De Pokkeu.
Vrootijkheid bij den arbeid.
Reeds in 1849 schreef het Ministerie van
'Publieke Werken in Frankrijk voor, dat
bij het schilderen van gebouwen voor re
kening van het Departement, slechts
zinkwit mocht gebruikt werden. Dit voor
beeld is in de daaropvolgende jaren door
de overige Departementen en door vele
gemeentebesturen gevolgd.
18 Juli 1002 en 15 Juli 1904 zijn boven
dien twee besluiten uitgevaardigd, welke
voor allo schilderwerken in Frankrijk voor
schriften bevatten. Volgens deze voor
schriften mag loodwit slechts in vloei en
den vorm gebruikt worden en is het ver
boden de hnJirten in directe aAnrfl-lring met
loodwithoudende verfstoffen te brengen;
evenzoo is verboden het droog afkrabben
of afpuimen van loodwithoudende verf.
Verder moeten de patroons den werklieden
uitsluitend bij het .werk te dragen kleedo
ren verstrekken.
In België geldt een Koninklijk besluit
van 13 Mei 1905. Dit legt èn den werkge
vers èn den werklieden tal van verplichtin
gen c*p, voornamelijk beoogende, dat bij
het weekkneden van het poederloodwit en
de verdere bereidingen van do loodwithou
dende verf de werklieden geen loodvergif-
tiging zullen krijgen. Ook in België is het
droog afkrabben of afpuimen verbodenook
hier moeten de werkgevers den werklieden
uitsluitend bij het werk te gebruiken bo-
yonkleeren benevens hoofdbedekkingen
verstrekken, die, zoo zij niet gebruikt wor
den, buiten het bereik van vergif tigings-
stof moeten gehouden worden. Van de vele
verplichtingen der werklieden vermelden
wij, behalve de verplichting om geen ster
ken drank op het w^rk te gebruiken, nog
art. 15: „Alvorens eetwaren of drank te
gebruiken en de werkplaatsen of arbeids-
plekken te verlaten moeten de werklieden
hun mond spcolen en hun liandcn en aan
gezichten met zeep wasschen.
De in de werkplaatsen of op de arbeids-
plekken gebrachte eetwaren moeten gepakt
zijn in doozen of omslagen, welke men tot
den maaltijd dicht gesloten houdt."
De patroons moeten op het naleven van
deze verplichtingen der werklieden toezicht
houden en hun de benoodigde zeep en het
benoodigde water verstrekken.
Ook zijn den patroons verschillende ver.
pliottiugen opgelegd om de lood vergifti
ging bij reeds aangetaste werklieden zoo
veel mogelijk te keeren. Zoo moeten bijv.
de patroons op hun kosten iedere drie
maanden de arbeiders geneeskundig doen
'onderzoeken.
In Duitschland wordt het onderwerp ge
regeld door een besluit yan den Duitschen
Bondsraad van 27 Juni 1905 (in kracht ge
treden 1 Januari 1906). Deze regeling heeft
groobe overeenkomst met de Belgische. Ed-
kele verschillen vinden hier een vermel
ding: Laat de Belgische verordening het
gebruik van sterken drank op de werk
plaats niet toe, de Duitsche verbiedt bet
rooken; de werkgever moet verder alle
werklieden, die met loodwitvervexr in aanra-
king komen, op de hun dreigende gezond-
•heidsgevaren wijzen en bij hun in-dienst-tre.
ding een van Regeeringswege opgesteld
strooibiljet verstrekken, waarin het gevaar
voor, de kenmerken van, en de middelen
ter voorkoming der loodvergiftiging iwor_
den aangegeven.
Wat Zwitserland betreft, daar heeft de
Bondsraad den 5den Januari 1904 in navol
ging van de besturen van vele kantons, be
sloten, gedurende vier jaren als proef alle
Regeeringswerken met loodwitte verf te
doen beschilderen.
ïen sin*to kunnen wij vermelden, dat
Nederland niet achtergebleven is. Minister
Veegens heeft bepaald, dat met het oog op
de veiligheid der werklieden voortaan bij
het uitvoeren der Rijkswerken uitsluitend
gebruik moet worden gemaakt van zinkwit-
verf in plaats van loodwïtverf. Dit besluit
zal wel mede te qanken zijn aan de inder
tijd benoemde loodwitcommissie.
Een stap in de goede richting, welk voor
beeld wellicht ook door de gemeentebestu
ren zal gevolgd worden.
Een der rampen, die de pokken in vroe-
geren tijd meebrachten, toen zij nog epide
misch voorkwamen, was blindheid.
Welk een gunstige verandering ook in
dat opzicht is ontstaan, nadat de inenting
algemeen weid en daardoor de pokziekte
genoegzaam verdween, en, ook waar zij
zich nog voordeed, de gevolgen minder
schadelijk maakte, blijkt uit de volgende
mededelingen, gedaan door dr. Hermann
Cohn, te Breslau, bekend door zijn ge
schriften over oogziekten en oogheelkun
de.
In 1884, toen reeds sedert tien jaren de
vaccinatie in Duitschland verplicht was,
bedroeg, volgens Magnus, eveneens een be
roemd oogheelkundige, het percentage der
genen, die door de pokken blind waren ge
worden, 9 pCt. In 1895 vond hij daarvan
onder de 130 blinden nog slechts één ge
val en in 1901 geen enkel meer.
Het eenige meisje, dat hij zes jaren gele
den in het instituut aantrof als blind ge
worden door de pokken, was niet inge
ënt; al de andere familieleden, die wel
waren gevaccineerd, bleven gezond.
In alle Duitsche blinden-inrichtingen
samen zijn thans, na de invoering der ver
plichte vaccinatie, onder de 2116 blinden
slechts 16 gevallen van blindheid door de
pokken.
Hoogst leerrijk on waarschuwend zijn de
verhoudingen in Oostenrijk, waar de in
enting niet verplicht is. Daar zijn onder
6S6 blinden 60 gevallen van blindheid, door
do pokken, d. i. 9 pCt. In het instituut
,,Dio hohc Warte", te We enen, vindt men
nog op de 100 gevallen van blindheid 20,
te Praag 15, in de werkinrichting te Wee-
nen 14 in Brünn 104, enz., allen niet ge
vaccineerd. Daarentegen is er in het keizer
lijke Blin den-instituut te Weenen onder
65 kinderen, die ingeënt waren, geen geval
van blindheid door pokkon voorgekomen.
Op alle congressen hebben de leeraren
en directeuren aan de blin den-instituten
in Oostenrijk met klem het wenschelijke
betoogd, om, evenals in Duitschland, de
vaccinatie verplicht te stellen.
Onder 113 Zwitsersohe blinden zijn
slechts 5 gevallen door pokziekte, dat is
4 pCt.
Wanneer iets, zegt prof. Cohn, de tegen
standers van den oneindigen zegen der vac
cinatie overtuigen moet, zou het de vol
gende statistiek zijn: Terwijl vóór de in
voering van de verplichte vaccinatie in
Pruisen 35 pCt. van alle blinden qoot de
pokken blind geworden zijn, was er sedert
1874, het jaar van de invoering der verplich
te vaccinatie, nauwelijks 1 pCt. in de blin
den-inrichtingen voorgekomen, en deze en
kele gevallen toonden nog een onvolkomen
inenting aan.
In de overzichten der oogklinieken van
Duitechlanó' vindt men thans zelfs geen ru
briek meer voor oogontsteking door pokken.
.Sedert 1874 heb ik, zegt prof. Colm, geen
enkel geval uit Pruisen gezien, hoewel ik
sedert dien tijd ongeveer 50,000 zieken heb
behandeld. Enkel uit Oostenrijk komen der
gelijke gevallen van oogziekten naar Bres
lau. Wie ger©vaccineeri is, kan wel een
lichten aanval van pokken krijgen, doch
nooit zal, zooals de beroemde prof. Coccius
te Leipzig need's vóór 30 jaren uitdrukkelijk
verklaarde, e-1 oogontsteking, die blindheid
ten gevolge kan hebben, ontstaan.
Van zeer veel gewicht is ook de ervaring,
te Manchester opgedaan. In 1888 heerschte
daar een grooto pokken-epidemie. De Israë
lieten evenwel bleven verschoond, doordat
zij allen waren gevaccineerd, ten gevolge
van de zeer strenge maatregelen van het
Israëlietiflch comité, dat aan geen gezin,
waarin zich een Israël ietisch kind bevond,
dat niet was ingeënt, ondersteuning ver
leende. Geen geval van blindheid onder
hen kon aangewezen worden, dat tot oor
zaak de pokken had.
In Frankrijk hadden vóór de invoering
van do vaccinatie 35 pCt. het gezichtsver
mogen verloren als gevolg van de pokken.
Na de invoering slechts 7 pCt.
Slecht smakende eieren.
„Een ei is een ed"is een uitdrukking,
die vooral vroeger nogal eens werd gebe
zigd. Men behoeft nu juist nog niet eens
een fijnproever te zijn, om zich bij die
uitspraak niet te kunnen neerleggen.
Schertsend wordt de bovengenoemde uit
drukking door hen, die ze bezigen, vaak
dadelijk mot hun critiek aangevuld door er
in één adem op te laten volgen: „Maar hst
dikste heb het liefste."
En zoo is bet oak. In een groot ei zit
meer voedsel dan in een klein. Maar ook
in een ander opzicht blijkt de onhoudbaar
heid van bet gezegde. De smaak der eieren
kan zoo verschillend zijn. Eieren kannen
uóó smaken, dat ze, hoe ook genuttigd,
altijd een versnapering blijven, terwijl het
toch ook voorkant, dat ze een zoo weinig
dolicaten smaaJr hebben, dat ze bepaald
met tegenzin worden genuttigd. In dat ge
val wijt men den slechten smaak dikwijls
ten onrechte aan den minderen graad van
verschheid. Het is vooral de voedering dor
hoenders, die op den smaak der eieren
van invloed is. Om dj eieren-productie te
bevorderen, wordt vaak gebruik gemaakt
van dierlijk voedsel in den vorm van visch,
garnalen, enz.
En waar dit het geval is, nemen do eieren
een visch- of traanachtigeo smaak aan.
Men kan het aan dc schaal, maar vt'oral
aan het eiwit zien. Belicht men de eieren
en bekijkt men zo door do gewone, voor dat
doel dienende kokertjes, dan zal men op-
meiken, dat de schaal zich gespikkeld voor
doet, met hier en daar donkere plekjes.
Klutst men zoo'n ei, dan valt het op, dat
hot eiwit dun-vloeibaar is. Wil men sma
kelijke eieren van zijn hoenders hebben,
dan zorgo men or voor, dat kcrenvoedering
hoofdzaak blijve, dat bijwijze van versna
pering veel groen voeder worde verstrekt,
en, cm de eieren productie te doen stijgen,
een zeer matig gebruik worde gemaakt van
dierlijk voedsel. Het best is, dat in den
vorm van vleeschmcol of melk eiwit des
morgens met het zachte voer too te dienen
en nimmer gebruik te maken van een vOe-
dering met viscbafvaJ of garnalen.
Hot ligt vooral op den weg van de
zoogenaamde eierenverkooporganisaties,
om haar leden voor vischvcedering te
waarschuwen en als do waarschuwing niet
helpt, de leden, die don gomecnschappe»
lijken verkoop schaden, te schrappen.
Opgewektheid is voor hem, die de krach
ten van zijn ziel aan den dienst van we
tenschap, letteren en kunst wil wijden, een
wezenlijk vered&ohte. Is het gemoed lustig
gestemd, dan is de geest helderder en door
dringender, de verbeelding levendiger en
vruchtbaarder, mooie gedachten en geluk
kige invallen kernen als vanzelf te voor
schijn, uitgedost in een gepasten en keuri-
gecn vorm. „De stijl is de mensch.'' Buf-
fon, die dit vermaarde woord gesproken
heeft, nam nooit de pen op, als hij zich
niet vroolijk gestemd gevoelde; zijn studeer
vertrek en zijn kleeding, het moest alles
op zijn Zondagsch wezen, opdat ook zijn
geest op zijn Zondagsch, dat is opgeruimd,
we?, q zou.
Van den componist Hay dn leest men het
zelfde.
Milton, Alfieri en andere dichters ge
bruikten de muziek als opwekkingsmiddel
deze speelde op de viool, gene op de fluit,
een ander op het klavier, cm hun dicht
geest te dwingen op de maat te zingen.
Velen brachten zich op eenvoudiger wïj-
zae in gewenschto stemming; een snelle
cmzwaajïng met hun armen, een vroolijk
huppelende beweging in het studeervertrek
was hun voldoende.
Erasmus reed met hetzelfde doel schrij
lings op een wandelstok door de kamer.
Kortom, zoo heeft ieder zijn stokpaard
je!
Gelukkig, dat zulke onschuldige opwek-
i kingsmiddelen voldoende zijn, en men niet