No. 1416S. LÈIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 2 MSI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Tweede Kamer. FEUILLETON. Zjjn Ritmeester. Anno 1906,- Ond<jr het hoofd: vEfön verklaring," zegt de „Nieuwe Rotterdam'se he Courant" het volgende Hoe komt het toch, dat de v r ij e of oud-liberalau tegenstanders zijn van algemeen kiesrecht? vroeg de heer ïre u'b zich af in de rede, die hij op 26 April 11. te Leiden heeft ge houden over „de plaate der vrijzinnig- democraten onder de politieke partijen." Hoe is dat te verklaren? vroeg hij, en vol gens het tot ons gekomen verslag van zijn rede vond hij de verklaring hierin, dat zij „niet democratisch denken en voelen." (Democratisch toch beteekent, dat alle le den van het volk even veel recht en in vloed hebben op het staatsbestuur. Daar van nu, zoo ging hij voort, willen de vrije- of oud-liberalen niets weteneigenlijk zijn zij van oordeel, dat er al te veel menschen invloed op het staatsbestuur hebben. En al deelde hij dat standpunt niet, hij kon het begrijpen. Zij gaan uit, zeide hij, van de meening, dat staatsinvloed der nietsbe- zitters nadeelig zou werken op het bezit; en volgens de opvatting van het begrip „staat" van een vijftig jaren geleden is deze meening juist. Toen had men een klassestaat, al was men zich dat niet be wust. Toen werd behartigd het belang van He bezittende klasse, en waarom zou men dan aan don nietsbezitter recht geven op do staatsregeling Maar in den modernen staat is dit anders geworden. Men zal nu niet meer komen met een wetgeving op sociaal gebied, die niet in het belang van de arbeidende klasse is. Nu gaat het niet aan met de oud-liberalen te meenen, dat over do sociale wetgeving de arbeiders niet zullen meespreken. Wij hebben het verslag getrouw weergé- geven en ofschoon wij geen reden hebben om zijn nauwkeurigheid, te betwijfelen, kost het ons toch moeite-te gelooven, dat d© spieker aldus zou gesproken hebben. Wij hooren daar eenvoudig verklaren, dat er vijftig jaar geleden in Nederland een klassestaat word georganiseerd, waarin al leen liet belang van do bezittende klasse werd behartigd. Welk een onverdiende smaad wordt door zulk een apodictische uitspraak onzen staatsinstellingen aange wreven, zooals die zich na 1848 hebben ont wikkeld. Al was men er zich niet van be wust, het was niets anders dan ©en klas sestaat tot behartiging van de belangen der bezittende klassen 1 En in den ge- dachtengang van don spreker moet de toe stand ook thans nog weinig of niet veran derd zijn. Immers ontbreekt nog altijd het algemeen kiesrecht, en zonder dat is een sociale wetgeving, die dien naam verdient, ondenkbaar, omdat de arbei ders door het bestaande kiesrecht niet in de gelegenheid zijn om daarover mee te spreken. Het is waarlijk alsof er sinds 1848 niets aan ons kiesrecht ig veranderd. Of moet misschien do grens tusschen de bezittende on do niet-bezittende of arbeiden do klasse geacht worden zéé gelegen to zijn, dat per- eonen, die met hun gezin een huisje bewo nen van een huurprijs van 1 of 0-80 per week, of die wekelijks omstreeks f 6 verdie nen, tot de bezittende en niet tot de arbei dende klasse gerekend moeten worden? Wie de vrije liberalen voorstelt als ongene gen om aan de arbeidende klasse door het kiesrecht invloed toe te kennen op de wet geving, als lieden, die willen beletten, dat zij over de sociale wetgeving of welke soort van wetgeving ook zou kunnen mee spreken, geeft van het verschil tusschen hen en de vrijzinnig-democraten een val- Bohe voorstelling. Hij miskent tevens de bestaande kiesrechtregeling, die voor een groot deel hun werk is. Neen, het verschil, dat hier beetaat, is niet, dat de arbeidende klasse niet zou moeten meespreken, maar of het in het algemeen belang is aan eenige klasse door het kiesrecht zooveel invloed te geven, dat haar stem overheer- echend wordt. Daarover wordt verschillend gedacht, en daarover loopt de strijd. Tegen een andere voorstelling dient, als valscb, geprotes teerd. In 't maandblad „D e R i s i c o-b a n k", orgaan van de „Centrale Werkgevera-Risi- co-bank", te Amsterdam, komt een hoofd artikel voor, waarin de redactie antwoord geeft op de vraag: „Waarom is de Ongevallenwet niet pop u. la i r?" Het is van belang den inhoud van dit artikel te vermelden, omdat het de voor naamste grieven tegen de wet zeer duidelijk, kort en bondig uiteenzet. Vooreerst de grieven van de werklieden. De voornaamste grief is wel, dat verschil lende bepalingen in strijd zijn met het nar tuurlijk gevoel van recht. De werkman kan zich onmogelijk indenken in de ingewikkel de en voor bom totaal onbegrijpelijke voorschriften, waarin geregeld is wie onder de wet vallen en wie niet. ,,Het is toch duidelijk, dat een werkman het onrecht noemt, wanneer hij bijv. ziet, dat een koetsier, dio een trap krijgt van een paard uit den stalhouderastal van zijn baas, wel onder de Ongevallenwet valt, doch zijn oolloga, wiens been is stuk geslagen door een paard uit den stal van handels- pa&rdon van dienzelfden baas, van de zege ningen d'cr Ongovallenwet verstoken blijft. Het spreekt vanzelf, dat zoon werkman van d© fijne jur.Jische ondersoheiding, wel ke in dit geval is gelegen, niets begrijpt en de overtuiging heeft, dat in een geval als dit, onrecht wordt gepleegd, en dat hij dientengevolge de wet een „prulwet" noemt en de Rijksverzekeringswet, welke echter onschuldig is aan dezen staat van zaken, met niet minder lieflijke epitheta betitelt. De logioa van een bepaling, volgens welke de werklieden werkzaam in een herstellings werkplaats van een reeóérij, wier booten bijv. op Engeland varen, niet onder de Wet vallen, terwijl do werklieden, werk zaam in een vlak daarnaast gelegen her stellingswerkplaats van eon reedorij, waar van de booten de Zuiderzee oversteken, wol volgens ö'o Wet verzekerd zijn, ontsnapt zooals ieder begrijpen zal, niet alleen aan de bevatting vaD een werkman, maar zelfs aan die van menschen van hoogere in- tellectueelo ontwikkeling." Een andere grief van do werklieden is de lange duur van de door hen ingesteld1© beroepszaken, waardoor zij vaak meer dan een half jaar, onder dikwijls moeilijke fi nancieel© omstandigheden, in het onzekere blijven omtrent do hun uit te keeron rente. Nadat nog cenig3 zeer onaangename for- maliteiisplagerijen zijn besproken, komen in het artikel de grieven van de werkgevers aan de beurt. Vooreerst de toepassing van het beruchte artikel 8; dan de onoordeel kundige wijze, waarop de medische behan deling is geregeld; vervolgens do vaststel ling (door de Rijksverzekeringsbank) van het bedrag der looi jsten van oen werk gever, dio zijn risico heoffc overgedragen een vaststelling, waarin hij niet wordt ge kend, ja zelfs de door hem gemaakte of door de Rijksbank vermeende fouten hem niet wonden meegedeeld Ook wordt stilgestaan bij do bekende ge vallen, dat aan een werkman vergoeding van schade wordt gegeven, waar in hot ge heel geen schade meer geleden wordt. Eindelijk de grieven van de risico-dra gende organisatios. Een paar voorbeelden: ,,Dc Rijksbank kent aan een werkman een uitkeering toe; do Centrale Raad be slist, dat den werkman geen uitkeering toekwam, dat deze dus van dén aanvang af geheol ten onrechte eenigo uitkeering Cntvangcu heeft. Dergelijk abusievelijk verleende schadeloosstelling brengt de Rijksbank ons in rekening. Wie, die dit bil lijk of recht kan achten? Een ander geval. Een werkgever is bij ons verzekerd; een zijner werklieden krijgt een ongeval. Is hot een bedrijfsongeval? Dat zal later de Rijksbank uitmaken. In middels verleent een dokter geneeskundige hulp. Voor wiens rekening? Do Rijksbank verklaart, dat hot ongeval geen bedrijfs ongeval is in den zin der wet, doch legt ons toch de verplichting op den geneesheer te honorceren, indien workman en werkge ver betaling afwijzen. Ie ook dit billijk en recht Uitvoerig werdt dan stilgestaan bij de gebrekkige regeling der burgerrechtelijke aansprakelijkheid, al6 een bedrijfsongeval wordt veroorzaakt door de schuld van een vreemde. Het wordt daardoor uiterst moei lijk dergelijke schade op derden te ver halen, hoe billijk dit ook ware. Dat de Risico-bank geen recht van me disch onderzoek heeft, berooft die Bank van de gelegenheid om na te gaan of in den toestand van den getroffene een verbe tering is ingetreden, waardoor do rente kan worden verminderd of kan vervollen. En dan het zeer eigenaardige geval, dat 'n werkman een ongeval krijgt, in dienst bij oen werkgever, die niet bij de Risioo- bank is aangesloten, en de Rijksbank oor deelt, ten onrecht© dat. do man op dot oogenblik in dienst was bij een werkgever, die wel bij de Bank is aangesloten. Dan sluit art. 79 de Bank uit om we««ens die gissing in beroop te gaan I Het gevolg is, dat d© Bank heeft te betalen wat de Rijks- bonk tor zake van Hat ongeval haar in rekening brengt 11 „De redactie legt- hier de pen neer, niet uit gebrek aon stof, want de lijst is nog lang, langer dan onze plaatsruimte, maar do hier gegeven voorbeelden kunnen reeds genoeg zijn om te doen zien waarom de wet impopulair is èn bij de werkliedon èn bij de werkgevers èn bij risico-dragende or ganisaties. Impopulair, cm dot haar leem ten en gebreken vele zijn. Hoo dat to verklaren? Yan waar dio fou ten? Ook daarover ware heel wat te zeg gen. Stippon wij slechts dit aan: deze rege ling is uitgedacht door mannen, die aan de proctdjk ten eenonmaJo gespeend waren, terwijl voorts neg alles, wat de instelling van risico-overdracht betrof, zoo overhaast in de wet is ingeschoven, dat tijd vcor rustig beraad heeft ontbroken, wat In do pnajetijk nu telkeïi ieto telkens ,weer zich wreekt." Naar aanleiding van het sohrijven van den heer Tideman in „Het Vader land" over de audiëntie van p r o' f. Blok en andere Nedorlanders bij den Paus sohrijft „Do Hervor ming": „Of prof. Blok zulk een aansluiting heeft gezocht, weten wij niet; of hij zijn ijdolheid deer de vleiend© onderscheiding, waar- meo hij behandeld werd, heeft gestreeld gevoeld, evenmin. Ook niot of hot pause lijk „Dominus tibi retribuat", omdat de Paus het zei, voor hem van meer botecke- nis is geweest, dan wanneer een gewoon mensch het over hem had uitgesproken. Wij weten ook al niet, of het geheol© ge val als oen ernstig geval verdient behan deld te worden. Maar wel hopen wij voor dr. Blok, dat hij het pijnlijk zal hebben gevonden er zoo te zijn ingcloopen. Men komt lioht onder een volschen schijn, als men om zijn onpar tijdigheid zoo bijzonder wordt geprezen door hem, wien do onpartijdigheid ton goede komt, en ton koste van hen, die, ran een andere meening, daardoor ais partijdig worden tentoongesteld. Hoe dit zij, misschien heeft dr. Blok, in6tee van voeding vcor zijn ijdelheid v te zoeken, in zijn nederigheid ot niet aan ge dacht, dat iemand van zijn naam en betee- kenis aan het Vaticaan geen bezoek kan brengen, zooala men Marken en Volend&m gaat bekijken." Wij vermelden deze spijtige ontboeze ming om wille der ouriositeit, zegt „De Tijd". ,,D e Hervorming" weet dit niet en dat niet en hoopt en gist. Maar het blad blijkt ook neg iets nieb to weten, wat took van algemeone bekendheid is. En wel, dat prof. Blók zeker een gTooten naam heeft en een man van beteekenis mag wor de gencémd, maar dat toch ook mannen, die met hem op gelijke lijn en zelfs boven hem staan, niet plegen te aarzelen den Paus de eer te bewijzen, die hem toe komt. Daarvoor gaan zelfs de machtigste veraten der wereld naar Rome. Alleen kleine kereltjes, zooals die van „De Hervorming", zouden niet naar bet Vaticaan kunnen gaan, zonder enkel aan Marken of Volcndam te denken In het weekblad „H c 11 a n d i a rego n e rata" besproken redactie en mede werkers vraagstukken van den dag. Zoo komt er in voor een artikel van do redactie „Nederland vooruit en mee vooraan onder do natiën"'. De schrijver ie njiet best te spreken over onzo sc'öialo wetgeve- r ij, die hij later nog eens afzonderlijk on der handen neemt iu een opstel over so ciale wetten". Hij vreest, dat onder al dio wetten en regiementon hot respect voor de individualiteit schromelijk zal lijden eo dat de overhaaste wijze, waarop men don achterstand tracht in te halen, opnieuw misstanden in het leven zal roepen. „Dat er ccn omgekeerde standbevoor- rechting plaats vindt, doordat mon togeu- wcordig zoo éénzijdig naar de bolangon van den zoogenaamden vierden stand zijn blikken riobt, dat zou nog heb ergste gevolg van de onevenredigheid niet rijn. Want, wil men andere produceeronde klassen der bevolking niet grondig in haar productie vermogen knakken, waardoor men tevens een cnhers tel baar onheil over de nu zoo sterk beschermdo arbeiders zou brongen, dan zal doze eenzijdighoid moeten eindigen, zoodra mon oens weor wat tot kalmere on gelijkmatige beschouwingen is gekomen. Ondertijd lijdt deze of gene groot-producent reeds vrij wat en het is cna bekend, dat er fabrikanten zijn, dio werkelijk niet moer ter wille van do verdiensten, doch uitslui tend tor wille van hun arbeidersbevolking hun bedrijf aanhouden. Hot patroon zijn is tegenwoordig waarlijk ui^t ccn zoo aanlofc- kelijko zaak, dat mon hot, als er niet weidt verdiond, anders dan op hoog-efchi- scho gronden voortzet. Uitbuiter is mon por se, geharrewar piot werklui heefb men den gcheelen dag en mocht er nog oons eon rustig oogenblikjo voor den patrc'on dreigen over te schieten, dan meldt zich wel doze of geno staatsamb tenaar of oontroleur aan, of moeten or el lenlange papieren op wettelijk voorschrift worden ingevuld. Niet veel fabrikanten zullen tegenwoordig instemmen met den uitroep: „Het is een lust om te loven." Ongetwijfeld zal deze beknelling van groot-industrieelen on andoren, die andoren arbeid voor het uitvoeren van hun, tok der gemeenschap voordeelige, werkzaamhe den behoeven, weer eindigen. Duurde ze to lang, of word zo te knellend op andere gronden, dan zcu do maatschappij door het stop-zetten van vele flinke zaken, die uu nog vaak in do hoop op hetero tijdon, met beter en billijker inzicht, of met het oog cp het belang van do eens aangestelde ar beiders worden voortgezet, veel te veel eohado lijden en dat zal do gemeenschap die op den soms erg langon duur toch wel op eigen vcordccl bedacht is, niet toelaten. Men mag ook hierin op de auto- regulatie rekenen. Dezo gevolgen moeten dus wol van tij delijke® aard zijn on zullon verdwijnen." Een misstond van veel erger aard is echter do vernederende wijze, waarop do arboider tegenwoordig in bescherming wordt gentmen door voorvechters van ar beidersbelangen, wior kennis van de nooden en behoeften van den arbeider zich hoog stens bepaalt tot een vluchtig zien van een behangersknecht of een stadsreiniger. Het is verbazingwekkend zegt schrijver wat men sommig© zoogenaamde ,,ka- theder- of glacé handsohoeaien-socialiaton" al niet hoort boworen over arbeiders en hun gevoelens en toestanden. „Dergelijke lui meenen vast en zeker, dat de arbeider geholpen moot worden. Niet in de oersto plaats, door hem betere en meer gelegenheid te bieden tor ontwik keling, wat een uitstekend ding zou zijn en tevens de allerbeste vorm, waaronder men iemand te huLp kan komen ueon, zij zoeken het zoo l&ag mogelijk bij den grond cm willen hem direot in materieel© eischem helpen en iota schenken. Z© geven hem iets, hetzij in bevoorrechting hoven andere burgers, hetzij in kwijtschelding van plichten, betzij in geld, direct of indi- root. Onder welken vorm zij het ook uit de algemeone kas, wel te verstaan geven het blijft veelal ccn gift. mot het karakter van een aalmoes, het vorplaatson van indi vidueel© plichten op andermans schoudorv Vooraf vorklaren zij hem mir nioht^ dir nicht© even hulpbeho©vond, steun- zoekend niet r e o h tozookend. En dat schijnt ons juist zoo beleodigend, tevens zoo de degeneratie in de hand wer kend. Dat de arbeider, al ligt het aalmcéa- karakter er duimen dik op, een gift aai- v&ardt, wio zal het hem euvel duiden? Het gemak dient den menscli en ook al beseft men, dat gomak verslappend inwerkt, wei nigen zullen do voorwaarden voor gomak ofv 'jzen, indien dio hun .worden aangebo den, opgedrongen bijna. Ook al orkennen to, dat het op wokkond en régeneerendo, dat zelfe in het genioten van gomak of an dere weelde kan gelegen zijn, totaal verlo ren is met het bewustzijn, dat het niet zelf-verdiend is. Vervolg der zitting van Dinsdagnamid dag. Na trekking der afdoelingen deelde do V oorzittor mede, dat door de afdoe lingen benoemd zijn: tot voorzitters, do heeron Boqgesius, Hubrecht, Lolunan, Druckex en Tydeman; on tot ondervoorzit ters, de heeren Picrson, Do Beaufort, No- lens, v. Dedcra en v. d. Borch van Verwol- do. Besloten word om heden in de afdee- lingcn t© onderzoekon o.a. do ontworpon tot: wijziging en aanvulling van do Post spaarbank wet, wijziging dor heffing van invoerrecht naar de waarde, overneming der particuliere landerijen op Java on ver schillende andere, kleiner© wetsontwerpon. Verder werd besloten, Donderdag om haifbwe© de beraadslaging over het Ar beidscontract voort te zotten en om Vrij dag 11 Mei o.a. in openbaro behandeling te nemen do interpellatie-Do Ridder ovor do uitvoering dor Kinderwetten, dio van den heer Van der Zwaag over do uitzet- tin^ van den Spanjaard Vimas en vorder eenigo kleinere wetsontwerpen en inlich tingen op adressen. Nadat de Voorzitter den leden verzocht had, op de vastgestelde aan- vang8-uren aanwezig to zijn, met het oog op do vele werkzaamheden word do ver gadering gesloten. Arbeidscontraot. De Regeering heeft thans ter tegemoet koming aan de vele geopperde bezwaren begon de oorspronkelijk© redactie van bet artikel, regelende de gevolgen van onge oorloofde winkelnoring-boGing, de volgen de redactie van het bedoeld artikel (1637, q bis) voovgesteld in overleg mot dc com missie van rapporteurs: „Indien de arbeider, ingevolge een on geoorloofd en nietig beding als bcdoold bij artikel 1637 m, met den werkgever eenigo overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat daaruit geenerlei verbintenis. De arbeider is gerechtigd het reeds te dier zako op zijn loon in rekening geledene of door hom betaald© van den werkgever terug to vorderen, zonder gebonden te zijn tot te ruggave van hetgeen hom ter voldoening aan do overeenkomst is veretrekt. Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders de veroordeeling te beperken tot zoodanig bedrag als hem mot het oog op do omstan digheden van het geval billijk zal voorko men, doch uiterlijk tot do som1, waarop do door den arbeider geloden soha.de door hom wordt gewaardeerd. Heoft do arbeider, ingevolge een onge oorloofd en nietig beding als voormeld, met een ander dan den werkgever eonigo overeenkomst aangegaan, dan heoft hij het recht het bedrag van hetgeen hij uit dien hoof do betaald hoeft of nog verschul digd is van den werkgever te vorderen. De bepaling van het tweede lid is ook ten deze van toepassing. Ieder vorderingsrecht van den arbeider krachtens dit artikel vervalt na verloop van zee maanden. Voorts is hot ontworpon artikel nopens de uitkeering in geval van ziekto (1638 o) verduidelijkt door een redactiewijziging. i) Wie zouden er in dat keurignette rijtuig ritten, dat daar voorbij komt in de Wil helmstraat te Berlijn? Twee dames, die nog geen enkel woord met elkaj hadden gewisseld. Een jong meisje van negentien jaar zat op de achterbank; het was een mooi meis je, maar wat droeg ze haar hoofdje trot-sch en welk een hoogmoedigen trek zag men om haar mond i Een oudere vtouw, een voudig gekleed, waarschijnlijk haar kame nier, zat tegenover haar, en wierp van tijd tot tijd een blik op het jonge meisje, dat aan liaar zorg was toevertrouwd; een heel vriendelijke blik was het niet; men zou zeggen, dat er een weinig „schadenfreude" in te lezen was. Twee groote, mooie reiskof fers waren op den bok van het rijtuig be vestigd; een massa kleine bagage lag op de vrijgebleven zitplaatsen. Bijna kramp achtig waren de vingertjes van het jonge meisje om een bouquet rood© rozen ge klemd, die haar kopjes reeds treurig lieten hangen. Toen het rijtuig het Wilhelmplein bijna bereikt had, richtte het jonge meisj©! dat boos voor zich uit had zitten staren, zich ©en weinig op en vroeg: „Mama logeert zeker zooals altijd in „Kaïseihof", nietwaar Rosalie V' „Ja, freule." „Ib ma ma van plan eenige dagen hier te blijven t" „O, neen, freule, mevrouw de gravin Bprak or van, vanavond nog naar Mecklen burg te willen vertrekken." „Zoo, nu, mijn krachten moeten het maar kunnen uithouden; daar bekommert niemand zich om. Maar het is een dwaas plan om met een paar Lastige kleine jon gens zoo laat 's avonds te willen reizen. Hans Heinrich zal waarschijnlijk heel on gezeglijk zijn en niet willen slapen in den trein." Rosalie trok de schouders op en antwoord de met gefronst© wenkbrauwen: „Eby is sedert gisteravond niet heel wel, daarom wou mevrouw do gravin de kinderen zoo gauw mogelijk naar hun grootmama brengen." Zij nam de paro- pluies en andere dingen, die zij op haar schoot had, bij elkaar en keek op haar horloge. Do weg van het station naar het hotel „Kaiserhof" was Rosalie niet vreemd. Na dat ze eenige dagen geleden met gravin Barkow en haar twee kinderen uit een klein stadje in Silozië de reis naar Berlijn had gedaan, had ze onverwachts bevel gekre gen naar huis terug te keeren en gravin Freda te halen, de dochter uit het eerste huwelijk van graaf Barkow, den oomman daat van hot regiment cavalerie, aldaar in garnizoen. Dienstboden, dio goed weten hoe het hoort, mogen niet trachten de persoonlijke familieaangelegenheden van hun meesteres en meester uit te vorschen, Rosalie gaf zicb dus ook geen moeite <-e weten te komen waarom gravin Freda zoo plotseling terug geroepen werd, terwijl er toch eerst bepaald was, dat zij haar vader gezelschap zou houden gedurende het bezoek van haar stiefmoeder aan haar ouders, die in Meck lenburg woonden. De oude kamenier was eohter reeds acht jaren bij de familie Bar kow in dienst geweest; ze was dus wel cenigszins op de hoogte van de verhouding van het huis. Zij wist maar al te wel dat de schoone, jonge vrouw van den kolonel e® zijn volwassen dochter in zeer slecht© verstandhouding samenleefden. Van den eersten dag van het huwelijk af( Freda was toen twaalf jaar, was zij zeer onaan genaam voor haar tweede moeder geweest; zij beschouwde haar als een tyran, wier toezicht haar opgedrongen werd. Hoe het haar vader ook speet, hij was genoodzaakt haar al heel spoedig naar een kostschool te zenden. Maar ook nu ze een volwassen meisje was, kon zij den rechten toon tegen haar stiefmoeder niet vinden en de verhou ding tusschen d'3 beide vrouwen bleef on vriendelijk en koud. Rosalie, die, uit groo te genegenheid voor haar schoone meeste res, steeds voor de moeder partij getrokken had, moest dikwijls harde woorden uit Freda's mond vernemen, wanneer dezo dacht, dat haar vader onder den invloed was van zijn vrouw. Graaf Barkow was zeer goedhartig van aard, maar niét zwak. Hij had zijn tweede vrouw innig lief en stelde het grootste vertrouwen in haar. Alles, wat ze met de kinderen deed, werd steeds goedgekeurd. Hij ontzag zich niet rijn dochter, wanneer dit noodig was, flink de les te lezen. Het rijtuig was snel hei; plein overgere den en stond weldra stil voor het hotel. Noch de vroolijke zonneechijn, noch de drukte op straat was in staat Freda's booze luim te verdrijvenrij keek nog steeds even veratoord. Ontevreden stapte zij uit en liet do zorg voor do bagago aan Rosalie over. Zij ver zocht den kellner haar naar de vertrekken van gravin Barkow to brengen. „Zoo, ben je daas al, Freda? Toen ik vier dagen geleden hier aankwam, was do trein vijf en twintig minuten te laat. Hoo gaat het met papa? Do eenzaamheid zal hem toch niet 'co moeilijk vallen?" Met deze woorden werd Freda ontvangen door een waarlijk opvallend sohoone vrouw met con lieve, welduidendo stem. De balkon deuren stonden open, do namiddagzon wierp haar stralen vroolijk in het vertrek. En mevrouw Barkow stak haar do hand toe, die eohtor niet werd aangenomen. Terwijl Freda haar reismantel afdeed on haar hoed boos op tafel wierp, riep zo mot moeilijk 'te bedwingen toorn „Wilt u nu de goedheid hebben, mama, mij te zoggen, waarom u mij eigenlijk hier laat komen? Papa bewaart op dat punt een hardnekkig stilzwijgen, en zeide niets dan dot u het boter vondt. Mijn haastig vertrek, en alles, wat daarmede gepaard ging, geleek wel op een vlucht; de geheel o stad spreekt er van en dat is alles uw 6ohuld en was geheel overbodig. Ben ik dan nog zulk een kind, dat ik niet eens weten mag waarom ik word wegge stuurd'?" De rustige uitdrukking op het ernstige gelaat van de ongeveer dertigjarig© -rouw veranderde geenszins bij deze woordenzij vestigde baar groot©, donkerbruine oogen, half 8pottend, half medelijdend op het ge zichtje, rood van 'toorn, van het jonge meisje. „Om je voor teleurstelling en verdriet te bewaren, Freda. Daar je mij het mes op do keel zot en de waarheid weten wilt» zio ik mij genoodzaakt je evon onomwon den to antwoorden. Uit den brief van je papa, dien ik gisteren ontving, zio ik, dat Plos&en niet naar rede wil luisterendat de vier weken, dio hij op manoeuvres heeft doorgebracht, er geen verandering in heb ben gebracht. Sedert mijn vertrek is hij iedoren dag bij jo geweest en do bouquet rozen, dien je zoo krampachtig aan je hart drukt, is zeker een afscheidsgroet van hem, nietwaar?" D© aangesproken© zweeg. „Goed; van wien hij dan ook wezen mogo, jo vader en ik beschouwen deze zaak als afgedaan; wij kunnen niet besluiten je een treurige, ongelukkig© 'toekomst te go- moet to zien gaan." Vreemde geluiden, misschien onderdrukt snikken, waren het eenige antwoord van het ontroerde meisje. „Freda, je hebt hem niot lief. Ik wee* het wel beter. Do liefde, de ware, zalige liefdo uit zioh niet in zoetsappig smach ten, hofmakerijen, in he'c oog loopend ca overdreven, maar zonder eonigo tcoderhcid en gevoel. Een man, aie ware liefdo voor een meisjo koestert, loopt daar niet mee te koop: het heiligste gevoel van zijn hart houdt hij verborgen voor do oogen van dé wereld (Word'. !od.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5