No. 14194. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 JUNI. - TWEEDE BLAD. Anno 1906
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON,
wordt, waarvoor vroeger een corvee van 8
miliciens met een korporaal dagelijks wer
den gecommandeerd. Rekent men, dat aan
voeding, kleeding, zakgeld, schoeisel, wape
nen en aandeel in de onderhoudskosten van
menage-artikelen en bewoonde lokalen een
milicien per dag aan net Rijk 0 75 gld. en
een korporaal 0.90 gld. kost, dan ziet men,
dat thans door het Rijk voor vrijen arbeid
3.60 gld. wordt betaald, terwijl voor dezelf
de hoevcvlheid! dwangarbeid vroeger 6.90
gulden werd uitgegeven.
„K wakzalvcrs" p. .atst „D e Tele
graaf" boven het volgende
Professor Hector Treub heeft, ter gele
genheid van het 25-jarig bestaan van de
„Verceniging tegen do Kwakzalverij", een
rede gehouden, thans de cereplaats in
nemend in het „Gedenkboek", door die Ver-
ceniging uitgegeven waarin hij op
Treubsche wijze dat is kort, krachtig
en. raak de schijnheilighc' 1 van onze pers
onderhanden neemt, die, volgens haar
eigen verklaring, g-roepen „beschaving en
verlichting to verspjreiden, onwetendheid
en vooroordeel t© bestrijden," op de adver
tentiepagina's openlijke bedriegerij toe
laat.
„Bijna alle bladen zijn vol van zulke leu
genachtige en misleidende advertenties,"
zegt prof. Treub, „dikwijls in zulke dé
tails afdalende, dat de deftigste courant
te Amsterdam bijv., het „H an de 1 o-
blad", nu en dan eigenlijk niet meer ge
schikt is, om aan fatsoenlijke vrouwen in
handen gegeven te worden.
Door de „Yereeniging tegen de Kwakzal
verij" is reeds herhaaldelijk aangedrongen
op het niet-plaatsen van zulke advertenties.
Het antwoord op zulk aandringen is stereo
tiep. De redactie weet zoo goed als ieder
ander, dat zulke adver'.anties leugens be
vatten en niet anders zijn dan pogingen tot
schandelijke oplichterij; do redactie waar
deert het belanglooze streven der Yereeni
ging; de redactie geeft van haar sympathie
blijk, door af en toe een stuk uit het
„Maandblad" over te nemen; de re
dactie zou liever zulke advertenties ook niet
in hot blad r'.ca; maar de redactie is
bier machteloos, het ga .t niet haar, doch
de administratie aan; redactie cn admi
nistrate 3 zijn geheel gescheiden.
Maar wanneer de redactie van een dag
blad, op de aangegeven wijze, de verant
woordelijkheid voor het moge lijk-maken
van het leugenachtige' advertentie-bedrijf
van zich afschuift op de administratie, dan
doet zij daarmeo niet vormelijk, maar in
trinsiek onrecht, meent prof. Treub. De
administratie is toch in dezen niet anders
dan de dienstmaagd van de aandeelhou
ders. Verminderen de advertenties, dan ver
minderen de procenten winst, die do aan
deelhouders maken.
Hoeveel procent van die winst afkomstig
_is van kwakzalversadvertenties, weet ik
niet. denk, dat het niét onaanzienlijk
is, anders zouden allicht dio aankondigin
gen, op verzoek der redactie, achterwege
blijven. Dat deel van de winst moge echter
groot zijn of klein, het wordt verkregen
door de ondersteuning en het mogelijk-ma-
•ken van de meest gewetenlooze oplichterij.
De aandeelhouders dienen het zichzelven
dan ook maar to zeggen, dat dit gedeelte
van hun inkomsten bloedgeld is, waarvoor
zich allicht een kwartjesvinder zou schamen,
het aan to nemen."
Aldus prof. Treub. Daar is gec-n woord
Fransch bij. Zoo is het, en niet anders.
Een anderhalf jaar geleden hebben een
paar dagbladen, onder grooten ophef, be
sloten, een bepaalde soort advertenties
voortaan te weigeren. Met grooten ophef
want do opbrengst van die bepaald©
soort was slechts enkele honderden guldens
per jaar, terwijl bovendien den geloovigen
lezers van die bladen in het gevlei werd
gekomen. Maar dat alles hield Pecksniff
wijselijk voor zich, sloeg zich op de borst,
verdraaide zijn oogen en ging voort met
het plaatsen van advertenties van het ge
halte, door prof. Treub genoemd, die niet
enkele honderden, maar vele duizenden
guldens jaarlijks opbrengen.
En nu m-go het „Handelsblad,"
dat zich de opmerkingen van prof. Treub
-ijzonderlijk aantrekt, zich twee kolom lang
trachten schoon te wasschen, weg to rode-
neeren is het niet, dat geen enkelo courant
do opbrengst der kwakzalvers-advertenties
kan missen.
Mee benijdenswaardige virtuositeit tnacht
de (Pijpenmarkt uit don greep van prof.
Treub weg te glibberen, maar het lukt niet,
want de redactie of is het de directie 'I
komt niet verder dan tot de onnoozole
vraag:
„Moeten wij alleen advertenties opne
men, met welker inhoud wij ons geheel
kunnen verecnigen?" en do schrandere ocu-
clusic, „dat men een glazenmaker niet ver
bieden moet een nieuwe ruit in een horloge
te zetten", om niet to spreken van do in
het kuische orgaan zeer zonderling klinkeif-
de bewering, „dat electrische of magneti
sche gordels aan de goodgcloovige mon-
6chen, dio z© gebruiken, genot (sic) en vaak
genezing nog (sicker!) geven.
Het staat er, slechtgeloovige lezer.
Waarom, in plaats van al dat Pccksnif-
fisme, niet liever bekend, dat het de zoo
veel cent per regel zijn, die den doorslag
geven? Een dagblad is nu eenmaal een fi-
uancieole onderneming als elke andere, of
zijn er misschien gelukkigen, die meencn
dat bij v. onze directie en redactie louter voor
hun genoegen, aan onze ahonnó's voor
12 guldén per jaar minstens 25 gulden aan
papier thuis sturen,' waarbij ze nog gratis
krijgen den room van ons intellect? Hier is
de hoilige verzekering, dat wij met z'n
allen net zoo liof in het zuiden van Frank
rijk zitten te visschen, als in de Amster-
damsche St. Nicolaasetnaat tot diop in den
nacht te zwoegen, om elk nummer van ons
blad het vorige in leesbaarheid te doen over
treffen.
„En het verspreiden van beschaving en
verlichting, hot bestrijden van onwetendheid
en vooroordeel zal prof. Treub niet vra
gen, want die weet Wél beter.
Ach, daar is meer kwakzalverij in hemel
en aaide, Hector, dan waarvan gij gewaagt
in uw voordracht!
Wat „Nocrlan d ia" zegt van F r i ©-
3ohe voomamon. Bij velen gaat
d© gewoonte om kinderen naar familiele
den te voornoemen er uit. Dat heeft dit
voordeel, dat men voor den jongen of het
meisje een weiluidenden naam kan uitkie
zen, of een, die ferm klinkt of kort en ge
makkelijk is al naar den eisch, dien men
cr aan stelt. Bij zoo'n keuze kan men ook
dc uitheemscho namen, waarin vroegoi© ge
slachten veel behagen vonden en die sedert
in de familie bleven, kwijt rakon; Fran-
sche namen vooral Als men maar niet,
zooals tegenwoordig nu men zooveel
Deonach-Noorscho en Zweedsoho boeken
leest in S kan din arische namen vervalt.
Dio klinkon dikwijls wel goed, maar dat
zijn toch eigenlijk geen namen voor Noder-
landschc kinderen. Kic3 oud-Hollandsche
namen. Er zijn er zoo fikschecn mooie on
der. En het zijn onzo eigen.
Of zouden bijv. do Friezen niet van hun
rijkdom van flinke en ook zoctvloeiendo
namen wat aan andere Nederlanders willon
afstaan Ons dunkt, wie om een naam voor
ccn jong wicht verlegen is, kan cr in het
Friosch te kust cn te keur krijgen. Ziehier
een reeks namen, afgeschreven van een lijst
van cale-chisanten van een dominee op een
Friesch dorp. Misschien zijn ze niet alle
geschreven zooals het behoort (do dominee
was pas uit Holland). Er zijn er onder die
namen stellig, die buiten Friesland te on
gewoon klinken, om voor overneming ge
schikt to zijn. Het is voor een kind niet
prettig door de makkers om een vreemden
naam uitgelachen tc worden. Ziellier do
lijst:
Dit zijn jongensnamen: Abe, Albe, Alc,
Ate, Bene, Binnc, Delis, Dubbolt, Ebol,
Eyse, Gosse, Ide, Jelle, Luytse, Oebcle, Ri-
kole, Tide, Tjcerd, Wiebo.
Nu do meisjesnamen: Atsje, Aukje,
Beertje, Bobbegje, Boukje, Doeko, Ebel-
tje, Feikjo, Femme, Getjc, Gooskc, Hid je,
Hugina, Immetje, Lammetje, Luytsko,
Mayke, Nioske, Oetske, Satina, Sikpje,
Sjoukje, Swaantje, Tetje, Tsjitkc, Vrouw
tje (Vrouwke), Wibbigje.
Deze lijst put natuurlijk bij lange na do
Frieschc namen niet uit. Ziehier van elders
Een hoogst onbillijke belasting noe-mt do
,N' ieuwo Arnhem1 sche Cou-
r an t" den langendien s 11 ij d bij
de onberodon wapens, in verband
met de z-g. corveeën, het trappen en lokalen
schoonhouden, gangen, i.rreinen en badin
richtingen reinigen, handlanger van den
kok in de keukens of bediende in dc can-
linos zijn, gedeponeerde wapenen cn uit
rusting onderhouden van lichtingen, die
met groot verlof zijn, enz., enz., altem'aaJ
diensten, waarvoor geen speciaal militaire
opleiding noodig is en evengoed vrijwil
lig geëngageerd personeel kan worden ge
nomen.
Met het oog op deze dingen kan men
spreken van wettelijk gevorderden dwang
arbeid of heerendiensten. Maar de inboor
ling, die heerendiensten verricht, betaalt
piet zijn arbeid zijn aandeel in de belas
tingen, terwijl de milicien er geen cent
minder belasting om betaalt.
De kazernotijd kan inderdaad voor elk
milicien gesplitst worden in oefeningsdagen
eh dagen van dwangarbeid. Ruim 6000 jonge
mannen worden ter wille van die huiselijke
kazernebezigheden tweemaal zco lang in d©
kazerne gehouden" als noodig is voor hun
militaire opleiding.
„Al dio dagtaken in dwangarbeid, opge
legd aan onzo lotelingen, vertegenwoordi
gen, in dagloon omgezet, jaarlijks een be
langrijke som, die volgens rcoht cn billijk
heid uit de belastingpenningen van de go-
heel© natie dient te worden betaald en niet,
zooals nu plaats heeft, iu natura te worden
gevorderd van een klein gedeelte dér man
lijke bevolking, welke door het lot wordt
aangewezen om het vaderland in oorlogstijd
tegen vreemd geweld te beschermen."
Dat ons volk afkeerig zou zijn van mili
taire oefening, is een grove onwaarheid.
Tolken jaro bemerken zij, die met de af
richting van de militie belast zijn en vee!
met onzo miliciens in aanraking komeu,
dat dezen bijna zonder een enkele uitzonde
ring in hun eerste oefeningsmaanden met
veel ijver cn ambiue alle diensten volgen,
hun hoste krachten inspannen om het hun
chefs naar den zin to maken, en dat steeds
opgewektheid en toewijding onder hen
heerschen. Nauwelijks is evenwel de nood
lottig© datum van 1 Augustus aangebroken,
waarop ook do jonge lichting aan don
dwangarbeid begint medo te doen, of alle
fribchheid en veerkracht verdwijnen van
lieverlede en weldra verkrijgt do troep dat
onversohillige en lusteloozo air, hetwelk cp
de Nederlandscho infanterie zulk een typisch
cachet drukt, zegt do schrijver.
En dit is te wijten aan do reactie in het
brein dier menschen, bij de gedachte hoo
noodig zij thuis zijn, terwijl de wet hen in
do kazerne houdt voor diensten, dio met
hun militaire opleiding niets te maken
hebben.
Hot verbittert den milicien, door dien
dwangarbeid verhinderd te worden, de zij
non bij te springen.
Zes maanden zijn voor den eersten oefe-
ningstijd ruim voldoende. Dit cijfer is niet
uit do lucht gegrepen, maar gegrond op
het feit, dat bij do onbereden wapens gedu
rende den eersten oofoningstijd gemiddeld
slechts J80 oefeningsdagen per hoofd' voor
komen. De reet wordt met dwangarbeid
doorgebracht.
Ook in Zweden heeft men slechts 180 oefe
ningsdagen in den eersten oefe-ningstijd (met
two© herhalingsoefeningen van 30 dagen)
En do Zweedscho infanterie geldt als een
voorbeeld voor andere Rijken.
Maar wat houdt verbetering tegen? Sleur
en conservatisme, luidt het antwoord, en
voor een eicel de meening, dat dwangarbeid
goedkooper is dan vrije arbeid, welke laat
ste meoning do schrijver weerlegt met de
cpmerking, dat reeds na de invoering van
'den persoonlijken dienstplicht enkele der
meest vieze corveeën door burgerarbeiders
worden verricht tégen een daggeld van
1.20 gld'.
En wat zag men hu gebeuren Dat in een
kazerne, bewoond door 2 bataljons, thans
door 3 vrijwillige arbeiders k 1.20 gld. per
dag hetzelfde werk, en veel beter, verricht
87)
„Wat scheelt je, arme Jessie?" vroeg
May medelijdend.
„O, mevrouw, ik ben zoo bang", fluister
de Jessie. „Zeg, is de deur toe?...... Vader
mag ons niet hoorea."
,,De deur is toe, maar is je vader om
dezen tijd niet bij do kolengroeven, aan het
.werk?"
„Bij de kolengroeven?" riep Jessie ver
baasd. Eensklaps viel haar in, dat haar
vader haar streng verboden had met me
vrouw Markham over do werkstaking te
spreken. „Zeker," herstelde zij zich, „maar
hij is nu eerste opzichter eu minder aan
do i.ren gebonden. Yaak komt hij wanneer
wij hem het minst verwachten."
„Des te beter voor je, Jessie. Wat een
aangename verrassing ik kan me dat
zoo begrijpen."
„O mevrou" Markhamjuist dio
verrassing is het, wat ik vrees. Als va
derJessie snikte luid.
„Wat scheelt je toch, arme Jessie? Waar
om vrees je je vader?" vroeg May zacht.
„Spreek openhartig! Als ik je helpen kan,
dan doe ik het gaarne, dat weet je. Je
zult niets verkeerds van mij eiscben."
Jessie haalde van onder de dekens een
opgevouwen grof stuk papier te voorschijn,
dat zij mevrouw Markham toereikte. „Lee-s,
mevrouw 1" verzocht zij. May ontcijferde
met moeite het stijve onhandige schrift. Het
luidde:
Geliefde Jessie 1
„Sinds eenigo dagen ben ik in Wolverton,
door een vurig verlangen naar u aangedre
ven. Maar ik mag vader slechts met on
betwistbare bewijzen van mijn onscnuld on
der de oogen treden, hetgeen ik vroeger
niet kon. Thans zal mij dit, naar ik hoop,
gelukken; dan tot wederziensHoe het ook
gaan moge, geloof vast aan dc onschuld
van
Uw zuster Madge."
Nadenkend draaide mevrouw Markham
het papier om: noch adres noch poststem
pel stonden er op. „Hoe kreeg je dit in
handen?" vroeg zij.
„Een buurmeisje braoht het mij dezen
voormiddag, nadat vader was heengegaan.
Een onbekende vrouw had het aan het kind
gegeven en het tot dicht bij huis verge
zeld.'
„Maar je zuster verzekert, dat zij on
schuldig is. Misschien gelukt het haar reeds
nu zich te rechtvaardigen, wanneer zij met
je vader spreekt. Zou je hem daartoe niet
kunnen overhalen, Jessie ?"-
„Onmogelijk, mevrouw. Moeder en ik
hebben het meei malen beproefd, doch al
tijd tevergeefs. Yader werd dan slechts
driftigin zijn toorn kent hij zichzelven
niet. Wij mogen bij hem den naam van
Maclge nooit noemen; hij heeft het streng
verboden. God geve, dat hij haar met toe
vallig ontmoet; dat zou een ongeluk geven
Maar stil, ik hoor hem 1"
Miller trad binnen. „Mevitouw, ,u nog
hier?" riep hij, toen hij de bezoekster her
kende. „De avond breekt reeds aau, en al
leen dio halfbakken jongen ig bij u I Ik
stond verstomd, toen ik de pony's ginds
aan den weg zag."
„Waarom zou ik op dezen tijd niet hier
zijn, Miller? Onze wegen zijn toch veilig."
„Hm, ja, zeker, mevrouw, naar men het
neemt. Sedert bier in den omtrek zooveel
mijnwerken zijn, zie ik veel menschen, die
mij niet aanstaan. U veroorlooft mij u
tot aan het park te vergezellen, niet
waar
„Zooals gij wilt, Miller, hoewel het mij
noodeloos voorkomt. Maar dan verliest ge
uw rustuur."
„Dat hindert niet, mevrouw. Het werk Is
nu juist niet vermoeiend en ik moet toch
nog naar q'o mijn."
De heer William had, tot grootere vei
ligheid op het werk, buiten de daar wo
nende meesterknechts, ploegbazen en ma
chinisten nog een dozijn vertrouwbaro man
nen in dienst gehouden, die beurtelings er
den nacht doorbrachten. Tot dezen behoor
de Miller. Mevrouw Markham was een lan
ger samenzijn met hem heden zeer welkom;
misschien bood zich een gelegenheid aan
voor Jessie's zuster een goed woordje te
doen.
May liet de pony's stapvoets rijden, Mil
ler kon het lichte rijtuigje gemakkelijk bij
houden. „Hoe vond u Jessie vandaag, me
vrouw?" vroeg Miller na een lange pauze.
„Niet zoo goed als ik verwacht had; dat
moet ik bekennen, Miller. Maar ik hoop,
dat het gauw weer beter wordt."
Miller schudde het hoofd. „Mij komt het
voor, dat zij dagelijks zwakker wordt. Ik
hoop slechts weinig meer."
„Dat zou verkeerd zijn, Miller. Zoolang
een mensch leeft; mogen wij do hoop niet
opgeven. Jessie is vaak wel erger geweest,
en altijd kon <ir. Grant helpen."
nog ccnige namen verzameld ten declo (op
den klank af opgeteekend.)
Jongensnamen: Auko, Bauke, Bonne,
Eeltje, Foppo, Gurbe, Haije, Iense, Inne,
Jollo, Liouwe, Mintje, Okke, Sako, Siebe,
Siegor, Sietso, Sjoerd, Ulke, Watse.
Meisjesnamen: Aafke, Bontje, Elske,
Foekje, Gelske, Idske, Jobbigje, Joukjc,
Minke, Rinske, Sietske, Sjalsje, Sjouke,
Sjutje, Wiep je, Wietske.
En zoo voorts. Vele namen worden, met
anderen uitgang, voor meisjes cn jongens
beiden gebruikt, gelijk mon in eenigo
voorbeelden heeft kunnen zien.
Maar wat een rijkdom van namen, al mo
gen er onkelen niet uitsluitend Friesch
zijn.
Ook enkele andcro streken van ons land
hebben hun eigen namen, die verdienden
algemeen bekend t© worden en dc plaats
in to nomen van de Henri's, Louis', Au
gusts, Eduards, Jeanne's, Charlotte's, Wil
ly's en do zoodanige meer, do dragers van
zulke namen mogen het ons vergeven.
„De Nieuwe Courant" had on
langs een bericht, dat de indiening van
het Cntwerp op de Ziekteverzeke
ring door don Minister tot een later tijd
stip was uitgesteld. De A rnhcmscho
Courant" noemt dit bericht weinig
waarschijnlijk. Mocht het" niettemin waar
heid behelzen, dan zou die waarheid zeer te
botrouren zijn na de stellige toezegging, dat
nog in dit zittingjaar de Ziekteverzekering
zou worden ingediend, terwijl andere so-
cialo ontwerpen, zcOals do uitbreiding van
do O ngevallonwct tot landbouw- en
visschorijbedrijf fcn een wijziging der
Ongevallenwet zelve eerst daarna in be
handeling zouden kunnen komen.
Het eind van het eerste zittingjaar der
nieuwe Regeeringsporiodo begint te nade
ren cn nog is geen wetsontwerp der Regce-
ring, althans niet van eenigo meor ingrij
pende betcekcnis, bij do Kamer ingekomen.
Ock van do plannon van belasting-
hervorrain g van den Minister van Fi
nanciën werd tot heden niets vernomen.
En toch, meent dc „Arnhcmsch c Cou-
r a n t", in stipte on vastberaden uitvoe
ring van haar program ligt voor de Rogeo-
ring een eerste voorwaardo barer duur
zaamheid.
Ock ,,D o Standaard1' klaagt: Hot
duurt lang! Nog een paar dagen, cn hot
Ministerie zal tien maanden aan het be
wind zijn. Vraagt men nu, hoo over dat
Kabinet, over zijn wetgevend talent, on over
zijn plannen geoordeeld kan worden, dan
moet het antweord achterwege blijven. Er
is nog geen enkel wetsontwerp van eenigo
beteekenis, dat eigen work is, ingediend
De financieel© wetsontwerpen, de Ziekte
verzekering alles laat nog steeds op zich
wachten.
Het begint cr op die manier bedenkelijk
uit te zien, vooral, wanneer minister Vee
gen s bij zijn voornemen blijft Cm eerst do
ziekteverzekering veilig cn wel in het
„Staatsblad" te brengen, alvorens ifi
behandeling to brengen dc uitbreiding der
Ongevallenverzekering tot de visschorij en
den landbouw, benevens de zoo dringend
noodige herziening van do Ongevallonwct
zelve.
Men zal zicli herinneren, zegt „D e
Standaard", dat de laatstgenoemde
wetsontwerpen door minister Kuyper bij
de Tweede Kamer aanhangig waren ge
maakt; terwijl minister Vecgens, al kou hij
zich niet goheel met den inhoud verecni-
gen, toch in het ontwerp-zickte-vcrzekering
van dr. Kuyper een basis heeft, om daarop
voort tc bouwen. Waartoo dat dralen? Be
grijpt men nu niet, dat de aanvallen op dr.
Kuyper, dat deze niet Cp stol en sprong
gereed .was met zijn sociale wetten, nu in
een zonderling licht komen? Vooral ook,
omdat, toen deze Minister aan het bewind
kwam, er niets gereed lag voor dc ziekte
verzekering.
„D c Standaard" beroept zich dan
cok op hetgeen wij boven uit de „Arn
hem s c h e Courant" mededeelden,
ten bewijze, dat men ongeduldig wordt.
„Het V a d o rl a n d" tracht een gerust
stellend woord te spreken wat aangaat den
Minister van Financiën. Uiterlijk in den
„Wat dr. Grant cn u, mevrouw, voor Jes
sie gedaan hebben, dat moge God verge 1
den; ik kan het niet. Maar het is hard een
cenig kind langzaam te zien sterven.'' Hij
streek met den rug der vereelte hand over
zijn oogen.
May wild© van dez© weeko stemming
gebruik maken.
„Jessie is niet uw ecnig kind'; gij hebt
nog een dochter," begon zij.
„Zwijg over haar!" stoof Miller op. „Zij
is dood voor mij sinds het oogenblik, dat
zij mijn huis ontvluchtte cn sohando over
mij bracht."
„Misschien zou zij zich kunnen rechtvaar
digen, als gij haar wildet aanhooren. lloe,
als zij eens onschuldig was?"
„Onschuldig? Waarom heeft zij dan tot
nu too gezwegen Als u icta van haar weet,
waarschuw haar dan I Zij moet mij niet on
der oe oogen komen, als zij mij niet haar
onschuld bewijzen kan. Zoo zij een schurk
in handen is gevallen, zal die mijn wraak
niet ontgaan."
De toon, waarop Miller sprak, klonk zóó
wraakzuchtig, dat May verschrikt opzag.
Het gehcele gezicht van den man was mis
vormd, dikke aderen van toorn stonden op
voorhoofd en slapen, krampachtig trilden
de lippen; slechts met moeite beowong hij
zichneen, hier hielp geen pratenMay
zweeg.
Aan de poort van het hek, dat de baro
net aan het uiterste eind© van het pars
in den muur had' laten aanbrengen, om een
korteren weg naar de groeven te hebben,
sprong de groom vooruit om do poort te
openen. „Gaat de heer William bouwen,
mevrouw?" vroeg Miller, op een massa op
gjestapelde stecnen wijzend.
loop van de maand Juni, zoo meent het
blad te kunnen verzekeren, zal ccn eerste
belasting-ontwerp het Departement vaq
Financiën verlaten.
Dit zullen we afwachten, schrijft ,„D o
Standaar d". Doch' dit kan nu wel wor
den geconstateerd, dat het nog wel ©enige»1
tijd zal aanloopen eer dc vclilarbeiders in
de Ongevallenverzekering zullen zijn opge
nomen, en dat do herziening der Ongoval-
lenwet ook vooreerst niet in het „S taats
blad" zal zijn opgenomen.
Z>o ziet men weer: afbreken gaat altijd
gemakkelijker dan c"pbouwen.
Naar aanleiding vr. i do uitzetting
uit B o 1 g i van dr. Van den Brink
schrijft „Do Vaderlander:''
Wij zullen ons niet vermoeien met do
vraag, wat de bekende heer Eugene Baio
van dezo „toenadering" tussclien België
en Nederland zeggen zal, omdat deze zaak
t© ernstig is, om cr een grapje van tc ma-
kon. Maar van dit liberale Kabinet mag
met reden verwacht wordcn.dat hot langs di-
plorontiekcn weg over deze zaak de genoeg
doening tracht t© vorkrijgen, dio Neder
land in deze toekomt.
Nederland zet geen buitenlanders ovor
do grenzen, omdat ze tot do een of andero
politieke partij behoorenwelnu, wij heb
ben dan ook van België te vorderen, dat
hot in deze onze nat'onaliteit eorbicdigt,
en wij hebben liior gelukkig mot een mo
gendheid te doen, wier overmacht ons niet
dwingt hot tc laten bij een protest.
Onder het. opschrift: „Te veel oer"
plaatst „D c Telegraaf" liet vol
gen do:
In do „D o u t s c h o Wc'chonzo J-
t u n g" komt een artikol voor, waarin de
goleerdc schrijver zijn ontdekking racdo-
deelt, dat de Nedorl anders een
oclit Du i tsch volk zijn, ja „ebenso
gut oin Kind dor Mutter Deutschland wio
der Mccklcnburgcr, Bayer> enz."
En het doet den schrijver genoegen, dat on- 1
zo koloniën ten minste aan een Duitsch
volk behooren en niet aan do Franschcn of
Engelsclien. Daar is in te komon.
Dc band des blocds sprcokt bij dezen
Duitschcr zolfs zóó krachtig, dat hij uit
roept:
„Mag Duitschland liet aanzien, dat Ne
derland, zijn kind, al is er dan ook cenig©
verwijdering tusschen hen, do prooi wtTdfc
van een andoren, sterkeren Ötaat? Mag
het toolaton, dat Nederland van zijn kolo-
niön beroofd wordt en dat een vreemde,
niet-Duitsoho Staat zich door dien roof ver
rijkt cn daardoor nieuwo middelen vindt
ter bostrijding van hot Duitschtum In
geen geval 1 Al moge Nederland 7.icli van
Duitschland losgemaakt bobben, zoo blijft
het toch Duitsch, en Duitschland heeft den
pliclit, er. op to lotton on cr voor te waken,
dat do rechten, do middelen van bestaan
en do bezittingen van dit Duifsche land
behouden len gehandhaafd worden."*
Dat is bijna al te vriendelijk, maar do
gelccrdo schrijver wcTdt nog vriendelijker
aan het slot van zijn artikel, waar Iiij uit
roept
„Holland heeft geen oprechten vriend
onder do grocte mogendheden, buiten en
behalve „scincm Mutterland Deutsch
land."
Heusch, het is bijnri te veel eer Maar
afgezien daarvan waar ccn moeder cn
oen kind zijn, moet ook een vader wezen,
cn als nu eens bleek, dat Engeland enz©
pipa was?
Mecklcnburgsch cn Hoüandsch schelen
zoo veel niet, zegt de geleerde schrijver
maar weet hij nu wM, dat Engclsch cn
Friesch mis&chicn nog racer op elkaar lij
kon? En dat ook Engeland het mot geen
droog oog zal aanzien, als wij van onzo
koloniën beroofd worden?
Als hot zoo doorgaat, zal nog een
maal eon Salomo noodig zijn om uit té
maken, wie van de twee liet kind het op
rechtst bemint. Als dan do wijze man zijn
sabel trekt, en dreigt het diorbaro wicht in
tweeën te hakken, dan eerst zal blijken dat...
zo allebei om hot hardst zullen schreeuwen:
I Hier mijn helft l
„Zeker, een portierswoning; het wordt
een aardig huisje, In de lento komt heb
klaar. Mij docht, miller, dat was iets voor
u. De poort wordt weinig gebruikt, en je
vrouw kon in den dienst voorziende fris-
scho lucht zou voor Jessie goed zijn. Uw
huisje ligt te laag."
„Mevrouw, hoo lief an ul Nooit kan
ik dankbaar genoog zijn...
„Stil, Miller. Wio praat er altijd van
dank? Goed. nacht 1"
Zij hief ö'e zwe op om do paardjes
aan to zetten. „Nog ict3", riep Miller, de
teugcis vasthoudend. „Wil u mijnbeer Wil
liam verzoeken voorzichtig te zijn, wanneer
hij 's avonds over den weg gaat Er zwerft
allerlei gespuis rond. Ik heb hem reeds
meermalen gewaarschuwd, maar tevergeefs.'1
„Ik zal het doen, helpen zal bet wel is
waar weinig. Dank, Miller."
Vlug liepen dc paarden den gladden park
weg af, eenig© minuten keek Miller het
rijtuig na, toen trok hij de poort too cu
zette zich nadenkend op eenigo van do stco-
nen, die daar lagen. Hoe kwam mevrouw
Markham or too, met hem over, over d©
verlorene tc sproken? Nog nooit had zij
tegenover hem dien naam genoemd. Waa
het enkel toeval of lag er iets anders ten
grondslag? Tweemaal in de laatste dagen
had iiij in do nabijheid van zijn huisje te
gen den avond een vermomde vrouwenge
stalte gezien, die in kleedin^ n houding
hem aan do ongelukkige, niet vergeten doch
ter herinnerde.
(Wordt vervolgd.)