LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 12 APRIL. TWEEDE BLAD.
Rubriek voor de Jeugd.
Kinderlijke gehoorzaamheid.
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
FEUILLETON.
De Prinses.
No. 14153.
Op zokoren dag was een van Washingions
Officieren door den opperbevelhebber uitge
vonden om paarden voor het leger op te
[©roeren. Hjj bevond zich daartoe in dea
Btaat Virginiö, toen hij een neger ontdek
te, die twee paarden voor een ploeg uit
dreef. Mooier span had de officier nooit
jeeien en aa ccn oogenblik de krachtige
Jioren te hebben gadegeslagen, riep hij
ieo slaaf too: Luister, vriend, ik moet
üe paarden hebben. Ze zijn juist wat ik
Eoek."
Do zwarte Laohto en rolde de x>gen door
het hoofd, maar legde de zweep weer over
de paarden en ploegde rustig voort. De of
ficier wachtte tot luj weer vlak bij was ge-
men on wierp toon den langen mantel te-
r, waaronder zijn schitterende uniform
te voorschijn kwam
„Ga oaar het huis! Ga naar do meeste
esriep Darkie en wees naai- eeQ klem
oscb, waar men tussohen de boomen door
de omtrekkeD zag schemeren van een mooi,
oud gebouw. De officier begaf zich daar
heen en stond al spoedig tegenover een
ernstige vrouw met vorstelijke houaijg
„Mevrouw," zeide hij, eerbiedig buigen
de, „ik beu gekomen om in naam der Ro-
geering beslag tc leggen op uw paarden
„Mijn paarden?" herhaalde zij. ,,Necn,
mijnbeer, die kunt gij niet krijgen. Ik heb
te nooa'ig op het veld."
„Het spijt. mij", antwoordde de
officier, „maar ik ra o e t ze hebben. Het
is het bevel van mijn chef."
„En wio is uw chef, als ik vragen mag?"
„De opperbevelhebber van het Ameri-
kaansche leger, generaal Washington."
klonk bet trotscb.
Een zegevierend lachje verjoeg da be
zorgde uitdrukking van het gelaat der
oude vrouw.
„Zeg aan George Washington" ant
woordde zij, „dat zijn moeder haar paar-
;den niet kan missen."
Verra-Bt en vol eerbied nam do officier
afscheid, thaus begrijpende aan wie zijn
generaal zijn vastberadenheid en zelfbe-
jneersching had te danken Hij liet niet na
jde boodschap over te brengen.
En gaf Washington hem bevel terug 'te
keeren en zijn moeder niettemin te bevelen
haar paarden af te staan Neen, hij hoor
de zwijgend het rapport aan eo >oog toon,
met een mooie glimlach, onderworpen het
hoofd.
De grootste der Amerikanen, de bevrij
der van zijn vaderland, had geleerd zijn
[moeder te gehoorzamen Alvorens te kun
nen bevelen, moet men leeren te ge
hoorzamen, en dat wordt geleerd in het
onderlijk huis.
Zijn laatste lach.
Zooals men weet, heeft men Napoleon I
zelfs bij de grappigste aanleidingen maar
zelden zien lachen. Slechts éénmaal is hij in
een luid gelach uitgebarsten naar aanlei
ding van iets, dat hij grappig vend.
Den 14cn Augustus 1812, tijdens den
tocht naar Rusland, bevond Napoleon zich
in het bivouak van Boy ar in Kowa, niet ver
,van Smolenks Het was de dag vóór 's Kei
zers verjaardag en des avonds kwamen do
koning van Napels, Vorst Eckmühl, de her
tog van Enghien en eenige andere generaals
in het. kamp aan, terwijl zij bij wijze van
verjaringageschenk een groot aantal Russi
sche kanonnen en 1500 gevangenen mee
brachten.
Terwijl do Keizer zich genadig met zijn
ömgeving onderhield, klonk plotseling do
muziek vaD alle regimenten, tc "ijl overdo
geheele linie honderd kanonschoten werden
gelost.
«v i» Wat betcekent dat?" beet de Keizer
Vorst Eckmühl toe „Hoh ik niet. _io streng
ste orders gegeven, dat men, met oog op
de onmogelijkheid, om oicuwe am" mitio
a-an te voeren, met het Fransche buskruit
willig moet omgaan
Eckmühl1 antwoordde: „Uwe Majesteit
wij sparen ook onB Fransche kruit; het is
veroverd Russisch kruit, waarmee wij schie
ten, en wij vieren dus Uwer Majestoits ge
boortedag op kosten van den vijand."
Napoleon brak hierop in een schaterend
gelach uit. Dit was, naar Ségur zegt, de
laatste maal in zijn leven, dat Napoleon
lachte.
VOORJAAR.
Rondom is 't zoo bl.j, zoo zonnig zoo stil,
't Is, of er iets liefs gebeuren viL
Er fluistert een stem in de voorjaarslucht
Als van voog'len gejubel in hooge vlucht.
Hoor dieD klank I Hoor dat jubelen
overal,
'Als van lachende stemmen in blij geschal 1
Het ruischt in de takken der leuto-
boomen
Er zal wat gebeuren? Wat zal er nu
komen
Daar ginds komt het aan I 't Nadert
6cbrede voor schrede.
De kinderen joeleD, zij loopen mede.
Daar nadert do drom als een wervelwind.
En voorop gaat hupp'lend een lief, blond
kind.
Ziel vlak voor ons tuinhek, daar blijft
het staan.
Do kinderen verdringen zich, kijkeü het
aan,
En vriendelijk lachend zegt 't lieve
kind:
„Keufc gij me niet? Ik ben uw vriend 1"
■Nu stapt het mijn tuin in en komt dich
terbij,
Het klopt zacht i -,n mijn deur, bet
komt om mij I
Ho© klopt mijn hart bij zijn vriendelij
ken groet 1
01 ik weet niet, wat dat beduiden
moet 1...
Maar nu 't me een bloem in mijn hand
heeft gelegd
Met een vriend'lijken glimlach niets
heeft het gezegd
Nu weet ik eensklaps, wie me tegenlacht:
't Is de lente, die ik zoo lang heb ver
wacht I
Ingez. door Barbara van Dissel, te Leiden.
Op reis.
Boerin: „Je zou zoo zeggen, dat de
trein nu niet zoo gauw gaat als toen ve ge
komen zijn".
Boer: „Dat komt, omdat we nu in den
laatsten waggon zitten."
Ingez. door Johanna Rieboek, te Leiden.
Natuurlijk.
Iemand tot een kersenplukker, die uit
een boom gevallen is: „Hebt ge je niet
bezeeïd bij hot vallen?"
Do man, leuk: „Neen, bij het vallen
niet, maar toon ik op den grond kwam
Dat was waar.
A. „Ik hoor, dat ge je kippen wilt weg
doen."
„Waarom?"
B. „Welja, wat heb ik aan die beesten.
Als de eieren duur zijn, leggen ze niet,
en als de eieren goedkoop zijn, leggen zo
met hoopen."
Ingez. door Martina Verhoeven, te
Leidon.
Twee vriendcD waren op do jacht. Een
hunner legd© op een konijn aan, doch
schoot mis. In de hoop, dat hij toch nog
geraakt kon hebben, ^nuffeldo de man
door de struiken. Zijn vriend, die het zag,
riep hem toe: „Zoek maar niet, want
die zal het hazenpad wel gekozen hebben".
„Maar dat kan niet", was het ant
woord.
„Waarom niet?"
„Omdat het een konijn was."
Goede ontvangst.
„Jammer, vriend, nu kan ik je juist niets
presenteeren 1 Voor thee of koffie is bet
geen tijd en wijn heb ik niet in huis.
Maar laat ons een sigaar rooken; je hebt
altijd zulke goede bij jet laten we eens
opsteken."
Ingez door J. L. Meyer te Lei den-
Dassen jacht.
Een edelman was met zijn boer op de
dassen jacht- Een das vloog in zijn hol en de
boer die hem vervolgde stak er de hand
in om hem te grijpen.
Het dier beet hem zoo hevig, dat hij jam
merde. „Hebt gij den das?" vroeg do edel
man. „Neen", antwoordde de boer, de das
heeft mij".
Ingez- door Marie Klesser te Leiden.
Een straatjongen komt eeD man tegen,
dio een deuntje fluit.
„Nu, gij zal ook niet lang meer fluiten 1"
zegt de bengel.
„Hoe zoo?" vraagt de andere boos.
„Zie je wol? Je scheidt er nu al ufc 1"
Ingezonden door Helena en Johao Tie-
rolf, te Leiden.
Eon w ij sneu 8.
Vijfjarige dreumes, van de brievenbus
terugkomend: „Maar papa, dat is nu toch
van u en Ma niet slim geweest, om de
postzegels op de circulaires te plakken en
do enveloppen open te laten j nu heb ik
bij de bus wel een kwartier werk gehad
om zo dicht te plakken."
Ingez. door „Een abunnéetje
Altijddezelfde.
Professor, tot machinist; „En hoe lar.g
doet zoo'n looomotief nu wel dienst?"
Machinist: „Hoogstens d'rio jaar, mijn
heer 1"
Professor: „Zoo, zool niet langor? (tot
zijn zoon)„Zie je nu wel, dat komt enkel
door datvel© rooken I"
/ngoz. door Karei Boors te DeD Haag.
L
Verborgen dierennamen.
Ik klom op een kar en de zoon van mijn
buurman ook.
Wat kost dat goed.
Mijn zuster Mie riep u.
Do meeste raadselkin doren verlangen
naar een prijs.
Kom wat naderbij, dan kunt ge beter
zien.
Ingoz. door Lydia Witte Daar te Leideu
II.
Acht, één, negen, drie cd vier
Draagt gij naar school toch mee,
Een schilder kan twee, drie, vier en vijf
niet missen.
Ga nu maar naar dit eiland gissen.
Ingez. door Anna Schiers te Voorschoten.
III.
Naar mijn geheel wordt haast door al
le liên.
Steeds met verlangen uitgezien.
Onder een 1, 2, 4, 5 werd vroegOT ge
streden.
Dat wordt ook nu nog gedaan en met
reden.
Wat in een 1, 4, 6 is zal niet verzuren,
Mits men het niet te Lang laat duren.
Met 8, 7, 8, 6 noem ik een getal,
Wat iedereen wel geleerd hebben zal.
Een ei voor één 3t 8, 5, 8 is veel te goed
koop,
Nu maar geraden; gij vinuo het naar ik
hoop
Ingez. door Marie Bink te Leiden.
IV.
Verborgen plaatsnamen.
Wij gingen naar den tuin om te spelen.
Piet vroeg aan moe een snee krenten
brood.
Mijn broer Jan blaast op een waldhoorn.
In dio straat worden zeven huizen ge
bouwd.
Ingez. door Com. v. Egmond te Leiderdorp.
V.
Ik heb als ik jong ben witte vlerk-,
En nauwelijks kan het oog mij merken,
Daarna word ik zoo groen als gras,
En rond, alsof 'k een knikker was.
Dan wordt mijn aangezicht geelkleurig,
Als een die ziekelijk is of treurig.
Maar kort daarop zoo rood als bloed,
Mijn vleesoh wordt malsch, miju bloed
wordt zoet.
Dan heeft mijn schoon een groot ver
mogen.
En schittert iedereen in do oogen.
Al is mijn hart zoo hard als steen,
Ik word toch bemind door iedereen.
Oplossingen der Raadsels.
Goa.
iL
Koe kat hond gans.
III.
Kampen Assen Deventer Sneek.
IV.
Lena Elis© Willie Gijs.
V.
De letter o h.
Jo Vergouwen, A. Smit, J. v. Heoidonk,
Christina Treur, Johanna Susan, Dik en
Lina Noll, Marie Keller, Johanna Raar,
W. Laterveer, J. Bijtel, Gerrit od Sophia
Hendriks, Jacoba van Woeren, Janni© Eg-
gink, Marie Uljce, Marie den Holder, Hen
drik Eggink, Jacques van Heusden, Marie
Klesser, Ida Dirks©, J. Jonk, Marie Dors-
man, Maria, Catliarina en Martina Ver
hoeven, Gerard v. Oyen, Betsy Damen,
Barbara van Vclzen, Corrie Koot, Lcendert
Schijthuizen, An'thonia od Hormina Mulder,
Greta Kurrela, Suze Vermy, Trukta Blcok-
Btijn, Johanna van Dissel, Maria, Aletta,
Hendrik on Philippus dc Nie, Helena, Mar-
garetha cn Johan Tierolf, Maria de Vrind,
Elizabeth Ricbcek, Gretha, Toos en Tonia
Werter, Jacoba Riebeck, Hendrik en Jan
Landwaart, Maria en Johanna van den
Nieuwendijk, Betsy en Marie do Nie, Die
na en Marie den Hollander, Jo, Gerard,
Antoon en Jaoob Righart v. Gelder, te Lei
den
Jacob v. d. Eykol, Marie, Aalcje, Corrio
en Anna v. d. Eykcl, te 'e-Gravenzande,
Jansje vaD Graas, Jan en Dirk v Wierin-
gen, Marie Roos, Rachel Roos, Manrtjo
Roos, Maria van Haastrecht Cornelia de
Vries, Aaltje Bras, Jan en Dirk den Elzen,
Antje Lelieveld, Antje en Piet v. Nieuw
koop, Gorritje Roos, to Haarlemmermeer,
Christina Meskers, te Hillegom, Cor en
Antje van Veen, Johanna Lemmerzaal, Piet
Los, Pietje en Gorri'c Loogman, Willem cn
Klaas Doeswijk, Kors Doeswijk, Gerritje
en Agnes Doeswijk, Leen Loogman, Sophia
en Jan Los, Jan van Nieuwkoop, Klazina
van Nieuwkoop, Hendrik Los, Hazina on
Miontjo Lemmerzaal, Mietje en Jan Kock,
Cornelia Vlugt, Johanna en Oornelis Spaar
garen, Cornelia Koek, Johanna Akerboom,
Jacoba Vlugt, Cornelia Ley en, to Kaag,
Jeanette Volker to Leiderdorp, Jan Vooys,
te Katwijk, Jacoba en Mina Hyzelendoorn,
to Nieuwe Wetering, Jasper en Anna van
Haaster, Johanna Rutgers, te Voorschoten,
Cornells Bergman, Wilhelm on Johanna
Borgman, Gerard Bergman, Dirk en Kaat
je van Tinua, I Warmond, Paulus Oost-
veen, A. Oostveen, Elizabeth Jesse, Johan
na van der Reck Nelly, Jan on Ger
ry van Konijnenburg, Cornelia en Mientje
Hendriksen tc Zoeterwoude.
Do prijzen vielcD ditmaal ten deel aan
Betsy Damen to Leiden en Cor
nelia Leyon, te Kaag.
W. Laterveer, to Leiden. Wei gc-
felioiteerd met j© verjaardag, best© vriend.
Ik had je gaarno het prijsje gegund,
maar tot mijn spijt is de fortuin je niet
gunstig geweest.
Je'banna Raar, te Leiden. Wanneer
je mij de volgend© week een „Onderlinge
Correspondentie" zendt, zal ik die gaar
ne plaatsen.
Dik Noll, t© Leiden. Hot verheugt
mij, dat de ontvangen prijs in je slnnak
gevallen is.
De anekdote is goedgokeurd en zal wel
dra worden opgenomen.
Christina Treur, t© Leiden. Het
doet mij werkelijk veel genoegen, dat jo
weer met ons aan de rubriek incdedoct.
Ik herinnor mij je naam nog zeer good,
maar wist niet, dat het al twee jaren ge
leden was.
Ook ik hoop, dat j© een van mijn beste
randselvriendinnctjes zult worden 1
Marie, Kavel on Betsy Boors,
te Den Haag. Vriendelijk daük voor do
drie prachtig© Paasdi-koarten, dio jullie
mij gezonden hebt. Dio lieve attentio
•wordt zeor door mij op prijs gesteld. Vele
groeten
Marie K lio ss e r, to Lcidon. Vindt
jo do rubriek hoo langer hoe pleizierigor
Nu, lieve vriendin, ik moet bekennen, dat
jo altijd je best doet on dat je werk er
6tccds netjes uitziet. Ik hoop je nog lan
gen tijd onder mijn ijverige raadsclkindo-
ren to mogen tollen. Dank voor de nieu
we raadsels
Ida D i rk so, to Leiden. Hob je het
eerst niet willen geloovon, dat jo con prijs
je hadt? dan zal het wol meegevallen zijnl
Aan j© verzoek betreffende den uitgever
zal ik voldoen.
Jea netto Volkor, to Leider
dorp. Nu heb ik beter opgepast en jo
naam onder Leiderdorp geplaatst. Is zus
je ongesteld? Nu, ik "hoop dat z© spoedig
zal herstellen. Ik vertrouw, dat je je be
lofte zult houden en weer geregeld do op
lossingen zult inzenden. Dank voor do
nieuwe raadsels eu anekdotes.
Truidu Blookstijn, te Lcideto.
Ik moet aannemen, dat je briofje de vori
ge weck to laat in mijn bez^ gekomen ia;
anders zou ik zeker jo naam onder do goe
de oplost..s hebben opgenomen.
Johanna Tierolf, te Leiden, Nu,
ik moot eerlijk bekeünen, dat ik niet
veel anekdotes meer in voorraad heb, dus
mag je er gerust eenigo zenden.
Elizabeth Riobeek, te Leiden.
Met hot vijfde raadsel hebben bijna alle
kinderen moeite gehadtoch was de op
gave zoo moeilijk niet. Intusscheo heb ik
ook u do gezonden oplossing van dat raad
sel niet voor foutief aangerekend.
Dank voor do mooie kaart en velo groe-
ton aan Jacoba.
Elisabeth Josse, te Zoetcrwoude.
Ik heb al veel kennisjes te Zoetcrwoude,
maar ik kan er nog heel best een vrien
dinnetje bij gebruiken. Daarom hartelijk
welkom io onzen kring.
Paulus Oostveen te Zoeter,wou-
dc. Ben jo zoo laDgcn tijd ziek geweest,
beste vriend
Nu, het verheugt mij, dat je wat beter
bent en ik hoop, dat je weer gorcgeld
aan de Rubriek zult kunnen medewerken.
MARIE VAN AM8TEL.
U)
„Hij zou je kunnen dooden 1"
„Niet wanneer een rechtvaardig God ons
lot bestuurt. Ik waag bet met pistolen, en
nu zal ik je één diüg zeggen, jongen: nooit
zullen zijn lippen do hare aanraken, en er
zal geen vorstelijk huwelijk plaats hebben.
iMot een doode kan zij niet trouwen."
Hij was buiten zichzelven van opgewon
denheid, en Anguish had meer dan een half
~~ur werk om hem tot rede te brengen,
•^ngzamerhand werd hij kalmer en toen
rliot zijn zelfbeheersching bem niet meer.
„Kies pistolen, op tien pas, morgenoch-
d om acht uren", zeide hij onverschillig,
toeD een tikje op de deur de komst van de
getuigen van den Prins aankondigde.
Anguish liet twee goed gekleede heeren
binnen, die in het koffiehuis bij den PrinB
aan do tafel hadden gezeten. Zij stelden
each voor als de hertog van Hirrox en de
kolonel Attobawn. Hun bezoek was kort,
formeel en beslissend.
„Wij vernemen, dat u personen van aan
zien zijt in uw eigen land?" begon de her
tog van Mirzox.
„Wij zijn zonen van kooplieden", ant
woordde Anguish.
„O, juist, daar heb ik geen verstand
van. Maar Zijne Hoogheid is* genegen om
zijn rang ter zijde tc 6tellen, en u een bij
eenkomst toe te staan."
„Ik ben verrukt over de noderbuigende
goedheid van Zijne Hoogheid, die ik vol
komen begrijp", merkt© Anguish aan. „Wel
nu, heeren, wat valt er te bepalen?"
„De keuze der wapens".
Toen Anguish verklaarde, dat zijn last-
gever pistolen koos, kwam er een eigenaar
dig© glans in de oogen der Axphaniéxs, en zij
schenen tevreden te zijn. Gedurende dit
korte, doch zeer belangrijke gesprek, dat
in de Axplianische taal gevoerd werd, trad
kolonel Attobawn op als tolk. Lorry zat
in de vensterbank, strak naar buiten kij
kend in de duisternis. De bezoekers ver
trokken spoedig, met de afspraak, dat het
prins Lorenz zou behagen, den volgenden
morgen om aeht uren, in het dal achter het
kasteel, tweo mijlen van de stad, een sa
menkomst te hebben met den heer Lorry.
In Graustark was geen wet, die het duel
verbood.
„Nu, je bent er bij, oude jongen", zeide
Anguish- somber en droefgeestig zijn vriend
aanstarend,
„Maak je over mij niet bezorgd, Harry.
Deze zaak kan slechts op één wijze eindi
gen. Zijne Koninklijke Hoogheid is ter
dood veroordeeld."
Lorry sprak met den ernst en d© over
tuiging van iemand, die in de toekomst kan
zien.
Kalm zetto hij zich aan het schrijven van
eenige brieven, niet om afscheid te nemen,
maar om aan enkele menscben de oorzaak
van het duel mee te deelen, en t© zeggen,
dat hij zich verheugde in de kans, die zich
had aangeboden. Een van die brieven was
gericht aan zijn moeder, één aan den vader
van prins Lorenz, ©n de laatste aan de
Prinses van Graustark. Deze laatste brief
werd veel langer dan de ander©. Anguish
was reeds meer dan een uur in zijn kamer
en had zijn vriend herhaaldelijk gesmeekt,
toch te gaan rusten, omdat andere zijn ze
nuwen des morgens niet krachtig genoeg
zouden zijn. Doch eerst na middernacht
was Lorry klaar cn klopt© aan de deur van
zijn secondant.
„Ik vertrouw jo deze brieven tos, Harry",
zeide hij. „Jij moet zorgen, dat zij mor
gen verzonden worden
Toen ging hij naar bed en sliep in.
Om zes uren riep zijn secondant hem.
Haastig kleedden zij zioh aan en maakten
zich gereed voor den rit naar het dal- Zij
zoudon hun nieuwe Engelsche revolvers go-
bruiken, en om zeven uren zou in een zaj-
6traat een rijtuig op hen wachten.
Zij hoorden beweging in het hotel, en
vreesden, dat de andere gasten van het
duel gehoord hadden cn nu de partijen zou
den volgen naar de afgesproken plaats Er
werd gepraat, heen en weer geloopen, met
deuren geslagen, od dit werd nog erger,
toen de beido mannen in de hal verschenen.
Tot hun verbazing zagen zij halfgekleede
mannen ©n vrouwen overal staan of in op
gewondenheid rondloopen. Politie-agenten
in witte uniform vertoonden zich in de hal,
militairen, zóó uit hun bed, zonder das om
en blootshoofds, kwamen aanstormen. Er
werd geroepen en geschreeuwd, en wat nog
erger was, angstig gekeken en gefluisterd.
„Wat is eT gebeurd?" vroeg Lorry, en
bleef bij de deur stilstaan
„Brand kan er niet zijn. Kijk eens I Naar
de deur van die kamer schijnt alles t© vlie
gen. Wacht! Ga er niet heen, Lorry. Er
kon eens iets wezen, dat je zenuwachtig
maakte, en dat mag nu niet gebeuren. Laat
ons deze trap afgaan, dan komen wij ge
loof ik aan een zijuitgang."
Zij waren halfweg de trap, toen een ru
moer boven hun hoofd hen deed weifelen
tusschcn nieuwsgierigheid en gezond ver
stand.
„Zij komen hierheen."
„Hoor dat geschreeuw eens! Wat kan
toch de oorzaak zijn van al dat leven?"
Een half dozijn politie-agenten vertoon
den zich boven aan d© trap. Toen zij de
Amerikanen zagen, bleven zij staan en
keerden zich om, alsof er uit- de tegcnovei-
gesteld© richting een vijand naderde Jla-
ron Dangloss kwam tusschen de witte jas
sen te voorschijn en riep den Amerikanen
iets toe, terwijl zij naar do straatdeur lie
pen. In een oogenblik was hij bij hen; zijn
gewoonlijk hooggekleurd gelaat werd van
wit rood, angtig vloog zijn blik been en
weer tusschen do groep boven aan de trap
en do verbijsterde Amerikanen.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Lorry.
„Daar 1 Zie zelf 1" riep Dangloss, want
juist begon er een kloppartij tusschen de
politie, door eenige soldaten versterkt, en
een schreeuwenden, woedend.n troop
Axphaniëra.
Dangloss duwde zijn tegenstribbelende
vrienden door een kleine deur, en nu wa
ren zij in do bagagekamer van het hotel.
Op al hun vragen gaf hij geen antwoord,
doch duwt© hen weer door een andere deur,
een trapje af en een zijstraat in. Daar
stonden oen half dozijn politie-agenten te
wachten, en eer zij ook maar een flauw
begrip haddon van hetgeen hun overkwam,
stormden zij met dc agenten een steegje
door, alsof alle duivels hen op de hielen
zaten.
„Wat drommel beteekent dat?" vroeg
Lorry, terwijl hij trachtte iets langzamer
te loopen.
Hij en Anguish begonnen juist een beetje
tot zichzelven te komen.
„Doorloopen I Doorloopen 1" fluisterde
Dangloss. „U moet een veilige plaats
trachten te bereiken. Als u gcv_t wordt,
kunnen wij niet beletten, dat er iels af
schuwelijks gebeurt."
„Als wij gevat worden?" riep Anguish.
„Wel, wat hebben wij dan gedaan?"
„Laat mij los, baron Dangloss 1 Dit is ccn
beleedigingschreeuwde Lorry.
„In '8 homols naam, wees bedaard 1 Wij
meenon het goed met u. Als wij den Toren
kunnen bereiken, waar u veilig is, zal ik u
alles uitleggen", hijgde do chef.
Eenigo oogenblikken later waren zij,
boos, ongeduldig en vermoeid, binnen de
poorten der gevangenis.
Xs dit een afgesproken plan om het duel
te verhinderen 1" vroeg Lorry aan Dangloss,
die doodop op een stoel was neergovn/Ien
en zijn vooriioofd afdroogde. Zoodrn hij
genoeg op adem was gekomen om to ant
woorden, vertelde hij hun iete, dat hen bei
den deed opspringen.
„Er zal geen duel plaats hebben Prins
Lorenz is dood I"
„Dood 1"
„Dood in zijn bed gevonden, met con
dolk in het hart!" hernam de chef. „Wij
hebben u tegen zijn vrienden beschermd,
heeren, maar ik moet u zeggen, dat u nog
altijd in een moeilijke positie verkeert."
(Wordi rnrvolrjcL)