No. 1416S.
LÈIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 2 MSI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Zjjn Ritmeester.
Anno 1906,-
Ond<jr het hoofd: vEfön verklaring,"
zegt de „Nieuwe Rotterdam'se he
Courant" het volgende
Hoe komt het toch, dat de v r ij e of
oud-liberalau tegenstanders
zijn van algemeen kiesrecht?
vroeg de heer ïre u'b zich af in de rede,
die hij op 26 April 11. te Leiden heeft ge
houden over „de plaate der vrijzinnig-
democraten onder de politieke partijen."
Hoe is dat te verklaren? vroeg hij, en vol
gens het tot ons gekomen verslag van zijn
rede vond hij de verklaring hierin, dat zij
„niet democratisch denken en voelen."
(Democratisch toch beteekent, dat alle le
den van het volk even veel recht en in
vloed hebben op het staatsbestuur. Daar
van nu, zoo ging hij voort, willen de vrije-
of oud-liberalen niets weteneigenlijk zijn
zij van oordeel, dat er al te veel menschen
invloed op het staatsbestuur hebben. En
al deelde hij dat standpunt niet, hij kon
het begrijpen. Zij gaan uit, zeide hij, van
de meening, dat staatsinvloed der nietsbe-
zitters nadeelig zou werken op het bezit;
en volgens de opvatting van het begrip
„staat" van een vijftig jaren geleden is
deze meening juist. Toen had men een
klassestaat, al was men zich dat niet be
wust. Toen werd behartigd het belang van
He bezittende klasse, en waarom zou men
dan aan don nietsbezitter recht geven op
do staatsregeling Maar in den modernen
staat is dit anders geworden. Men zal nu
niet meer komen met een wetgeving op
sociaal gebied, die niet in het belang van
de arbeidende klasse is. Nu gaat het niet
aan met de oud-liberalen te meenen, dat
over do sociale wetgeving de arbeiders
niet zullen meespreken.
Wij hebben het verslag getrouw weergé-
geven en ofschoon wij geen reden hebben
om zijn nauwkeurigheid, te betwijfelen,
kost het ons toch moeite-te gelooven, dat
d© spieker aldus zou gesproken hebben.
Wij hooren daar eenvoudig verklaren, dat
er vijftig jaar geleden in Nederland een
klassestaat word georganiseerd, waarin al
leen liet belang van do bezittende klasse
werd behartigd. Welk een onverdiende
smaad wordt door zulk een apodictische
uitspraak onzen staatsinstellingen aange
wreven, zooals die zich na 1848 hebben ont
wikkeld. Al was men er zich niet van be
wust, het was niets anders dan ©en klas
sestaat tot behartiging van de belangen
der bezittende klassen 1 En in den ge-
dachtengang van don spreker moet de toe
stand ook thans nog weinig of niet veran
derd zijn. Immers ontbreekt nog altijd het
algemeen kiesrecht, en zonder dat is een
sociale wetgeving, die dien naam
verdient, ondenkbaar, omdat de arbei
ders door het bestaande kiesrecht niet in
de gelegenheid zijn om daarover mee te
spreken.
Het is waarlijk alsof er sinds 1848 niets
aan ons kiesrecht ig veranderd. Of moet
misschien do grens tusschen de bezittende
on do niet-bezittende of arbeiden do klasse
geacht worden zéé gelegen to zijn, dat per-
eonen, die met hun gezin een huisje bewo
nen van een huurprijs van 1 of 0-80 per
week, of die wekelijks omstreeks f 6 verdie
nen, tot de bezittende en niet tot de arbei
dende klasse gerekend moeten worden?
Wie de vrije liberalen voorstelt als ongene
gen om aan de arbeidende klasse door het
kiesrecht invloed toe te kennen op de wet
geving, als lieden, die willen beletten, dat
zij over de sociale wetgeving of welke soort
van wetgeving ook zou kunnen mee
spreken, geeft van het verschil tusschen
hen en de vrijzinnig-democraten een val-
Bohe voorstelling. Hij miskent tevens de
bestaande kiesrechtregeling, die voor een
groot deel hun werk is. Neen, het verschil,
dat hier beetaat, is niet, dat de arbeidende
klasse niet zou moeten meespreken,
maar of het in het algemeen belang is aan
eenige klasse door het kiesrecht zooveel
invloed te geven, dat haar stem overheer-
echend wordt.
Daarover wordt verschillend gedacht, en
daarover loopt de strijd. Tegen een andere
voorstelling dient, als valscb, geprotes
teerd.
In 't maandblad „D e R i s i c o-b a n k",
orgaan van de „Centrale Werkgevera-Risi-
co-bank", te Amsterdam, komt een hoofd
artikel voor, waarin de redactie antwoord
geeft op de vraag: „Waarom is de
Ongevallenwet niet pop u.
la i r?"
Het is van belang den inhoud van dit
artikel te vermelden, omdat het de voor
naamste grieven tegen de wet zeer duidelijk,
kort en bondig uiteenzet.
Vooreerst de grieven van de werklieden.
De voornaamste grief is wel, dat verschil
lende bepalingen in strijd zijn met het nar
tuurlijk gevoel van recht. De werkman kan
zich onmogelijk indenken in de ingewikkel
de en voor bom totaal onbegrijpelijke
voorschriften, waarin geregeld is wie onder
de wet vallen en wie niet.
,,Het is toch duidelijk, dat een werkman
het onrecht noemt, wanneer hij bijv. ziet,
dat een koetsier, dio een trap krijgt van
een paard uit den stalhouderastal van zijn
baas, wel onder de Ongevallenwet valt, doch
zijn oolloga, wiens been is stuk geslagen
door een paard uit den stal van handels-
pa&rdon van dienzelfden baas, van de zege
ningen d'cr Ongovallenwet verstoken blijft.
Het spreekt vanzelf, dat zoon werkman
van d© fijne jur.Jische ondersoheiding, wel
ke in dit geval is gelegen, niets begrijpt en
de overtuiging heeft, dat in een geval als
dit, onrecht wordt gepleegd, en dat hij
dientengevolge de wet een „prulwet" noemt
en de Rijksverzekeringswet, welke echter
onschuldig is aan dezen staat van zaken,
met niet minder lieflijke epitheta betitelt.
De logioa van een bepaling, volgens welke
de werklieden werkzaam in een herstellings
werkplaats van een reeóérij, wier booten
bijv. op Engeland varen, niet onder de
Wet vallen, terwijl do werklieden, werk
zaam in een vlak daarnaast gelegen her
stellingswerkplaats van eon reedorij, waar
van de booten de Zuiderzee oversteken, wol
volgens ö'o Wet verzekerd zijn, ontsnapt
zooals ieder begrijpen zal, niet alleen
aan de bevatting vaD een werkman, maar
zelfs aan die van menschen van hoogere in-
tellectueelo ontwikkeling."
Een andere grief van do werklieden is
de lange duur van de door hen ingesteld1©
beroepszaken, waardoor zij vaak meer dan
een half jaar, onder dikwijls moeilijke fi
nancieel© omstandigheden, in het onzekere
blijven omtrent do hun uit te keeron rente.
Nadat nog cenig3 zeer onaangename for-
maliteiisplagerijen zijn besproken, komen
in het artikel de grieven van de werkgevers
aan de beurt. Vooreerst de toepassing van
het beruchte artikel 8; dan de onoordeel
kundige wijze, waarop de medische behan
deling is geregeld; vervolgens do vaststel
ling (door de Rijksverzekeringsbank) van
het bedrag der looi jsten van oen werk
gever, dio zijn risico heoffc overgedragen
een vaststelling, waarin hij niet wordt ge
kend, ja zelfs de door hem gemaakte of
door de Rijksbank vermeende fouten hem
niet wonden meegedeeld
Ook wordt stilgestaan bij do bekende ge
vallen, dat aan een werkman vergoeding
van schade wordt gegeven, waar in hot ge
heel geen schade meer geleden wordt.
Eindelijk de grieven van de risico-dra
gende organisatios. Een paar voorbeelden:
,,Dc Rijksbank kent aan een werkman
een uitkeering toe; do Centrale Raad be
slist, dat den werkman geen uitkeering
toekwam, dat deze dus van dén aanvang
af geheol ten onrechte eenigo uitkeering
Cntvangcu heeft. Dergelijk abusievelijk
verleende schadeloosstelling brengt de
Rijksbank ons in rekening. Wie, die dit bil
lijk of recht kan achten?
Een ander geval. Een werkgever is bij
ons verzekerd; een zijner werklieden krijgt
een ongeval. Is hot een bedrijfsongeval?
Dat zal later de Rijksbank uitmaken. In
middels verleent een dokter geneeskundige
hulp. Voor wiens rekening? Do Rijksbank
verklaart, dat hot ongeval geen bedrijfs
ongeval is in den zin der wet, doch legt
ons toch de verplichting op den geneesheer
te honorceren, indien workman en werkge
ver betaling afwijzen. Ie ook dit billijk en
recht
Uitvoerig werdt dan stilgestaan bij de
gebrekkige regeling der burgerrechtelijke
aansprakelijkheid, al6 een bedrijfsongeval
wordt veroorzaakt door de schuld van een
vreemde. Het wordt daardoor uiterst moei
lijk dergelijke schade op derden te ver
halen, hoe billijk dit ook ware.
Dat de Risico-bank geen recht van me
disch onderzoek heeft, berooft die Bank
van de gelegenheid om na te gaan of in
den toestand van den getroffene een verbe
tering is ingetreden, waardoor do rente
kan worden verminderd of kan vervollen.
En dan het zeer eigenaardige geval, dat
'n werkman een ongeval krijgt, in dienst bij
oen werkgever, die niet bij de Risioo-
bank is aangesloten, en de Rijksbank oor
deelt, ten onrecht© dat. do man op dot
oogenblik in dienst was bij een werkgever,
die wel bij de Bank is aangesloten. Dan
sluit art. 79 de Bank uit om we««ens die
gissing in beroop te gaan I Het gevolg is,
dat d© Bank heeft te betalen wat de Rijks-
bonk tor zake van Hat ongeval haar in
rekening brengt 11
„De redactie legt- hier de pen neer, niet
uit gebrek aon stof, want de lijst is nog
lang, langer dan onze plaatsruimte, maar
do hier gegeven voorbeelden kunnen reeds
genoeg zijn om te doen zien waarom de
wet impopulair is èn bij de werkliedon èn
bij de werkgevers èn bij risico-dragende or
ganisaties. Impopulair, cm dot haar leem
ten en gebreken vele zijn.
Hoo dat to verklaren? Yan waar dio fou
ten? Ook daarover ware heel wat te zeg
gen. Stippon wij slechts dit aan: deze rege
ling is uitgedacht door mannen, die aan de
proctdjk ten eenonmaJo gespeend waren,
terwijl voorts neg alles, wat de instelling
van risico-overdracht betrof, zoo overhaast
in de wet is ingeschoven, dat tijd vcor
rustig beraad heeft ontbroken, wat In do
pnajetijk nu telkeïi ieto telkens ,weer zich
wreekt."
Naar aanleiding van het sohrijven van
den heer Tideman in „Het Vader
land" over de audiëntie van p r o' f.
Blok en andere Nedorlanders
bij den Paus sohrijft „Do Hervor
ming":
„Of prof. Blok zulk een aansluiting heeft
gezocht, weten wij niet; of hij zijn ijdolheid
deer de vleiend© onderscheiding, waar-
meo hij behandeld werd, heeft gestreeld
gevoeld, evenmin. Ook niot of hot pause
lijk „Dominus tibi retribuat", omdat de
Paus het zei, voor hem van meer botecke-
nis is geweest, dan wanneer een gewoon
mensch het over hem had uitgesproken.
Wij weten ook al niet, of het geheol© ge
val als oen ernstig geval verdient behan
deld te worden.
Maar wel hopen wij voor dr. Blok, dat
hij het pijnlijk zal hebben gevonden er zoo
te zijn ingcloopen. Men komt lioht onder
een volschen schijn, als men om zijn onpar
tijdigheid zoo bijzonder wordt geprezen
door hem, wien do onpartijdigheid ton
goede komt, en ton koste van hen, die, ran
een andere meening, daardoor ais partijdig
worden tentoongesteld.
Hoe dit zij, misschien heeft dr. Blok,
in6tee van voeding vcor zijn ijdelheid v te
zoeken, in zijn nederigheid ot niet aan ge
dacht, dat iemand van zijn naam en betee-
kenis aan het Vaticaan geen bezoek kan
brengen, zooala men Marken en Volend&m
gaat bekijken."
Wij vermelden deze spijtige ontboeze
ming om wille der ouriositeit, zegt „De
Tijd".
,,D e Hervorming" weet dit niet en
dat niet en hoopt en gist. Maar het blad
blijkt ook neg iets nieb to weten, wat
took van algemeone bekendheid is. En wel,
dat prof. Blók zeker een gTooten naam
heeft en een man van beteekenis mag wor
de gencémd, maar dat toch ook mannen,
die met hem op gelijke lijn en zelfs
boven hem staan, niet plegen te aarzelen
den Paus de eer te bewijzen, die hem toe
komt. Daarvoor gaan zelfs de machtigste
veraten der wereld naar Rome.
Alleen kleine kereltjes, zooals die van
„De Hervorming", zouden niet naar
bet Vaticaan kunnen gaan, zonder enkel
aan Marken of Volcndam te denken
In het weekblad „H c 11 a n d i a rego
n e rata" besproken redactie en mede
werkers vraagstukken van den dag. Zoo
komt er in voor een artikel van do redactie
„Nederland vooruit en mee vooraan onder
do natiën"'. De schrijver ie njiet best te
spreken over onzo sc'öialo wetgeve-
r ij, die hij later nog eens afzonderlijk on
der handen neemt iu een opstel over so
ciale wetten". Hij vreest, dat onder al dio
wetten en regiementon hot respect voor
de individualiteit schromelijk zal lijden eo
dat de overhaaste wijze, waarop men don
achterstand tracht in te halen, opnieuw
misstanden in het leven zal roepen.
„Dat er ccn omgekeerde standbevoor-
rechting plaats vindt, doordat mon togeu-
wcordig zoo éénzijdig naar de bolangon
van den zoogenaamden vierden stand zijn
blikken riobt, dat zou nog heb ergste gevolg
van de onevenredigheid niet rijn. Want,
wil men andere produceeronde klassen der
bevolking niet grondig in haar productie
vermogen knakken, waardoor men tevens
een cnhers tel baar onheil over de nu zoo
sterk beschermdo arbeiders zou brongen,
dan zal doze eenzijdighoid moeten eindigen,
zoodra mon oens weor wat tot kalmere on
gelijkmatige beschouwingen is gekomen.
Ondertijd lijdt deze of gene groot-producent
reeds vrij wat en het is cna bekend, dat
er fabrikanten zijn, dio werkelijk niet moer
ter wille van do verdiensten, doch uitslui
tend tor wille van hun arbeidersbevolking
hun bedrijf aanhouden. Hot patroon zijn is
tegenwoordig waarlijk ui^t ccn zoo aanlofc-
kelijko zaak, dat mon hot, als er niet
weidt verdiond, anders dan op hoog-efchi-
scho gronden voortzet.
Uitbuiter is mon por se, geharrewar piot
werklui heefb men den gcheelen dag en
mocht er nog oons eon rustig oogenblikjo
voor den patrc'on dreigen over te schieten,
dan meldt zich wel doze of geno staatsamb
tenaar of oontroleur aan, of moeten or el
lenlange papieren op wettelijk voorschrift
worden ingevuld.
Niet veel fabrikanten zullen tegenwoordig
instemmen met den uitroep: „Het is een
lust om te loven."
Ongetwijfeld zal deze beknelling van
groot-industrieelen on andoren, die andoren
arbeid voor het uitvoeren van hun, tok
der gemeenschap voordeelige, werkzaamhe
den behoeven, weer eindigen. Duurde ze to
lang, of word zo te knellend op andere
gronden, dan zcu do maatschappij door het
stop-zetten van vele flinke zaken, die uu
nog vaak in do hoop op hetero tijdon, met
beter en billijker inzicht, of met het oog
cp het belang van do eens aangestelde ar
beiders worden voortgezet, veel te veel
eohado lijden en dat zal do gemeenschap
die op den soms erg langon duur
toch wel op eigen vcordccl bedacht is, niet
toelaten. Men mag ook hierin op de auto-
regulatie rekenen.
Dezo gevolgen moeten dus wol van tij
delijke® aard zijn on zullon verdwijnen."
Een misstond van veel erger aard is
echter do vernederende wijze, waarop do
arboider tegenwoordig in bescherming
wordt gentmen door voorvechters van ar
beidersbelangen, wior kennis van de nooden
en behoeften van den arbeider zich hoog
stens bepaalt tot een vluchtig zien van een
behangersknecht of een stadsreiniger.
Het is verbazingwekkend zegt schrijver
wat men sommig© zoogenaamde ,,ka-
theder- of glacé handsohoeaien-socialiaton"
al niet hoort boworen over arbeiders en hun
gevoelens en toestanden.
„Dergelijke lui meenen vast en zeker,
dat de arbeider geholpen moot worden.
Niet in de oersto plaats, door hem betere
en meer gelegenheid te bieden tor ontwik
keling, wat een uitstekend ding zou zijn en
tevens de allerbeste vorm, waaronder men
iemand te huLp kan komen ueon, zij
zoeken het zoo l&ag mogelijk bij den
grond cm willen hem direot in materieel©
eischem helpen en iota schenken. Z© geven
hem iets, hetzij in bevoorrechting hoven
andere burgers, hetzij in kwijtschelding
van plichten, betzij in geld, direct of indi-
root. Onder welken vorm zij het ook uit
de algemeone kas, wel te verstaan geven
het blijft veelal ccn gift. mot het karakter
van een aalmoes, het vorplaatson van indi
vidueel© plichten op andermans schoudorv
Vooraf vorklaren zij hem mir nioht^
dir nicht© even hulpbeho©vond, steun-
zoekend niet r e o h tozookend.
En dat schijnt ons juist zoo beleodigend,
tevens zoo de degeneratie in de hand wer
kend. Dat de arbeider, al ligt het aalmcéa-
karakter er duimen dik op, een gift aai-
v&ardt, wio zal het hem euvel duiden? Het
gemak dient den menscli en ook al beseft
men, dat gomak verslappend inwerkt, wei
nigen zullen do voorwaarden voor gomak
ofv 'jzen, indien dio hun .worden aangebo
den, opgedrongen bijna. Ook al orkennen
to, dat het op wokkond en régeneerendo, dat
zelfe in het genioten van gomak of an
dere weelde kan gelegen zijn, totaal verlo
ren is met het bewustzijn, dat het niet
zelf-verdiend is.
Vervolg der zitting van Dinsdagnamid
dag.
Na trekking der afdoelingen deelde do
V oorzittor mede, dat door de afdoe
lingen benoemd zijn: tot voorzitters, do
heeron Boqgesius, Hubrecht, Lolunan,
Druckex en Tydeman; on tot ondervoorzit
ters, de heeren Picrson, Do Beaufort, No-
lens, v. Dedcra en v. d. Borch van Verwol-
do.
Besloten word om heden in de afdee-
lingcn t© onderzoekon o.a. do ontworpon
tot: wijziging en aanvulling van do Post
spaarbank wet, wijziging dor heffing van
invoerrecht naar de waarde, overneming
der particuliere landerijen op Java on ver
schillende andere, kleiner© wetsontwerpon.
Verder werd besloten, Donderdag om
haifbwe© de beraadslaging over het Ar
beidscontract voort te zotten en om Vrij
dag 11 Mei o.a. in openbaro behandeling
te nemen do interpellatie-Do Ridder ovor
do uitvoering dor Kinderwetten, dio van
den heer Van der Zwaag over do uitzet-
tin^ van den Spanjaard Vimas en vorder
eenigo kleinere wetsontwerpen en inlich
tingen op adressen.
Nadat de Voorzitter den leden
verzocht had, op de vastgestelde aan-
vang8-uren aanwezig to zijn, met het oog
op do vele werkzaamheden word do ver
gadering gesloten.
Arbeidscontraot.
De Regeering heeft thans ter tegemoet
koming aan de vele geopperde bezwaren
begon de oorspronkelijk© redactie van bet
artikel, regelende de gevolgen van onge
oorloofde winkelnoring-boGing, de volgen
de redactie van het bedoeld artikel (1637,
q bis) voovgesteld in overleg mot dc com
missie van rapporteurs:
„Indien de arbeider, ingevolge een on
geoorloofd en nietig beding als bcdoold bij
artikel 1637 m, met den werkgever eenigo
overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat
daaruit geenerlei verbintenis. De arbeider
is gerechtigd het reeds te dier zako op
zijn loon in rekening geledene of door
hom betaald© van den werkgever terug to
vorderen, zonder gebonden te zijn tot te
ruggave van hetgeen hom ter voldoening
aan do overeenkomst is veretrekt.
Niettemin is de rechter bevoegd, bij
toewijzing van de vordering des arbeiders
de veroordeeling te beperken tot zoodanig
bedrag als hem mot het oog op do omstan
digheden van het geval billijk zal voorko
men, doch uiterlijk tot do som1, waarop do
door den arbeider geloden soha.de door
hom wordt gewaardeerd.
Heoft do arbeider, ingevolge een onge
oorloofd en nietig beding als voormeld,
met een ander dan den werkgever eonigo
overeenkomst aangegaan, dan heoft hij
het recht het bedrag van hetgeen hij uit
dien hoof do betaald hoeft of nog verschul
digd is van den werkgever te vorderen.
De bepaling van het tweede lid is ook ten
deze van toepassing.
Ieder vorderingsrecht van den arbeider
krachtens dit artikel vervalt na verloop
van zee maanden.
Voorts is hot ontworpon artikel nopens
de uitkeering in geval van ziekto (1638 o)
verduidelijkt door een redactiewijziging.
i)
Wie zouden er in dat keurignette rijtuig
ritten, dat daar voorbij komt in de Wil
helmstraat te Berlijn? Twee dames, die
nog geen enkel woord met elkaj hadden
gewisseld.
Een jong meisje van negentien jaar zat
op de achterbank; het was een mooi meis
je, maar wat droeg ze haar hoofdje trot-sch
en welk een hoogmoedigen trek zag men
om haar mond i Een oudere vtouw, een
voudig gekleed, waarschijnlijk haar kame
nier, zat tegenover haar, en wierp van tijd
tot tijd een blik op het jonge meisje, dat
aan liaar zorg was toevertrouwd; een heel
vriendelijke blik was het niet; men zou
zeggen, dat er een weinig „schadenfreude"
in te lezen was. Twee groote, mooie reiskof
fers waren op den bok van het rijtuig be
vestigd; een massa kleine bagage lag op
de vrijgebleven zitplaatsen. Bijna kramp
achtig waren de vingertjes van het jonge
meisje om een bouquet rood© rozen ge
klemd, die haar kopjes reeds treurig lieten
hangen.
Toen het rijtuig het Wilhelmplein bijna
bereikt had, richtte het jonge meisj©! dat
boos voor zich uit had zitten staren, zich
©en weinig op en vroeg:
„Mama logeert zeker zooals altijd in
„Kaïseihof", nietwaar Rosalie V'
„Ja, freule."
„Ib ma ma van plan eenige dagen hier te
blijven t"
„O, neen, freule, mevrouw de gravin
Bprak or van, vanavond nog naar Mecklen
burg te willen vertrekken."
„Zoo, nu, mijn krachten moeten het
maar kunnen uithouden; daar bekommert
niemand zich om. Maar het is een dwaas
plan om met een paar Lastige kleine jon
gens zoo laat 's avonds te willen reizen.
Hans Heinrich zal waarschijnlijk heel on
gezeglijk zijn en niet willen slapen in den
trein."
Rosalie trok de schouders op en antwoord
de met gefronst© wenkbrauwen:
„Eby is sedert gisteravond niet heel
wel, daarom wou mevrouw do gravin de
kinderen zoo gauw mogelijk naar hun
grootmama brengen." Zij nam de paro-
pluies en andere dingen, die zij op haar
schoot had, bij elkaar en keek op haar
horloge.
Do weg van het station naar het hotel
„Kaiserhof" was Rosalie niet vreemd. Na
dat ze eenige dagen geleden met gravin
Barkow en haar twee kinderen uit een klein
stadje in Silozië de reis naar Berlijn had
gedaan, had ze onverwachts bevel gekre
gen naar huis terug te keeren en gravin
Freda te halen, de dochter uit het eerste
huwelijk van graaf Barkow, den oomman
daat van hot regiment cavalerie, aldaar in
garnizoen.
Dienstboden, dio goed weten hoe het
hoort, mogen niet trachten de persoonlijke
familieaangelegenheden van hun meesteres
en meester uit te vorschen, Rosalie gaf zicb
dus ook geen moeite <-e weten te komen
waarom gravin Freda zoo plotseling terug
geroepen werd, terwijl er toch eerst bepaald
was, dat zij haar vader gezelschap zou
houden gedurende het bezoek van haar
stiefmoeder aan haar ouders, die in Meck
lenburg woonden. De oude kamenier was
eohter reeds acht jaren bij de familie Bar
kow in dienst geweest; ze was dus wel
cenigszins op de hoogte van de verhouding
van het huis. Zij wist maar al te wel dat
de schoone, jonge vrouw van den kolonel
e® zijn volwassen dochter in zeer slecht©
verstandhouding samenleefden. Van den
eersten dag van het huwelijk af( Freda
was toen twaalf jaar, was zij zeer onaan
genaam voor haar tweede moeder geweest;
zij beschouwde haar als een tyran, wier
toezicht haar opgedrongen werd. Hoe het
haar vader ook speet, hij was genoodzaakt
haar al heel spoedig naar een kostschool
te zenden. Maar ook nu ze een volwassen
meisje was, kon zij den rechten toon tegen
haar stiefmoeder niet vinden en de verhou
ding tusschen d'3 beide vrouwen bleef on
vriendelijk en koud. Rosalie, die, uit groo
te genegenheid voor haar schoone meeste
res, steeds voor de moeder partij getrokken
had, moest dikwijls harde woorden uit
Freda's mond vernemen, wanneer dezo
dacht, dat haar vader onder den invloed
was van zijn vrouw. Graaf Barkow was
zeer goedhartig van aard, maar niét zwak.
Hij had zijn tweede vrouw innig lief en
stelde het grootste vertrouwen in haar.
Alles, wat ze met de kinderen deed, werd
steeds goedgekeurd. Hij ontzag zich niet
rijn dochter, wanneer dit noodig was, flink
de les te lezen.
Het rijtuig was snel hei; plein overgere
den en stond weldra stil voor het hotel.
Noch de vroolijke zonneechijn, noch de
drukte op straat was in staat Freda's booze
luim te verdrijvenrij keek nog steeds even
veratoord.
Ontevreden stapte zij uit en liet do zorg
voor do bagago aan Rosalie over. Zij ver
zocht den kellner haar naar de vertrekken
van gravin Barkow to brengen.
„Zoo, ben je daas al, Freda? Toen ik
vier dagen geleden hier aankwam, was do
trein vijf en twintig minuten te laat. Hoo
gaat het met papa? Do eenzaamheid zal
hem toch niet 'co moeilijk vallen?"
Met deze woorden werd Freda ontvangen
door een waarlijk opvallend sohoone vrouw
met con lieve, welduidendo stem. De balkon
deuren stonden open, do namiddagzon
wierp haar stralen vroolijk in het vertrek.
En mevrouw Barkow stak haar do hand
toe, die eohtor niet werd aangenomen.
Terwijl Freda haar reismantel afdeed on
haar hoed boos op tafel wierp, riep zo mot
moeilijk 'te bedwingen toorn
„Wilt u nu de goedheid hebben, mama,
mij te zoggen, waarom u mij eigenlijk hier
laat komen? Papa bewaart op dat punt
een hardnekkig stilzwijgen, en zeide niets
dan dot u het boter vondt. Mijn haastig
vertrek, en alles, wat daarmede gepaard
ging, geleek wel op een vlucht; de geheel o
stad spreekt er van en dat is alles uw
6ohuld en was geheel overbodig. Ben ik
dan nog zulk een kind, dat ik niet eens
weten mag waarom ik word wegge
stuurd'?"
De rustige uitdrukking op het ernstige
gelaat van de ongeveer dertigjarig© -rouw
veranderde geenszins bij deze woordenzij
vestigde baar groot©, donkerbruine oogen,
half 8pottend, half medelijdend op het ge
zichtje, rood van 'toorn, van het jonge
meisje.
„Om je voor teleurstelling en verdriet
te bewaren, Freda. Daar je mij het mes
op do keel zot en de waarheid weten wilt»
zio ik mij genoodzaakt je evon onomwon
den to antwoorden. Uit den brief van je
papa, dien ik gisteren ontving, zio ik, dat
Plos&en niet naar rede wil luisterendat
de vier weken, dio hij op manoeuvres heeft
doorgebracht, er geen verandering in heb
ben gebracht. Sedert mijn vertrek is hij
iedoren dag bij jo geweest en do bouquet
rozen, dien je zoo krampachtig aan je hart
drukt, is zeker een afscheidsgroet van hem,
nietwaar?"
D© aangesproken© zweeg.
„Goed; van wien hij dan ook wezen
mogo, jo vader en ik beschouwen deze zaak
als afgedaan; wij kunnen niet besluiten je
een treurige, ongelukkig© 'toekomst te go-
moet to zien gaan."
Vreemde geluiden, misschien onderdrukt
snikken, waren het eenige antwoord van
het ontroerde meisje.
„Freda, je hebt hem niot lief. Ik wee*
het wel beter. Do liefde, de ware, zalige
liefdo uit zioh niet in zoetsappig smach
ten, hofmakerijen, in he'c oog loopend ca
overdreven, maar zonder eonigo tcoderhcid
en gevoel. Een man, aie ware liefdo voor
een meisjo koestert, loopt daar niet mee te
koop: het heiligste gevoel van zijn hart
houdt hij verborgen voor do oogen van dé
wereld
(Word'. !od.)