Uit hst Laad der Etiquette.
houd ran haar kleeren, wat toch ook in het
belang van de werkgevende dame ia. Me
vrouw of juffrouw ziet toch gaarne haar
meisje met ordelijke japonnen, schorten,
enz., enz. Maar daar schijnt N. nooit over
gedacht te hebben. Gij zoudt gaarne, ge
achte inzendster (der) willen hebben, dat
(zooals ik nit uw stuk opmaak) de dienst
boden uit de twintigste eeuw precies zoo
gekleed zien, als die uit de zeventiende en
achttiende eeuw? Hoe kan onze tegenwoor
dig© dienstbode met jakje en tripklompjes
en des Zondags met omslagdoek en des
noods neepjeskapje "werken en wandelen?
Is er dan nog geen genoeg onderscheid tus-
schen mevrouw en dienstbode, dat gij haar
zulke kleeding aan wilt doen hebben? Graat
'de dienstbode in de week met haar beste
jkleeren wandelen, zooals mevrouw of juf-
'frouw? Of loopt zij niet van 's Maandags
tot 's Zondagsmiddags (al naar gelang liaar
uitgaansdagen zdjn) in een katoenen pakje
met wit schort? Ja toch? Geloof mij, ge
achte N., al kleedt een dienstmeisje zich
in satijn, het 2al tooli altijd een dienst
meisje zijnVrees toch niet, dat de men
schen niet zullen zien wat de dienstbode of
de mevrouw isDaar zullen de dames
heusch zelven wed voor zorgen. Zeer terecht
wijt N. den vooruitgang van onze dienst-
lmeisjes aan a'e strooming van onzen tijd.
[Zooals het met het vervoer is gegaan, zoo
;gaat het met alles. Is de auto niet het mo-
domste vervoermiddel der twintigste
eeuw? Heeft do torpedo niet de trekschuit
verdrongen? Zoo goed als al wat ouder-
.wetsoh is verdwijnt, zijn ook de ouderwet-
sche dienstboden verdwenen. Daarom N-,
moet gij ook maar met die strooming van den
tijd meegaan en de dienstbode nemen zooads
zij is. Zoolang zij nog uw huis in orde heu
lden en al uw bevelen opvolgen, zou ik,
als ik u was,, mij maar niet meer zoo bekla
gen. En als gij ze niet eens in de week
'met mooi© kleeren kunt zien uitgaan, raad
;ik u aan er maar niet naar te kijken.
Dat zij van opschik houden, wel, geachte
N,, wie zal zo dat verwijten? Heusch, N.',
een beetje schoonheidszin heeft ieder
imensch wel in zich, of zaj .dienstbode of me
vrouw is. Worden er tegenwoordig niet veel
meer eischen aan d'e dienstmeisjes gesteld
jdan vroeger? Ik vraag u: Wat hebt gij lie
ver, een dienstbode, die geen A voor een
',B kan spellen, niet schrijven of rekenen
,kan, of een, die daarin behoorlijk onder
richt genoten heeft en dus door niemand
.bedrogen kan worden? Welnu, N., zoo gij
de eerste de voorkeur schenkt, zal zij jak
jes en tripklompjes, witte kousen des
'noods en wat al niet meer dragen
Kiest gij de tweede, dan hebt gij een door
,u zoo heftig beschimpte stoethaspel.
N., ik wilde, voordat gij er weer toe
overgaat d© fatsoenlijk© dienstmeisjes met
hen te gaan vergelijken, die werkelijk stoet
haspels zijn, gij haar dan ook eens van de
'goede zijde zoudt beschouwen en bedenken
wat zij al niet voor u is. Zij houdt uw huis
in orde, kookt uw eten en handelt altijd in
uw belang. Maak nu, geachte N., niet hicr-
uit op, dat ik alle dienstmeisjes als de
.meest nuttige leden der maatschappij be-
schouwneen, ik bedoel slechts haar, voor
wier rechten ik optreed, namelijk: nette,
betrouwbare dienstmeisjes, die ik nimmer
zal verwarren met die slordige, nietswaar
dige schepsels, die geen aardappel in haar
[hand 'kunnen houden, het stof in hoeken
'en gaten laten zitten, enz., enz.
Even, N., wild© ik u nog opmerkzaam
maken, dat gij heusch niet behoeft te
vreezen, dat do meisjes, die ik hierin be
schrijf, slechts hoog© loonen eischen om
aan zucht naar lintjes en strikjes, cein
tuurs en mantels te willen voldoen. N.,
geloof mij, het moge voor een deel waar
zijn, cl© linnenkast is ook goed gevuld en
zij zullen het fietsrijden wel overlaten aan
di© stoethaspels" voornoemd. Het dan
sen laat ik er nog bij, want tegenwoordig
kan haast iedereen dat. Dat gaat wel
voorbij als het dienstmeisje huisvrouw is
geworden. Dan blijven lintjes, strikjes,
dansen, enz. geheel achterwege. Gun het
hun dan, geachte N., zoolang zij ze. hebben
■kunnen, ofschoon ik overdrijving op dat
punt geheel en al afkeur.
Ten laatste doet gij het voorkomen als
zouden de ouders der dienstmeisjes de
schuld zijn van den modernen geest hunner
kinderen. Dat hebt gij geheel mis. Dat
moogt gij gerust wijten aan ae omgeving,
waarin het meisje komt, als zij op twaalf
jarigen leeftijd van de school in haar eer
sten dienst komt. Hoe groot is dan meest
al de teleurstelling niet, die zij ondervindt I
Onder opzicht van de haar omringenden
doet zij haar eerste trede in het dienstbode
leven en ik kan uit eigen ervaring zeg
gen, dat het o zoo tegenvalt mevrouw of
juffrouw bij iedere voorkomende gelegen
heid te hoeren brommen en knorren. Ik zal
niet ontkennen, dat het zeer dikwijls heil
zaam is voor baar volgend leven, maar
toch wordt bet gemoed van het meisje op
di© manier spoedig verhard. Heusch N., al
doet gij er nog zooveel moeite voor, gij zult
om zoo maar eens te zeggen niet een 15-jarig
meisje toch nooit zoo ver brengen kunnen
dat het veel doet voor weinig loon, niet
uitgaat en altijd een vriendelijk en tevre
den gezicht zet, al hebben haar ouders
haar voorbeeldig opgevoed en haar inge
prent, dat dienen een genot en een groot
voorrecht is. Als zij drie jaar gediend
heeft zal zij daar zelf over oordeelen al
naardat mevrouw of juffrouw voor haar
geweest is. Ik geloof, N., uw openhartig
senrijven beantwoord te hebben op een wij
ze, die gij mij niet kwalijk neemt.
U dat beleefd verzoekende, verblijf ik
met de meeste hoogachting: een lid van
dat noodzakelijk kwaad, namelijk:
Eendienstb o d' e.
DE BIOSCJOOP.
Ieder, die wel eens een tooneelvoorstel-
ling of opera achter de coulissen heeft
kunnen bijwonen, weet, dat bet meest aan
grijpende drama dan dikwijls lachwekkend
wordtdat een gevoelig, fijn tooneeltje
heel wat meer proza dan poëzie bevatten
kan. Een langverwachte, een doodgewaan
de, die op het meest onverwachte oogen-
blik het tooneel op komt stormen, staat
aan den achterkant van de schermen een
paar minuten door een gaatje te kijken
o-f hij nog niet moet opkomen, en een ver
liefd paartje, dat zachtkens aaneengevïijd
een bemanesbhijnden tuin komt binnen
wandelen, heeft zeker eenige malen gepast
voordat de armen goed om elkaar heenge
slagen waxen.
Blijven echter ook achter het tooneel
de acteurs menschen, die, eenmaal in het
pak gestoken, zich in hun rol voelen en dus
ook dan iets, al is het ook nog zoo weinig
kunnen laten voelen van de kracht, die
straks, als zij voor het voetlicht staan,
van hen zal uitgaan, bij een bioscoopvoor
stelling, meegemaakt achter de schermen
van de projectiebron, blijft van dit kleine
greintje poëzie niets over.
Terwijl het publiek geniet van verliefde
toon eel tj es of meeleeft met de gevaarlijke
avonturen van den held van een drama,
is in het hokje, van waar uit al die heer
lijkheid op het doek geworpen wordt, nóch
van liefde, noch van een held, noch van een
drama iets te bespeuren. Kale wanden,
met een paai* kijkgaatjes, waardoor de
sigarendamp uit de zaal zachtjes naar
binnen kronkelt, em tikkende machine,
hel wit licht, dat den oogen pijn doet,
een paar menschen, die door de hitt© in
het vertrekje in een verre van poëtische
temperatuur verbeeren. Op een lang,
een paar centimeters breed stuk celluloid,
waarin aan beide zijden op gelijken af
stand van elkaar gaatjes zijn geslagen,
zijn de honderden fototjes aangebracht,
die, met een snelheid van 15 tot 20 per
seconde, voorbij een bolle lens, waarachter
helder licht, worden getrokken, waardoor
elk kiekje op zijn benrt vergroot op het
doek geprojecteerd wordt; en door de
snelheid, waarmee zo elkaar opvolgen,
schijnen de gefotografeerde personen le
vend. De band van celhiloïd wordt op een
rol gewonden, die boven de lens hangt,
en na het projectie-licht gepasseerd te
zijn, beneden even regelmatig op- als bo
ven afgewonden wordt. Voor dit afwikke
len en afrollen zorgen twee klossen met
tandjes, die telkens in de gaatjes van den
band grijpen, maar natuurlijk, door hand-
kracht of electris-c h, in beweging gehouden
moeten worden. Van een bioscoopnummer,
dat een tien minuten duurt, is de band een
paar honderd meters lang. Breekt het cel
luloid, wat licht gebeurd, dan is een een
voudige reparatie voldoende, om de stuk
ken weer aaneen te hechten. Het beeld,
waardoor do breuk loopt, wordt er uit ge
sneden en de einden aan elkaar geplakt.
Door de snelheid, waarmee de beelden
elkaar opvolgen, is er op het doek niets van
te merken, dat er een ontbreekt. Evenals
bij de tooverlantaarn worden de foto's het
onderste boven voorbij de lens getrokken.
Het opnemen van een nummer gaat als
fotografeeren, maar in plaats van een gla
zen plaat, is een ml gevoelig celluloid in
het toestel aangebracht, dio tijdens het op
nemen regelmatig rondgedraaid wordt,
waardoor op de gelatine achtereenvolgens
de beelden inwerken, die men wenscht. Van
dit negatief kunnen zooveel powtiaven ge-
maakt worden a-ls noodig is.
Een wereldfirma voorziet alle groote va
riëteiten-theaters van alle gebioscoopt©
actualiteiten, die maar gewenscht kunnen
worden. Toen minister Kuyper zich in do
Transvaalsche kwestie mengde, kwam uit
Engeland groote vraag naar een bioscoop
nummer, waar de minister-president op
voorkwam. Terwijl deze a'e zitting van de
Sta-ten-Generaal ging sluiten, werd een op
name gemaakt en een paar dagen later was
in allo groote Engelsche theaters minister
Kuyper op het projecteerdoek te zien.
Zoo zal dan Spanje binnenkort weer een
Koningin hebben, en deze, gesproten uit
een vrij en geëmancipeerd 'land, zal zich
moeten onderwerpen aan het onuitputte
lijk ceremonieel van het Spaansche Hof,
dat van oudsher als de hoogeschool heeft
gegolden voor alle etiquette. Nog heden
ten dage houdt men er het hof-ceremonieel
angstvallig in eere, al tracht wel de jon
ge Koning met een tenk-guitig gezicht er
aan t© ontsnappen.
Het Spaansche hof-ceremonieel is onder
4© regeering van koning Alfonsus X in de
dertiende eeuw ingesteld;, bijna alle bepa-
lingen^ en voorschriften van toen zijn nog
blijven bestaan, van "de stijve grandezza,
de precieze onderscheiding der rangen
tot de zorgvuldig voorgeschreven houding,
kortom liet gieheele etiquetten-wezen van'
Pilips IV, zooals wij dat kennen uit de
schilderijen van Velasquez en de drama's
van Calderon.
Voor een jeugdige Koningin zal er aldus
heel .wat zijn, om zich over te verwonderen.
Zoo bestaat er nog de gewoonte, dat de
Spaansche koningin zich niet later te bed
mag begeven dan om tien uren in den zo
mer en halftien in den winter. En wanneer
de Koning de vertrekken van de Koningin
wil betreden, heeft hij over zijn schoenen
pantoffels aan te trekken, en bovendien een
zwarten mantel over do schout, as te han
gen. Terwijl de Koningin een nachtwacht
j heeft, bestaande uit twee ,,Monteros", be-'
staat die van den Koning uit.
zes edellieden, die allen uit de stad Es.
pinosa afkomstig moeten zijn, en nog ge-(
kleed gaan in hetzelfde page-kostuum uit
vroegere eeuwen.
Het hinderlijkste van al dit ceremonieel
is wel de voortdurende contróle, waaraan
Koning en Koningin blootstaan. Vooral de
Koningin behoort geen oogenblik alleen ge-'
laten te .wonden, en zelfs haar biecht heeft
zij af te leggen in tegenwoordigheid van
den Koning; verder kan zij geen stap doen
den heelen langen dag, of er ie een ceremo
niemeester, hofdame of opperhuismeeste-
res, die haar ambtshalve ter zöjde gaat. En'
het is een onafgebroken taak van den Ma-
jordomus, die steeds Grande van Spanje
moet zijn, te waken, dat niet het geringste;
onderdeel van de etiquette verzuimd' wor
de.
Het geheel© personeel op te noemen, dat