zorgvolle omstandigheden. Tc
■Stuttgart, waar hij een poos verblijf hield,
componeerde hij verscheidene zijner groot
ste werken.
In het jaar 1822 gaf hij ,,Dor Frcischutz"
in het lichtdit stuk maakte grooten op
gang in Noord-DuitschlandVon Wcber
woonde toenmaals te Berlijn.
In 1825 kreeg hij te Dresden bedoek van
den heer C. Vewokc, die hem uitnoodigdo
een opera voor het Engelsche tooneel te be
werken en de opvoering daarvan te Londen
te besturen. Hij stemde too en op den 12den
(April 1326 werd ,,Oberon" in het Covent
Garde i Theatre opgevoerd. De auteur van
het stuk werd warm toegejuicht en was
zeer tevreden met het succes van zijn ar-
beid.
Doch dc groote componiti leed aan de te
ring, welke door do groote inspanning, dio
hij zich getroostte en het klimaat van Lon
den zeer verergerd^ Thans vervulde slechts
óén wcnsch zijn hart: het vurige verlangen
om zich te midden zijner geliefde familie
cn vrienden te bevinden. Hij gaf het voor
nemen om nacr Parijs tc gaan op. Hij ver
kortte zooveel mogelijk zijn verblijf in Lon
den hij telde de dagen en uren voor
vertrek. Maar zijn zoozeer gowonschte te
rugkeer naar zijn vaderland was hem ont
zegd. Hij bracht den avond van den 4den
Juni in gezelschap van eenigo vrienden
door en verliet hen met de woorden: ,,Weer
een dagje nader tot hot wederzien mijner
geliefden." Daarop ging hij naar zijn aa-
mer ten huize van zijn vriend, Sir George
-Smart anderen morgen verscheen hij
niet, zijn deur bleef gesloten.
Toen zijn vrienden kwamen en luisterden
cn zijn naam riepen, ontvingen zij geen
antwoord. Later op den dag werd zijn ka
mer opengebroken. Daar lag de groote
meester, schijnbaar kalm slapend, dood in
zijn bed. Ofschoon zijn einde nabij had ge
schenen, had niemand het zóó spoedig ver
wacht; Weber zelf waarschijnlijk het aller
minst.
HARDE DAGERT.
De ouders hadden de hoop opgegeven
Johan ooit tot gehoorzaamheid te bren
gen. Van leoren wilde hij niet weten. Hij
beroemde ca* zich zelfs lachend' op, dat hij
en zijn vriend (Fiet, de dokterszoon, om
beurten de laagste plaats hunner klasse
innamen. Ooit in een hoogere over te gaan
daarvan was zelfs geen sprake.
Het prettigste van alles was van school
weg te blijven. Geen straf, die hem daar
van genezen kon. Zijn grootvader wendde
nog een laatste poging aan. Om hem ten
minste lust in lozen te geven, schonk hij
hem de oooken vaD Gustave Aimand. En
lot ieders verbazing cn vreugde verslond
de knaap ze; maar dat alleen, omdat op
eens de dorst naar avontur.n in hem was
ontwaakt.
Hij peinsde sedert sic.'hls over het mid
del zelf de prairieën van Amerika to be
zoeken.
Eindelijk meende hij heb te hebben ge
vonden. Op zijn vorja rdag ontving hij
tweo gouden tic jes on twee dagen later
was hij verdwenen. Dee avoDds kwam er
een briefkaart over do post met deze woor
den
„Béste papa en mama.
Weest niet boos of niot bang. Ik ga op
reis en kom schatrijk terug."
Hij was er in geslaagd zich als scheeps
jongen te laten aannemen op een naar
Amerika vertrekkend schip. Moedig
doorstond hij alle beproevingen aan boord
on dc harde woorden en niet minder har
de slagen der matrozenhet was immers
slechts voor korten tijd, dacht hij en in
derdaad, zoodra men in de Nieuwe We
reld aankwam, begaf lliij zich aan wal,
wisselde zijn geld en vertrok per spoor
naar hot Westen.
Heel arm steeg hij op zekeren dag uit
aan een klein station en blikte verlan
gend rond naar de indrukwekkende figu
ren van Roodhuiden, met wie hij de vre
despijp hoopte te kunnen rookenmaar
nergens ontdekte hij het gevederde hoofd
van een Witten •Bison en dienzelfden
avond, na vergeefs rondgedoold te heb
ben, keerde hij terug naar het station cn
vroeg den juisten weg.
,,Ik heb zoo'n honger," zeide hij verle
gen, ,,cn geen geld
,,Dat is een lcelijk geval," antwoordde
de stationsohcf mot een ruwen lach, cn na
hem gedwongen te hebben zijn geschiede
nis te vertellen, voegde hij er bij: „Jo
kunt hier blijven en eten ook, als je die
nen wilt voor kindermeid bij mijn zes
kleintjes. Wij zoeken vruchteloos naar zulk
een dienstbode. Indianen zijn er niet meer
in deze streek.
Zes maanden lang zwoegde en sloofde
Johan in die betrekking, die hem geen
geld en meer slaag dan eten opleverde.
Toen hij eindelijk een reiziger wist over te
halen aan zijn vador te schrijven en deze
overkwam om hem mede to nemen, was
alle ondeugd cr uit.
Een zonderling gevecht.
De volgende gebeurtenis wordt door een
jongen Afrikaander medegedeeld, wiena
hoeve in de Zwaart Ruggens is gelegen.
Ik reed langzaam te paard langs dc berg
helling, die naar de Montagupas vfcert,
toen ik voor mij uit een troep groote
apen op den weg en daar omheen zag
zitten.
Mijn eerste werk was dreigend do hand
op te heffen en luidkeels te schreeuwen,
om hun schrik aan te jagen, maar ik had
mij gerust dio mocito iiunnen besparen,
want de dieren -namen er hoegenaamd
geen notitie van. Het was mij al vaak ge
beurd, zoowel op de bergen als op de we
gen deze reusachtige apen te ontmoeten,
maar deze uitdagende houding was iets
geheel nieuws voor mij. Echter in het ge
heel niet bang voor de beesten zijnde, steeg
ik af en raapte eenigo steencn op, om zo
daarmede op de vlucht te jagen.
Nog stond ik gebukt, om stecnen op ta
nemen, toen eon groote aap mij van ach
teren besprong, en dat zoo onverwacht,
dat ik op den grond rolde.
Gelukkig was een mijner armen vrij ge
bleven, zoodat ik bet dier uit al mijn macht
een slag tusschen do oogen toebrengen
kon. Hij moet dien geducht hebben ge
voeld, want met een gil van woedo sprong
hij overeind, greep mij aan en sleurdo mü
met zich over den lagen wal aan den zoom
van den weg. Op dat walletje volgde on
middellijk een steile glooiing van omstreek®
vijftig voet, daarna een reekB terrasvor
mige rotsblokken en aan den voet daarvan
een diepte van driehonderd voet, die in
dc rivier eindigde.
Toen wij over den steenen wal rolden,
zag ik duidelijk het ontzettend gevaar in,
waarin ik mij bovond. Dat moet ook do
aap gedaan hebben, want hij liet mij on
middellijk los.
ALijn vrij geworden airmen uitslaande,
poogde ik mij aan het een of ander vast
te grijpen, om mijn val te stuiten, en ik
had werkelijk het geluk terecht te komen
tegen den eenigen grooten boom, die op
die plek groeide. Als een wanhopige klem-
d >.ik mij daaraan vast, maar ik rilde van
angst bij het voelen, dat de boom over
begon fe hellen en het hooren losraken
der wortels.
Van oogenblik tot oogenblik verwachten
de, dat do boom geheel ontworteld zou
geraken en met mij in den afgrond zou
verdwijnen, besloot ik niettemin tot het
eind toe om het leven te kampen en klom
ik er ademloos tegen op, in de flauwe
hoop het rotsblok te bereiken, waar een
dor bovenste takken aan grensde.
Dit gelukte mij dan ook ten laatste en
ik was gered, maar, als door oen wonder,
want, neerblikkende, zag ik, dat alle wor
tels los waren go.aakt, op slechts één
enkele na.
Eenmaal in veiligheid zijnde, vroeg ik
mij af, wat er van mijn viervoetigen vij
and was geworden. Ik keek nogmaals over
den rand van den afgrond heen en zag
het kwaadaardige dier geen dertig voet
onder mij op een smal rotsblok staan.
Zoodra bij mij gewaar werd, kregen zira
boosaardigo oogen een nog woester uit
drukking en ook hij begon naar omhoog
te klauteren langs den boom.
Een nieuwe vrees greep mij aan. Als hii
mij inhaalde, w'as ik verloren. Ik was
lang zoo vlug niet als dat even lenige als
woedende dier, en kon onmogelijk zoo
gauw den weg bereiken, om te paard weg
te rennen.
Wat moes', ik beginnen? Het Engelsche
gouvernement heeft ons verboden vuurwa^
penen bij ons to dragen.
Ik was dus slechts voorzien van een
scherp mes.
Plotseling kreeg ik een ingeving. Ik ging
op den rotswand liggen en begon aan den
laats ten tak té zagen. Daarin lag nog
mijn eenige kans op behoud. Zou ik er
waarlijk in geslaagd zijn hem door te krii-
gen in zoo weinig tijd Ik weet het niet.
Zeker is het, dat ik op een andere wijze
gered werd. Het gewicht van bet monster
deed beter werk dan mijn mes. Met een
knal als van een pistoolschot brak opeens
de laatste wortel af en de boom en mijn
vijand werden te zamen in de diepte ge
slingerd.
Ingez. door Jacob v. Gelder, te Leiden.
A.Nu is het zulk prachtig weer, geen
tochtje is er aan do lucht en wilt go wel ge-
looven, dat ik voor geen gulden op de pier
zou willen zijn.
B-: Wel, waarom dan niet?
A.Omdat het slechts een dubbeltje kost.
Ingez. door Corry Popp te Leiden,
i.
Mijn naam is 9 letters lang.
Voor een 1, 2, 3, 4 rijt gij g»wis wel bang,
Hij is dc koning va-n elk dier.
Als het vleesch is 6, 5, 3, 4,
Dan moet men het nog gaan bakken.
Een 9, 5, 6 is vol van grappen,
Hij leefde aan bet hof bij den koning,
In het paleis was zijn woning.
Door de V, 8, 3, 8, komt men op de
straat
Ik wed, dat ge het nu wel raadt.
Ingez. door Jan Leyenaar te Leiden.
n.
Ik ben een fier dier, een 0 er bij en ik
ben een bekendo bloera.:
Ingez. door Gorry v. Konijnenburg te
Zoeterwoudei.
III.
Zoek het tegenovergestelde vanvlijtig,
hiji, klein, onedel, arm.. De; béginlettters
van de wooaden, die men verkrijgt, moe
ten den naam vormen van een verscheu
rend dier.
Ingezonden door P. R., t© Leiden'.
IV.
De katten vangeh mui?en,
Maar hoor eens, kameraad,
Ik ken een muis, die nooit zich
Do>r katten vangen laat.
Ingez. door Lina Noll, te Leiden.
V„
Kunt gij den dichter wel noemen, wiens
naam bestaat uit twee deelen, waarvan
het eerste deel in do keuken gebruikt
wordt en het tweedo gedeelte door den
tuinman.
Bertha, Jan en Anna Hoogeveen, Took on
Erans Boom, Martha en Jan Stroebei, Wil
lem Laterveer, Jacobus Keyser, M. de
Jong, Daniële Keyser, Corry Popp, Jacoba
van Weeren, Piet, Jan en Jaeoba Leyenaar,
Ine van Nifterik, Cecilia en Gerard Pauli-
des, J., U. J. en Rens Peereboom, Mertina
G.^üpstra, Marinus Catin, Jan en Mane
Klesser, Maria de Vrind, Suze Vermij, Eli-
se Zurloh, Marietje Boers, Gcrrit en Sophia
Hendriks, Corrie en Jo Holm, Maria en
Johanna van den Nieuwendijk, Dina Ver-
heggen, Johan Tierolf, Philippus, Hendrik,
Alctta en Maria de Nie, Jo, Jacob, An toon
en Gerard Righart van Gelder, Adriana
Kaiser, Abram Galjaard, Anna van Leeu
wen, Truida Bleekstijn, Louise Pollmann,
Catootje Peetcrs, Tonic, Jozef en Piet
Dingjan, Mies Jansse, Jacques van Harte-
veld, Toos Aniba, Marietje van der Nat,
Lina Noll, Joh. Jonk, Jo Wempo, Jo Pij
per, Bernard e Hendrik Pijpers, allen te
Leiden.
Jo do Rooy, te Delft, Cor co Klaas de
Vries, Jacob Dol, Johanna en Willem van
der Veer, Jansje en Maria den Elzen, Antje
en Roelof van Nieuwkoop, Mijndert van
Wieringen, Gerrit Roos, Gcrrit en Klaas
de Vries, Maria van Haastrecht, Maria
Roos, Gijs Roos, Aagje Bol, Gerrïtjc Roos,
allen to Haariemmerimécr. Cor en Antje
van Veen, Jacob van Nieuwkoop, Cornelis
en Jacob Spaargaren, Jan van Nieuwkoop,
iMarib van der Horst, Johanna en Cor
nelia Nell, Gcrritje en Agnes Doeswijk,
Mietje en Cornelia Koek, Sophia cn Jan
Los, Johanna Lemmerzaal, Cornelia Vlugt,
Hazina en Mientje Lemmerzaal, Willem en
Koos Doeswijk, Hcndr. Los, Ype en Gijs
Wielenga, Gerritjo Zwetsloot, Dirk van
'Nieuwkoop, Leen en Gerrit Loogman, allen
te Kaag, Jansje Heenk, to Leimui den,
Lena Koningsveld, to Oegstgeest, Adriaan
en Maria Fortgens, te Hazerswoude, Abr.
en Nic. v_ d. Kwaak, tc Sassenheim, Ma-
rijtje, Soph ié en Dirk Na^veld, te Voorscho
ten, Dirk van Tinus, Johanna en Gerard
Bergman, te Warmond, Nceltjo Hijzelen-
doorn, te Nieuwewctering.
De rijzen vielen ten deel aanWillem
v. d. Veer, te Haarlemmermeer
en A r. Galjaard, te L e i d o o.
Corr e sp ondentie.
Jo Jc Rooy to Deli.. Ja meisjoliet,
ik zal het heel prettig -einden, als jo jo
in de vacantic dio moei v wilt geven, om
eenige raadsels voor onze rubrics saam te
stellen, want met mijn voorraad is het
treurig gesteld. iWnneer begint jo vacan-
tie?
'J o P ij p e r te Leiden. Met genoegen
vernani ik, dat jc b"sloten heb!) aan onze
rubriek mede te doen. Wanneer er onder
de opgegeven raadsels soms éón is, dat jo
niet knnt oplossen, behoeft je dat riet
te weerhouden mij do overige oplossingen
toe te zenden. Vriendelijke groeten.
Lïïïa aI-o 11 to Leiden. Nu, ik moet
zeggen, dat j Ton goeden verjaardag ge-
Ead hebt; die geschenken waarover je mij
geschreven hebt vind ik heel mooi.
M a r i e t j c v. d. N at te Leiden. Van
harte gefeliciteerd met je verjaardag en
dien van je Moe. Ik kom wel een paar
daagjes to laat met mijn gelukwensen,
doch geef je de verzekering, dat ik het niet
minder hartelijk rneeD.
Vindt jo het niet heerlijk zoo'n klein
lief broertje te hebben? Mag je hem wel
eens in het wagentje rijden?
Mies Jansse te Leiden Ik vind het
heel lief en vriendelijk van je Mies, dat jo
reeds zoo spoedig gevolg gaaft aan mijn
verzoek; maar je raadsel, beste kind, is
wat hl te bekend. Wil je dus nog eens
iets anders bedenken?
Tonie, Jozef en Piot Dingjan
to Leiden. Tot mijn spijt moet ik jullio
zeggen, dat jo ingezonden verhaaltjo niet
voor plaatsing in aanmerking kan komen»
omdat ik verhaaltjes, die uit boeken oveiU
geschreven zijn, niet mag opnemen.
Je opmerking, dat jullie nog te jong zijt,
om zelf verhaaltjes te bedenken, is volko
men juist, daarom moeten jullie dat maar
aan mij overlaten en jo liever beijveren
raadsels saam te stellen.
Met anccdoten i3 het een ander geval,
dio raag je genu - aan kalenders of andere
tijdschriften ontlecnen.
Louise fo 1 I m a n n te Leiden. Wel
zoo, lieve vreindin kom jc ook weer eens
meedoen, du dat dact mo genoegen; en ik
hoop, dat je je belofto gestand zult doen'.
Vriendelijk dank voor je bijdragen.
Truida Bleekst ij n te Leiden.
Neen beste kind, jo ingc-zonden raadsels
waren tot mijn spijt onbruikbaar.
Adriana Kaiser tc Leiden. Van
hart© welkom in onzen kring nieuw raad
selvriendinnetje I Jo besluit doet mij vee*
genoegen Jo leeftijd is voorloopig nog
geen bezwaar om met ons meo to doen, stel
je dus daaromtrent maar gerust. Vriende
lijk dank voor ja bijdragen
Johan Tierolf t© Leiden. Ik vond
het heel aardig van jou ook eens een brief
je to ontvangen, broer Je moet maar
flink jo best blijven doen, dan zal je schrift'
gaandeweg wol verbeteren.
Suze Vorm ij te Leiden. In danfc
ontving ik jo .odsel dat ik, indien L.
geschikt blijkt te zijn, binnenkort hoop te
plaatsen.
Betsy Boers te Leidén. Vriendelijk
dank voor do beeldig mooie prentkaart,,
die ik van j© mocht ontvangen. Ik vind!
het heel lief van jo, dat je jo raadsel-
vriendin onder geen omstandigheden ver
geet, en stel jo vriendschap zeer op prijs.
•Vriendelijk© groetjes-
MARIE VAN AMSTEL.
Adjunct-ingenieur* S. S. in
Ned.-I o di
Ter benoeming tot adjunct-ingenieur bij
den dienst der Staatsspoorwegen in Ned.-'
Indië worden gevraagd drie civiele en twee
werktuigkundige ingenieurs, in het bezit
van het diploma, bedoeld bij artikel 118 den
Hooger Onderwijswet. Do werktuigkundige
ingenieurs moeten afwisselend bij do ex
ploitatie der Staatsspoorwegen en het toe
zicht op do spoorwegdiensten en het,
stoomwezen dienst doen.
Zij die voor plaatsing in aanmerking wen-<
sohen te komen, behooren zich vóór ultimo*
September 1906, bij gozogold adres, te
wenden tot het dopartement van koloniën.
Nadcro bijzonderheden bevat de „Sta-
Ct." No. 184.
Staatsexamen.
Aan het Staatsexamen tot toelating aan
do Universiteit namen deel van 6 tot 8
Augustus elf oandidaten voor de facultei-f
ten der godgeleerdheid, enz. Toegelaten'
zijn zes candidaten: P. N. van Eyk, S»
Rodrigues 'P'ereira, F. G. Schuringa, J. AL,
F. van Asperen, I. 0. Elink Sterk, mei'.
M. ten Bosch.
Voor de faculteiten dor geneeskunde,
enz. werden elf candidaten geëxamineerd..
Toegelaten rijn vijf candidaten: R. Brom-'
borg, J. Droste, J. Straub, J. van der
Wijk, A. H. J. do Gocy.
Beide diploma's werden gevraagd door
een candidaat, die het diploma B verwierf:
H. Houtzagers.
Gedurende den loop van het examen
trokken zich tweo candidaten terug. Het"
examen wordt voortgezet met drie candi
daten.
Na voortzetting van het ex-amen' rijn
van de vorige groep alsno^ geslaagd: D.
Voute en mej. L. M. van den Blink voor
diploma A.
Oplossingen der Raadsels.
i.
Levertraan.,
II.
Parijs—patrijs.,
III,
Beer—kameel—koé—ezel
IV.
Bal—hoepeltolpopgeweer,.
V,
Koffiekoffer0
86)
Zij had eens gemeend, dat zij niet meer
van Walter hield, wijl hij zoo Biecht, zoo
.Verachtelijk over Wolf gedaoht en geoor
deeld had Verscheurde harten, verbroken
kameraadschap tussohen broeder en zuster,
totdat dc ziekte zioli openbaarde en alles
deed vergeten en begroef.
En nu, hoe anders zag alles er uit Nu
fclicp hij en zijn mond zou zich nooit meer
tot eon hard, tot een liof woord openen.
En den bloei van zijn leven, trotsch
en onkwetsbaar, stond daar de ander oro
rijn deelneming te betuigen.
Wolf gaf haar de hand en hij zag bet
aan haar schokkende beweging, voordat
zij die vluchtig met de hare aanraakte,
en hij voelde het nu ook, dat het geen
vrees bij haar was, maar do levende nala
tenschap van den dooden broeder.
Hij wendde zich af zonder iets te zeg
gen. Hij wist het immers reeds, dat hij
klaar was, hij met haar, rij met hem, voor
goed. Dat het groote opruimen reeds ach
ter hen lag.
Waarom voer dan hetgeen hem uit haar
oogen aanstaarde, nog als een harde stoot
tegen zijn eeuwig weerspannig, eeuwig cti-
bevredigd hart?
De herhaling ivan dezelfde) levenserva
ring, welke Item cn morgen zoo geschokt
had: de zeg praal xan den dood over het
leven.
Hij gaf nog zijn voorschriften, maakte
nog zijn opmerkingen, die noodig en ge
bruikelijk waren in omstandigheden als
deze hier, nam afscheid en reed weg.
Weg, voorbij, dood.
Sterven. Aan w heeft zich nog geen ster
veling gewend. Is dat niet een tegenstrijdig
gezegde? Wij zouden evengoed kunnen zeg
gen: Leven, aan u heeft zich nog geen le
vende gewend. Het is togen dc natuur,
dat wij het ons in het geval vaft dezen
weerzin in onze natuur, niet, zooals an
ders onze cgwoonto is, gemakkelijk maken.
Er was leven, dus zal er dood zijn. Leer
dat toch eindelijk van buiten, menschen-
kind, cn wind u niet telkenmale opnieuw
op.
Yaarwel, mijn doodo Else.
In het voorjaar vond do groote verhuizing
plaa/ts. Er was cntzlettend veelte doien,
heen en weer te reizen, te verhandelen, te
huren, te pakken, afscheid te nemen, den
opvolger te installecrcn, en slecht weer en
ziekte-epidemieën bemoeilijkten en Ver-
mcerdorden nog het werk, zoodat men pas
weer tot bezinning kwam, toen alles voor
bij was en men in de groote 6tad in een
betrekkelijk bekrclnpen woning zijn introk
had genomen.
Otto Wedel bleef te Neuenholz achter.
Karl Eggers, do oude, bood zich aan, hem
bij zich te nemen, zoodra hij was gehuis
vest Otto was daarover niet ontevreden
met den vader was do ctngang in elk ge
val gemakkelijker dan met den zoon. Er
was met Ulrick ook nog iets voorgevallen
den dag na die onaangename geschiedenis
in de kroeg. Wat er gebeurd was, Otto
gaf zich alle moeito, daarcVer niet veel na
te denken, en vertelde aan alle mensehen
zoo dikwijls "en met zooveel ophef, dat hij
aan kiespijn leed, totdat bij het zelf ge
loofde.
Het was nu alles zoo bij Wolf geregeld,
dat men precies wist, hoeveel men in de
eerste jaren ken uitgeven. Het was niet
te weinig, doch ook slechts even genoeg.
Er viel daarbij niet veel voor weelde en ge
noegens af. Wolf was den goheelen dag
niet thuis. Marianne had Bleohts een
dienstmeisje en het levendige, drukke kind.
Daarbij wae het een bijzonder warme zo
mer, welke zich in do kleine woning druk
kend merkbaar maakte.
De beido echtgencoten waren geen men-
sohen voor een groote stad. Zij hadden
heimwee naar den frisscben wind, die over
do landen strijkt; naar golvende koren
velden, naar del beuken wouden "van hun
geboorteland Maar dat deerde niet. Er
komen tijden, waarin men dingen als
heimwee en ontbering meer ncodig heoft
dan de boter op hét brood en den wijn op
do tafel.
Al het voorbijgegano, dikwijls zpo ver
warde, onopgeloste, al die gewelddadighe
den in zijn lot en die verminking van
het lot zijner medemenscheu, legden voor
Wolf hun eenzijdig en begrensd voorkomen
af, eigen aan hetgeen al to nabij is, en
traden in het aanschouwelijk licht van het
geen ervaring niet alleen gebeurtenis
gewerden is.
En te midden van zijn drukke bezighe
den, te midden van den strijd met 's le
vens ztrgen en met de machten van het
verleden, drong zich langzamerhand de
overtuiging aan hem op, dat op den bo
dem van elk leven toch niet de dood rnst.
maar do kiem tot nieuw leven.. En dat
niets dcod is, Diets verloren is, wat een
maal was, wat eenmaal leefde.
Ondanks een moeilijk en inspannend le
ven, ontlook Marian^o" naast hem. Zit
sleepte, nieb meer doelloos, hopelcos den
last van den vorigen winter met zich rond.
Die was haar niet ontnomen, die was niet
vergeten, maar die was een deel van haar
zelve geworden. Dat gaf aan haar wezen
zijn zwaartepunt, aan haar gemoed de
stille, klare diepte.
Dat streek persoonlijk hangeq en verlan
gen en eigen wenschen als klatergoud van
haar af. Dat ontnam en gaf haar tegelij
kertijd, met harde handen, met rijk© han-
deD.
Dat deed haar, beter dan do kleine,
blonde zachte Else daartoo ooit zcAi heb
ben gedeugd, tot Wolfs vrouw rijpen, zoo
als dezo trotsche en dikwijls met zichzel-
ven in strijd zijnde, deze zachte en dik
wijls barsche, deze onstuimige en dikwijls
teleurgestelde man er een ncodig had. Be
grepen zij dit? "Vermoedden zij dat in hun
aanhc'udend samenzijn?
Het was veel meer dan een vermoeden
en toch ook geen weten, hetwelk men on
der de gebruikelijke uitingsvormen der ge
dachten en onder woorden kan brengen.
Het was het diepe, zwijgende beleven, dat
schijnbaar zonder een spoor na le laten
voorbijgaat en toch diepe wortels slaat.
Af en too kwam er iemand van -ik fa
milie, mama Éggers of een ander, of ook
wel een kennis uit Neuenhclz in do kleine
bovenwoning logeeren.
,,Hoe ziet het er uit bij dokter Eggers?"
werd er dan thuis gevraagd.
„Hm. Nog wel wat kaal en eenvoudig.,
maar dat is immers tijdelijk. De jongge
trouwden schijnen het echter zeer goed sa-»
men to kunnen vinden, beter dau kier,
waar hij altijd zijn eigen weg ging. Dat
komt, omdat zij op elkaar zijn aangewe
zen; dan raakt men aan elkaar gewend."
Dan raakt men aan elkaar gewend 1 Wolf
en Marianne „wonden'' aan elkaar. En dit
stille, zachte wennen, waarbij zich ds heek
in de holte en do holte om den hoek vc-egt,
waarin tweo jonge, sterke boomen onmerk
baar in elkaar groeien, is zeker uog niet
de slechtste figuur in de geschiedenis der
menschen
Het werd herfat, naargeestig weer, en
stormen daagden op. Ruri vierde rijo eer
sten geboortendag. 's Namiddags toen
de lamp reeds brandde, kwam Wolf thuis;
een ledepop en een zweep kwamen uit zijn
natte overjas te voorschijn.
„Hier, bengel, sla toel"
„Een zweep F riep Marianne ontsteld
en keek met een angstig voorgevoel in do
kamer "rond.
Welf lachte. „En al slaat hij ook een
paar glazen stuk, wat is dat dan nog?"
Rudi 'ras een mooi, sterk kereltje, nie#
zeer dik, maar ook niet te dun, en nu in
het gevaarlijk stadium van het leeren loo-
pen gekomen. F'j had vaders stompneutf
en vaders breeden schedel onder het zijde
achtige haar, maar ook dions goede oogen..
Want zijn oogen waren goed, voor ieder,
die weet te rien Wolf wist het niet, hoe-
vole kussen, die ook hem mcegoldon, door
Mariannes lippen op dit zachte goziohtjé
waren gedrukt.
(Slot volgt.)