WekeUjksche Kalender. RECEPT. STOFGOUD. Luctor et Emergo. Zondag. Liefde eiBcht, vriendschap geeft. De lief de ziet geen gebreken. De vriendschap heeft ook de gebreken lief. Maandag. Wie kwaad doet, doet zichzelf kwaad. Dinsdag. Na de plichten der rechtvaardigheid komen de plichten der liefde. Woensdag. Feestbloemen van voorheen zijn gedroog de bloemen in ons album. Donderdag. 'Al 8 allen tot elkander zeiden wat ze van elkander zeggen, dan waren er maar zeer weinig goede vrienden. Vrijdag. Wie meent te moeten vermanen, doe het één-, hoogstens tweemaal, maar beware dan het zwijgen en blijve volkomen dezelfde. Dat zwijgen, dat onverminderde zijner lief de is de stempel op de echtheid zijner be doelingen en doet mogelijk later de uit werking, die de vermaning zelve miste. Zaterdag. Stille eenvoud en zachtheid van gemoed behooren tot die schoonheden van het vrouwelijk hart, wier goede invloed op an deren steeds van blijvenden aard is. EEN TOREN. Op het aan alle Ne^-Yorkers en aan ta! van andere personen welbekende Coney- eiland zal een stalen toren worden opge richt van 700 voet hoog en met een middel lijn van 300 vc'et. 150 voet boven den grond zal een tuin worden ingericht met een res taurant, een theater en zaal voor rolschaat sen rij den. 250 voet boven den grond komt een luchthypodroom, op 300 voet een café en een danszaal, op 400 voet een palmen tuin, op 500 voet een observatorium, en nog boogea* een afdeeling van het meteorolo gisch bureau, en tekens het grootste draai ende zoeklicht der wereld. Voor de constructie is meer den 7 mil- lioen kilogram staal noodig, en de kosten van den bouw worden begroot op bijna 1.6 tnillioen gulden. „SunSight." De Sunlighf-zeep is in Nederland zoo bekend, dat een enkel woord in verband er mee wellicht belang inboezemt. De direc teur, de heer W. H. Lever, is pas tot lid in het Lagerhuis gekozen. Hij is een werk gever zooals Nederland ze kent in de hoe ren Stork en wijlen Wan Marken e.a. Bij zijn fabrieken, bij Liverpool, heeft hij een heel klein dorp gebouwd, eigenlijk een klei ne stad, voor zijn duizenden werklui en be ambten. De terreinen der fabriek beslaan nu bijna 2j K.M. van den oever der Mersey en de derde zeepfabriek („soapery"), ver leden jaar gebouwd, zou, als al haar ver diepingen naast elkaar op den beganen grond stonden, ruim 3 HA. beslaan, en in dit jaar komt daar nog ruim H.A. bij. Rijstetaart- Een blikken plaatje wordt met boterdeeg belegd en hierop het volgende mengsel250 gram rijst met melk en 60 gram gewelde boter stijf gekookt, geraspte citroenschil, suiker, 125 gram fijngestampte, van de schil ontdane amandelen, en -4 eieren er door ge roerd. De sterren aan het uitspansel gelijken op ongelezen bladen van een rijk, wonder baar dichtwerk. Camille Flammarion. Het laatste recht, dat de mensch zich laat ontnemen, is de vrijheid zijn droefheid naar bartebehoefte uit te schreien en toch is smart niet de dierbaarste bezitting. D. 0. Stolber g—J a s p e r s. Na de kracht bestaat er niets hoogers dan haar beheersching. Jean Paul De schade is zóó groot, dat alleen aller hnlp haar kan lenigen. Het Provinciaal Watersnood-Comité. In 't duiden daar liggen de Landen, De landen al van de zee; Zij klotst er tegen de stranden, Zij stroomt er langs dijk en zee. Daar zingen de zeeën beur zangen Bij zoelige lentelucht, De liederen van verlangen Voor wie er om heeling zucht. Daar bruisen de woelige golven Bij storremen uit het west; Daar huilen de waterwolven, Bespringen er land en vest. Daar Kampen de moedige Zeeuwen, Om lijf en land te behoên: In worstelingen van eeuwen Verwonnen zo 't steeds van de vloen. Wat duin er werd weggeslagen, Wat dijk er ook begaf, Wat nooclen zij immer zagen, Nooit werd de zee hun graf. Zij hieven het hoofd uit de baren, En dreven ry van het droog, Trotseerden do ruwe gevaren En bleven al worstelend hoog. De zeekamp zag hen vereenen Tot broederen in 't gevaar; Waar rampen ook deden weenon, Daar was er hun hulpe klaar. Oud-Lekien mocht het beleven: In d'ijselijksten nood, Toen waagden de Zeeuwen hun leven En brachten er haring en brood. Nu zitten er velen te zuchten Van (Touden Zeeuwschen stam: Zij moesten hun woning ontvluchten, Daar weer hun doodsvijand kwam. De wilde, woestige golven, Gedreven uit diep Oceaan, Zij hebben de landen bedolven, Vernield, wat kon weerstaan. In 't Zuiden daar liggen de landen, De landen al van do zeo Maar van de Zuiderstranden, Ruischt thans het lied van wee. Hot klaaglijk lied vraagt hulp© Aan 't overig Nederland, Om binten voor dë stulpo, Om brood en kleed en brand. De Vorst lij k© Ambachtsvrouw© Ging voor met mild© hand, Orai/es leus getrouwe: Voor God en Nederland J. P. Vergouwen. mElLSL De veroverde worst. Een welgedane slager had een begaaf den zoon, die, allen vaderlijken vermanin gen ten spijt, met alile geweld tooneelspe- ler wilde worden. Eindelijk gelukte bet den jongen een plaatsje te verkrijgen bij een tooneelge- zelschap, maar natuurlijk mocht hij in het begin alleen nog maar in zoogenaamde „stomme rollen" optreden, of in zulke, waarin hetgeen hij te zeggen had zich tot weinige woorden beperkte. Van lieverlede wend de vader trotsch op zijn zoon, den „tooneelspeler", en wan neer hij onder zijn vrienden was, kon hij geen woorden genoeg vinden om zijn vreug de over de door hem gekozen loopbaan uit te drukken. Wie bij hem in de gunst wilde komen, behoectue het gesprek slechts op zijn zoon te brengen, om gewonnen spel te hebben. Deze kleine zwakheid van den ouden heer was algemeen bekend. Op zekeren dag trad een vrouw den spek slagerswinkel binnen en verlangde een ons worst. De slager nam een mooie lange en dikke worst van den haak, zette zijn mes even aan en mat dan aaarmede een stuk je van de worst, dat ongeveer het verlang de gewicht Kon hebben, af. Juist, toen hdj het er af wi'do snijden, vroeg de vrouw: „Is de tooneelspeler Spek niet een zoon van u, mijnheer?" „Zeker! Dat is bekend genoeg, zouik denken," antwoordde hij. „Ik heb hem onlangs zien spelen." „Zoo?" Bij a'eze vraag soaoof de slager het mes een klein eindje verder. „Hij speelt prachtig, vind' ik". De slager zette het mos weer een stuk verder. „Willem van Zuylen was een groot too neelspeler, maar tegen uw zoon zou hij bet toch afgelegd hebben." Nu schoof de slager het mes ongeveer tot de helft, van de worst. „Men heeft zooveel geroepen over Bouw meester en hij speelt heel goed, zeker, maar uit uw zoon zal toch een heel andere kun stenaar groeien." De slager had nog altijd het stuk niet afgesneden en vond dus nog gelegenheid' er een stuk bij te doen. „In Amerika roept men nu zoo over dien Henri de'Tries. Ik heb hem óók „De Brand m do Jonge» Jan" zien spelen. Maar zoo ongedwongen, zoo natuurlijk als uw zoon beweegt hij zich toch ni op de planken." De slager straalde van geluk en trots, wierp het mee ter zijde en overhandigde dér koopster voor haar dubbeltje de ge- hecle worst met de woorden: „Daar, juffrouw, houd ze maar heele- maal. Dank u vriendelijk, hoor!" Met een geslepen lachje begaf de koop ster zich met de veroverde worst naar huis. „Mag ik eens zwarte glacé-handschoenen van u zien?" vroeg een dame aan een win kelier. „Deze soort is toch niet de Mdtste snaak", zei zij, toen de handschoenen haar getoond werden. „Zeker, mevrouw", zei de winkelier, „wij hebben r. eerst twee dagen in voorraad.'" „Ik dacht toch van niet", hield de dame aan. „Want het modeblad 2egt, dat zwarte glacé-handschoenen tegenwoordig bruine naden hebben eu rice versa. Ik zie de brui ne naden, maar de rice versa zie ik- niet." De winkelier legde aan de dame uit, dat vice versa h~t Fransche woord waé voor 7 ;:noopjes, en ze kocht 3 paar 't Moet op Noordwijk (Bataria) gebeurd zijn. In gedachten. Bekende: „Hebt ge u eerst op iateren leeftijd het rooken afgewend?" Professor: „Neen, ik ben als niet- rooker ter wereld gekomen." VRAAG. Iemand vraagt om mededceling van een afdoend middel, dat tevens onschadelijk is, om vuil geworden verguld koper schoon te maken. [Wij houden ons aanbevolen voor me de el eel ingen onder het motto: „Verguld Koper Vraag Zondagsblad," ons toe te zenden in de eerste helft der week.]

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 12