N£. 14247.
Derde Blad.
4 Augustus 1906.
SGHRBKKELMAR-
Schrei niet, mijn lieve kind. Houd op
met schreien, lieve juffrouw Edla."
Besluiteloos wenddo burgemeester Brun
krona, die zich in do woning van den fa
brikant Bjorkstcdk bevond, zich bot de>
jonge dame, blijkbaar bezorgd, dat iemand
bet vertrek mocht binnentreden-
„Het' was dwaas van mij, laat ons er
niet langer aan denken."
Zachtjes streek hij haar over het hoofd
je met kroeshaar, dat zij in een zacht zij
den kussen van de sofa begTaven had' en
nu langzaam ophief.
Twee groote donkerblauwe oogen, waarin
de tranen opwelden, keken treurig en kin-
•derS^jk-wanhopig naar den burgemeester
op.
,,Ik heb altijd heel veel van u gehouden,
mijnheer do burgemeester, veel meer daD
de anderen. Met niemand kon ik zoo goed
omgaan als met u, mijnheer de burgemees
ter- Maar liefde is dat niet. O, te denken,
dat u geloofd hebt en dat wij nu niet meer
zulke goede vrienden kunnen zijn, als tot
nu toe, en dat de menschen kunnen tnee-
nen, dat ik koket ben, o, o, o 1"
Het hoofdje zonk weer vol wanhoop in
de weeke kussens.
„Maar schrei toch niet 1"
De burgemeester zag er buitengewoon
radeloos en wanhopig uit.
„Ja, ik zal nimmer weer vroolijk zijn,
nimmer I Want nu moet u boos zijn en treu
rig om mijnentwil. O 1"
De goheele slanke gestalte op de sofa
sidderde onder het snikken.
„En nu mag ik ook met geen andere
heeren meer schertsen, want zij zouden
immers hetzelfde kunnen, denken als u I"
„Och neen, anderen zijn niet zoo dwaas
als ik."
De toon was bitter, maar klonk later
zacht en overtuigend.
„Wees u kalm en laat ons doen alsof er
niets is gebeurd- Wo zullen er niet meer
aan denken, noch er over spreken, niet
waar? Dat zullen wij beiden beloven."
Het hoofdje knikte bevestigend.
„Maar eens." hier hield hij even op. „be
looft u mij slechts eenmaal, Edla, juf
frouw Edla wilde ik zeggen."
„Wat?"
Haar stem klonk bijna onhoorbaar uit de
sofa
„Wanneer uw gevoelens eens mochten
veranderen; wanneer u zich eens bewuïfc
wordt, dat u mij liefhebt, al duurde het
één of vijf jaar, wilt u mij dan beloven,
mij een wenk te geven, een klein woordje,
of mij een lintie of iets dergelijks geven
en tegelijkertijd zeggen: „Hier is een rood
strikje 1" of zoo iets, want anders begrijp
ik bet misschien niet."
Een bijna onhoorbaar, eenvoudig ,,ja"
werd uitgesproken.
„Geef u mij de hand er op en ziet u mij
in de oogen, terwijl u het rrij belooft."
Do burgemeester stak zijn hand uit.
Een kleine meisjeshand legdo zich vast
en zeker in de toegestoken hand en uit
het nu opgeheven hoofdje keek er een paar
eerlijke, trouwhartige oogen in de smeeken-
de van den overheidspersoon.
Het was lang, zeer lang na dez'e gebeur -
tenis, toen Edla Björkstedt, om een oogen-
blik vrede in haar onrustige gedachten te
hebben, zich in een der afgelegenste ver
trekken van haar woning had teruggetrok
ken, waar het gedempt© licht kalmeerend
op haar zinnen werkte- Zij was op een otr
tomanc gaan zitten, die half achter een
piëdestal was verbergen, waarop de blinde
Cupido, vergezeld van zijn broeder de
Dwaasheid, stond; ter zijde stond een bron
zen kruik, waarin oen reuzen palm, die
achter zjjn groote bladen alles verborg.
„Hoe of de tijd vervliegt I Yier, weldra
vijf jaren sedert den dag, toon ik weenend
voor hem vluchtte."
Hoe onervaren in het leven was zij toen 1
Het was haar eerste „groote verdriet"
geweest, toen Brunkrona om haar hand
vroeg en toen zij vreesde, dat er aan hun
vriendschapsbetrekkrag een oind zou ko
men, daar zij, rich van haar liefde onbe
wust en niet zeker, niet „ja" had durven
zeggen.
In het eerst was zij schuw en onbeholpen
geweest, wanneer zij den burgemeester
ontmoette, dooli dat was weldra voorbij;
hij was zoo dezelfde gebleven, dezelfde aan
trekkelijke, vriendelijke en voorkomende
man als voorheen-
Het jaar daarop deed zij haar intrede
in de wereld; van alle zijden werd baar het
hof gemaakt; zij werd veel benijd.
O, hoe amuseerde zij zichEdla glimlach
te nog bij de gedachte aan haar veroverin
gen.
Doch de vreugde en het glimlachen kon
den dikwijls in weemoed en zelfverwijt over
gaan, wanneer weer zoo iets gebeurde, na
tuurlijk nooit van de zijde van den burge
meester, maar van anderen.
Zij kon het niet helpen, dat haar oogen,
waarneer zij weer vroolijk stonden, zoo'n
ondoorgrondelijke, bekoorlijke uitdrukking
hadden, zoodat haar cavaliers reeds meer
malen de verrassend© vraag tot haar had
den gericht.
Ja, ja, het was dikwijls moeilijk geweest
om tusschen al die klippen en klipjes in
de groote wereld door to sturen, wanneer
men zoo'n pleiziervaartuig als zij bezat;
en zij had geen vuurtoren, die haar den
weg wees.
Maar een kompas had zij aan boord.
Daar had zij vroeger nooit aan gedacht,
maar nu bemerkt© zaj hoe het kompas,
zij mocht het arme kleine scheepje sturen,
waarheen rij ook wilde, altijd een bepaalde
richting - aanwees; juist daarheen, waar zij
niet wilde.
De wind blies en het uitspansel wercl
donkerder; zij zag rond en bemerkte slechte
een bedrieglijk licht om rich heen, want
zij had thans geleerd, echt van onecht te
onderscheiden. Waarheen moest zij sturen 1
Zij wierp een blik op het kompas, dat als
altijd dezelfde richting aanwees.
„Vergeet u nimmer wat u mij biloofd
heeft. Een klein rood' strikje, een teeken,
slechts zooveel, dat ik het kan begrijpen,"
klonk het nog in haar ooien als oen oude
bekende melodie.
Vergeten? Hoe zou dat mogelijk zijn! Ed
la hief haar hoofdje op en keek verward
om zich hoen. Maar hoe, hoe zal ik het
hem' zeggen Hoe kan ik liet hem nu zeg
gen, dat ik nu weet, wat ik voor rijf jaren,
niet vermoedde, ofschoon hij nooit met;
een woord of teeken in dezo jaren heeft
laten blijken, dat ook hij m© liefheeft?
„En toch heeft hij mij nog lief, dat heb
ik uit kleiue, onbeduidende dingen gezien,"i
jubelde een stem in haar.
Edla kromp ineen. In zachte tonen drong
de melodie van dc Blauwe-Donau-wals van
uit de balzaal tot haar door. Krampachtig
omklemden ha^.r handen den schildpadden
waaier.
Zou het dan zoo moeilijk zijn, zoo iets
eenvoudigs te zeggen, dat zij hom liefhad 1'
Maar het moest gebeuren, vandaag nog,
spoedig. Waarom zou ik ons beiden mar
telen Wanneer het vandaag niét gebeurt,
dan nimmer. Vast besloten stond Edla op,
om zich naar het andere vertrok te bege-'
ven, doch zij had slechts do deur bereikt,
toen do burgemeester Brunkrona oegeuovtr
haar stond.
„Dat is mijn dans, nietwaar?"
Hij boog en wierp een snellen, doordrin
genden blik op haar gelaat, dat hem zoo
lief was. Hoe bleek en zenuwachtig zag zij
thans; zoo geheel verschillend van het jon
ge meisje, dat liij gewend was te zie». Och,
had ik slechts do macht om haar gelukkig
en vroolijk to maken, daelit Brunkrona,
terwijl hij zijn dame naar dc balzaal ge-,
leidde.
Wat kon do reden zijn, dat zij er zoo
ongelukkig uitzag? Hij peinsde en dacht
daarover na, terwijl hij zijn zakdoek om do
leuningen der beide naast elkaar staande;
stoelen wend, want het was de bloemen-
wak, die nu begon, en dan was het goedi
vaste^ plaatsen te hebben.
Groote manden met frissche, geurende,
bloemruikers gingen rond. Dc heeren ver-(
drongen zich om meerdere ruikers machtigI
te worden en niet slechts dien eenen ver-j
plichten, die voor hun dame was bestemd;
er waren zoovele andere danslustige jonge,
meisjes in de zaal.
De burgemeester nam slechts één rui
kertje. Wat konden hem de anderen ecbolen
Xu zat hij alleen en volgde met de oogen
Edla, hoe zij nu met den eenen, dan weer,
met den anderen beer danste, voortdurend
door aanbidders omringd en gevraagd.
Brunkrona zuchtte zacht. Neen, zij was niet
zichzelf, reeds het heele jaar niet, maar nooit
was dat zoo gebleken als thans.
Diep ademhalend keerde Edla naar haar
plaats terug; de dans was geëindigd.
Zij hadden tot nu toe nog niet met elkaar
gesproken.
Fanfarès van een waldhoorn weerklonken,