LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 12 APRIL. TWEEDE BLAD. Rubriek voor de Jeugd. Kinderlijke gehoorzaamheid. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. Goede oplossingen ontvangen van: Correspondentie. FEUILLETON. De Prinses. No. 14153. Op zokoren dag was een van Washingions Officieren door den opperbevelhebber uitge vonden om paarden voor het leger op te [©roeren. Hjj bevond zich daartoe in dea Btaat Virginiö, toen hij een neger ontdek te, die twee paarden voor een ploeg uit dreef. Mooier span had de officier nooit jeeien en aa ccn oogenblik de krachtige Jioren te hebben gadegeslagen, riep hij ieo slaaf too: Luister, vriend, ik moet üe paarden hebben. Ze zijn juist wat ik Eoek." Do zwarte Laohto en rolde de x>gen door het hoofd, maar legde de zweep weer over de paarden en ploegde rustig voort. De of ficier wachtte tot luj weer vlak bij was ge- men on wierp toon den langen mantel te- r, waaronder zijn schitterende uniform te voorschijn kwam „Ga oaar het huis! Ga naar do meeste esriep Darkie en wees naai- eeQ klem oscb, waar men tussohen de boomen door de omtrekkeD zag schemeren van een mooi, oud gebouw. De officier begaf zich daar heen en stond al spoedig tegenover een ernstige vrouw met vorstelijke houaijg „Mevrouw," zeide hij, eerbiedig buigen de, „ik beu gekomen om in naam der Ro- geering beslag tc leggen op uw paarden „Mijn paarden?" herhaalde zij. ,,Necn, mijnbeer, die kunt gij niet krijgen. Ik heb te nooa'ig op het veld." „Het spijt. mij", antwoordde de officier, „maar ik ra o e t ze hebben. Het is het bevel van mijn chef." „En wio is uw chef, als ik vragen mag?" „De opperbevelhebber van het Ameri- kaansche leger, generaal Washington." klonk bet trotscb. Een zegevierend lachje verjoeg da be zorgde uitdrukking van het gelaat der oude vrouw. „Zeg aan George Washington" ant woordde zij, „dat zijn moeder haar paar- ;den niet kan missen." Verra-Bt en vol eerbied nam do officier afscheid, thaus begrijpende aan wie zijn generaal zijn vastberadenheid en zelfbe- jneersching had te danken Hij liet niet na jde boodschap over te brengen. En gaf Washington hem bevel terug 'te keeren en zijn moeder niettemin te bevelen haar paarden af te staan Neen, hij hoor de zwijgend het rapport aan eo >oog toon, met een mooie glimlach, onderworpen het hoofd. De grootste der Amerikanen, de bevrij der van zijn vaderland, had geleerd zijn [moeder te gehoorzamen Alvorens te kun nen bevelen, moet men leeren te ge hoorzamen, en dat wordt geleerd in het onderlijk huis. Zijn laatste lach. Zooals men weet, heeft men Napoleon I zelfs bij de grappigste aanleidingen maar zelden zien lachen. Slechts éénmaal is hij in een luid gelach uitgebarsten naar aanlei ding van iets, dat hij grappig vend. Den 14cn Augustus 1812, tijdens den tocht naar Rusland, bevond Napoleon zich in het bivouak van Boy ar in Kowa, niet ver ,van Smolenks Het was de dag vóór 's Kei zers verjaardag en des avonds kwamen do koning van Napels, Vorst Eckmühl, de her tog van Enghien en eenige andere generaals in het. kamp aan, terwijl zij bij wijze van verjaringageschenk een groot aantal Russi sche kanonnen en 1500 gevangenen mee brachten. Terwijl do Keizer zich genadig met zijn ömgeving onderhield, klonk plotseling do muziek vaD alle regimenten, tc "ijl overdo geheele linie honderd kanonschoten werden gelost. «v i» Wat betcekent dat?" beet de Keizer Vorst Eckmühl toe „Hoh ik niet. _io streng ste orders gegeven, dat men, met oog op de onmogelijkheid, om oicuwe am" mitio a-an te voeren, met het Fransche buskruit willig moet omgaan Eckmühl1 antwoordde: „Uwe Majesteit wij sparen ook onB Fransche kruit; het is veroverd Russisch kruit, waarmee wij schie ten, en wij vieren dus Uwer Majestoits ge boortedag op kosten van den vijand." Napoleon brak hierop in een schaterend gelach uit. Dit was, naar Ségur zegt, de laatste maal in zijn leven, dat Napoleon lachte. VOORJAAR. Rondom is 't zoo bl.j, zoo zonnig zoo stil, 't Is, of er iets liefs gebeuren viL Er fluistert een stem in de voorjaarslucht Als van voog'len gejubel in hooge vlucht. Hoor dieD klank I Hoor dat jubelen overal, 'Als van lachende stemmen in blij geschal 1 Het ruischt in de takken der leuto- boomen Er zal wat gebeuren? Wat zal er nu komen Daar ginds komt het aan I 't Nadert 6cbrede voor schrede. De kinderen joeleD, zij loopen mede. Daar nadert do drom als een wervelwind. En voorop gaat hupp'lend een lief, blond kind. Ziel vlak voor ons tuinhek, daar blijft het staan. Do kinderen verdringen zich, kijkeü het aan, En vriendelijk lachend zegt 't lieve kind: „Keufc gij me niet? Ik ben uw vriend 1" ■Nu stapt het mijn tuin in en komt dich terbij, Het klopt zacht i -,n mijn deur, bet komt om mij I Ho© klopt mijn hart bij zijn vriendelij ken groet 1 01 ik weet niet, wat dat beduiden moet 1... Maar nu 't me een bloem in mijn hand heeft gelegd Met een vriend'lijken glimlach niets heeft het gezegd Nu weet ik eensklaps, wie me tegenlacht: 't Is de lente, die ik zoo lang heb ver wacht I Ingez. door Barbara van Dissel, te Leiden. Op reis. Boerin: „Je zou zoo zeggen, dat de trein nu niet zoo gauw gaat als toen ve ge komen zijn". Boer: „Dat komt, omdat we nu in den laatsten waggon zitten." Ingez. door Johanna Rieboek, te Leiden. Natuurlijk. Iemand tot een kersenplukker, die uit een boom gevallen is: „Hebt ge je niet bezeeïd bij hot vallen?" Do man, leuk: „Neen, bij het vallen niet, maar toon ik op den grond kwam Dat was waar. A. „Ik hoor, dat ge je kippen wilt weg doen." „Waarom?" B. „Welja, wat heb ik aan die beesten. Als de eieren duur zijn, leggen ze niet, en als de eieren goedkoop zijn, leggen zo met hoopen." Ingez. door Martina Verhoeven, te Leidon. Twee vriendcD waren op do jacht. Een hunner legd© op een konijn aan, doch schoot mis. In de hoop, dat hij toch nog geraakt kon hebben, ^nuffeldo de man door de struiken. Zijn vriend, die het zag, riep hem toe: „Zoek maar niet, want die zal het hazenpad wel gekozen hebben". „Maar dat kan niet", was het ant woord. „Waarom niet?" „Omdat het een konijn was." Goede ontvangst. „Jammer, vriend, nu kan ik je juist niets presenteeren 1 Voor thee of koffie is bet geen tijd en wijn heb ik niet in huis. Maar laat ons een sigaar rooken; je hebt altijd zulke goede bij jet laten we eens opsteken." Ingez door J. L. Meyer te Lei den- Dassen jacht. Een edelman was met zijn boer op de dassen jacht- Een das vloog in zijn hol en de boer die hem vervolgde stak er de hand in om hem te grijpen. Het dier beet hem zoo hevig, dat hij jam merde. „Hebt gij den das?" vroeg do edel man. „Neen", antwoordde de boer, de das heeft mij". Ingez- door Marie Klesser te Leiden. Een straatjongen komt eeD man tegen, dio een deuntje fluit. „Nu, gij zal ook niet lang meer fluiten 1" zegt de bengel. „Hoe zoo?" vraagt de andere boos. „Zie je wol? Je scheidt er nu al ufc 1" Ingezonden door Helena en Johao Tie- rolf, te Leiden. Eon w ij sneu 8. Vijfjarige dreumes, van de brievenbus terugkomend: „Maar papa, dat is nu toch van u en Ma niet slim geweest, om de postzegels op de circulaires te plakken en do enveloppen open te laten j nu heb ik bij de bus wel een kwartier werk gehad om zo dicht te plakken." Ingez. door „Een abunnéetje Altijddezelfde. Professor, tot machinist; „En hoe lar.g doet zoo'n looomotief nu wel dienst?" Machinist: „Hoogstens d'rio jaar, mijn heer 1" Professor: „Zoo, zool niet langor? (tot zijn zoon)„Zie je nu wel, dat komt enkel door datvel© rooken I" /ngoz. door Karei Boors te DeD Haag. L Verborgen dierennamen. Ik klom op een kar en de zoon van mijn buurman ook. Wat kost dat goed. Mijn zuster Mie riep u. Do meeste raadselkin doren verlangen naar een prijs. Kom wat naderbij, dan kunt ge beter zien. Ingoz. door Lydia Witte Daar te Leideu II. Acht, één, negen, drie cd vier Draagt gij naar school toch mee, Een schilder kan twee, drie, vier en vijf niet missen. Ga nu maar naar dit eiland gissen. Ingez. door Anna Schiers te Voorschoten. III. Naar mijn geheel wordt haast door al le liên. Steeds met verlangen uitgezien. Onder een 1, 2, 4, 5 werd vroegOT ge streden. Dat wordt ook nu nog gedaan en met reden. Wat in een 1, 4, 6 is zal niet verzuren, Mits men het niet te Lang laat duren. Met 8, 7, 8, 6 noem ik een getal, Wat iedereen wel geleerd hebben zal. Een ei voor één 3t 8, 5, 8 is veel te goed koop, Nu maar geraden; gij vinuo het naar ik hoop Ingez. door Marie Bink te Leiden. IV. Verborgen plaatsnamen. Wij gingen naar den tuin om te spelen. Piet vroeg aan moe een snee krenten brood. Mijn broer Jan blaast op een waldhoorn. In dio straat worden zeven huizen ge bouwd. Ingez. door Com. v. Egmond te Leiderdorp. V. Ik heb als ik jong ben witte vlerk-, En nauwelijks kan het oog mij merken, Daarna word ik zoo groen als gras, En rond, alsof 'k een knikker was. Dan wordt mijn aangezicht geelkleurig, Als een die ziekelijk is of treurig. Maar kort daarop zoo rood als bloed, Mijn vleesoh wordt malsch, miju bloed wordt zoet. Dan heeft mijn schoon een groot ver mogen. En schittert iedereen in do oogen. Al is mijn hart zoo hard als steen, Ik word toch bemind door iedereen. Oplossingen der Raadsels. Goa. iL Koe kat hond gans. III. Kampen Assen Deventer Sneek. IV. Lena Elis© Willie Gijs. V. De letter o h. Jo Vergouwen, A. Smit, J. v. Heoidonk, Christina Treur, Johanna Susan, Dik en Lina Noll, Marie Keller, Johanna Raar, W. Laterveer, J. Bijtel, Gerrit od Sophia Hendriks, Jacoba van Woeren, Janni© Eg- gink, Marie Uljce, Marie den Holder, Hen drik Eggink, Jacques van Heusden, Marie Klesser, Ida Dirks©, J. Jonk, Marie Dors- man, Maria, Catliarina en Martina Ver hoeven, Gerard v. Oyen, Betsy Damen, Barbara van Vclzen, Corrie Koot, Lcendert Schijthuizen, An'thonia od Hormina Mulder, Greta Kurrela, Suze Vermy, Trukta Blcok- Btijn, Johanna van Dissel, Maria, Aletta, Hendrik on Philippus dc Nie, Helena, Mar- garetha cn Johan Tierolf, Maria de Vrind, Elizabeth Ricbcek, Gretha, Toos en Tonia Werter, Jacoba Riebeck, Hendrik en Jan Landwaart, Maria en Johanna van den Nieuwendijk, Betsy en Marie do Nie, Die na en Marie den Hollander, Jo, Gerard, Antoon en Jaoob Righart v. Gelder, te Lei den Jacob v. d. Eykol, Marie, Aalcje, Corrio en Anna v. d. Eykcl, te 'e-Gravenzande, Jansje vaD Graas, Jan en Dirk v Wierin- gen, Marie Roos, Rachel Roos, Manrtjo Roos, Maria van Haastrecht Cornelia de Vries, Aaltje Bras, Jan en Dirk den Elzen, Antje Lelieveld, Antje en Piet v. Nieuw koop, Gorritje Roos, to Haarlemmermeer, Christina Meskers, te Hillegom, Cor en Antje van Veen, Johanna Lemmerzaal, Piet Los, Pietje en Gorri'c Loogman, Willem cn Klaas Doeswijk, Kors Doeswijk, Gerritje en Agnes Doeswijk, Leen Loogman, Sophia en Jan Los, Jan van Nieuwkoop, Klazina van Nieuwkoop, Hendrik Los, Hazina on Miontjo Lemmerzaal, Mietje en Jan Kock, Cornelia Vlugt, Johanna en Oornelis Spaar garen, Cornelia Koek, Johanna Akerboom, Jacoba Vlugt, Cornelia Ley en, to Kaag, Jeanette Volker to Leiderdorp, Jan Vooys, te Katwijk, Jacoba en Mina Hyzelendoorn, to Nieuwe Wetering, Jasper en Anna van Haaster, Johanna Rutgers, te Voorschoten, Cornells Bergman, Wilhelm on Johanna Borgman, Gerard Bergman, Dirk en Kaat je van Tinua, I Warmond, Paulus Oost- veen, A. Oostveen, Elizabeth Jesse, Johan na van der Reck Nelly, Jan on Ger ry van Konijnenburg, Cornelia en Mientje Hendriksen tc Zoeterwoude. Do prijzen vielcD ditmaal ten deel aan Betsy Damen to Leiden en Cor nelia Leyon, te Kaag. W. Laterveer, to Leiden. Wei gc- felioiteerd met j© verjaardag, best© vriend. Ik had je gaarno het prijsje gegund, maar tot mijn spijt is de fortuin je niet gunstig geweest. Je'banna Raar, te Leiden. Wanneer je mij de volgend© week een „Onderlinge Correspondentie" zendt, zal ik die gaar ne plaatsen. Dik Noll, t© Leiden. Hot verheugt mij, dat de ontvangen prijs in je slnnak gevallen is. De anekdote is goedgokeurd en zal wel dra worden opgenomen. Christina Treur, t© Leiden. Het doet mij werkelijk veel genoegen, dat jo weer met ons aan de rubriek incdedoct. Ik herinnor mij je naam nog zeer good, maar wist niet, dat het al twee jaren ge leden was. Ook ik hoop, dat j© een van mijn beste randselvriendinnctjes zult worden 1 Marie, Kavel on Betsy Boors, te Den Haag. Vriendelijk daük voor do drie prachtig© Paasdi-koarten, dio jullie mij gezonden hebt. Dio lieve attentio •wordt zeor door mij op prijs gesteld. Vele groeten Marie K lio ss e r, to Lcidon. Vindt jo do rubriek hoo langer hoe pleizierigor Nu, lieve vriendin, ik moet bekennen, dat jo altijd je best doet on dat je werk er 6tccds netjes uitziet. Ik hoop je nog lan gen tijd onder mijn ijverige raadsclkindo- ren to mogen tollen. Dank voor de nieu we raadsels Ida D i rk so, to Leiden. Hob je het eerst niet willen geloovon, dat jo con prijs je hadt? dan zal het wol meegevallen zijnl Aan j© verzoek betreffende den uitgever zal ik voldoen. Jea netto Volkor, to Leider dorp. Nu heb ik beter opgepast en jo naam onder Leiderdorp geplaatst. Is zus je ongesteld? Nu, ik "hoop dat z© spoedig zal herstellen. Ik vertrouw, dat je je be lofte zult houden en weer geregeld do op lossingen zult inzenden. Dank voor do nieuwe raadsels eu anekdotes. Truidu Blookstijn, te Lcideto. Ik moet aannemen, dat je briofje de vori ge weck to laat in mijn bez^ gekomen ia; anders zou ik zeker jo naam onder do goe de oplost..s hebben opgenomen. Johanna Tierolf, te Leiden, Nu, ik moot eerlijk bekeünen, dat ik niet veel anekdotes meer in voorraad heb, dus mag je er gerust eenigo zenden. Elizabeth Riobeek, te Leiden. Met hot vijfde raadsel hebben bijna alle kinderen moeite gehadtoch was de op gave zoo moeilijk niet. Intusscheo heb ik ook u do gezonden oplossing van dat raad sel niet voor foutief aangerekend. Dank voor do mooie kaart en velo groe- ton aan Jacoba. Elisabeth Josse, te Zoetcrwoude. Ik heb al veel kennisjes te Zoetcrwoude, maar ik kan er nog heel best een vrien dinnetje bij gebruiken. Daarom hartelijk welkom io onzen kring. Paulus Oostveen te Zoeter,wou- dc. Ben jo zoo laDgcn tijd ziek geweest, beste vriend Nu, het verheugt mij, dat je wat beter bent en ik hoop, dat je weer gorcgeld aan de Rubriek zult kunnen medewerken. MARIE VAN AM8TEL. U) „Hij zou je kunnen dooden 1" „Niet wanneer een rechtvaardig God ons lot bestuurt. Ik waag bet met pistolen, en nu zal ik je één diüg zeggen, jongen: nooit zullen zijn lippen do hare aanraken, en er zal geen vorstelijk huwelijk plaats hebben. iMot een doode kan zij niet trouwen." Hij was buiten zichzelven van opgewon denheid, en Anguish had meer dan een half ~~ur werk om hem tot rede te brengen, •^ngzamerhand werd hij kalmer en toen rliot zijn zelfbeheersching bem niet meer. „Kies pistolen, op tien pas, morgenoch- d om acht uren", zeide hij onverschillig, toeD een tikje op de deur de komst van de getuigen van den Prins aankondigde. Anguish liet twee goed gekleede heeren binnen, die in het koffiehuis bij den PrinB aan do tafel hadden gezeten. Zij stelden each voor als de hertog van Hirrox en de kolonel Attobawn. Hun bezoek was kort, formeel en beslissend. „Wij vernemen, dat u personen van aan zien zijt in uw eigen land?" begon de her tog van Mirzox. „Wij zijn zonen van kooplieden", ant woordde Anguish. „O, juist, daar heb ik geen verstand van. Maar Zijne Hoogheid is* genegen om zijn rang ter zijde tc 6tellen, en u een bij eenkomst toe te staan." „Ik ben verrukt over de noderbuigende goedheid van Zijne Hoogheid, die ik vol komen begrijp", merkt© Anguish aan. „Wel nu, heeren, wat valt er te bepalen?" „De keuze der wapens". Toen Anguish verklaarde, dat zijn last- gever pistolen koos, kwam er een eigenaar dig© glans in de oogen der Axphaniéxs, en zij schenen tevreden te zijn. Gedurende dit korte, doch zeer belangrijke gesprek, dat in de Axplianische taal gevoerd werd, trad kolonel Attobawn op als tolk. Lorry zat in de vensterbank, strak naar buiten kij kend in de duisternis. De bezoekers ver trokken spoedig, met de afspraak, dat het prins Lorenz zou behagen, den volgenden morgen om aeht uren, in het dal achter het kasteel, tweo mijlen van de stad, een sa menkomst te hebben met den heer Lorry. In Graustark was geen wet, die het duel verbood. „Nu, je bent er bij, oude jongen", zeide Anguish- somber en droefgeestig zijn vriend aanstarend, „Maak je over mij niet bezorgd, Harry. Deze zaak kan slechts op één wijze eindi gen. Zijne Koninklijke Hoogheid is ter dood veroordeeld." Lorry sprak met den ernst en d© over tuiging van iemand, die in de toekomst kan zien. Kalm zetto hij zich aan het schrijven van eenige brieven, niet om afscheid te nemen, maar om aan enkele menscben de oorzaak van het duel mee te deelen, en t© zeggen, dat hij zich verheugde in de kans, die zich had aangeboden. Een van die brieven was gericht aan zijn moeder, één aan den vader van prins Lorenz, ©n de laatste aan de Prinses van Graustark. Deze laatste brief werd veel langer dan de ander©. Anguish was reeds meer dan een uur in zijn kamer en had zijn vriend herhaaldelijk gesmeekt, toch te gaan rusten, omdat andere zijn ze nuwen des morgens niet krachtig genoeg zouden zijn. Doch eerst na middernacht was Lorry klaar cn klopt© aan de deur van zijn secondant. „Ik vertrouw jo deze brieven tos, Harry", zeide hij. „Jij moet zorgen, dat zij mor gen verzonden worden Toen ging hij naar bed en sliep in. Om zes uren riep zijn secondant hem. Haastig kleedden zij zioh aan en maakten zich gereed voor den rit naar het dal- Zij zoudon hun nieuwe Engelsche revolvers go- bruiken, en om zeven uren zou in een zaj- 6traat een rijtuig op hen wachten. Zij hoorden beweging in het hotel, en vreesden, dat de andere gasten van het duel gehoord hadden cn nu de partijen zou den volgen naar de afgesproken plaats Er werd gepraat, heen en weer geloopen, met deuren geslagen, od dit werd nog erger, toen de beido mannen in de hal verschenen. Tot hun verbazing zagen zij halfgekleede mannen ©n vrouwen overal staan of in op gewondenheid rondloopen. Politie-agenten in witte uniform vertoonden zich in de hal, militairen, zóó uit hun bed, zonder das om en blootshoofds, kwamen aanstormen. Er werd geroepen en geschreeuwd, en wat nog erger was, angstig gekeken en gefluisterd. „Wat is eT gebeurd?" vroeg Lorry, en bleef bij de deur stilstaan „Brand kan er niet zijn. Kijk eens I Naar de deur van die kamer schijnt alles t© vlie gen. Wacht! Ga er niet heen, Lorry. Er kon eens iets wezen, dat je zenuwachtig maakte, en dat mag nu niet gebeuren. Laat ons deze trap afgaan, dan komen wij ge loof ik aan een zijuitgang." Zij waren halfweg de trap, toen een ru moer boven hun hoofd hen deed weifelen tusschcn nieuwsgierigheid en gezond ver stand. „Zij komen hierheen." „Hoor dat geschreeuw eens! Wat kan toch de oorzaak zijn van al dat leven?" Een half dozijn politie-agenten vertoon den zich boven aan d© trap. Toen zij de Amerikanen zagen, bleven zij staan en keerden zich om, alsof er uit- de tegcnovei- gesteld© richting een vijand naderde Jla- ron Dangloss kwam tusschen de witte jas sen te voorschijn en riep den Amerikanen iets toe, terwijl zij naar do straatdeur lie pen. In een oogenblik was hij bij hen; zijn gewoonlijk hooggekleurd gelaat werd van wit rood, angtig vloog zijn blik been en weer tusschen do groep boven aan de trap en do verbijsterde Amerikanen. „Wat is er aan de hand?" vroeg Lorry. „Daar 1 Zie zelf 1" riep Dangloss, want juist begon er een kloppartij tusschen de politie, door eenige soldaten versterkt, en een schreeuwenden, woedend.n troop Axphaniëra. Dangloss duwde zijn tegenstribbelende vrienden door een kleine deur, en nu wa ren zij in do bagagekamer van het hotel. Op al hun vragen gaf hij geen antwoord, doch duwt© hen weer door een andere deur, een trapje af en een zijstraat in. Daar stonden oen half dozijn politie-agenten te wachten, en eer zij ook maar een flauw begrip haddon van hetgeen hun overkwam, stormden zij met dc agenten een steegje door, alsof alle duivels hen op de hielen zaten. „Wat drommel beteekent dat?" vroeg Lorry, terwijl hij trachtte iets langzamer te loopen. Hij en Anguish begonnen juist een beetje tot zichzelven te komen. „Doorloopen I Doorloopen 1" fluisterde Dangloss. „U moet een veilige plaats trachten te bereiken. Als u gcv_t wordt, kunnen wij niet beletten, dat er iels af schuwelijks gebeurt." „Als wij gevat worden?" riep Anguish. „Wel, wat hebben wij dan gedaan?" „Laat mij los, baron Dangloss 1 Dit is ccn beleedigingschreeuwde Lorry. „In '8 homols naam, wees bedaard 1 Wij meenon het goed met u. Als wij den Toren kunnen bereiken, waar u veilig is, zal ik u alles uitleggen", hijgde do chef. Eenigo oogenblikken later waren zij, boos, ongeduldig en vermoeid, binnen de poorten der gevangenis. Xs dit een afgesproken plan om het duel te verhinderen 1" vroeg Lorry aan Dangloss, die doodop op een stoel was neergovn/Ien en zijn vooriioofd afdroogde. Zoodrn hij genoeg op adem was gekomen om to ant woorden, vertelde hij hun iete, dat hen bei den deed opspringen. „Er zal geen duel plaats hebben Prins Lorenz is dood I" „Dood 1" „Dood in zijn bed gevonden, met con dolk in het hart!" hernam de chef. „Wij hebben u tegen zijn vrienden beschermd, heeren, maar ik moet u zeggen, dat u nog altijd in een moeilijke positie verkeert." (Wordi rnrvolrjcL)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5