No. 1Ü80. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 16 MEL - TWEEDE BLAD. Anno 190(5, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. In 'een asterisk Succes" zegt de gtandaard": Het was goed gezien \an den heer D e Ridder om het initiatief te nemen voor een interpellatie inzake de toepassing der Kinderwetten ten aanzien van de particuliere gesticht en'. Op dit belangrijke, haast het belangrijk- Ble punt dier wetten, is feitelijk neg niets uitgevoerd, hoewel zij nu reeds .weldra een haltjaar in werking zijn getreden. Hoor het particulier initiatief zijn voor de opvoeding van verwaarloosde kinderen Ti'ortreffelijke gestichten opgericht: Neer bosch, Hoenderloo, de Marbhastichting, T'ialitha cn Roomsch-Katholieke gestich ten „De goede Herder". Die gestichten zouden voor het doel der Kinderwetten uitnemende diensten kunnen 'deen; en duizenden bij duizenden hebben daarvan ook veel verwacht. Eveneens had men gehoopt gelijk loor den heer Tahna terecht werd opge merkt dat de diaconieën van de protes- tintsch kerkelijke groepen door subsidie ran het Rijk zich voortaan meer dan tot leden het lot der verwaarloosde kinderen ouden aantrekken. Noch van het een r.och van het ander is iets terecht gekomen. Het is alsof er geen Kinderwetten zijn, ilsof niet j'arenlange voorbereiding cn reel studio cn onderzoek, veel tact en ge duld ook van de zijde der Rcgeering cn der Statcn-Generaal zijn noodig geweest om eindelijk die wetten in het ,,S taats- b 1 a d" te verkrijgen ten einde, ook in het belang van de rechtspleging, de verwaar loosde kinderen voortaan niet meer aan hun lot over te laten. En hole komt het nu, dat alles onver anderd bleef dat clie Kinderwetten, die met zooveel moeite ter wereld zijn geko men niet bet geringste: voordeel hebben gegeven op het stuk van gezins-verplc- giog? De heer De Ridder zeidc het: Omdat minister Van Raalte meent zich te moeten voegen naar de inzichten omtrent verple ging in gestichten van particulier© phi- lantropie, inzichten, die daar worden gehuldigd op gron van rijf j ervaring; cn waartegenover de Regeering aan voor waarden vasthoudt, hiermede in strijd, cn zelfs een eisch stelt die naav de mee ning van zeer velen niet uit de wet voerf- yloeit. En de hecren Regout en Talma voegden daarbij, dat de Minister ook aan dezen eiach vasthoudt, dat vcneenigingon, ook 'diaconieën, die de opvoeding van verwaar loosde kinderen op zich wil nemen, eerst dan subsidie van het Rijk daarvoor erlan gen, wanneer zij een eigen stichting heb ben. Het is nu te hopen, dat de Regcering toeschietelijker, on ook actiever op dit stuk zal zijn. Of het een zekere hoofdigheid is, die minister Van Raalte deed vasthouden aan 'de cischen van het Kon. Besluit van 15 Juni 1905, dan wel een gemis aan volko men sympathie met de bestaande inrich tingen we durven cr geen antwoord op goven. Zeker is het, dat het hoog nöt'dig werd om de Regecring tot de orde te roepen. En het doet ons genoegen, dat dit door mannen van Rechts geschiedde; terwijl opmerkelijk niemand van Links het voor de opvatting van minister Tan Raalte opnam. Hot was dus een succes voor Rechts, idocli dit zal eerst dan een wezenlijk suc ces zijn, indien van nu af door het Depar tement van Justitie al het mogelijke wordt gedaan, om do Kinderwetten aan haar bedoeling to doen beantwoorden. Dc heer H. v. B(rucken) F(ock) schrijft in „Do A u t o" de volgende boschou- wing over de vraag of automo biel-en moto r r ij den al dan niet yooruitgaan?" Over dit onderwerp is kort geleden her haaldelijk la verschillende bladen geschre ven. We willen daaraan nog iets toeve'e- gen. Om te beginnen, zijn we van oordeel, dat de vraag of het automobilisme en mot-orcyclisme gedurig vorderingen ma ken, beslist bevestigend beantwoord moet worden; immers zijn het waarneembare feiten, n.l.dat de machines in alle on derdoden beter worden en voorts, dat er veel meer gebruik van motorrijwielen ge maakt wordt dan eenige jaren geleden- In de kern der zaak is er alzoo voortdu rende vooruitgang waar te nemen. ,,Maar waarom dan die vraag gesteld, indien de uiterlijke teekenen van den bloei zoo dui delijk genoemd kunnen worden V' zal men allicht denken. Of meet soms do zichtbare evolutie slechts opgevat wor den als een bedrieglijke schijn van voorbij- gaanden aard? Of wordt de deugdzaam heid van het moderne voertuig enkel terug gevonden in cpsnijding van gebruikers en in reclame van handelaars? Is het tijd stip dan nog niet daar van de voorspelde algemeenheid van het voertuig der toe komst Ziedaar alle vragen, die zich in het brein opdringen, indien men in sommige dagbladen leest of door enkele particu lieren hoort zeggen: „Men kemt al terug van het automobilisme. Het voldoet niet. De vorstelijke personen X. en Y. hebben hun automobielen ook afgeschaft cn hun paardenéquipages in eere hersteld. En do motor-cmnibusdiensten tusschen die en die plaatóen zijn opgeheven." VoorwaarIn dien er geen argumenten bestonden, die het tegendeel bewijzen, dan zou men aan de opgesomde gegevens spoedig waarde gaan hechten. Doch daartegenover staat weer, dat telkens andere vorsten en hc'og- geplaatstcn tot het automobilisme over gaan en dat er ieder oogenblik nieuwe autobusdienstcn worden ondernomen kortom, dat de automobielen blijken geven wel degelijk te voldoen aan de hooge eischen, waartoe zij geroepen worden. En zoodoende wordt de eerste redeneering door de tweede te niet gedaan. Daar blijft, onpartijdig gesproken, over te con- st&teeren, <lat er automobielen cn motors zijn cn dat ze zich met hun deugden zoo wel als gebreken, aan alle aardscho goede- ren eigen, zoodanig als ze thans gemaakt worden en wo ze op het oogenblik nemen moeten, voor bepaalde doeleinden hand haven cn concurrentie aandeën aan de an dere voertuigen. De automobielen en motor rijwielen zullen, mensehelijkerwijs gespro ken, in allo gevallen als voertuigen altijd blijven bestaan en een belangrijke plaats in heb verkeer blijven innemen. Dit nu kan in het ongunstigste geval bijwijze van axioma aangenomen, terwijl we, zonder door eenigermate idealistische gedachten behcersoht te worden, voortgaan in de toe komst van de automobiel te gelooven Nu nog ieta «."ver het karakter, dat de afschaffing der automobielen door bepaal de personen draagt, voor zoover het niet om financieele reden is. Vooral in de hoo ge wereld was de plotsoJinge overgang tot het automobilisme grootendeels een govolg van de mode, die, zooals men weet, zeer veranderlijk kan zijn, en het zou nu onge rijmd wezen het eventueel ophouden van die mc'de te verklaren als een teeken ten ongunste der automobielen. Uit tijdelijke en bovendien plaatselijke schommelingen in hun gebruik en graad van gewildheid, dio van allerhande bij-omstandigheden afhankelijk is, mag dus nimmer een conclu sie getrokken worden Het duidelijkste bewijs, dat het automo bilisme en mctorcyolisme welvarend zijn, .wordt geleverd door do heerschendo drukte in do grootc fabrieken, ten gevolge van de vraag, die er naar het artikel is. Onder het opschrift: „Loon naar werk en loon krachtens betrek king" komt. een artikel van prof. D. P. D. Fabius in „Do Rotterdammer" voor. Daaraan is het volgende ontleend Velen stellen het voor, alsof voor de hoogeren het loon perse doorgaat, al arbeiden zij niet, maar voor do meer een- voudigen niet; en daaraan worden dan natuurlijk beschouwingen vastgeknoopt over de onbillijke bejegening van do minderge- goeden. Maar de voorstelling, waarmede men be gint, is geheol onjuist. Zij is onw. ar. De geneesheer wordt voor zijn bezoeken betaalo', en de advocaat, al is hij nog zoo deftig, voor zijn adviezen. En als do hoeren ziek zijn, staat alles stil. Daarentegen, do eenvoudigste ambtenaar op een bureau trekt zijn salaris zonder korting, ook al was hij tijdelijk afwezig. Waarlijk, zonder eenigo onbillijkheid heeft men in de ganscho maatschappij tweeërlei loonsberekening; de eenes die voor den ar beid' en naar den arbeid afgemeten wondt; de andere, waarbij de maatstaf ia het z ij n in dc betrekking. En beide wijzen van berekening komen voor in hoogcro en in lagere kringen. Ook hebben beide wijzen van bereke ning haar voor- en haar nadeolen Vianneer het loon aan de betrek king verbonden is, gaat het door, al wondt tijdelijk in de betrekking nietó ver richt. Dit is het voordeel. Maar ook blijQ; het loon hetzelfde, onverschillig hoe druk bet ook zij, al moet extra-hard gewerkt worden. Dit is het nadoel. Is het loon gebonden aan den ar beid, die w o;i'dt v o itr iohjt, dan i rdt geem loon uitgekeerd, als geen werk is gedaan. Dat is het nadeel. Maar is het druk, en moet cr veel werk worden ge daan, dan verdient men des te meer. Ge woonlijk zelf8 voor de over-uren naar ver hoogd tarief. Dat is het voordeel. Het eerste komt voor bij ambtenaars, hooge cn lage. In beginsel ook bij dienst boden. Wanneer dezen een of tweo dagea ziek zijn, kan m. i zelfs naar streng recht niet straks daarvoor op hot loon gekort worden. Het laatste is het geval bij genecshee- ren, advocaten, kruiers, enz. Nu kan men natuurlijk ecnigc wijziging brengen bij heb doortrekken van de lijneD. Niet alles behoeft alleen naar do hard ste consequentie te gaan. Maar meen dient toch to beginnen met zich bewust te worden van de tweeërlei loonsberekening, en dat zoowel do eene aJs de andere haar recht heeft. En het gaat niet aan dit verschil kortweg te ontkennen, en te beweren, dat tusschen den ambtenaar, die een salaris, per jaar berekend, ontvangt, of de dienstbode, voor wio dit ook geldt, eenerzijds, en den werkman, wion een loon wordt uitbetaald, per uur berekend', gceai ander onderscheid in dit opzicht bestaat, dan met betrekkiag tot de wijze, waarop het loon wordt u i t- gedrukt. „De Havenarbeider" betoogt do nuttigheid' en noodzakelijkheid van bad inrichtingen voor havonarbci- derg en twijfelt niet, of elko havenarbei der zal die nuttigheid on noodzakelijkheid inzien. Daarom wekt het blad op een agitatie in liet loven 'te roepen om: a. den particulieren Scheepvaart-Maat schappijen te verzoeken op haar respectie velijke terreinen gelegenheid tot voldoende reiniging van het lichaam voor haar werk lieden te verschaffon; b. do gemeente to verzoeken ten behoeve der overige havenarbeiders op bepaald aangewezen plaatsen hetzelfde te doen. „De Havcnarbeiddr" deelt ver volgens mee, dat in do vergadering van do afdeoling Rotterdam van do Algemeen© Havenarbeidcrsverceniging besloten is den verschillenden scheepvaartmaatschappijen te Rotterdam in dien geest aan te schrijven en con adres tot den gemeenteraad dier gemeente te richten, waarin aangedrongen wordt tot oprichting van badinrichtingen. „Klanton, ö'ie niets koopen", zoo i3 het opschrift van een beschouwing in „Dc Manufacturior," waarin verschillende monscicn women beschreven, die in de winkels komon enkel om te kij ken, niet om to koopen. Zij laten allee 'en nog wat overhoop halen, zonder in het minst idee 'te hebben iete te nemen. Zij verzekeren dan later terug te willen komen met of zonder een dochter. Maar zij keeren niet terug De manier van doen dier clamea is ech ter niet altijd even onschuldig Zij iaten zioh vaak bijvoorbeeld een paar dozijn blou ses voorleggen en passen daarvan minstens eon half dozijn om nieuwe modes cn model len „af to neuzen." Onder allerlei voorwendsels verlaten rij dan den winkel. Geoefende kijkklanten blij ven zoo dicht mogelijk bij den ingang van den win kol, om, zonder veel uitleg to moe ten goven, spoedig to kunnen verdwijnen. Sommigen gaan zelfs zóó ver, dat zij het uitgekozene, of liever wat zij gezien heb ben, met do quitantie laten thuis brengen, doohcon verkeerd adres opgeven 1 Dat er ook zijn, dio een voorwerp op bo- zien vragen of zelfs koopen om daarmee des avonds te pronken bij ecu soiréo, is genoeg bekend. Don anderen dag zenden zij het gekochte terug met verzoek dit torug to nemon. Zij zullen daarvoor dan wel iets anders nemen en kiezen dan zaken van dagolijksoho consumptie en dagolijksch ge bruik. Dat zijn erg lastige klanten, vooral voor bazaars. Het is een aardig kijkjo, dat „De Ma- nufaoturier" op verschil lende perso nen geeft. Het geslacht van dezulken zal wel niet uitsterven on liet blijft een groot kruis voor den winkelstand. Het is alleen opmerkelijk, dat ook per sonen van ontwikkeling en beschaving aan zulke praktijkon meedoen. Jammer, dat dio niet anders handelen. Do „Zutfens'ch'o Courant' zegt: To Z u t f e n is in de vorigo weck, zoo als gemeld werd, tct opvolger van dr. Goudsmit als direotoui' der Qoo- gerc Burgorsch'ool benoemd do heer L em, terwijl met dozen n iot op de voprdracht was geplaatst dc waarnemen de directeur, do heer P. Kat, ten gunste van. w iens benoeming al zijn mede leeraren zich met een adres tot den Raad hadden gewond. Als men weet, dat do heer Kat aan do antirevolutionaire partij heet aan gesloten, kan men lioht bevroeden, hoo daaruit door een deol barer pers munt go- slagen wordt. „Onze Courant," een antirevolu tionair blad, dat tie Zwolle verschijnt, schrijft onder instemming van zijn colle ga „Do Graafschapper:' „De heer Kat i3 geen onbekende. Is jarenlang leeraar geweest; ia schrijver van geroemde school- cn studieboeken Al zijn medeleerareh begeeren hem als di recteur Toch wordt hij het niet. ViragoWaarom niet Zou het ook... kunnen zijn., omdat do man men durft het haast in een fatsoenlijk gezelschap niet zeggen een veerstander is van het Christelijk onder wijs... zelfs, toppunt van achterlijkheid! bestuurslid is, of ton minsto w a s, eenor Christelijke School?" Voor vrees dor anti revol utionaare pera om in fatsoenlijk gezelschap voor don dag to komen met het uitspreken van die ver denking, id inderdaad goedo reden. De beschuldiging weerlegt zichzelf. Immers van den heer Lom (te Loidon) was of is nog niet bekend welke richting hij is toegedaan (wij zelf kunnen verkla ren het tot op dit oogenblik niet to we ten.) En op den heer Kat werd geen en kele stem uitgebracht, ook niet door do voorstandem van het Christelijk onder wijs. Dat de lieer Lern om politieke overwe gingen benoemd, en do heer Kat om die zelfde redenen niet benoemd werd, het ceno is dus al even ongerijmd als het an dere. Do antirevolutionaire pers doet met het opwerpen van dergelijke onzinnige be schuldigingen zichzelf geen dienst, evenmin als do zaak waarvoor zij strijdt, of dc per sonen, voor wie zij bet opneemt. In „H e t V o 1 k" zegt C. P. 6.: Hot drukke seizoen Yoor de naaisters is het nu, schrijft O. Z. in de „Naaistor6 en Kleermakers- b o d e." En wij lezen, dat „als des avonds de groote ateliers qiloopon, gij u kunt ver donderen over do grooto pokken werk, dio do meisjes mee naar huis nemcu." Do Arbeidswet zegt, dat er niet meer dan elf uren per dag mag gewerkt worden, on nu geeft do patroon hot werk mee naar. huis. Door heel jonge meisjos wordt dan per dag wel vijftien of zestien iïtciï g>- werkt. Haast nog kinderen zijn het, schrijft O. Z. En zoo is heb; ondor do bourgeoisie ïghofc meisje van 10, 17 jaar nog een schoolmeis je, dat volkomen onbezorgd haar weg gaat, dat alleen heeft to donken aan luiar school werk ©n haar pretjes, en er geen besef van- heeft, hoe ook voor haar smaakvol zomer japonnetje een meisje? ©ven oud als zij. heeft zitten pieken, des morgens en des middags op hot atolier, des avonds Laat nor» thuis, met vermoeido oogen, met pijnlijken rug. „Vaoantie" is con heerlijk woord cn dio onbezorgdo schoolmeisjes gaan daar 6traks van. genieten, in het Gooi, in Gelderland, aan zoo, in heb buitenland. Maar dio an dere meisjes, die zoo hard werkten aan haar blouses on japonnetjes, waarmee zij er zoo lief en fleurig uit zullen zien, hebben dio geen vacantia? Ja, dio hebben zo wel, want, zegt onze C. Z., als li t drukke seizoen voorbij ia, volgt voor do naaister do stillo tijd'. Zij behoeft niet zoo hard meer to werken, dik wijls zelfs in hot geheel niofc. Maar dat boteekenb voor haar geen ge nieten van de buitenlucht, van versterken de rust, van nieuwe, prettige indrukken. Dat is slechts: weinig verdienen en zirh vervelend en moe voelen. Niet velen van do 6000 Amstordamsche naaisters hebben wer kelijk vaoantie. G. Z. vertelt, dat tot nu too elk jaar do naaistersvereeniging eon som geld krijgt, om zieken naaisters een rustig tijdje 'te be zorgen. Maar oolc, dat die som elk jaar minder wondt o, teeken van den tijd. Het blijkt immc-rs, dat do naaistersvereeniging niet een is, die protectie, bescherming vraagt. Filanthropisoho dames zijn er anders nog genoeg. Toen do naaistersvereeniging wora opgericht, liaddea vol© dames or nog niet zoo'n goed gezicht op d t het een strijden de organisatie z.»u worden, terwijl boven dien door velerlei oorzaken „het voelen' voor do arbeidster" een negen jaar geleden meer in do modo was dan nu. Wisten zij liet maar, al die 6000 arbeid sters, 'r, zoo zij lid wonden van haai organisatie, al dio dingen haar gegeven zou den worden als iota, waarop zo recht heb ben. Want hot wordt nu zomer. Mei is wer kelijk gekomen mot groen cn bloemen. En men zou zo willen leiden, al dio bleek© meisjes, al die v^rmooido naaisters, dio nil des morgens zich naar haar atelier haasten en des avonds overwerken men zou zo willon leiden naar buiten, naar do zon, naar het groen of ze dit ten minste beloven voor „den stillen tijd." Maar zo kunnen niet worden gevoerd'; zij moeten zelf willen en dan zelf gaan naar het lioht. Dan eerst zien zo het cn genieten zij er van. Do eersten dio nu arbeidden aan do or ganisatie, bezitten do vbldoening moe to werken aan do verspreiding van dat licht. Dr. Kuyper's reisverhaal. Men schrijft aan hot „Utr. Dbl."; ,,'t Sohijnt een eigenaardigheid to zijn voor dr. A. Kuypor, dat alles wat mot zijn persoon in verband staat, wordt be sproken, bevestigd en ontkend. Nu weor met zijn reisbeschrijving. Laat ons daarom eens mogen bevestigon, dat toen dr. Kuy- per door do ziekte van zijn dochter, zijn reis moest onderbreken cn in Den Haag aankwam, den volgenden dag hij een be zoek ontving van een uitgever uit Weenon, dio hem aanbood zijn reisbeschrijving ge ïllustreerd uit te goven In eenigo talen en liem daarvoor aanbood hot genoemde bedrag van 60,000." MLJLT5T. 16) „Zeer juist!" riep de dokter met trillen de lip. „Dat fiere voorhoofd toch is als geschapen voor een kroon 1" „Wel, jelui voerde daar een zeor leven dig gesprek," merkte Lucy, weer binnen tredend, aan. „Dunkt je?" vroeg baar broeder. „In elk geval spreekt juffrouw Greville klaar en duidelijk; men begrijpt haar terstond." Ada was opgestaan. „Ook een goede eigenschap", verzekerde zij, „vooral wan neer men, als ik, ï-og een dozijn boodschap pen te doen heeft. De heer Wüliam wensoht dat mijn zuster haar uitzet eerst in Londen zal kiezen, niettemin hebben wij genoeg te doen. Tot weerziens, lieve Lucy; adieu, mijnheer Grant 1" Do arts begeleidde haar voor den vorm tot aan do huisdeur. „Nu?" vroeg zijn zuster toen hij terugkwam. „Wat bedoel je?" klonk zijn wedervraag. „Wat heb jo aan Ada gezegd, Henry? Ik ben noch doof noch blind." „Wat zou een bescheiden man als ik Aan de toekomstige mevrouw Wilton to zeggen hebben? Hoe mind©r, hoo beter." „Dus werkelijk I Ik, dwaasIk meende, dat Ada je liefhad." „Liofde? eon doobter van mevrouw Gre ville heeft met zulke onbeduidende dingen niets uit t© staan. Dat kon jo toch weten 1 Nu moet ik naar mijn patiënten; 't is jammer van den verloren tijd." VII. Maanden verliepen, cn de herfst waa reeds in het land, toen de heer William en mevrouw Markham weer op Stanham Park aankwamen. Na een kort uitstapje naar de Engelsche meren had de baronet zijn jon ge vrouw naar Londen gebracht, waar de „season" in vollen gang was. Hij wilde de wereld toonen, welk een schat hij ver overd had. Zijn verwachtingen in dit op zicht werden niet alleen vervuld, doch zelfs verre overtroffen. De aanvalligheid, de zeldzame bekoorlijkheid der jonge vrouw, gepaard aan haar innemenden aard verwierven haar overal bewonderaars en vrienden. Spoediger dan men gelooven zou, leerde May ia de groote wereld haar plaats vin den, in dio wereld met al haar fijne rang verschillen, haar talrijke ongeschreven wet ten, welke een ieder, die er in leeft kennen moet en zonder eigen schade niet mag overtreden. Evenzoo leerde do jonge vrouw in deze haar wereld schijn van werkelijk heid onderscheiden, hoewel de menschen, vooral de mannen, daarbij niet in haar achting stegen. Bovendien was vooral in den eersten tijd juist de onwetendheid van May, haar onbekendheid met vele dingen, haar beste bescherming; volkomen rein eti ongedeerd kwam zij uit een leven te voor schijn, dat velen ten verderve had kunnen worden. Toch bleef haar menig pijnlijk oogenblik niet bespaard. Ofschoon nog onduidelijk, welde zij toch tusschenbeide een smartelijke teleurstelling over het gedrag van haar echtgenoot jegens haar. Gedurende haar korten bruidstijd had de heer William haar ract de teederste opmerkzaamheid omgeven; dagelijks kwamen de zeldzaam ste bloemen, de edelste vruchten uit do broeikassen van Stanham Park naar „Do Olmen"; de baronet overlaadde zijn liefe>- lijke bruid om zoo to zeggen-met de kost baarste gaven. In het laatste opzicht was hij zich gelijk gebleven, hij vervulde niet alleen iederen wcnsch zijner jonge gade, hij voorkwam zelfs die wenschen. De heer William was trotsoh op May's schoonheid, op haar succes. Maar allengs verviel hij weer in zijn oude gewoonten; hij zocht weor de vroegere ver maken op, waarvan hij, naar May zich vei- beeldde, voorgoed had afgezien. Hij bewees haar allo oplettendheden, welke een gent leman aan do vrouw, die zijn naam draagt-, verschuldigd is, maar zijn liefde vr- of schoen verkoeld. Te fier en to schuw om haar opmerkingen dienaangaande te maken, gevoelde May maai- al te zeer het verschil tusschen de eerste maanden van haar hu welijk en nu. Destijds luid zijn hartstoch telijke liefde haar overal omringd, haar verheven en gedragen; hoe was het thans? Waren de fraaie gevoelens, waarover hij vroeger zoo hoog had opgegeven, nu gelheel en al verdwenen? Of had hij die inder tijd slechts ten toon gespreid om haar kin derlijke verbeelding te bedwelmen? Ze dus nooit bezeten Daarmede deed zij hem onrecht. Wat de heer Wiiliam toen getoond had, dat had hij ook gevoeld; maar zijn hartstocht ver dween ras, toen hij zijn wenschen vervuld zag- Hij had zijn bruid niet misleid, maar de kalme genegenheid van den man op zekeren leeftijd gelijkt niet op de storm- achtigo liefde der eeTstc jeugd. Dc heer Wiiliam was een man van do wereld; hij keerde slechts tot zijn vrocgero gewoonten terug Kon hij het helpen, zoo zijn jonge vrouw na ecnigen tijd slechts een bescheiden plaats in zijn leven innam, terwijl May daarin do hoofdpersoon meen de te moeten zijn cn blijven? Hij had be weging, afwisselend verkeer noodig, bcido war^i hem ovon onontbeerlijk als dc lucht, die hij inademde. May daarentegen zou zich het liefst tot het kasteel Stanham be perkt en in den omgang met echtgenoot, vader en zuster, zoomede met eenige wei nige vrienden, haar geluk gezocht, mis schien gevonden hebben. In plaats daarvan werd Stanham Park met bezoekers als het ware overstroomd, en de heer William gedoogde niet, dat zijn gade zich aan dozo drukte onttrok. Zij moost haar best doen zijn aanzien in den omtrek te vermeerderen, zijn invloed daardoor te vergrooten. Het eerst© wederzien van vader cn doch ter was- hoogst aangrijpend in zijn een voud. Hand in hand waren zij neergezeten, beiden zochten in eikaars gelaatstrekken naar sporen, dio de verloopcn tijd or op had achtergelaten. May vond haar vader bleeker, schraler dan vroeger, zijn haar een tintje meer vergrijsd dan te voren. Do heer Greville daarentegen zag het kind, dat eenigo maanden geleden zijn huis had verlaten, nu volkomen tot oen vrouw ont loken; de blijde opgewondenheid van hot wederzien bedekte de andere vaak zoo blce- ke wangen met een teedcrcn blos. Terwijl dit liefelijke gevoel vader en dochter deed zwijgc praatte mevrouw Gre ville des te meer. „May, mijn geliefd kind, laat ik jo omhelzen 1" liep zij uit. J© bent mij dus eindelijk teruggegevenHoezeer heb ik je gemist, mijn kleinood 1 Waarom vernam ik er niets van, dat jelui beidon gij en William, op Stanham Park verwacht werdt? Dan had ik zolvo alles voor jo ont vangst in gereedheid laten brongen." „U is zeer goed, mevrouw Greville," verzekerde de baronet bij de laatste woor den. „Maar wij mochten u dio mooito niet op den hals halen. De huishoudster on do keldermeester wisten, wat zij te doen luid den. „Zeker, maar voor een moeder ware dot geen plicht, maar een zaak des harten go- weost. In elk geval kom ik heel vaak op Stanham Park, om u, mijn lief kind, bij het besturen van oen zoo grooto huishou ding behulpzaam te zijn." Andermaal antwoordde do heer William! „Wat ik u bidden mag, mank u daar niet' bezorgd over, mevrouw Greville! Gij woon! vrij ver van ons af, on juffrouw Weston, clo huishoudster, kont haar bezighodom Mevrouw Markham zal haar huieolljké plichten niet te moeilijk vinden." (Wordt vervolgd,}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5