No. 14194. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 JUNI. - TWEEDE BLAD. Anno 1906 PERSOVERZICHT. FEUILLETON, wordt, waarvoor vroeger een corvee van 8 miliciens met een korporaal dagelijks wer den gecommandeerd. Rekent men, dat aan voeding, kleeding, zakgeld, schoeisel, wape nen en aandeel in de onderhoudskosten van menage-artikelen en bewoonde lokalen een milicien per dag aan net Rijk 0 75 gld. en een korporaal 0.90 gld. kost, dan ziet men, dat thans door het Rijk voor vrijen arbeid 3.60 gld. wordt betaald, terwijl voor dezelf de hoevcvlheid! dwangarbeid vroeger 6.90 gulden werd uitgegeven. „K wakzalvcrs" p. .atst „D e Tele graaf" boven het volgende Professor Hector Treub heeft, ter gele genheid van het 25-jarig bestaan van de „Verceniging tegen do Kwakzalverij", een rede gehouden, thans de cereplaats in nemend in het „Gedenkboek", door die Ver- ceniging uitgegeven waarin hij op Treubsche wijze dat is kort, krachtig en. raak de schijnheilighc' 1 van onze pers onderhanden neemt, die, volgens haar eigen verklaring, g-roepen „beschaving en verlichting to verspjreiden, onwetendheid en vooroordeel t© bestrijden," op de adver tentiepagina's openlijke bedriegerij toe laat. „Bijna alle bladen zijn vol van zulke leu genachtige en misleidende advertenties," zegt prof. Treub, „dikwijls in zulke dé tails afdalende, dat de deftigste courant te Amsterdam bijv., het „H an de 1 o- blad", nu en dan eigenlijk niet meer ge schikt is, om aan fatsoenlijke vrouwen in handen gegeven te worden. Door de „Yereeniging tegen de Kwakzal verij" is reeds herhaaldelijk aangedrongen op het niet-plaatsen van zulke advertenties. Het antwoord op zulk aandringen is stereo tiep. De redactie weet zoo goed als ieder ander, dat zulke adver'.anties leugens be vatten en niet anders zijn dan pogingen tot schandelijke oplichterij; do redactie waar deert het belanglooze streven der Yereeni ging; de redactie geeft van haar sympathie blijk, door af en toe een stuk uit het „Maandblad" over te nemen; de re dactie zou liever zulke advertenties ook niet in hot blad r'.ca; maar de redactie is bier machteloos, het ga .t niet haar, doch de administratie aan; redactie cn admi nistrate 3 zijn geheel gescheiden. Maar wanneer de redactie van een dag blad, op de aangegeven wijze, de verant woordelijkheid voor het moge lijk-maken van het leugenachtige' advertentie-bedrijf van zich afschuift op de administratie, dan doet zij daarmeo niet vormelijk, maar in trinsiek onrecht, meent prof. Treub. De administratie is toch in dezen niet anders dan de dienstmaagd van de aandeelhou ders. Verminderen de advertenties, dan ver minderen de procenten winst, die do aan deelhouders maken. Hoeveel procent van die winst afkomstig _is van kwakzalversadvertenties, weet ik niet. denk, dat het niét onaanzienlijk is, anders zouden allicht dio aankondigin gen, op verzoek der redactie, achterwege blijven. Dat deel van de winst moge echter groot zijn of klein, het wordt verkregen door de ondersteuning en het mogelijk-ma- •ken van de meest gewetenlooze oplichterij. De aandeelhouders dienen het zichzelven dan ook maar to zeggen, dat dit gedeelte van hun inkomsten bloedgeld is, waarvoor zich allicht een kwartjesvinder zou schamen, het aan to nemen." Aldus prof. Treub. Daar is gec-n woord Fransch bij. Zoo is het, en niet anders. Een anderhalf jaar geleden hebben een paar dagbladen, onder grooten ophef, be sloten, een bepaalde soort advertenties voortaan te weigeren. Met grooten ophef want do opbrengst van die bepaald© soort was slechts enkele honderden guldens per jaar, terwijl bovendien den geloovigen lezers van die bladen in het gevlei werd gekomen. Maar dat alles hield Pecksniff wijselijk voor zich, sloeg zich op de borst, verdraaide zijn oogen en ging voort met het plaatsen van advertenties van het ge halte, door prof. Treub genoemd, die niet enkele honderden, maar vele duizenden guldens jaarlijks opbrengen. En nu m-go het „Handelsblad," dat zich de opmerkingen van prof. Treub -ijzonderlijk aantrekt, zich twee kolom lang trachten schoon te wasschen, weg to rode- neeren is het niet, dat geen enkelo courant do opbrengst der kwakzalvers-advertenties kan missen. Mee benijdenswaardige virtuositeit tnacht de (Pijpenmarkt uit don greep van prof. Treub weg te glibberen, maar het lukt niet, want de redactie of is het de directie 'I komt niet verder dan tot de onnoozole vraag: „Moeten wij alleen advertenties opne men, met welker inhoud wij ons geheel kunnen verecnigen?" en do schrandere ocu- clusic, „dat men een glazenmaker niet ver bieden moet een nieuwe ruit in een horloge te zetten", om niet to spreken van do in het kuische orgaan zeer zonderling klinkeif- de bewering, „dat electrische of magneti sche gordels aan de goodgcloovige mon- 6chen, dio z© gebruiken, genot (sic) en vaak genezing nog (sicker!) geven. Het staat er, slechtgeloovige lezer. Waarom, in plaats van al dat Pccksnif- fisme, niet liever bekend, dat het de zoo veel cent per regel zijn, die den doorslag geven? Een dagblad is nu eenmaal een fi- uancieole onderneming als elke andere, of zijn er misschien gelukkigen, die meencn dat bij v. onze directie en redactie louter voor hun genoegen, aan onze ahonnó's voor 12 guldén per jaar minstens 25 gulden aan papier thuis sturen,' waarbij ze nog gratis krijgen den room van ons intellect? Hier is de hoilige verzekering, dat wij met z'n allen net zoo liof in het zuiden van Frank rijk zitten te visschen, als in de Amster- damsche St. Nicolaasetnaat tot diop in den nacht te zwoegen, om elk nummer van ons blad het vorige in leesbaarheid te doen over treffen. „En het verspreiden van beschaving en verlichting, hot bestrijden van onwetendheid en vooroordeel zal prof. Treub niet vra gen, want die weet Wél beter. Ach, daar is meer kwakzalverij in hemel en aaide, Hector, dan waarvan gij gewaagt in uw voordracht! Wat „Nocrlan d ia" zegt van F r i ©- 3ohe voomamon. Bij velen gaat d© gewoonte om kinderen naar familiele den te voornoemen er uit. Dat heeft dit voordeel, dat men voor den jongen of het meisje een weiluidenden naam kan uitkie zen, of een, die ferm klinkt of kort en ge makkelijk is al naar den eisch, dien men cr aan stelt. Bij zoo'n keuze kan men ook dc uitheemscho namen, waarin vroegoi© ge slachten veel behagen vonden en die sedert in de familie bleven, kwijt rakon; Fran- sche namen vooral Als men maar niet, zooals tegenwoordig nu men zooveel Deonach-Noorscho en Zweedsoho boeken leest in S kan din arische namen vervalt. Dio klinkon dikwijls wel goed, maar dat zijn toch eigenlijk geen namen voor Noder- landschc kinderen. Kic3 oud-Hollandsche namen. Er zijn er zoo fikschecn mooie on der. En het zijn onzo eigen. Of zouden bijv. do Friezen niet van hun rijkdom van flinke en ook zoctvloeiendo namen wat aan andere Nederlanders willon afstaan Ons dunkt, wie om een naam voor ccn jong wicht verlegen is, kan cr in het Friosch te kust cn te keur krijgen. Ziehier een reeks namen, afgeschreven van een lijst van cale-chisanten van een dominee op een Friesch dorp. Misschien zijn ze niet alle geschreven zooals het behoort (do dominee was pas uit Holland). Er zijn er onder die namen stellig, die buiten Friesland te on gewoon klinken, om voor overneming ge schikt to zijn. Het is voor een kind niet prettig door de makkers om een vreemden naam uitgelachen tc worden. Ziellier do lijst: Dit zijn jongensnamen: Abe, Albe, Alc, Ate, Bene, Binnc, Delis, Dubbolt, Ebol, Eyse, Gosse, Ide, Jelle, Luytse, Oebcle, Ri- kole, Tide, Tjcerd, Wiebo. Nu do meisjesnamen: Atsje, Aukje, Beertje, Bobbegje, Boukje, Doeko, Ebel- tje, Feikjo, Femme, Getjc, Gooskc, Hid je, Hugina, Immetje, Lammetje, Luytsko, Mayke, Nioske, Oetske, Satina, Sikpje, Sjoukje, Swaantje, Tetje, Tsjitkc, Vrouw tje (Vrouwke), Wibbigje. Deze lijst put natuurlijk bij lange na do Frieschc namen niet uit. Ziehier van elders Een hoogst onbillijke belasting noe-mt do ,N' ieuwo Arnhem1 sche Cou- r an t" den langendien s 11 ij d bij de onberodon wapens, in verband met de z-g. corveeën, het trappen en lokalen schoonhouden, gangen, i.rreinen en badin richtingen reinigen, handlanger van den kok in de keukens of bediende in dc can- linos zijn, gedeponeerde wapenen cn uit rusting onderhouden van lichtingen, die met groot verlof zijn, enz., enz., altem'aaJ diensten, waarvoor geen speciaal militaire opleiding noodig is en evengoed vrijwil lig geëngageerd personeel kan worden ge nomen. Met het oog op deze dingen kan men spreken van wettelijk gevorderden dwang arbeid of heerendiensten. Maar de inboor ling, die heerendiensten verricht, betaalt piet zijn arbeid zijn aandeel in de belas tingen, terwijl de milicien er geen cent minder belasting om betaalt. De kazernotijd kan inderdaad voor elk milicien gesplitst worden in oefeningsdagen eh dagen van dwangarbeid. Ruim 6000 jonge mannen worden ter wille van die huiselijke kazernebezigheden tweemaal zco lang in d© kazerne gehouden" als noodig is voor hun militaire opleiding. „Al dio dagtaken in dwangarbeid, opge legd aan onzo lotelingen, vertegenwoordi gen, in dagloon omgezet, jaarlijks een be langrijke som, die volgens rcoht cn billijk heid uit de belastingpenningen van de go- heel© natie dient te worden betaald en niet, zooals nu plaats heeft, iu natura te worden gevorderd van een klein gedeelte dér man lijke bevolking, welke door het lot wordt aangewezen om het vaderland in oorlogstijd tegen vreemd geweld te beschermen." Dat ons volk afkeerig zou zijn van mili taire oefening, is een grove onwaarheid. Tolken jaro bemerken zij, die met de af richting van de militie belast zijn en vee! met onzo miliciens in aanraking komeu, dat dezen bijna zonder een enkele uitzonde ring in hun eerste oefeningsmaanden met veel ijver cn ambiue alle diensten volgen, hun hoste krachten inspannen om het hun chefs naar den zin to maken, en dat steeds opgewektheid en toewijding onder hen heerschen. Nauwelijks is evenwel de nood lottig© datum van 1 Augustus aangebroken, waarop ook do jonge lichting aan don dwangarbeid begint medo te doen, of alle fribchheid en veerkracht verdwijnen van lieverlede en weldra verkrijgt do troep dat onversohillige en lusteloozo air, hetwelk cp de Nederlandscho infanterie zulk een typisch cachet drukt, zegt do schrijver. En dit is te wijten aan do reactie in het brein dier menschen, bij de gedachte hoo noodig zij thuis zijn, terwijl de wet hen in do kazerne houdt voor diensten, dio met hun militaire opleiding niets te maken hebben. Hot verbittert den milicien, door dien dwangarbeid verhinderd te worden, de zij non bij te springen. Zes maanden zijn voor den eersten oefe- ningstijd ruim voldoende. Dit cijfer is niet uit do lucht gegrepen, maar gegrond op het feit, dat bij do onbereden wapens gedu rende den eersten oofoningstijd gemiddeld slechts J80 oefeningsdagen per hoofd' voor komen. De reet wordt met dwangarbeid doorgebracht. Ook in Zweden heeft men slechts 180 oefe ningsdagen in den eersten oefe-ningstijd (met two© herhalingsoefeningen van 30 dagen) En do Zweedscho infanterie geldt als een voorbeeld voor andere Rijken. Maar wat houdt verbetering tegen? Sleur en conservatisme, luidt het antwoord, en voor een eicel de meening, dat dwangarbeid goedkooper is dan vrije arbeid, welke laat ste meoning do schrijver weerlegt met de cpmerking, dat reeds na de invoering van 'den persoonlijken dienstplicht enkele der meest vieze corveeën door burgerarbeiders worden verricht tégen een daggeld van 1.20 gld'. En wat zag men hu gebeuren Dat in een kazerne, bewoond door 2 bataljons, thans door 3 vrijwillige arbeiders k 1.20 gld. per dag hetzelfde werk, en veel beter, verricht 87) „Wat scheelt je, arme Jessie?" vroeg May medelijdend. „O, mevrouw, ik ben zoo bang", fluister de Jessie. „Zeg, is de deur toe?...... Vader mag ons niet hoorea." ,,De deur is toe, maar is je vader om dezen tijd niet bij do kolengroeven, aan het .werk?" „Bij de kolengroeven?" riep Jessie ver baasd. Eensklaps viel haar in, dat haar vader haar streng verboden had met me vrouw Markham over do werkstaking te spreken. „Zeker," herstelde zij zich, „maar hij is nu eerste opzichter eu minder aan do i.ren gebonden. Yaak komt hij wanneer wij hem het minst verwachten." „Des te beter voor je, Jessie. Wat een aangename verrassing ik kan me dat zoo begrijpen." „O mevrou" Markhamjuist dio verrassing is het, wat ik vrees. Als va derJessie snikte luid. „Wat scheelt je toch, arme Jessie? Waar om vrees je je vader?" vroeg May zacht. „Spreek openhartig! Als ik je helpen kan, dan doe ik het gaarne, dat weet je. Je zult niets verkeerds van mij eiscben." Jessie haalde van onder de dekens een opgevouwen grof stuk papier te voorschijn, dat zij mevrouw Markham toereikte. „Lee-s, mevrouw 1" verzocht zij. May ontcijferde met moeite het stijve onhandige schrift. Het luidde: Geliefde Jessie 1 „Sinds eenigo dagen ben ik in Wolverton, door een vurig verlangen naar u aangedre ven. Maar ik mag vader slechts met on betwistbare bewijzen van mijn onscnuld on der de oogen treden, hetgeen ik vroeger niet kon. Thans zal mij dit, naar ik hoop, gelukken; dan tot wederziensHoe het ook gaan moge, geloof vast aan dc onschuld van Uw zuster Madge." Nadenkend draaide mevrouw Markham het papier om: noch adres noch poststem pel stonden er op. „Hoe kreeg je dit in handen?" vroeg zij. „Een buurmeisje braoht het mij dezen voormiddag, nadat vader was heengegaan. Een onbekende vrouw had het aan het kind gegeven en het tot dicht bij huis verge zeld.' „Maar je zuster verzekert, dat zij on schuldig is. Misschien gelukt het haar reeds nu zich te rechtvaardigen, wanneer zij met je vader spreekt. Zou je hem daartoe niet kunnen overhalen, Jessie ?"- „Onmogelijk, mevrouw. Moeder en ik hebben het meei malen beproefd, doch al tijd tevergeefs. Yader werd dan slechts driftigin zijn toorn kent hij zichzelven niet. Wij mogen bij hem den naam van Maclge nooit noemen; hij heeft het streng verboden. God geve, dat hij haar met toe vallig ontmoet; dat zou een ongeluk geven Maar stil, ik hoor hem 1" Miller trad binnen. „Mevitouw, ,u nog hier?" riep hij, toen hij de bezoekster her kende. „De avond breekt reeds aau, en al leen dio halfbakken jongen ig bij u I Ik stond verstomd, toen ik de pony's ginds aan den weg zag." „Waarom zou ik op dezen tijd niet hier zijn, Miller? Onze wegen zijn toch veilig." „Hm, ja, zeker, mevrouw, naar men het neemt. Sedert bier in den omtrek zooveel mijnwerken zijn, zie ik veel menschen, die mij niet aanstaan. U veroorlooft mij u tot aan het park te vergezellen, niet waar „Zooals gij wilt, Miller, hoewel het mij noodeloos voorkomt. Maar dan verliest ge uw rustuur." „Dat hindert niet, mevrouw. Het werk Is nu juist niet vermoeiend en ik moet toch nog naar q'o mijn." De heer William had, tot grootere vei ligheid op het werk, buiten de daar wo nende meesterknechts, ploegbazen en ma chinisten nog een dozijn vertrouwbaro man nen in dienst gehouden, die beurtelings er den nacht doorbrachten. Tot dezen behoor de Miller. Mevrouw Markham was een lan ger samenzijn met hem heden zeer welkom; misschien bood zich een gelegenheid aan voor Jessie's zuster een goed woordje te doen. May liet de pony's stapvoets rijden, Mil ler kon het lichte rijtuigje gemakkelijk bij houden. „Hoe vond u Jessie vandaag, me vrouw?" vroeg Miller na een lange pauze. „Niet zoo goed als ik verwacht had; dat moet ik bekennen, Miller. Maar ik hoop, dat het gauw weer beter wordt." Miller schudde het hoofd. „Mij komt het voor, dat zij dagelijks zwakker wordt. Ik hoop slechts weinig meer." „Dat zou verkeerd zijn, Miller. Zoolang een mensch leeft; mogen wij do hoop niet opgeven. Jessie is vaak wel erger geweest, en altijd kon <ir. Grant helpen." nog ccnige namen verzameld ten declo (op den klank af opgeteekend.) Jongensnamen: Auko, Bauke, Bonne, Eeltje, Foppo, Gurbe, Haije, Iense, Inne, Jollo, Liouwe, Mintje, Okke, Sako, Siebe, Siegor, Sietso, Sjoerd, Ulke, Watse. Meisjesnamen: Aafke, Bontje, Elske, Foekje, Gelske, Idske, Jobbigje, Joukjc, Minke, Rinske, Sietske, Sjalsje, Sjouke, Sjutje, Wiep je, Wietske. En zoo voorts. Vele namen worden, met anderen uitgang, voor meisjes cn jongens beiden gebruikt, gelijk mon in eenigo voorbeelden heeft kunnen zien. Maar wat een rijkdom van namen, al mo gen er onkelen niet uitsluitend Friesch zijn. Ook enkele andcro streken van ons land hebben hun eigen namen, die verdienden algemeen bekend t© worden en dc plaats in to nomen van de Henri's, Louis', Au gusts, Eduards, Jeanne's, Charlotte's, Wil ly's en do zoodanige meer, do dragers van zulke namen mogen het ons vergeven. „De Nieuwe Courant" had on langs een bericht, dat de indiening van het Cntwerp op de Ziekteverzeke ring door don Minister tot een later tijd stip was uitgesteld. De A rnhcmscho Courant" noemt dit bericht weinig waarschijnlijk. Mocht het" niettemin waar heid behelzen, dan zou die waarheid zeer te botrouren zijn na de stellige toezegging, dat nog in dit zittingjaar de Ziekteverzekering zou worden ingediend, terwijl andere so- cialo ontwerpen, zcOals do uitbreiding van do O ngevallonwct tot landbouw- en visschorijbedrijf fcn een wijziging der Ongevallenwet zelve eerst daarna in be handeling zouden kunnen komen. Het eind van het eerste zittingjaar der nieuwe Regeeringsporiodo begint te nade ren cn nog is geen wetsontwerp der Regce- ring, althans niet van eenigo meor ingrij pende betcekcnis, bij do Kamer ingekomen. Ock van do plannon van belasting- hervorrain g van den Minister van Fi nanciën werd tot heden niets vernomen. En toch, meent dc „Arnhcmsch c Cou- r a n t", in stipte on vastberaden uitvoe ring van haar program ligt voor de Rogeo- ring een eerste voorwaardo barer duur zaamheid. Ock ,,D o Standaard1' klaagt: Hot duurt lang! Nog een paar dagen, cn hot Ministerie zal tien maanden aan het be wind zijn. Vraagt men nu, hoo over dat Kabinet, over zijn wetgevend talent, on over zijn plannen geoordeeld kan worden, dan moet het antweord achterwege blijven. Er is nog geen enkel wetsontwerp van eenigo beteekenis, dat eigen work is, ingediend De financieel© wetsontwerpen, de Ziekte verzekering alles laat nog steeds op zich wachten. Het begint cr op die manier bedenkelijk uit te zien, vooral, wanneer minister Vee gen s bij zijn voornemen blijft Cm eerst do ziekteverzekering veilig cn wel in het „Staatsblad" te brengen, alvorens ifi behandeling to brengen dc uitbreiding der Ongevallenverzekering tot de visschorij en den landbouw, benevens de zoo dringend noodige herziening van do Ongevallonwct zelve. Men zal zicli herinneren, zegt „D e Standaard", dat de laatstgenoemde wetsontwerpen door minister Kuyper bij de Tweede Kamer aanhangig waren ge maakt; terwijl minister Vecgens, al kou hij zich niet goheel met den inhoud verecni- gen, toch in het ontwerp-zickte-vcrzekering van dr. Kuyper een basis heeft, om daarop voort tc bouwen. Waartoo dat dralen? Be grijpt men nu niet, dat de aanvallen op dr. Kuyper, dat deze niet Cp stol en sprong gereed .was met zijn sociale wetten, nu in een zonderling licht komen? Vooral ook, omdat, toen deze Minister aan het bewind kwam, er niets gereed lag voor dc ziekte verzekering. „D c Standaard" beroept zich dan cok op hetgeen wij boven uit de „Arn hem s c h e Courant" mededeelden, ten bewijze, dat men ongeduldig wordt. „Het V a d o rl a n d" tracht een gerust stellend woord te spreken wat aangaat den Minister van Financiën. Uiterlijk in den „Wat dr. Grant cn u, mevrouw, voor Jes sie gedaan hebben, dat moge God verge 1 den; ik kan het niet. Maar het is hard een cenig kind langzaam te zien sterven.'' Hij streek met den rug der vereelte hand over zijn oogen. May wild© van dez© weeko stemming gebruik maken. „Jessie is niet uw ecnig kind'; gij hebt nog een dochter," begon zij. „Zwijg over haar!" stoof Miller op. „Zij is dood voor mij sinds het oogenblik, dat zij mijn huis ontvluchtte cn sohando over mij bracht." „Misschien zou zij zich kunnen rechtvaar digen, als gij haar wildet aanhooren. lloe, als zij eens onschuldig was?" „Onschuldig? Waarom heeft zij dan tot nu too gezwegen Als u icta van haar weet, waarschuw haar dan I Zij moet mij niet on der oe oogen komen, als zij mij niet haar onschuld bewijzen kan. Zoo zij een schurk in handen is gevallen, zal die mijn wraak niet ontgaan." De toon, waarop Miller sprak, klonk zóó wraakzuchtig, dat May verschrikt opzag. Het gehcele gezicht van den man was mis vormd, dikke aderen van toorn stonden op voorhoofd en slapen, krampachtig trilden de lippen; slechts met moeite beowong hij zichneen, hier hielp geen pratenMay zweeg. Aan de poort van het hek, dat de baro net aan het uiterste eind© van het pars in den muur had' laten aanbrengen, om een korteren weg naar de groeven te hebben, sprong de groom vooruit om do poort te openen. „Gaat de heer William bouwen, mevrouw?" vroeg Miller, op een massa op gjestapelde stecnen wijzend. loop van de maand Juni, zoo meent het blad te kunnen verzekeren, zal ccn eerste belasting-ontwerp het Departement vaq Financiën verlaten. Dit zullen we afwachten, schrijft ,„D o Standaar d". Doch' dit kan nu wel wor den geconstateerd, dat het nog wel ©enige»1 tijd zal aanloopen eer dc vclilarbeiders in de Ongevallenverzekering zullen zijn opge nomen, en dat do herziening der Ongoval- lenwet ook vooreerst niet in het „S taats blad" zal zijn opgenomen. Z>o ziet men weer: afbreken gaat altijd gemakkelijker dan c"pbouwen. Naar aanleiding vr. i do uitzetting uit B o 1 g i van dr. Van den Brink schrijft „Do Vaderlander:'' Wij zullen ons niet vermoeien met do vraag, wat de bekende heer Eugene Baio van dezo „toenadering" tussclien België en Nederland zeggen zal, omdat deze zaak t© ernstig is, om cr een grapje van tc ma- kon. Maar van dit liberale Kabinet mag met reden verwacht wordcn.dat hot langs di- plorontiekcn weg over deze zaak de genoeg doening tracht t© vorkrijgen, dio Neder land in deze toekomt. Nederland zet geen buitenlanders ovor do grenzen, omdat ze tot do een of andero politieke partij behoorenwelnu, wij heb ben dan ook van België te vorderen, dat hot in deze onze nat'onaliteit eorbicdigt, en wij hebben liior gelukkig mot een mo gendheid te doen, wier overmacht ons niet dwingt hot tc laten bij een protest. Onder het. opschrift: „Te veel oer" plaatst „D c Telegraaf" liet vol gen do: In do „D o u t s c h o Wc'chonzo J- t u n g" komt een artikol voor, waarin de goleerdc schrijver zijn ontdekking racdo- deelt, dat de Nedorl anders een oclit Du i tsch volk zijn, ja „ebenso gut oin Kind dor Mutter Deutschland wio der Mccklcnburgcr, Bayer> enz." En het doet den schrijver genoegen, dat on- 1 zo koloniën ten minste aan een Duitsch volk behooren en niet aan do Franschcn of Engelsclien. Daar is in te komon. Dc band des blocds sprcokt bij dezen Duitschcr zolfs zóó krachtig, dat hij uit roept: „Mag Duitschland liet aanzien, dat Ne derland, zijn kind, al is er dan ook cenig© verwijdering tusschen hen, do prooi wtTdfc van een andoren, sterkeren Ötaat? Mag het toolaton, dat Nederland van zijn kolo- niön beroofd wordt en dat een vreemde, niet-Duitsoho Staat zich door dien roof ver rijkt cn daardoor nieuwo middelen vindt ter bostrijding van hot Duitschtum In geen geval 1 Al moge Nederland 7.icli van Duitschland losgemaakt bobben, zoo blijft het toch Duitsch, en Duitschland heeft den pliclit, er. op to lotton on cr voor te waken, dat do rechten, do middelen van bestaan en do bezittingen van dit Duifsche land behouden len gehandhaafd worden."* Dat is bijna al te vriendelijk, maar do gelccrdo schrijver wcTdt nog vriendelijker aan het slot van zijn artikel, waar Iiij uit roept „Holland heeft geen oprechten vriend onder do grocte mogendheden, buiten en behalve „scincm Mutterland Deutsch land." Heusch, het is bijnri te veel eer Maar afgezien daarvan waar ccn moeder cn oen kind zijn, moet ook een vader wezen, cn als nu eens bleek, dat Engeland enz© pipa was? Mecklcnburgsch cn Hoüandsch schelen zoo veel niet, zegt de geleerde schrijver maar weet hij nu wM, dat Engclsch cn Friesch mis&chicn nog racer op elkaar lij kon? En dat ook Engeland het mot geen droog oog zal aanzien, als wij van onzo koloniën beroofd worden? Als hot zoo doorgaat, zal nog een maal eon Salomo noodig zijn om uit té maken, wie van de twee liet kind het op rechtst bemint. Als dan do wijze man zijn sabel trekt, en dreigt het diorbaro wicht in tweeën te hakken, dan eerst zal blijken dat... zo allebei om hot hardst zullen schreeuwen: I Hier mijn helft l „Zeker, een portierswoning; het wordt een aardig huisje, In de lento komt heb klaar. Mij docht, miller, dat was iets voor u. De poort wordt weinig gebruikt, en je vrouw kon in den dienst voorziende fris- scho lucht zou voor Jessie goed zijn. Uw huisje ligt te laag." „Mevrouw, hoo lief an ul Nooit kan ik dankbaar genoog zijn... „Stil, Miller. Wio praat er altijd van dank? Goed. nacht 1" Zij hief ö'e zwe op om do paardjes aan to zetten. „Nog ict3", riep Miller, de teugcis vasthoudend. „Wil u mijnbeer Wil liam verzoeken voorzichtig te zijn, wanneer hij 's avonds over den weg gaat Er zwerft allerlei gespuis rond. Ik heb hem reeds meermalen gewaarschuwd, maar tevergeefs.'1 „Ik zal het doen, helpen zal bet wel is waar weinig. Dank, Miller." Vlug liepen dc paarden den gladden park weg af, eenig© minuten keek Miller het rijtuig na, toen trok hij de poort too cu zette zich nadenkend op eenigo van do stco- nen, die daar lagen. Hoe kwam mevrouw Markham or too, met hem over, over d© verlorene tc sproken? Nog nooit had zij tegenover hem dien naam genoemd. Waa het enkel toeval of lag er iets anders ten grondslag? Tweemaal in de laatste dagen had iiij in do nabijheid van zijn huisje te gen den avond een vermomde vrouwenge stalte gezien, die in kleedin^ n houding hem aan do ongelukkige, niet vergeten doch ter herinnerde. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5