op denzelfden tijd. Doch zijn zoon FiJips
herstelde weer den ouden toestand. Se
dert 1697 ia het tweetal Haagsche ker
missen tot een enkel© versmolten.
In gedachte nam spreker daarop een
kijkje op een 17de eeuwsche kermis, die
er al niet heel veel anders uitzag dan de
kermissen der latere dagen.
Groote verontwaardiging wekte het,
toen ook vrouwen zich op het slappe
koord vertoonden als koorddanseressen
eenzelfde verontwaardiging als toen vrou
wen tooneel begonnen te spelen. Zeemon
sters, kameelen, schapen met drie pooten,
apen, die koorddansten, paarden, die
konden tooveren, en 1 "-den, die konden
praten, werden er vertoond. En als de
dieren uit hun lijden waren, werden ze op
gezet nog winstgevend gemaakt. Ook bui
ten-model-kinderen werden door liefheb
bende ouders vertoond, of in exploita-
tio gegeven aan anderen. Reuzen en wan
gedrochten, die Bamum en Baily ja-
loersch zouden heb jen gemaakt, ontbra
ken al evenmin, als jongelingen van acht
voet lengte, dwergen met een waterhoofd,
bijzonder magere mannen, enz. Ook op
het gebied van goochelen vertoonde men
al zeer rare dingen. De kramen (die op
de kermis de meeste plaats innamen) ston
den op het Buitenhof, den Vijverberg en
in het Voorhout. De deftige kwakzalvers
stelden zich voor als „grand seigneur",
kleedden zich in purper cn droegen gou
den ketens om den halszij noemden zich
hofarts van den Sultan van Turkije, den
Keizer van China of van Moscovië. Geen
verceniging tegen do kwakzalverij maakte
het hun nog moeilijk. Sommig© kwak
zalvers hielden er een pierrot of een or
kestje op na, om het gekerm van den pa
tiënt te overstemmen. Ook werden er lo
terijen gehouden, waar alleen de hand
langere als lokvogels prijzen trokken.
„Men schoot en raasde op die kermissen,
dat de huizen daverden", zoo werd er ge
klaagd.
Nog vertelde spreker, hoe de joffer
schap vóór noen met maskers voor het
gelaat in zomerkostuura langs de kramen
wandelde.
„Billets doux", in hoogdravende taal,
werden daar soms den meisjes in de han
den gestopt. Menig beschroomde jonge
ling wachtte tot de kermis, om zijn Dul
cinea te durven vragen, en menig jonge
ling deed daar een gewaagden stap. Zelfs
verhaalt men van een Prinses van Oranje,
die er plcizier in had, zich gemaskerd on
der de menigte te begeven. Later ontaard
de dit gebruik.
Ook maakte 9preker melding van den
feestelijken optocht der schutterij, die met
geladen geweer en vliegende vaandels
over het kermisterrein trok, en nabij het
stadhouderlijk kwartier en de huizen der
autoriteiten weiden salvo's gelost. De
kermisparade werd in de meeste steden
afgeschaft, omdat de gezinnen krimp le
den voor d© mooie kostuums der mannen
en vaders. In de 18de eeuw had de ge-
meent© haar schouwburggezelschap gekre
gen. Ook de marione-tentheatars hadden
veel succes, evenals do menagerieën. Een
nieuw© vermakelijkheid op kermisson
vormden de paardenspellen. Veelal brach
ten de kermissen wat nieuws: glasfabri-
cage, electriseeraiachine, enz. Do kramen
bleven ook in do 13de eeuw haar reputa
tie handhaven. Toen in een kraam op het
Buitenhof, tegenover d© vroeger© Hoofd
wacht, brand uitbrak, welke brand 60
kramen vernietigde, werd groot© schade
geleden. Met ëén kraam ging een
waarde van f 10,000 verloren. De liefda
digheid, in de kerk aanbevolen, bracht
f 27,000 bijeen.
De kermis beeft den storm der revolu
tie kalmpjes doorstaan. De predikanten
bestreden vaak heftig de kermis en wan
neer ket vaderland kommervolle tijden
beleefde, werden de kermissen bekort.
Dat d© „kleine luyden" op de kermis
verzot waren, is geen wonder. Zelfs Wil
lem III moet in Engeland eens hebben
uitgeroepen: „O, nu is het Haagsche ker
mis, ik wilde wel voor honderd, ja twee
honderd duizend guldon eens overvlie
gen". Ook Prins Maurits, Prins Frederik
Hendrik" en Willem II waren geen knies-
ooren.
Onder de namen der eigenaars van spel
len vinden we er verscheidene, ook nog in
onzen tijd bekend.
De wafelkramen hebben niet weinig tot
de afschaffing van dw- kermis bijgedragen.
Die kramen stonden in een slechten reuk,
wat betreft de moraliteit. Omstreeks het
midden der 19de eeuw moesten zelfs eens
deze kramen midden in de kermis wordea
afgebroken. Het raadslid Van der Jagt
onderscheidde zich vooral door zijn strijd
tegen de zg. „Friesche wafelmeisjes".
Dat Den Haag op het gebied der zedelijk
heid door afschaffing der kermis heeft ge
wonnen, kon spreker niet aannemen, en hij
zeide ook te betreur, i het verdrijven van
dit echt Hollandsch volksfeest.
Over de Bestrijding van
de Tuberculose.
De gedachtengang van prof. Robert
Koch in een voordracht over den stand
van zaken aangaande deze bestrijding
wordt als volgt medegedeeld:
De meening, dat de tuberculose niet be
smettelijk is, bleek nu twintig jaar ge
leden onhoudbaar. Daarmede werd het ver
langen gewekt naar bescherming tegen de
tuberculose. Brehmer gaf den stoot tot
de diatetisch-hygiënische behandeling. Zij
wordt krachtig bevorderd door het par
ticulier initiatief en in vele Staten en
steden zijn reeds wetten en verordeningen
tot bestrijding van de ziekte uitgevaar
digd. Maar al dat streven draagt een zeer
ongelijk karakter. Hier wilde men raad
gevend, daar therapeutisch t© werk gaan,
ginds alleen de besmetting van de men-
schen door d© rundertuberculose bestrij
den. Het laatste gevaar heeft echter, blij
kens d© nieuwste onderzoekingen, geen
noemenswaardige beteekenis. Voor de tu
berculose als volksziekte komt slechts de
besmetting van mensch op mensch in aan
merking. De overdracht van de smetstof
geschiedt niet slechts door de uitwerpselen
van de lijders, maar reeds dcor de fijnste
slijmdrupjes (de z.g. open tuberculose).
Voorzichtigheid, reinheid in woning en
kleeding, versche lucht en licht vermin
deren het besmettingsgevaar aanzienlijk;
het tegendeel verergert het gevaar. Tubercu
lose is niet zonder grond een woningziekt©
genoemd.
Onder de maatregelen ter bestrijding
moet, gelijk bij vele besmettelijke ziekten,
d© aangifteplioht het uitgangspunt zijn. Om
de lijders te ontzien, heeft men deze ver
plichting bij d© tuberculose nog veel te
weinig in toepassing gebracht. Aan
artsen moest die plicht alom worden opge
legd en daarmee in verband behoorden
cnderzoekingsplaatsen voor het sputum in
gericht te worden. Deze ontbreken nog veel
te veel. De verpleging van alle zieken in
ziekenhuizen, waar alle maatregelen tegen
de ziekte doeltreffend genomen kunnen
worden, war© een ideaal. In een land als
Duitschland bijv., waar alleen 200,000 tu-
berculose-lijders zijn, zou dat onmogelijk
wezen. Maar toch behoorde men ten min
ste de gevaarlijksten in ziekenhuizen te
isoleeren. In die richting hebben enkele
Duitsche steden reeds veel gedaan. Te Ber
lijn zijn in de laatste tien jaren meer dan
40 pCt. der teringlijders in de ziekenhuizen
gestorven.
Van beteekenis is de achteruitgang der
ziekt© in verschillende landen. Vcoral in
Engeland is de sterfte onder d© teringlij
ders in de laatste veertig jaren aanmerke
lijk verminderdin Schotland is zij nog
geringer; in Ierland is zij zelfs tot staan
gekomen. In Pruisen was het sterftecijfer
van 18761886 nog gelijkmatig hoog, ver
minderd sedert van jaar tot jaar. Ondanks
het toegenomen bevolkingscijfer, sterven
tegenwoordig in Pruisen jaarlijks ongeveer
20,000 menschen minder dan vóór 20 jaren,
terwijl de tering bijv. in Oosten rij k-Hcn-
ganjo op de oude hoogte gebleven ia. De
verbetering van den toestand der lagere
volksklasse, vooral wat betreft woningtoe
standen en beter onderwijs, hebben deze
uitkomsten bewerkt; vóór alles echter de
betere voorzorgen voor do lijders in hot
laatste staaium en hun verpleging in zie
kenhuizen en sanatoria, zooals dit in En
geland, Pruisen en Nederland op betrek
kelijk groote schaal geschiedt.
Op overbrenging en verpleging in doel
matige inrichtingen is daarom de grootste
nad uk t© leggen. D© duur van de kuur
mag daar vooral niet te kort zijn. Slechts
in een vroeg stadium van de ziekt© worden
daar duurzame resultaten verkregen. Op
die manier dragen de Duitsche genees-in-
ricLtingen meer c'an 100 met jaarlijks
30,000 zieken zeer belangrijk tot bestrij
ding der tuberculose bij. Zieken in een ge
vorderd stadium, die in geneeBinriobtingen
geen opname kunnen vinden, worden het
best in de zoogen. „Dispensaires" behan
deld. De zieke wordt in zijn woning opge
zocht, onderricht, tot reinheid aange
maand, en van geldmiddelen voorzien, om,
zoo noodig, een betere woning en afzonde
ring voor hem te vinden. De inrichting
zorgt voor geneeskundige bezoeken en ten
slotte voor opneming in een ziekenhuis.
Koch houdt deze „Dispensaires" voor het
sterkste strijdmiddel tegen d© tuberculose.
De geheel© strijd tegen de tering is ten
slotte een geldkwestie. Hoe ineer wij doen
kunnen voor de ziekenhuizen, sanatoria,
enz., hoe meer do-r den liefdadigen mensch
geofferd wordt, des te beter voor de zaak
der teringbestrijding. Aan deo Staat de
taak om den aangifteplicht wettelijk door
te voeren en voor hygiënische maatregelen
en verbetering der woningtoestanden te
zorgen.
D© strijd tegen de tuberculose wordt niet
van boven af voorgeschreven en hij heeft
zich niet altijd in overeenstemming met de
regelen der wetenschap ontwikkeld, maar
hij is voortgekomen uit het volk zelf, dat
zijn doodsvijand eindelijk goed heeft leeren
kennen.
Een vermogend Graat
Guido graaf HenckeJ, eerst voTst von.
Donnersmarck, is een der grootste Silezi-]
sche magnaten. Zijn jaarlijksch inkomen
wordt op ongeveer 200 millioen marken ge
schat. Reeds lang in het bezit van het Fi-
dei-commis Klein-Zyglin, dat 12,697 H. A.
groot ia, stichtte hij in 1891 het faded-oom-
rnis Repten, dat slechts 4000 H.A. opper
vlakte beslaat, en legde dit zijn tweeden
zoon, Kraft, in de wieg.
Papa Henckel kon zich dit veroorloven.
Want behalve deze twee fidei-commiasen
bezit hij nog ruim 22,000 H.A. landerijen,
over Pruisen, Russisch Polen, Galicië en
Hongarije verspreid.
Toch vormt dit grondbezit slechts een
deel van vorst Henckels rijkdom, die nog
grootere renten uit de industrie, den mijn
bouw en het bankwezen trekt. Want in te
genstelling der meeste Duitsche aristocra-,
ten is Henckel in hart en ziel handelsman^
Trouwens, dit zit hem in het bloed.
Reeds de stamvader van zijn sedert 1901
doorluchtig huis was volgens het huis
archief van de Habsburgere, zoo omen bij
het jaar 1600: „Ihrer Kaiserlicaen Majestat
Hofdiener, Handelsmann und Üoflieferan-
ten."
Doch niet alleen in de keuze van zijn
beroep, ook in die zijnor vrouw of beter'
gezegd zijner vrouwen heeft de vorst von,
Donnersmarck zich weinig om de PruLi-
sche traditiën bekommerd, en is desondanks
toch een der meest geziene personen aan
bet bof van keizer Wilhelm II, wiens ,,Erb-
oberlaad Mundscherk" zoo iets als op-,
perschenker en werkelijk geheime raad
hij is.
In zijn jongere jaren leefde Guido Hen
ckel langen tijd te Parijs. Dat was nog in,
den bloeitijd van Napoleon III. Zijn,
scherp verstand en groot© opmerkingsgave,'
deden hem de zwakke zijden van het toen-