N2. 14194. Derde Blad. 2 Juni 1906. „PINKSTERBLOEMPJE." Mr. Hendrik Blo mme rs was door den ouden studiegenoot van wijlen zijn vader, den re ferendaris Brouwers, uitgencodigd om op den Eersten Pinksterdag bij hem te komen soupeeren. Dat de referendaris een mooie, in alle opzichten zeer ontwikkeloe dochter had, was voor hem volstrekt geen reden om ook maar één dag eerder dan absoluut noo- dig was een bezoek te komen brengen. Als hij nog eens wildo huwen, dan moest hij iets heel bijzondexs hebben, een huisvrouw in den waren zin d woords, geen modepop en geen blauwkous. Daar hij echter tot nu toe zrulk een ideaal wezen tevergeefs had gezocht, had liij feitelijk allo noop reeds opgegeven. H.'j was ook immers reeds drie en dertig jaar. De Brouwets woonden in een mooi hu;s met een hooge stoep. Teen hij nader kwam, zag hij, dat do :toep zwom van het water, hetwelk zijn onberispelijk gepoetste laarzen dreigde zullen bederven. De voordeur stond open, zcodat hij niet behoefde te st hellen. Hij trad de _ang binnen en bevond zich weldra op den drempel van do studeerka mer van den referendaris, welke geheel ui stofwolk. gehuld was. Terwijl h:j naar bin nen trachtte to turen, hoorde hij opeens een kreet van verrassing, die van het naam scheen to komen. ,,0, pardon, do familie is misschien niet thuis?" „Neen", klonk het, nu iets aichter bij, ,,d© familie is uitgegaan." Tegelijkertijd trad uit de stofwolken een aardig dienstmeisje te voorschijn. Zij droeg, voor het stof, een doek over het hoofdj ter wijl haar katoenen kleedjo nauw om haar fraai gevormd© gestalte sloot. ..Wijwij zijn juist in do groot© schoonmaak, ik kan u niet eens uitnoodigen om binnen te komen.Er is ook niemand thuis Haar verlegenheid stond haar allerliefst. Het onder den doek uitkomende blonde haar glansde met een gouden weerschijn in het zonlicht. Hij trad op het aardige dienst meisje toe, dat intusschen een paar schre den achteruit week, en vroeg: „Hoe heet je, kleine?" Het kwam hem voor, dat er een toornige uitdrukking in haar oogen kwam. Plotseling liet zij een hoop boeken, welke zij in do hand had, op zijn voeten vallen. „Neem mij niét kwalijk!" riep zij uit. „Het heeft u toch geen pijn gedaan?7' „O, in het minst niet, Marie, of Mina of „Rosa heet ik." „Rosa, Roosje! Een mooie naam voor je. Maar je bent nog zoo jong en nu reeds die nen? Jo kunt niet oud'er zijn dan zestien jaren „In October word ik al achttien!" Een gevoel van diep medelijden maakte zich van hem meester; hij wilde haar hand vatten. Zij week nogmaals terug en begon seringen en Pinksterrozen in een bloemen- vaas to rangschikken. Slager 1" werd cr op de stoep geroepen en Rosa maakte zich gercod om den slagers jongen te woord te staan, toen mr. Hendrik Blo mme i*s haar zijn kaartje overhandigde. „Wil je mijn kaartje aan de familie ge ven? Dag Rosa", sprak hij, „je bont een lieve meid." Een vergenoegd glimlachje gleed over haar aardig gezichtje. Toon Hendrik Blommers op Pinksterzon dag bij de familie Brouwers aanschelde, koesterdo hij do levendige hoop zich door het aardige dienstmeisje te zien open doen of ten minste aan tafel haai- lief gezichtje bij het dienen op te merken. Maar zijn aar dig Roosje verscheen niet. Een dom, ordi nair cr uit ziende gedienstige geest nam zijn aemi-saison aa*\ diende ook aan tafel en hield later de hand op voor zijn twee kwartjes. Aan het souper had hij de eer naast de dochter dés huizes te zitten. Geheel tegen zijn gewoonte was Blommers weinig spraak zaam en juffrouv Brouwors had zeer veel moeite om haar tafelbuur in een gesprek te wikkelen Zoo terloops vernam hij, dat Rosa, het dienstmeisje Rosa, voor eenige dagen op diefstal was betrapt en daarna direct^ was weggezonden. Den volgenden dag zou er een door de Brouwers geo; janiseerde pic-nic plaats heb. bon, waaraan ook Hendrik Blommers zou deelnemen. Het weer was heerlijk. En terw.'.l het rijtuig, waarin hij zat, door een open jachtwagen in woeste vaart werd voorbijgeredon, voelde hij opeens een ontbladerde berketwijg lang3 zijn gezicht schuren en omkijkepd, zag hij nog juist een met blonde haren "omlijst aardig lachend gezichtje zich snol omkeeren, dat hem le vendig aan Rosa herinnerde. Nauwelijks hielden de rijtuigen stil op de plek, van waar uit men een wandeling in het bosch zou ondernemen, of hij had zich reeds bij de jonge meisjes gevoegd. En daartusschen zag hij ook haar, of was zij het niet? Zij was grooter, slanker, eleganter dan Rosa, dacht hijzij was een dame en toch, zij was het! Da'c blonde haar, die schalksche kuiltjes in de wangen, dat impertinente neusje! En wat had ze hem schalks aan gezien, toen zij werden voorgesteldEn baar lach precies die van Rosa, Rosa, het oneerlijke kamermeisje, maar schooner, eleganter, volmaakterHoe spoedig had hij haar niet vergeten voor deze, voor Ida Jonkers Op do wandeling door het bosch week hij niet van haar zijde, terwijl hij zich in het minst niet met de andere dames bezig hield; en zij liet zich dc huldebetuigingen gaarne welgevallen. Wat zij elkander te zeggen hadden, was immers ook voor geen vreemde ooren bestemd De maan, welke, toen zij terugkeerden, reeds haar zilveren vtralen over het voor jaarsland schap uitgoot, zag den eons zoo v.rstokten celibatair Ida Jonkers' lippen kussen. Hendrik Blommers had gevonden, wat liij lang tevergeefs had gezocht; Ida had hem haar jawoord gegeven 'Pinkster drie, p.ieiea om twaalf urén aldus hadden zij samen afgesproken schelde Blommers bij den heer Jonkers aan, ten einde aanzoek te doen om de hand van diens dochter. De deur werd geopend; voor hem stond Rosa met neergeslagen blik in haar katoe nen kleedje, over het hoofd een doek En nog yól: hij van zijn verbazing be komen was, viel zij hem om den hals en riep u\i; „Ik zie meer op een goede behan deling dan op hr-g loonl" Daarna bracht Ida hem naar haar va der, die tegen het aanzoek van Blommers niet liet minste Jiad in te brengen. Eerst oij het prettige, kleine verloving^ diner werd den gelukkigen Blommers op heldering gegeten. Ida was juist bij de Brouwers geweest, toen dezen het diefach tige dienstmeisje Ro&a midden in de groot© schoonmaak hadden moeten wegzenden. Mevrouw Brouwers cn haar dochter waren wanhopig. Maar Ida bood zich aan om te helpen en weldra ston - zij als „meid-alleen" voor beide dames. Wakker hielp rij mee en bij de Brouwers had het er nog nooit zoo netjes uitgezien met Pinksteren. Een on schuldige grap had zij cr toch mee willen hebben rn tot mikpunt daarvan had zij mr. Hendrik Blommers uitgekozen, voor wien zij haar oomedie zoo talentvol en met zooveel succes had gespeeld. „Zij is een schalksch, maar een goed, braai kind!" sprak de heer Jonkerë- Hendrik Blommers nam zijn lieft klein „Pinksterbloempjo" in zijn armen en kuste het hartelijk. De gastvrije Arabier. Zooals algemeen bekend is, zijn de Ara bieren een volk, dat bekend is vanwege zijn gastvrijheid. Het volgende verhaal, uat hierover wordt meegedeeld, toont wei, ho© de verplichtingen der gastvrijheid in het leven ingrijpen. En dat niet zoozeer de gastvrijheid in het algemeen, als wel de band, die gelogd wordt door het gemeenschappelijk gebrui ken van den lijfdrank der Arabieren. Komt men bij een Arabier te gast, dan wordt in de eerste plaat3 koffie voorge zet. De bereiding hiervan is een hoogst ge wichtige bezigheid. Een bediende brengt den gastheer een soort van koperen schep, waarin deze de boonen brandt. Daarna neemt hij een vijzel en een stam per van eikenhout, en eigenhandig stampt hij dc boonen tot poeder, waardoor hij aan het harde hout als het ware een welkomst lied ontlokt, ter eere van zijn gast. Vele van deze vijzels en stampers zijn kostelijke erfstukken; zij zijn rijk ver sierd en dool* hun hoogen ouderdom en veelvuldig gebruik glanzend zwart gewor den.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 11