Hel faillissemaot van het huwelijk.
Het huwelijk loopt op een faillissement
■pit:
I. Wanneer man noch vrouw gehuwd zijn
uit ware liefde jegens elkander, doch alleen
om geldelijke of andere aardsche beweegre
denen.
II. Wanneer de maaltijden niet goed be
leid of slecht opgediend worden.
III. Wanneer de inkomsten, ofschoon
goed beheerd, de uitgaven niet kunnen dek
ken.
IY. Wanneer twee jongelui zich in den
huwelijken staat begeven en op zich nemen
al do zorgen van het eenmaal gesloten hu
welijkscontract, niettegenstaande zij te
'jong zijn om die groot© verantwoordelijk
heid te begrijpen.
Y. Wanneer do man meesteres wil zijn
zoowel als meester, en do vrouw meester
zoowel als meesteres van het huis.
YI. Als, wanneer de donkero dagen ko
men, man en vrouw vergeten, dat zij zich
in den echt verbonden, zoowel voor betere
als slechtere, zoowel voor rijkere als arme
re dagen.
YII. Wanneer do vrouw een chique dame
is, geheel onbekend zelfs met de eerste be
ginselen van huiselijke spaarzaamheid en
meer denkt aan haar klecdij dan aan het
welzijn van haar echtgenoot.
Bloemlezing van parle
mentaire beeldspraak.
Een Duitsch blad heeft in den komkom
mertijd gezocht naar bloempjes van Rijks
dagwei spreken dlieid. Een prachtig beeld
toovert ons een afgevaardigde voor do oogen.
als hij zegt: ,,Van de mug is hier een oli
fant gemaakt, die daartoe dienen moet, de
>penbare meening t^ beroeren, om dan t©
worden geslacht." In Duitschland schijnen
ze dus muggen te slachten.
Een ander sprak: ,,Laat do minister toch
niet onder de bekoring van het sirenenge
zang komen van den vorigen spreker, doch
zich liever binden aan den boom van het
recht."
Niet minder welsprekend toonde zich een
derde door het uiten dezer woorden:„Mijne
heerenDeze wet is een doodgeboren kind»
ik bid u niet op bet graf van dat doodo
kind te treden."
Yan dezelfde kracht zijn do volgende in
het Duitsch© parlement geuite zinnen:
„Wadr begint de boer en wddr eindigt hij?"
•Zoo iets is moeilijk door een minister te be
antwoorden, daarentegen behoeft niets te
worden gezegd op de bewering: ,,Ale het
huis klaar is, ziet het er anders urt dan
voorheen
De Pruisische minister Podbielski be
weerde: „Men produceert in Italië versche
eieren op een tijd, waarin onze kippen ©r
zelfs nog niet aan denken 1"
Werkelijk kwetsend voor het vaderland
lievend gevoel moet het zijn, als een afge
vaardigde zich aldus uitlaat: „Onze nabu
ren kunnen hun geestkracht op den trein
leggen, wij kunnen dat niet!"
Een an dei© vraag blijft open, of het na
melijk geoorloofd is wat een afgevaardigde
verklaarde: „In die richting kan ik mij
saampakken om mij aan den boezem van
den Staat te leggen"; even moeilijk blijft
de beantwoording naar de vraag der moge
lijkheid van de verklaring: ,,Ik hang niet
op de eerie of op de andere zijde."
En verschrikkelijke toeren schijnt de afge
vaardigde te hebben gemaakt, die beweerde:
,Het moet vreeselijk zijn als men in de cene
hand een gevonden trichine houdt en in de
■andere een biljet van 1O,CO0 mark."
Als wo in o n s Parlement beslag wilden
leggen op de bloemrijke taal der afgevaar
digden, zou een niet minder lijvige verzame
ling bijeen zijn t© brengen.
Zoo werd door een thans reeds tot zijn va
deren verzamelde afgevaardigde bij bespre
king eener voorgestelde jeneveraccijnsver-
hooging stoutweg beweerd: „Nederland
hmkt 00 de kurk der jeneverflesch." Een
ander, bloemzoetelijk lachend député zei in
het vuur zijner, tijdens de arbeidscontract-
beraadslaging gehouden' verweer-speech:
„Nu stap ik ai van don heer Yan Wijnber
gen V'
Een ander redenaar van het Binnenhof
meende de belangrijkheid der Wijkerpijp al
dus te moeten demonstrceren„De Wa-
aaijker-parijp, meneer de voorzitter, is het
brood voor vele kleine boeren 1"
Bij zekere wetsvoordracht zei hetzelfde
Nederlandsche parlementslid: „Ik hak niet
op dio wet, meneer de voorzitter, juist inte
gendeel 1"
Een ander hoogedelgestrenge vond bij de
bespreking der toestanden aan de Hern
ia rug Do minister zal goed doen zich af te
vraogen: „zou ik inderdaad dio looie floer
niet laoten schieten 1"
Wekelijkscie Kalender.
Zondag.
Do „leugentjes om bestwil" hebbeh al
menigeen tot een formeelen leugenaar go-
maakt.
De waarheid laat niet met zich spotten*
baandag.
Do mensch begrijpt dikwijls zichzelven
niet.
lÏ3ï5K<ln<J.
Goloof niet, dat de oude muziek verouderd
is. Evenmin als een mooi waar woord, nan
mooie ware muziek verouderen.
Woensdag;.
Het is een groot© en moeilijke kunst om
in het dagelijkseh leven over alles te kun
nen spreken, zonder een onreine gedacht©
op te wekken.
Donderdag.
De gewone mensch vergeet zijn öederl*.
gen, de edele mensch zijn overwinningen,
Vrijdag.
Menigeen in de wereld is omhoog gekomen
uit gebrek aan gewicht.
Zaterdag.
In uren van moedeloosheid is het groot
weder op te staan, nadat meD struikelde.
Engolsclie vla.
Men verhit een halve kan melk met een
half stokje vanielje, een stukje kaneel, drie
lepels suiker en de geraspte sclill van een
citroen. Zoodra het mengsel goed heet is,
voegt men er twee theekopjes room bij en
klopt zes eierdooiers en mengt er een lepel
maizena bij, totdat het goed gelijk is, dan
langzaam den kokenden room er bij. Men
plaatet dit mengsel au bain Marie en roert
totdat het gebondeD is. Dan doet men de
vla op een schotel. Men klopt een half potje
frambozenjam met het wit van een ei ge
durende een halfuur en doet het daarna
op de vla.
STOFGOUD.
Omdat uw begeerte, o mensch, zich op
dio schatten vestigt, die door gemeenschap
pelijk bezit minder worden voor de deel
hebbers, daarom verteert u de wangunst.
Maar wanneer liefde tot. de hoogste sfeer
uw begeerte naar verhevener goederen richt
te, dan zoudt gij geen nijd meer koestereu
want daar neemt het bezit toe, naarmate
er meer komen, die deze heilgoederen „het
onze" noemen.
D a n t e.
Begaafdheden worden ontvangen, ïnaar
zij moeten tot bekwaamheden verwerkt wor
den. Goethe*
^LJ[i]£ijEalEif3Ls2üZ.
Zonderling middel. Zij:
„Waarom leg je nu een knoop in je zak
doek?"
Hij: „Om de wijs te onthouden, die ze
daar net zongen."
Dame (den winkel verlatende): „Men
moet die winkeliers maar kennneneen
daalder heb ik afgedongen."
Winkelier: „Men moet de dames
maar kennen, drie gulden heb ik over
vraagd."
Rechter: „Je hebt er dus spijt van,
dat jc den man een glas bier naar zijn
hoofd hebt gegooid?"
Beklaagd- „Hc.l i©Tg, Edelacht
bare, het wag nog half vol I"
Visschcr: „Ja, juffrouw, dc wind is
hier altijd Zuidwest!"
Damo: „Och kom, cn nu is hij Noord
oost."
Visscher: Dat is immers do Zuid
westenwind, die terugkomt?"
Mevrouw: „Je heu» ©r zeker niets
tegen, Jaantje, dat wij onzen lieven Fidel
zoolang in de keuken brengen als wij uit
zijn, anders is headier zoo alleen."
J aan t je: „Neen, mevrouw, dat vind
ik heel prettig. Dan heb jo nog eens iets
om jo humeur op te koelen, als er iets aan
brandt of zoo. Anders gooi ik altijd een
bord stuk en dat- meet ik betalen, maar dan
kan ik den hond eens uit den weg schop
pen I"
Een koopman heeft op zijn kantoor een
karton hangen, waarop word! vermaand:
„Als de zaken zijn afgedaan, blijft dan
niet langer. Van het .weer weet ik alles en
het Dagblad lees ook f"
Een hotelhouder te Arnhem noemt zich
op zijn rekeningen propertiètel
Kleine jongen: „Och, mijnheer,
wilt u asjeblieft dat hek voor me open
maken
B ij z i e n d heer: „Dat kun je immers
zelf ook wel, beste jongen."
Jongen: „Och neen, nïêneer, dat kan
ik niet!"-
Heer (het hek openend): „Nu, zie
daar dan: maar waarom ken jij dat nu
niet?"
Jongen: „Omdat het pas geverfd is,
meneer; kijk maar naar uw handen I"
Een wijsgeerige Japanner.
Vreemde lui toch, die Europeanenze dra
gen hoeden van één gulden negentig en
koopen c 'x parapluie van zes gulden, om
zoo'n hoedje tegen den regen te beschermen
HAAR BUSTEM!
's Zomers eind'lijk de deur in de stid
eens te sluiten,
En liet stof en den rook en „de zaken"
ontvlucht.
Met oris allen naar buiten,
Om uw balsem te drinken, o Geldersche
lucht,
Welk een vreugd, wat genuchtl
'fc Heeft hier all~s zijn tijd! 'u Is gewinneD
en derven,
Hoop en vrees, lief en leed, nu eens heet,
dan weer koud l
Eerst ontluiken, dan sterven
Maar het Huiselijk Geluk, op de Liefde
gebouwd,
Neemt geen keer, wordt niet oud I
Ja, zoolang mij Gods hand 's zomers bui
ten wil leiden,
Met al mijn geliefden 'k Ga, nooit, ner
gens alléén 1
'k Wil niet scheiden
Wat God heeft vereenigd 1 Wij blijven
benoên
Zoo lang moogüjk bijeen 1