No. 14122.
LE8DSCH DAGBLAD, W0EN8DAC 7 MAART."— TWEEDE BLAD.
Anno 19i)G
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Tixen cn Xloi'ie.
Naar aanleiding van het onlangs on
der het opschrift „Het Modernis
me" in ,»D e N edorlander" ge
plaatste artikel waarvan ook wij mel
ding maakten zendt ds. B r u i n i n g,
te Almeloo, aan dit blad het vclgende
'schrijven
iTJ schijnt to veronderstellen, dat ik ver
werping indertijd door de Eerste Kamer
van het voorstel-Mackay tot splitsing der
groote cteden (ik wil aannemen, dat de
zaak zich heeft toegedragen zooals u het
voorstelt) geen ergerlijke partijdaad zal
vinden, en dat ik daarom het verzet van
de zijde der orthodoxie tegen splitsing
der groote gemeenten bij kerkelijke verkie
zingen ook niet mag afkeuren als partij
dig. Maar als ik nu eens veroordeel elke
wijze van doen, die ten deel heeft te ver-
hindoren, dat minderheden komen tot
haar recht? U keurt die daad der Eerste
Kamer terecht sterk af. Strijd u dan nu
ook tegen wie onder uw partijgenooten
doen, wat kerkelijke zaken aangaat, zoo
als toen die Kamer in politicis
Zonderling dunkt u de gelijkstelling
yan een pred.-beroeping met een politieke
verkiezing. Ontgaat u dan de overeen
komst, die toch nogal vcor de hand ligt?
■Bij een pred.-beroeping wordt immers ge
kozen de man, door wien men zijn belan
gen in geestelijk opzicht, bij een polltieko
verkiezing degene, door wien men ze in
staatkundig opzicht liefst behartigd ziet,
U maakt er mij een grief van, dat ik in
dit geval niet spreek over de waarde van
den godsdienst voor den mensch persoon
lijk. Was het daarvoor hier, in een staat
kundig blad, de plaats? Met genoegen
zend ik u een ex. der brochure, waarin
ik dat deed: „De kracht van het godsdien
stig geloof in het persoonlijk leven van
den mensch".
(Almeloo, W. Hilarius, 25 cents).
Droever brevet van geestelijke armoede
kan volgens U „het modernisme" zichzelf
niet uitreiken dan dat (let well) één
moderne zegt: „Haalt toch niet uw schou
ders op over godsdienst en Kerk 1" Hoe
nu? Zou zulk zeggen niet aangemerkt kun
nen worden als een bewijs, dat die „mc1-
domo" zich rijk voelt en gaarne zou zien,
dat ook anderen er oog voor kregen, hoe
rijk men is bij een geloof en ii—ichten als
de zijne?
Maar „de moderne richting werkt de
onverschilligheid in do hand en maakt
het kerkelijk leven tot een woes mijAls
of niet steeds elke nieuwe richting teil
öëelo afbrekend werkte, en aanvankelijk
to worstelen had, voordat zij in haar op
bouwend karakter werd gewaardeerd. Wat
TT aan una verwijt, is immers ook venve
ten aan de Hervormers, aan Jezus zeiven?
TT weet ook, met welk soort profeten de
menigte onder Israel in clen beginne
bleef meegaan. Bewijst het feit, dat aan
vankelijk weinigen een richting in haar
waarde erkennen, tegen de waarheid van
'die richting?
„De Nederlander" antwoordt al
dus:
Do gelijkstelling van pnedikantsberoe-
ping en politieke verkiezing scheen ons
hierom zonderling, omdat over het hoofd
gezien werd, lo. het vertegenwoor
dig e n u karakter van het Kamerlid
maatschap, in onderscheiding van het pre
dikambt; 2o. het feit, dat er op staatkun
dig terrein een natuurlijke saamhoorigheid
la tusschen burgers van de meest uiteen-
loopcnde richting, terwijl daarentegen op
kerkeliik terrein zulk een saamhoorigheid
met de natuur der Kerk strijdt. Dit laat
ste zal waarschijnlijk zelfs us. Bruining
niet ontkennen. Hij zal niet meencn, dat
bijv. ook H.-K. en Israëlieten met zijn
geestverwanten in één kerkverband thuis
tohooren. Over de grens van het kerkver
band twisten wij than9 niet met hem.
Maar reeds het aangevoerde toont, dat het
zonder-mecr-overbrongen der staatkundige
rechtsgelijkheid binnen het terrein der
Kerk onlogisch en 'met het wezen der
Kerk in strijd is. M.a-w. dat niet inconse
quent handelt, wie, omdat hij meent, dat
met het cog op do belijdenisschriften van
een bepaalde Kerk de modernen geen
recht binnen die Kerk hebben, geen mo
derne predikanten in die Kerk wenscht bo-
roepen te zien, ook al erkent hij staatkun
dige rcchtgelijkheid van alle burgers.
Wat de „geestelijke armoede'» aangaat,
herinneren wij, dat jwij schreven:
Ds. Bruining zegt tot de modernen:
Ha-aiv toch ni^t uw schouders op over
godsdienst en Kerk, wanter gaat
zooveel invloed van uit, die
anders alleen aan anderen ton
goede komt.
Droever brevet van geestelijke armoede
kon het modernisme ziohzelf niet uitrei
ken.
Op de laatste thans door ons gespa
tieerde woorden komt het aan. Do geachte
schrijver heeft dit blijkbaar over het hoofd
gezien. Wij wezen er op, hoe zijn oproep
aan de modernen tot meerderen gods
dienstzin, tot een geestelijken revival, tot
een minder „de schouders ophalen" over
godsdienst en Kerk, uitsluitend gemoti
veerd werd met de wensohelijkheid, den
invloed der rechtzinnigen op allerlei ter
rein te breken. In dat verband werd zelfs
de oppositie tegen het vorig Kabinet door
ds. Bruining als een helaas te kort
stondige! op waking van modernen gods
dienstzin geteekend. Dit nu noemden wij
„weinig verheven" en een symptoom van
„geestelijke armoede", daarbij minder den
kend aan den geaohten schrijver zelf, van
wien wij gaarne aannemen, zijn brochu
re, die wij in dank ontvingen, wijst die
richting uit dat hjj behoort tot die
weinig talrijke religieuze modernen, wier
modemisme positieve elementen be
vat, dan wel aan het feit, dat hij van mee-
ning bleek, op dusdanige wijze zijn getrou
wen het best te zullen bewerken en liet
doeltreffendst te zullen bezielen. Dit laat
ste scheen ons een veeg teeken, overeen
komend wel is waar met wat wijzelf meer
malen meenden waar te nemen, maar toch
duidelijker gestaafd, nu ds. Bruining, die
hot moderne publiek vanzelf beter kent
dan wij, het aldus feitelijk onderschreef.
Dat de schrijver door het blad, waarin
hij zijn stuk inzond, zich gedrongen voelde
den modernen godsdienstzin in antitheti
sche pleitgronden te doen berustcD, scheen
ons weinig aannemelijk.
Wat ds. Bruining eindelijk in de laat
ste alinea schrijft, moeten wij beslist af
wijzen. De kracht van de Hervorming
en van de eerste Christentijden was niet
het afbrekend, maar het opbouwend
element on wat verkondigd werd. De eigen
positieve heilsleer was de stuwende, we-
reldoverwinnendo factor. Z ij was het, dio
pal deed staan in vervolgingstijd, die do
menschen meesleepte, dio vuur en bezieling
gaf aan de beweging. Dat daarbij tevens
Jiet oude werd afgebroken, was accessoir.
Bij het modernisme daarentegen is, voor
zoover het groote publiek aangaat, do ne -
gatio hoofdzaak, terwijl bovendien datgene,
wat het voor een kleine uitgelezen schaar
aan positieve inwendige kracht biedt, fei
telijk is doch dit zal ds. Bruining wel
niet met ons ééns zijn overblijfsel, na-
schittering, van liet oude, dat verlaten
werd.
In het „Handelsblad1" kwam dezer
dagen een klacht voor over de tot Tech-
niaohe Hoogeschool gepromoveerde
P o 1 y t e o h n i s o h e School te
Delft.
De hervorming is nog geen half jaar
oud en de klachten komen van verschillen
de zijden. Do studenten vergaderen bij
honderdtallen; vereenigingen en commis
sies wo id en gevormd tot behartiging hun
ner belangen.
Do beweging heeft geen enkel persoonlijk
maar alleen een zeer zakelijk karakter en
verdient ten volle do aandacht van hen,
die belang stellen in den rang, welken
Nederland op wetenschappelijk technisch
gebied onder de volken zal blijven inne
men, zegt de redactie van genoemd blad.
Men heeft de technische studenten begif
tigd met propaedeutische en candidaats-
examens en een doctorsgraad ingesteld, als
of zij met de klassieken grootgebracht wa
ren, maar men heeft hun niet gegeven het
wezen van het hooger onderwijs, dat' geen
Latijnsche uitdrukkingen behooft, maar
bestaat in werkelijk vrije studie.
De Technischo Hoogeschool ontpopt zioh
als een voortgezette hoogere burgersohool
met hoogleeraren tot docenten, en met een
aantal college-uren, dab voor het respecta
bel getal les men van do H. B.-S. niet
onderdoet. Een gemiddeld getal van 23
uren ooileges per week, vermeerderd met
driemaal per week teokencn van 2 tot B
uren, laat den studenten inderdaad niet
veel tijd tot vrij, zelfstandig werken.
En nu de colleges
„De colleges bestaan uit voordrachten
zonder afgewisseld te worden door respon
sie-ooileges, en geven aus geen voeling tus
schen professoron en studenten. De teeken
uren, waarbij sommige1 hoogleeraren zelfs
met een boekjo rondloopen om aan te tee
kenen welke studenten aanwezig zijn, go-
ven daarentegen een voeling, die op druk-
kendo scheolschheid moet uitloopen,"
Daarover wordt door de Delftscke stu
denten geklaagd terecht, volgens liet
blad. Ook de examens bevallen hun niet.
Nu zullen dio wel nooit aan studenten be
vallen, maar zooals ze thans te Delft zijn
geregeld, zijn het nóg zwaarder „beproe
vingen" dan vroeger aan de Polytechnische
School. Zij zullen wekenlang duren, en op
dio examens zal men, de slechte gewoonte
der 'Pol. School en der H. B.-S. nog uit-
b.c-idend, alle examenvakken in hun gan-
schen omvang doorloopen. Het gevolg
daarvan is, dat do examens op vaste tij
den in het jaar worden afgenomen, en men
nog geen kans ziet, ondanks do uitdrukke
lijke belofte, voor het oandidnaats-examen
anders dan onmiddellijk voor de zomer va-
cantie gelegenheid te geven.
Het blau vergelijkt dan met de inrich
ting van deze nieuwe „hoogeeohool' de oude
universiteiten, waaraan hot karakter van
leiding bij vrije studio is verbon
den, hetgeen bij do Technische Hoogeschool
ontbreekt.
Dat juiste begrip zal bij de nieuwe Hoo
geschool niet kunnen wortel schieten, zegt
het, zoolang hot exameDstelsel niet grondig
wordt gewijzigd. Een algemeene maatregel
van 4 Juli jl. geeft do regeling der exa
mens. Het is dit besluit, dat in do eerste
plaats herziening behoeft, ook al om het
in overeenstemming te brongen met de
wet, waaiwan het een uitvloeisel is.
Art. 122 der nieuwe wet H. O. waar
borgt de toelating tot de technische exa
mens aan een ieder, „onverschillig waar
hij de daarvoor vereischto kundigheden
heeft opgedaan" Art. 17 van het be
doeld Kon. besluit bepaalt: „Om totecnig
deel dezer examens te worden toegelaten,
moet dc examinandus door het indienen
van behoorlijk gewaarborgde teekeningen
of verslagen, het bewijs hebben geleverd,
van voldoende praotisch© beoefening der
vakken, waarover het examen loopt."
Deze eisch wordt in do practjjk aldus
opgevat, De studenten moeten een zeker
aantal teekeningen inleveren, welke door
hen gemaakt zijn op teckenzalen der hoo
geschool, dus onder voortdurend toezicht
van den hoogleeraar of diens assistent.
In u© keuzo zijner teekening is men vrij,
maar zij moet, als rij in potlood is ge
maakt, door den assistent worden gewaar
merkt, en als zij afgewerkt is, door den
hoogleeraar worden afgetcekend. Het prao
tisch werken moet geschieden in de labo
ratoria der Hoogeschool, en de student
moet daarvan bij den betrokken hoogleer
aar een schriftelijk verslag indienen, dat
terstond gewaarmerkt wordt. Als nu wat
geschiedt het aantal teekeningen en
verslagen slechts voldoende groot genomen
wordt, heeft men de studenten onder voort
durend toezicht voor een zeer belangrijk
deel van hun werk, en verkrijgt men daar
door, in plaats van vrije studie: school
werk.
Zouden ue hoogleeraren der Technische
Hoogeschool niet in Btaat kunnen zijn bij
beo examen uit een enkel opgegeven proef
stuk voldoendo te oordeelen over do prac-
tischc bekwaamheid van den examinandus
Zouden zij niet door enkele grepen uit het
examenvak kunnen nagaan of do examinan
dus voldoende dat vak bestudeerd heeft?
Hun ambtgenooten aan do Universiteiten
kunnen dit wél, en vooral de zuiver wis
kundige vakken kunnen met zeer weinig
colleges en zeer korte beproeving volstaan.
Het streven der Dolftschc studenten tot
hervorming der examens en tot verbetering
van den geest van het onderwijs aan de
nieuwe Hoogeschool heeft onzo volkomen
sympathie, en zal bij de meest bekwamen
hunner hoogleeraren stellig steun vinden.
Een hoogeschool moot een inrichting rijn
van hooger onderwijs. Hooger onderwijs
zonder vrijo studio mist zijn wetenschappe
lijk karakter. De strijd voor vrije studie is
dus een strijd ten bate der technischo we
tenschappen in ons land."
„De Maasbode" bespreekt do le
venskansen van liet K a b i n e t-D o
Moester, die het blad blijkbaar niet
heel hoog schat; en maakt in verband met
de mogelijkheid, dat hot vandaag of mor
gen bezwijkt, cenige kanttcckeningcn. Zoo
deze:
„Nieuwe verkiezingen: kan do rechter
zijde die zonder vrees te gemoet zien?
In de vorige Regecringsperiodo heeft liet
Ministerie-Kuypcr door zijn krachtig stu
ren in anti-liberale richting de vrijzinnigen
van alia schakecring voor een wijle nader
tot elkander gebrachtook de haat, dien
do vorige Regcering bij do socialisten op
gewekt heeft door het mot kracht onder
drukken der revolutionnaire woelingen van
April 1903, droeg tot de samenwerking van
links aan de stembus veel bij; als men
verder bedenkt, dat ieder Kabinet zich in
een vierjarige periode tal van vijanden en
ontevredenen maakt-, omdat het nu een
maal menschcnwerk levert en verder ook
onmogelijk allen bevredigen lean, dan ver
wondert men zich, dat al de vorkiczingsre-
clame en do onedele pracbijken der vrij
zinnigen slechts in staat waren, een meer
derheid van 52 leden en welk een meer
derheid te vormen.
Dan begrijpt men welk een macht do
verbonden Christelijke partijen tegenover
het verzwakkend liberalisme vormen.
Dat sedert het optreden van het Kabi
net-Do Meester de positie der linkerzijde
c.i haar aanzien in de oogen des volks er
op vooruitgegaan zijn, zal wel niemand
beweren.
Maar voor zoover uit courantenberichten
kan worden geoordeeld, wordt er door do
vrijzinnige partijen dan ook hard gewerkt
om haar positie te versterken en bij de
eerstvolgendo Kamerverkiezingen zoo mo
gelijk oen sterke liberale meerderheid in
de Kamer to brengen, die desnoods den af
val van vrij-liberalen of socialisten velen
kan".
Dit zal, zegt het blad, wellicht een illusie
blijken, doch wij mogen het in geen geval
daarop laten aankomen.
„Wil men een paar bewijzen hebben, dat
de vrijzinnigen niet stil zitten?
In het district Gouda is kort geleden de
dorde liberale propagandaclub opgericht,
en nog andere zullen volgen; cvenzoo is
men bezig in het district Hilversum en
waarschijnlijk ook nog elders.
Op een sprekerslijst, kort geleden aan de
bij den Bond van vrijzinnige propaganda-
vereenigingon aangesloten vereenigingen
verzonden, komen nu reeds voor do namen
van 21 bekende liberalen, die zich voor do
vervulling van sprcelobeurten beschikbaar
stellen. Aanvullingen dezer lijst, waarop
bovendien nog eenige namen van jongo
liberalen staan als reservo voor verkiezings
dagen, zullen volgen.
Deze teekenen van politieke werkzaam
heid links, dh- met nog andere zouden te
vermeerderen rijn, moeten voor de onzen,
waar het noodig is, een krachtigo aanspo
ring zijn tot verhoogde inspanning.
De Fcbruari-oarapagno in do kicsvereeni-
gingen is voorbij. Uit verschillendo opga
ven in do bladen is to zion dat do aangifte
van nieuwe kiezers in meor dan één dis
trict zeer aanzienlijk, ofschoon lager dan
verleden jaar, geweest is. Wij vertrouwen,
dat ook door de Katholieke kiesvercenigin-
gen in dit opzicht heel wat goed werk is
verricht.
Maar men stelle zich daarmee vooral
niet tevreden. Want dezé arbeid, hoe nut
tig on verdienstelijk ook, is slechts con
begin. Vermeerdering van het go tal
Katholieko kiezers toch moet met verhoo
ging van het politiek gehalte onzer mannen
gepaard gaan. Daarom wordo ontwikke
ling en voorlichting van hot Katholieke
kiezerskorps overal ijverig ter hand geno
men, opdat wij bij de volgende verkiezin
gen hetzij voor Kamer of Provinciale
Staten op a 1 onze mannen kunnen re
kenen."
Zeer w ijze lessen inderdaad, die ook aan
onzo zijde wel eens mogen gehoord worden,
zegt „Do Standaard." Do handen
moeten weer overal uit de mouwen Trou
wens, het is ons bekend hoe flink in ver
schillende districten van Christelijke zijdo
do zaak opnieuw is aangepakt; doch ovor-
al bcnoort dit te geschieden, on con ieder
licoft te zorgen, dat bij niet onvoorbereid
staat-, als er eens een kink in den kabel
komt.
Do „Provinciale Groninger
Courant" herinnert aan een opmerking,
dc'cr den voorzitter der Twocdo Kamer
bij het aan-dc-ordc-stcllcn van do motie
Bos betreffende Staatsexploitatie van
Spoorwegen onlangs gemaakt, u 1. dat bij
wijziging) van het Reglement
van O rd o het denkbeeld van mr. Troel
stra, om moties voor dc openbare behan
deling aan do Rogeering ter schriftelijke
voorbereiding toe te zendon, ter sprake
zou kunnen komen. „Maar zoover zijn wij
thans neg niet", zei de hoer Roëll en het
blad vraagt of dit niet een zuchten wenk
aan dg Kamer beduidde om eindelijk eens
de herziening van haar Reglement vau
Orde ter hand to nomen.
Wel zal zelfbeperking dor leden meer
doen om de wetgevende machine lugger
te doen worken dan welke herziening van t
Reglement ook, maar toch ware er met
beter reglement meer to bereiken dan
thans.
„Het geldend reglement is schijnbaat
nog zoo oud niet. Maar daadwerkelijk is
het dit wel. Want dagtcckencndo van 1888,
gelijkt het sprekend op dat, hetwelk vóór
dien tijd gold, ofschoon do In 1887 herzie
ne Grondwet aan do Kamer terecht en op
zettelijk volledige vrijheid kwam schon
ken haar wijze van worken naar haar in
zicht cn wensch te rogeleneen vrijheid,
dio zij vóór dien tijd ontbeordo. Van ver
schillende kanten zijn in do laatste 'jaren
denkbeelden aan do hand gedaan, die op
vereenvoudiging ©n bespoediging der werk
wijze zijn gericht. En met- to'ct voorbeeld
van andere landen kunnen wij ons voor
deel doen. Maar zoowel hetgeen in 1888
ten aanzien van het reglement is geschied,
als do onveranderlijkheid, waarin do toon
vastgestelde regeling zi verheugt, be
wijzen do juistheid van dc opmerking, dio
de hoor Lohman in zijn worlc „Onze con
stitutie" maakt, dat „con Kamer, die een
maal aan zekere werkmethode gewend is,
zelden geneigd is daarin veel tc vornndc-
ncjn «en meit iets nieuws dc proef to no
men."
Intusschendo bet ?kcnis van hot regio-
ment van ordo wordt niet licht overschat.
In Noortï-Amerika heeft do constitutie
door do bepalingen van het reglement
practisch on daadwerkelijk een wijziging
ondergaan van belang. En allervegon zijo
de volksvertegenwoordigingen niiet alleen
bij uitstek gesteld op haar recht souverein
to zijn met betrekking tot haar reglement
cn het vast to stellen in volle vrijheid, maar
trachten zjj het ook gelijken tred te doen
houden met de veranderdo eisclicn, dio
do telkens toenemende arbeid der volks
vertegenwoordiging aan haar wijzo van
werken stelt. Nadat zij hot twintig jaren
met dc tegenwoordige bedeeling heeft ge
daan en terwijl zij nu niet juist roden
heeft over hetgeen daaronder is gewrocht
in de wolken to zijn, zou het stellig niet
voorbarig zijn als de Tweed© Kamer haar
reglement van ordo aan een verjongings
kuur onderwierp. Ons dunktdat heeft
op den dertienden Februari van dit jaar
de voorzitter haar onder hot oog willen
brengen in den hupschen vorm, waarvan
hij het geheim bezit
08)
Dit was het eenige wolkje, dat op de
geheel© reis tusschen hen kwam.
Lang vóór zonsondergang stoomden zij
'de haven van Southampton in, en het gele
licht scheen nog op de met priemkruid be
groeide vlakten, toen de brougham, met
Vixen cn haar verloofde, Langs den weg
Haar Lyndhurst reed-
Zij had den koetsier naar zijn meesteres
gevraagd, en vernomen, dat mevrouw Win-
et&nley al zoo hetzelfde was. Dit antwoord
was in zekere mate geruststellend; maar
toch begon Violet zich eenigszins bekneld
to gevoelen, toen zij dichter bij huis kwa
men en zij zich zoo spoedig van aangezicht
tot aangezicht met de waarheid zou bevin
den. In dat stiuo avonduur waB ook iets
weemoedigs; en na de dansende golven in
bet vroolijk ochtendlicht, was er iets som
bers in die schaduwachtige vergezichten.
De avondschemering nam al meer en meer
toe, toen het rijtuig het hek door en tus-
sohen de rhododendrons op het huis aan
reed. Kapitein Winstanlcy rookte zijn si
gaar in de portiek togen het Gothis-che
metselwerk leunende, in de houding, die
Vixen van vroeger zoo goed kende.
De kapitein kwam de trap van het terras
'af, om het portier te openen. Bij den eer
sten blik, dien Vixen op zijn gelaat wierp,
ton zij zien, dat hij er verdrietig en be-
fcorgd uitzag
„Is mama erg ziek;?" vroeg zij bevend.
„Ja", antwoordde hij, op zachten toon.
„Pas op, d'at ge niets zegt of doet, dat
haar kan ontroeren. Gij moet bedaard en
opgeruimd zijn Als ge eenige verandering
in haar bespeurt, moet ge zorg dragen er
niets van te laten blijken."
„Waarom hebt go mij zoo lang in on
wetendheid omtrent haar ziekte gelaten?
Waarom hebt go mij niet vroeger laten roe
pen?"
„Uw moeder is van den laatsten dag af
wat ernstig ziek geweest. Ik heb u dadc
lijk laten roepen, toen ik begreep, dat het
noodig was", antwoordde do kapitein,
koel.
Voor de eerste maal bespeurde hij nu de
tegenwoordigheid van Roderick, die aan de
andere zijde uit den brougham was gestapt
eo nu bij bet afladen van Vixens bagage
kwam helpen.
„Goeden avond, mijnheer Vawdrey. Waar
in 's hemels naam komt gij zoo opeens van
daan?" vroeg hij, op gemelijken toon.
„Ik heb de eer gehad miss Tempest van
Jersey af te vergezellen, waar ik toevallig
was toen zij uw telegram ontving."
„Was dat niet nogal een rare houding,
dio wel aanleiding tot praatjes kan ge
ven 1"
„Ik geloof het niet; want eer men hoort,
dat miss Tempest en ik op dezelfde boot
zijn overgekomen, zal men, hoop ik, ook
gehoord hebben, dat miss Tempest en ik
met elkaar gaan trouwen."
,,Ik moet zeggen", riep do kapitein uit,
met een korten, bitteren lach, „dat, nu gij
van de oude liefde af zijt, gij er geen gras
over laat groeien om een nieuwe aan de
hand te hebben."
„Met uw verlof, het is geen nieuwe
liefde, maar een liefde, die van mijn jon-.
geDsjaren af dagteekent", antwoordde Ro-
rie. „In een zwak oogenbük van mijn leven
ben ik zoo dwaas geweest mijn moeder een
vrouw voor mij te laten kiezen, hoewel ik,
zonder het *te weten, reeds jaren to voren
zeil mijn keus had gedaan."
„Mag ik dadelijk naar mama gaan?"
vroeg Vixen.
Do kapitein antwoordde toestemmend, cn
zij liep de trap op en den corridor door
naar de kamer van mevrouw Winstanley.
O, hoe dierbaar en welbekend was dat oud©
huis, hoe vol pracht cn kleur, na do kaal
heid cn het verval van Les Tourelies; ge
bloemd zijden gordijnen hingen in zware
plooien tegen het gebeeldhouwd eiken
houten lijstwerk van een diepe vensternis;
het schijnsel van het avondlicht viel door
oud geschilderd glas; overal was een rijko
verscheidenheid van vorm cn kleur, die het
oog streelde, het was een huis om rustig
in te wonen, met een weinig liefde om dat
alles te heiligen. Maar hoe verloor dat al
les zijn waarde, als twist en tweedracht
daar hecrschtel
Do deur van mevrouw Winstanley's ka
mer stond half open en een flauw schijnsel
var. lamplicht kwam er uit. Zacht trad
Violet binnen. Haar moeder lag op een
sofa bij den haard, waar een houtvuur was
aangelegd. Pauline zat tegenover haar, en
las haar met een slaperige stem uit het
„C-ourt Journal" voor: „De bruid was keu
rig gekleed in ivoorwit satijn, met stroo-
ker van oude Duchesse kant, de rok met
tullc bouillonné en guirlandes van oranje
bloesems gegarneerd
„Paulino", lispelde de zieke, op zwakken
fccont „zult go dan nooit leeren met uit
drukking tc lezen? Jo geeft me er een lieel
onduidelijk begrip van hoe lady Evelyn
Fitzöauer er uitzag."
Violet liep naar de sofa, knielde naast
hoar moeder neer en omhelsde haar teodcr,
terwijl zij haar bij het zachte lamplicht
ernstig beschouwde. Ja, rij zag werkelijk
verandering in haar moeder. Het altijd tee
re gelaat was vermagerd en ingezonken.
De bleeke kleur was in een vale, grijze tint
veranderd. Te vroege ouderdom had die
wangen uitgehold en rimpels op dat voor
hoofd gegrift. Die verandering beteckende
verval cn dood. Violet ontstelde er van,
maar zij herinnerde zich do waarschuwing
van den kapitein, cn deed haar best om
een opgeruimd gelaat aan -to nemen,
„Lieve moedor, wat ben ik blijde weer
bij u thuis te komen", zeido zij, op vroo-
lijken toon; „cn nu zal ik u voor een week
of zoo oppassen en vertroetelen, totdat gij
weer heel wel cn sterk zijt en mij naar
talloozc partijen kunt meenemen."
„Mijn liove Violet, ik heb do partijen
geheel opgegeven, en ik zal nooit weer
sterk worden."
„Kom, moeder, ge hebt u altijd verbeeld,
dat go ziekelijk waart."
„Ja, Violet, er is een tijd geweest, dat
ik vol grillen was; maar nu weet ik zeker-
dat ik ziek ben. Gij zult immers niet on
vriendelijk zijn of onbillijk jegens Conrad,
lieve? Hij heeft u laten roepen zoodra ik
bet hem verzocht. Hij is de goedheid zolvë
vcor mij geweest. Beproef met hem over
weg te kunnen, om mijnentwil."
Dit word op zulk een dringenden, klaag-
lijk-smeekenden toon gezegd, dat het een
hardvochtiger hart dan dat van Violet
vereischt zou hebben^ om dit verzoek te
weigeren.
„Vergeet, lieve moeder, dat do kapitein
en ik ooit getwist hebben," zeiao Vixen.
„Ik bon voornemens voortaan goede vrien
den met hem te zijn. En ik heb u een ge
heim te vertollen, als gij het hooron wilt."
„Wat is dat voor een geheim, lieve?"
„Lady Mabel Ashbourne heeft Roderick
bedrogen."
„Dat is geen geheim meer, beste meid.
Ik heb er eergisteren reeds alles van ge
hoord. Sedert dat gebeud is, heeft men over
rJct-s anders gesproken. Lady Mabel heeft
zich schandelijk godragen."
„Lady Mabel heeft zich onder één op
zicht? bewonderenswaardig gedragen. Als
andere vrouwen ook zoo verstandig waren
om op het laatste oogenbük terug to tre
den, zouden er zooveel ongelukkige huwe
lijken niet zijn. Maar het egloopcn van
lady Mabel is alleen maar de inleiding tot
mijn geschiedenis."
„Hoe bedoelt ge dat, kind?"
„Roderick is op Jersey gekomen om mij
ten huwelijk te vragen.
„Zoo spoedigO, Violet, hoe onharte
lijk 1"
„Had hij dan in den rouw moeten gaan*?
Hij heeft er zelfs geen zuur gezicht om ge
trokken, maar is regelrecht naar mij toe
gekomen cn beeft mij gezegd, dat hij mij
zijn leven lang bemind heeft; dus vilt gij
nu over mijn trousseau moeten denken,
lieve moeder, en ik zal uw goeden smaak
noodig hebben. Gij weet wei, dat ik zelf
niet veel smaak heb."-
(Wordi vervolgd.)