Wekelijksche Kalender.
Ondernemende personen, die zelfvertrou
wen hebben en vastberaden zijn, loopen
met het hoofd rechtop en raken even den
grond met de hielen bij he'; gaan; listige
perscüen, verraders, diplomaten, loopen
niet recht vooruit, maar met bochten; de
moedeloozen en bedroefden laten hun voe
ten sleepen, de energieken spannen de
beenspier, d© nonchalanten bungelen het
lichaam heen en weer en de beüeesden lcx>-
pon langs den huizenkant.
Geeft acht!
Fotografieën op nagels.
Het is een tijdje lang mode geweest
(Mar, waai* gewoonlijk nieuwe mc'degrillen
geboren worden diamanten te dragen op
de tanden cn op de nagels. Het is een
modevleugje geweest en slechts van kor
ten duur. Er was ook te veel tegen
Wat betreft het dragen van edelgesteen
ten cp de tanden, dit kostte den draag
sters in de meeste gevallen een deel van
haar gebit, omdat men het émail van de
tanden te veel wegslijpen moest om de
diamanten te kunnen zetten, en de tanden
dus te veel te lijden hadden.
En ,wat aangaat de gediaman teerde na
gels, ook dit was geen blijvend suoces, om
dat do steenen zich er niet in lieten vast
zetten. Toen miss Mabel Gilman, die door
gaat als te zijn de vrouw met de mc'oiste
handen, clan ook haar nagel versiering los
begon te dragon en de diamanten op haar
vingertoppen bevestigde met gouden spi-
raalvcertjes, was het met de diamant-nagel
mode gedaan.
Maar er is nu weer een nieuwe mode aan
gekondigd, en wel het dragen van minia
tuurfotografie tj es op de nagels; Miss Bear-
dy, ook een tocneelspeelster, een Ameri-
kaansche, en een schoonheid, is er mee be
gonnen ze heeft de portretjes van twee ha-
rer aanbidders al zal zij er wel meer ge
had hebbennaast elkaar op heb nageltje
van haar pink cn van haar ringvinger laten
afdrukken.
Men kondigt dit nu aan als het allerlaat
ste c'p modegebied.
Doch reeds doet de onverbiddelijke eritiek
zich hooren, en wat zij meedoogenk>os be
weert, schijnt slechts al te juist.
Onze nagels grdeien snel, eiken dag een
eindje. En welk wan-portret zal er groeien
van zoo'n nagel-portret, dat langzaam aan,
maar eiken dag een scheutje, van propor
tie verandert het voorhoofd rekt uit, het
gezicht wordt breeder, de kin punt zich
toe. Het gaat er. mee als in een bolgeslepen
lachspiegel.
Uit ergernis zal men ?oo vlug men kan
een reepje wegknippen, de nagels zoo kort
mogelijk dragen.
En na eenmaal aan deze nieuwe mo'de
geofferd te hebben, zal men geen geliefd
portret ooit meer op zijn nagels willen dra
gen
Tenzij men een onverzadiglijk minnaar
van de caricatuur mocht zijn 1
RECEPT.
Nierenbroodjes.
Twee kalfsnieren snijdt men aan schij
ven, doet er.zout c'p en braadt ze even
bruin in boter en een hoeveelheid fijnge
hakte ham dan voegt men er bij een groot
glas sterken bouillon en laat ze daarin
verder gaar koken.
Vervolgens wordt de bouillon gezeefd,
en doet men er een kleinen lepel gehakte
pieterselie doorheen. Dunne boterhamme
tjes, van de korst ontdaan, worden in boter
gefruit, daarop plaatst men de nieren en
giet de saus er over heen.
STOFGOUD.
Met humaniteit, die alleen op verstands
beschaving rust, die uit een sceptische wel
willendheid jegens allen voortkomt, is wei
nig uit le richten tegen de hartstochten en
den wcedenden strijd der belangen.
J. H. Hooyer.
Opvoeding vereischt de meest mogelijke
vastheid van beginselen, de meeste kennis
van den mensch, van de maatschappij
inzicht om in alles het wezen van den
schijn te ziften.
Vit r in g a.
Driemaal verhuizen is wel zoo erg als
één brand.
Benjamin Franklin.
Zondag.
Wie zijn vriend in het ongeluk veracht,
doet groote zonde.
Haan dag.
De fortuin klopt minstens eenmaal aan.
Als men niet gereed is om haar te ontvan
gen, komt zij de deur binnen en gaat zij
het raam weder uit.
m
Dinsdag.
Houdt hen in waarde, die uw belangen
voorstaan en onder u arbeiden.
Woensdag.
Sloopen kunnen ook de domsten; maar
slechts de wijzen kunnen bouwen.
t
Donderdag.
Een voorwendsel is erger dan een leugen,
want een voorwendsel is een verborgen
lengen.
Try dag.
Wie iemand, als hij zelf in voorspc/ed is,
de haud biedt, wordt in tegenspoed gehol
pen.
Zaterdag.
Aanhoudend klagen over ons noodlot is
altijd gemakkelijker dan er tegen te
strijden.
MEILIED.
't Is Lente; heel Natuur viert feest
En noodt ons om het mee te vieren
Met eenen opgeruimden geest;
Zij wil daartoe het aardrijk sieren
Met kruid en plant en schoone bloemen,
Die ons onthalen op haar geuren.
Wie zou haar God lijk schoon niet
roemen?
Niet aller aandacht waardig keuren?
De Mei brengt zoele, zachte luchten,
De liefelijke zefir waait,
De scherp© Noordenwinden vluchten,
Wanneer de Mei haar schep ter zwaait.
Zij doet de nevelen ontplooien,
Dien nasleep van den wintertijd;
Zij komt met -'lad en bloem ons tooien;
Zij is het, die het hart verblijdt!
In 't levenlooze, dorre woud,
Waarin welee. de stormen huilden,
Werd elke plant als dood beschouwd,
Waarin toch nog het leven schuilde;
Maar diep verborgen in den stam.
Doch 't leven brak weldra zijn boeien,
Zoodra de schoone Meimaand' kwam,
En heerlijk staat thans 't woud te bloeien.
De doodschheid verdween; de orgelkelen
Van 't vog'lenkoor zingen blijde hun lied,
Betooverenae zang, die de zinnen ons
streelen,
Gemengd met 't gemurmel der heldere
vliet,
Die eerst was geslagen in ijzige boeien,
Gestremd door de vorst tot doorschijnend
kristal.
Thans ziet men het water als zilver weer
vloeien,
Zie 1 hoe verblijdt zich 't herboren heelal
Gij, God n Vader van ons allen, wij
danken 'U voor zooveel goed,
Gij geeeft Uw kind'reu zooveel vreugde en
zooveel ui't Uw overvloed;
Laat ons U loven, prijzen, eeren, met
een blijmoedig, dankbaar hart,
Dan wordt het leven ons ten zegen, ja
zelfs in felle leed er smart 1
Eens koom' voor ons een eeuwige Lente,
een leven, enkel zonneschijn,
Waar duisternis en nacht van zorgen
voorbijgaan, alles ia daér rein I
Hij, die ons vóórging, Jezus Christus, Uw
eigen en geliefden Zoon,
Hem roemen wij als onzen Leidsman, op
eenen jul.elenden toon.
Mei 1906.
F. W. KRUGER.
Twee vuurtjes.
Ik ken een vuurtje, brandend heel,
Steeds feller en steeds gloeiend
En hem, die 't al te dicht genaakt,
Soms lijf en ziel verschroeiend.
En nimmer heeft het in dien haard
Aan brandstof nog ontbreken:
De Haat met heel zijn norsch gevolg
Zorgt voor 't voortdurend stoken.
Maar ginder brandt met schconer gloed
Een liefderijker .vuurtje,
Daar koestert zich zoo jong als oud,
Soms menig zalig uurtje.
Het zengt niet, maar verwarmt alleen;
Uw hand hier, die mij griefde.
De haat bevriest, maar het hart ontgloeit
oij 't vuurtje van de Liefde.
ALLERLEI.
Iemand, die laat in den nacht naar huis
ging, zag, dat in een huis een roam was
blijven openstaan. Hij besloot do menschen
te waarschuwen en y zoo misschien een in
braak 'te voorkomen. Daarom stak hij zijn
hoofd door het raam en riep:
„Hallo 1 Goed volk
Verder kwam hij niet. Een emmer vol
water werd hem in het aangezicht gewor
pen ©n terwijl hij achteruit wankelde, gil
de een vrouw:
,,Heb ik je niet gezegd wat je krijgen
zoudt, als je niet precies om negen uren
thuis kwaamtT'
De telefoon misbruikt-. In
den ,,'Fetit Bleu'' kwam het verhaal voor
van een zeer ongepast misbruik van de
telefoon.
Het volgende telefonische gesprek werd
gehouden
„Hallo!"
„Ja."
„Ben ik verbonden met mevrouw X.?"
„Dat bent u."
„Uw keukenmeid heet immers Truitje?»
„Zeker."
„Wilt u haar e vragen aan de tele-
loon te komen
„Maar ze is juist druk aan haar fornuis
bezig."
„Het is maar vóór heel even, en het is
dringend."
De goede, argelo'oze mevrouw X. laat
Truitje uit de keuken komèn en aan het
toestel plaats nemen. Vijf minuten later
verschijnt Truitje voor haar mevrouw en
zegt haar dienst opde onbekende aan de
telefoon heeft haar gehuurd voor vijf gul
den hooge-r loon per maand, en Truitje is
aanstonds voor de verleiding bezweken.
Truitje verdwijnt op-^^el-en-sprong. Uit
de keuken dringt een lucht van aangebrand
eten; men zal bij mevrouw X. dien middag
wel niet eten, en ook morgen niet, en wel
licht ook overmorgen nietwant goede
keukenmeiden zijn schaarse'.! in Brussel,
evenals elders trouwens.
Dit verraderlijk misbruik schijnt meet
voor te komen in Brussel,
F ij n geknipt! Een dame bezocht
onlangs haar modiste om een onderzeek
te doen naar de meid aldaar, c."-: haar
dienst was komen aanbieden.
.fZij is net ©n fatsoenlijk," antwoordde
de modiste, „in dat opzicht heb ik niet
over haar te klagen gehad."
„Maar is zij ook eerlijk?''
„Dat kan ik u niet zeggen, mevrouw,''
gaf de modiste tot antwoord; „ik heb haar
laatst met een- gequitteerde rekening tot,
u gezonden, maar tot nu toe heb ik geen
geld gezien."