No. 14122. LE8DSCH DAGBLAD, W0EN8DAC 7 MAART."— TWEEDE BLAD. Anno 19i)G PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Tixen cn Xloi'ie. Naar aanleiding van het onlangs on der het opschrift „Het Modernis me" in ,»D e N edorlander" ge plaatste artikel waarvan ook wij mel ding maakten zendt ds. B r u i n i n g, te Almeloo, aan dit blad het vclgende 'schrijven iTJ schijnt to veronderstellen, dat ik ver werping indertijd door de Eerste Kamer van het voorstel-Mackay tot splitsing der groote cteden (ik wil aannemen, dat de zaak zich heeft toegedragen zooals u het voorstelt) geen ergerlijke partijdaad zal vinden, en dat ik daarom het verzet van de zijde der orthodoxie tegen splitsing der groote gemeenten bij kerkelijke verkie zingen ook niet mag afkeuren als partij dig. Maar als ik nu eens veroordeel elke wijze van doen, die ten deel heeft te ver- hindoren, dat minderheden komen tot haar recht? U keurt die daad der Eerste Kamer terecht sterk af. Strijd u dan nu ook tegen wie onder uw partijgenooten doen, wat kerkelijke zaken aangaat, zoo als toen die Kamer in politicis Zonderling dunkt u de gelijkstelling yan een pred.-beroeping met een politieke verkiezing. Ontgaat u dan de overeen komst, die toch nogal vcor de hand ligt? ■Bij een pred.-beroeping wordt immers ge kozen de man, door wien men zijn belan gen in geestelijk opzicht, bij een polltieko verkiezing degene, door wien men ze in staatkundig opzicht liefst behartigd ziet, U maakt er mij een grief van, dat ik in dit geval niet spreek over de waarde van den godsdienst voor den mensch persoon lijk. Was het daarvoor hier, in een staat kundig blad, de plaats? Met genoegen zend ik u een ex. der brochure, waarin ik dat deed: „De kracht van het godsdien stig geloof in het persoonlijk leven van den mensch". (Almeloo, W. Hilarius, 25 cents). Droever brevet van geestelijke armoede kan volgens U „het modernisme" zichzelf niet uitreiken dan dat (let well) één moderne zegt: „Haalt toch niet uw schou ders op over godsdienst en Kerk 1" Hoe nu? Zou zulk zeggen niet aangemerkt kun nen worden als een bewijs, dat die „mc1- domo" zich rijk voelt en gaarne zou zien, dat ook anderen er oog voor kregen, hoe rijk men is bij een geloof en ii—ichten als de zijne? Maar „de moderne richting werkt de onverschilligheid in do hand en maakt het kerkelijk leven tot een woes mijAls of niet steeds elke nieuwe richting teil öëelo afbrekend werkte, en aanvankelijk to worstelen had, voordat zij in haar op bouwend karakter werd gewaardeerd. Wat TT aan una verwijt, is immers ook venve ten aan de Hervormers, aan Jezus zeiven? TT weet ook, met welk soort profeten de menigte onder Israel in clen beginne bleef meegaan. Bewijst het feit, dat aan vankelijk weinigen een richting in haar waarde erkennen, tegen de waarheid van 'die richting? „De Nederlander" antwoordt al dus: Do gelijkstelling van pnedikantsberoe- ping en politieke verkiezing scheen ons hierom zonderling, omdat over het hoofd gezien werd, lo. het vertegenwoor dig e n u karakter van het Kamerlid maatschap, in onderscheiding van het pre dikambt; 2o. het feit, dat er op staatkun dig terrein een natuurlijke saamhoorigheid la tusschen burgers van de meest uiteen- loopcnde richting, terwijl daarentegen op kerkeliik terrein zulk een saamhoorigheid met de natuur der Kerk strijdt. Dit laat ste zal waarschijnlijk zelfs us. Bruining niet ontkennen. Hij zal niet meencn, dat bijv. ook H.-K. en Israëlieten met zijn geestverwanten in één kerkverband thuis tohooren. Over de grens van het kerkver band twisten wij than9 niet met hem. Maar reeds het aangevoerde toont, dat het zonder-mecr-overbrongen der staatkundige rechtsgelijkheid binnen het terrein der Kerk onlogisch en 'met het wezen der Kerk in strijd is. M.a-w. dat niet inconse quent handelt, wie, omdat hij meent, dat met het cog op do belijdenisschriften van een bepaalde Kerk de modernen geen recht binnen die Kerk hebben, geen mo derne predikanten in die Kerk wenscht bo- roepen te zien, ook al erkent hij staatkun dige rcchtgelijkheid van alle burgers. Wat de „geestelijke armoede'» aangaat, herinneren wij, dat jwij schreven: Ds. Bruining zegt tot de modernen: Ha-aiv toch ni^t uw schouders op over godsdienst en Kerk, wanter gaat zooveel invloed van uit, die anders alleen aan anderen ton goede komt. Droever brevet van geestelijke armoede kon het modernisme ziohzelf niet uitrei ken. Op de laatste thans door ons gespa tieerde woorden komt het aan. Do geachte schrijver heeft dit blijkbaar over het hoofd gezien. Wij wezen er op, hoe zijn oproep aan de modernen tot meerderen gods dienstzin, tot een geestelijken revival, tot een minder „de schouders ophalen" over godsdienst en Kerk, uitsluitend gemoti veerd werd met de wensohelijkheid, den invloed der rechtzinnigen op allerlei ter rein te breken. In dat verband werd zelfs de oppositie tegen het vorig Kabinet door ds. Bruining als een helaas te kort stondige! op waking van modernen gods dienstzin geteekend. Dit nu noemden wij „weinig verheven" en een symptoom van „geestelijke armoede", daarbij minder den kend aan den geaohten schrijver zelf, van wien wij gaarne aannemen, zijn brochu re, die wij in dank ontvingen, wijst die richting uit dat hjj behoort tot die weinig talrijke religieuze modernen, wier modemisme positieve elementen be vat, dan wel aan het feit, dat hij van mee- ning bleek, op dusdanige wijze zijn getrou wen het best te zullen bewerken en liet doeltreffendst te zullen bezielen. Dit laat ste scheen ons een veeg teeken, overeen komend wel is waar met wat wijzelf meer malen meenden waar te nemen, maar toch duidelijker gestaafd, nu ds. Bruining, die hot moderne publiek vanzelf beter kent dan wij, het aldus feitelijk onderschreef. Dat de schrijver door het blad, waarin hij zijn stuk inzond, zich gedrongen voelde den modernen godsdienstzin in antitheti sche pleitgronden te doen berustcD, scheen ons weinig aannemelijk. Wat ds. Bruining eindelijk in de laat ste alinea schrijft, moeten wij beslist af wijzen. De kracht van de Hervorming en van de eerste Christentijden was niet het afbrekend, maar het opbouwend element on wat verkondigd werd. De eigen positieve heilsleer was de stuwende, we- reldoverwinnendo factor. Z ij was het, dio pal deed staan in vervolgingstijd, die do menschen meesleepte, dio vuur en bezieling gaf aan de beweging. Dat daarbij tevens Jiet oude werd afgebroken, was accessoir. Bij het modernisme daarentegen is, voor zoover het groote publiek aangaat, do ne - gatio hoofdzaak, terwijl bovendien datgene, wat het voor een kleine uitgelezen schaar aan positieve inwendige kracht biedt, fei telijk is doch dit zal ds. Bruining wel niet met ons ééns zijn overblijfsel, na- schittering, van liet oude, dat verlaten werd. In het „Handelsblad1" kwam dezer dagen een klacht voor over de tot Tech- niaohe Hoogeschool gepromoveerde P o 1 y t e o h n i s o h e School te Delft. De hervorming is nog geen half jaar oud en de klachten komen van verschillen de zijden. Do studenten vergaderen bij honderdtallen; vereenigingen en commis sies wo id en gevormd tot behartiging hun ner belangen. Do beweging heeft geen enkel persoonlijk maar alleen een zeer zakelijk karakter en verdient ten volle do aandacht van hen, die belang stellen in den rang, welken Nederland op wetenschappelijk technisch gebied onder de volken zal blijven inne men, zegt de redactie van genoemd blad. Men heeft de technische studenten begif tigd met propaedeutische en candidaats- examens en een doctorsgraad ingesteld, als of zij met de klassieken grootgebracht wa ren, maar men heeft hun niet gegeven het wezen van het hooger onderwijs, dat' geen Latijnsche uitdrukkingen behooft, maar bestaat in werkelijk vrije studie. De Technischo Hoogeschool ontpopt zioh als een voortgezette hoogere burgersohool met hoogleeraren tot docenten, en met een aantal college-uren, dab voor het respecta bel getal les men van do H. B.-S. niet onderdoet. Een gemiddeld getal van 23 uren ooileges per week, vermeerderd met driemaal per week teokencn van 2 tot B uren, laat den studenten inderdaad niet veel tijd tot vrij, zelfstandig werken. En nu de colleges „De colleges bestaan uit voordrachten zonder afgewisseld te worden door respon sie-ooileges, en geven aus geen voeling tus schen professoron en studenten. De teeken uren, waarbij sommige1 hoogleeraren zelfs met een boekjo rondloopen om aan te tee kenen welke studenten aanwezig zijn, go- ven daarentegen een voeling, die op druk- kendo scheolschheid moet uitloopen," Daarover wordt door de Delftscke stu denten geklaagd terecht, volgens liet blad. Ook de examens bevallen hun niet. Nu zullen dio wel nooit aan studenten be vallen, maar zooals ze thans te Delft zijn geregeld, zijn het nóg zwaarder „beproe vingen" dan vroeger aan de Polytechnische School. Zij zullen wekenlang duren, en op dio examens zal men, de slechte gewoonte der 'Pol. School en der H. B.-S. nog uit- b.c-idend, alle examenvakken in hun gan- schen omvang doorloopen. Het gevolg daarvan is, dat do examens op vaste tij den in het jaar worden afgenomen, en men nog geen kans ziet, ondanks do uitdrukke lijke belofte, voor het oandidnaats-examen anders dan onmiddellijk voor de zomer va- cantie gelegenheid te geven. Het blau vergelijkt dan met de inrich ting van deze nieuwe „hoogeeohool' de oude universiteiten, waaraan hot karakter van leiding bij vrije studio is verbon den, hetgeen bij do Technische Hoogeschool ontbreekt. Dat juiste begrip zal bij de nieuwe Hoo geschool niet kunnen wortel schieten, zegt het, zoolang hot exameDstelsel niet grondig wordt gewijzigd. Een algemeene maatregel van 4 Juli jl. geeft do regeling der exa mens. Het is dit besluit, dat in do eerste plaats herziening behoeft, ook al om het in overeenstemming te brongen met de wet, waaiwan het een uitvloeisel is. Art. 122 der nieuwe wet H. O. waar borgt de toelating tot de technische exa mens aan een ieder, „onverschillig waar hij de daarvoor vereischto kundigheden heeft opgedaan" Art. 17 van het be doeld Kon. besluit bepaalt: „Om totecnig deel dezer examens te worden toegelaten, moet dc examinandus door het indienen van behoorlijk gewaarborgde teekeningen of verslagen, het bewijs hebben geleverd, van voldoende praotisch© beoefening der vakken, waarover het examen loopt." Deze eisch wordt in do practjjk aldus opgevat, De studenten moeten een zeker aantal teekeningen inleveren, welke door hen gemaakt zijn op teckenzalen der hoo geschool, dus onder voortdurend toezicht van den hoogleeraar of diens assistent. In u© keuzo zijner teekening is men vrij, maar zij moet, als rij in potlood is ge maakt, door den assistent worden gewaar merkt, en als zij afgewerkt is, door den hoogleeraar worden afgetcekend. Het prao tisch werken moet geschieden in de labo ratoria der Hoogeschool, en de student moet daarvan bij den betrokken hoogleer aar een schriftelijk verslag indienen, dat terstond gewaarmerkt wordt. Als nu wat geschiedt het aantal teekeningen en verslagen slechts voldoende groot genomen wordt, heeft men de studenten onder voort durend toezicht voor een zeer belangrijk deel van hun werk, en verkrijgt men daar door, in plaats van vrije studie: school werk. Zouden ue hoogleeraren der Technische Hoogeschool niet in Btaat kunnen zijn bij beo examen uit een enkel opgegeven proef stuk voldoendo te oordeelen over do prac- tischc bekwaamheid van den examinandus Zouden zij niet door enkele grepen uit het examenvak kunnen nagaan of do examinan dus voldoende dat vak bestudeerd heeft? Hun ambtgenooten aan do Universiteiten kunnen dit wél, en vooral de zuiver wis kundige vakken kunnen met zeer weinig colleges en zeer korte beproeving volstaan. Het streven der Dolftschc studenten tot hervorming der examens en tot verbetering van den geest van het onderwijs aan de nieuwe Hoogeschool heeft onzo volkomen sympathie, en zal bij de meest bekwamen hunner hoogleeraren stellig steun vinden. Een hoogeschool moot een inrichting rijn van hooger onderwijs. Hooger onderwijs zonder vrijo studio mist zijn wetenschappe lijk karakter. De strijd voor vrije studie is dus een strijd ten bate der technischo we tenschappen in ons land." „De Maasbode" bespreekt do le venskansen van liet K a b i n e t-D o Moester, die het blad blijkbaar niet heel hoog schat; en maakt in verband met de mogelijkheid, dat hot vandaag of mor gen bezwijkt, cenige kanttcckeningcn. Zoo deze: „Nieuwe verkiezingen: kan do rechter zijde die zonder vrees te gemoet zien? In de vorige Regecringsperiodo heeft liet Ministerie-Kuypcr door zijn krachtig stu ren in anti-liberale richting de vrijzinnigen van alia schakecring voor een wijle nader tot elkander gebrachtook de haat, dien do vorige Regcering bij do socialisten op gewekt heeft door het mot kracht onder drukken der revolutionnaire woelingen van April 1903, droeg tot de samenwerking van links aan de stembus veel bij; als men verder bedenkt, dat ieder Kabinet zich in een vierjarige periode tal van vijanden en ontevredenen maakt-, omdat het nu een maal menschcnwerk levert en verder ook onmogelijk allen bevredigen lean, dan ver wondert men zich, dat al de vorkiczingsre- clame en do onedele pracbijken der vrij zinnigen slechts in staat waren, een meer derheid van 52 leden en welk een meer derheid te vormen. Dan begrijpt men welk een macht do verbonden Christelijke partijen tegenover het verzwakkend liberalisme vormen. Dat sedert het optreden van het Kabi net-Do Meester de positie der linkerzijde c.i haar aanzien in de oogen des volks er op vooruitgegaan zijn, zal wel niemand beweren. Maar voor zoover uit courantenberichten kan worden geoordeeld, wordt er door do vrijzinnige partijen dan ook hard gewerkt om haar positie te versterken en bij de eerstvolgendo Kamerverkiezingen zoo mo gelijk oen sterke liberale meerderheid in de Kamer to brengen, die desnoods den af val van vrij-liberalen of socialisten velen kan". Dit zal, zegt het blad, wellicht een illusie blijken, doch wij mogen het in geen geval daarop laten aankomen. „Wil men een paar bewijzen hebben, dat de vrijzinnigen niet stil zitten? In het district Gouda is kort geleden de dorde liberale propagandaclub opgericht, en nog andere zullen volgen; cvenzoo is men bezig in het district Hilversum en waarschijnlijk ook nog elders. Op een sprekerslijst, kort geleden aan de bij den Bond van vrijzinnige propaganda- vereenigingon aangesloten vereenigingen verzonden, komen nu reeds voor do namen van 21 bekende liberalen, die zich voor do vervulling van sprcelobeurten beschikbaar stellen. Aanvullingen dezer lijst, waarop bovendien nog eenige namen van jongo liberalen staan als reservo voor verkiezings dagen, zullen volgen. Deze teekenen van politieke werkzaam heid links, dh- met nog andere zouden te vermeerderen rijn, moeten voor de onzen, waar het noodig is, een krachtigo aanspo ring zijn tot verhoogde inspanning. De Fcbruari-oarapagno in do kicsvereeni- gingen is voorbij. Uit verschillendo opga ven in do bladen is to zion dat do aangifte van nieuwe kiezers in meor dan één dis trict zeer aanzienlijk, ofschoon lager dan verleden jaar, geweest is. Wij vertrouwen, dat ook door de Katholieke kiesvercenigin- gen in dit opzicht heel wat goed werk is verricht. Maar men stelle zich daarmee vooral niet tevreden. Want dezé arbeid, hoe nut tig on verdienstelijk ook, is slechts con begin. Vermeerdering van het go tal Katholieko kiezers toch moet met verhoo ging van het politiek gehalte onzer mannen gepaard gaan. Daarom wordo ontwikke ling en voorlichting van hot Katholieke kiezerskorps overal ijverig ter hand geno men, opdat wij bij de volgende verkiezin gen hetzij voor Kamer of Provinciale Staten op a 1 onze mannen kunnen re kenen." Zeer w ijze lessen inderdaad, die ook aan onzo zijde wel eens mogen gehoord worden, zegt „Do Standaard." Do handen moeten weer overal uit de mouwen Trou wens, het is ons bekend hoe flink in ver schillende districten van Christelijke zijdo do zaak opnieuw is aangepakt; doch ovor- al bcnoort dit te geschieden, on con ieder licoft te zorgen, dat bij niet onvoorbereid staat-, als er eens een kink in den kabel komt. Do „Provinciale Groninger Courant" herinnert aan een opmerking, dc'cr den voorzitter der Twocdo Kamer bij het aan-dc-ordc-stcllcn van do motie Bos betreffende Staatsexploitatie van Spoorwegen onlangs gemaakt, u 1. dat bij wijziging) van het Reglement van O rd o het denkbeeld van mr. Troel stra, om moties voor dc openbare behan deling aan do Rogeering ter schriftelijke voorbereiding toe te zendon, ter sprake zou kunnen komen. „Maar zoover zijn wij thans neg niet", zei de hoer Roëll en het blad vraagt of dit niet een zuchten wenk aan dg Kamer beduidde om eindelijk eens de herziening van haar Reglement vau Orde ter hand to nomen. Wel zal zelfbeperking dor leden meer doen om de wetgevende machine lugger te doen worken dan welke herziening van t Reglement ook, maar toch ware er met beter reglement meer to bereiken dan thans. „Het geldend reglement is schijnbaat nog zoo oud niet. Maar daadwerkelijk is het dit wel. Want dagtcckencndo van 1888, gelijkt het sprekend op dat, hetwelk vóór dien tijd gold, ofschoon do In 1887 herzie ne Grondwet aan do Kamer terecht en op zettelijk volledige vrijheid kwam schon ken haar wijze van worken naar haar in zicht cn wensch te rogeleneen vrijheid, dio zij vóór dien tijd ontbeordo. Van ver schillende kanten zijn in do laatste 'jaren denkbeelden aan do hand gedaan, die op vereenvoudiging ©n bespoediging der werk wijze zijn gericht. En met- to'ct voorbeeld van andere landen kunnen wij ons voor deel doen. Maar zoowel hetgeen in 1888 ten aanzien van het reglement is geschied, als do onveranderlijkheid, waarin do toon vastgestelde regeling zi verheugt, be wijzen do juistheid van dc opmerking, dio de hoor Lohman in zijn worlc „Onze con stitutie" maakt, dat „con Kamer, die een maal aan zekere werkmethode gewend is, zelden geneigd is daarin veel tc vornndc- ncjn «en meit iets nieuws dc proef to no men." Intusschendo bet ?kcnis van hot regio- ment van ordo wordt niet licht overschat. In Noortï-Amerika heeft do constitutie door do bepalingen van het reglement practisch on daadwerkelijk een wijziging ondergaan van belang. En allervegon zijo de volksvertegenwoordigingen niiet alleen bij uitstek gesteld op haar recht souverein to zijn met betrekking tot haar reglement cn het vast to stellen in volle vrijheid, maar trachten zjj het ook gelijken tred te doen houden met de veranderdo eisclicn, dio do telkens toenemende arbeid der volks vertegenwoordiging aan haar wijzo van werken stelt. Nadat zij hot twintig jaren met dc tegenwoordige bedeeling heeft ge daan en terwijl zij nu niet juist roden heeft over hetgeen daaronder is gewrocht in de wolken to zijn, zou het stellig niet voorbarig zijn als de Tweed© Kamer haar reglement van ordo aan een verjongings kuur onderwierp. Ons dunktdat heeft op den dertienden Februari van dit jaar de voorzitter haar onder hot oog willen brengen in den hupschen vorm, waarvan hij het geheim bezit 08) Dit was het eenige wolkje, dat op de geheel© reis tusschen hen kwam. Lang vóór zonsondergang stoomden zij 'de haven van Southampton in, en het gele licht scheen nog op de met priemkruid be groeide vlakten, toen de brougham, met Vixen cn haar verloofde, Langs den weg Haar Lyndhurst reed- Zij had den koetsier naar zijn meesteres gevraagd, en vernomen, dat mevrouw Win- et&nley al zoo hetzelfde was. Dit antwoord was in zekere mate geruststellend; maar toch begon Violet zich eenigszins bekneld to gevoelen, toen zij dichter bij huis kwa men en zij zich zoo spoedig van aangezicht tot aangezicht met de waarheid zou bevin den. In dat stiuo avonduur waB ook iets weemoedigs; en na de dansende golven in bet vroolijk ochtendlicht, was er iets som bers in die schaduwachtige vergezichten. De avondschemering nam al meer en meer toe, toen het rijtuig het hek door en tus- sohen de rhododendrons op het huis aan reed. Kapitein Winstanlcy rookte zijn si gaar in de portiek togen het Gothis-che metselwerk leunende, in de houding, die Vixen van vroeger zoo goed kende. De kapitein kwam de trap van het terras 'af, om het portier te openen. Bij den eer sten blik, dien Vixen op zijn gelaat wierp, ton zij zien, dat hij er verdrietig en be- fcorgd uitzag „Is mama erg ziek;?" vroeg zij bevend. „Ja", antwoordde hij, op zachten toon. „Pas op, d'at ge niets zegt of doet, dat haar kan ontroeren. Gij moet bedaard en opgeruimd zijn Als ge eenige verandering in haar bespeurt, moet ge zorg dragen er niets van te laten blijken." „Waarom hebt go mij zoo lang in on wetendheid omtrent haar ziekte gelaten? Waarom hebt go mij niet vroeger laten roe pen?" „Uw moeder is van den laatsten dag af wat ernstig ziek geweest. Ik heb u dadc lijk laten roepen, toen ik begreep, dat het noodig was", antwoordde do kapitein, koel. Voor de eerste maal bespeurde hij nu de tegenwoordigheid van Roderick, die aan de andere zijde uit den brougham was gestapt eo nu bij bet afladen van Vixens bagage kwam helpen. „Goeden avond, mijnheer Vawdrey. Waar in 's hemels naam komt gij zoo opeens van daan?" vroeg hij, op gemelijken toon. „Ik heb de eer gehad miss Tempest van Jersey af te vergezellen, waar ik toevallig was toen zij uw telegram ontving." „Was dat niet nogal een rare houding, dio wel aanleiding tot praatjes kan ge ven 1" „Ik geloof het niet; want eer men hoort, dat miss Tempest en ik op dezelfde boot zijn overgekomen, zal men, hoop ik, ook gehoord hebben, dat miss Tempest en ik met elkaar gaan trouwen." ,,Ik moet zeggen", riep do kapitein uit, met een korten, bitteren lach, „dat, nu gij van de oude liefde af zijt, gij er geen gras over laat groeien om een nieuwe aan de hand te hebben." „Met uw verlof, het is geen nieuwe liefde, maar een liefde, die van mijn jon-. geDsjaren af dagteekent", antwoordde Ro- rie. „In een zwak oogenbük van mijn leven ben ik zoo dwaas geweest mijn moeder een vrouw voor mij te laten kiezen, hoewel ik, zonder het *te weten, reeds jaren to voren zeil mijn keus had gedaan." „Mag ik dadelijk naar mama gaan?" vroeg Vixen. Do kapitein antwoordde toestemmend, cn zij liep de trap op en den corridor door naar de kamer van mevrouw Winstanley. O, hoe dierbaar en welbekend was dat oud© huis, hoe vol pracht cn kleur, na do kaal heid cn het verval van Les Tourelies; ge bloemd zijden gordijnen hingen in zware plooien tegen het gebeeldhouwd eiken houten lijstwerk van een diepe vensternis; het schijnsel van het avondlicht viel door oud geschilderd glas; overal was een rijko verscheidenheid van vorm cn kleur, die het oog streelde, het was een huis om rustig in te wonen, met een weinig liefde om dat alles te heiligen. Maar hoe verloor dat al les zijn waarde, als twist en tweedracht daar hecrschtel Do deur van mevrouw Winstanley's ka mer stond half open en een flauw schijnsel var. lamplicht kwam er uit. Zacht trad Violet binnen. Haar moeder lag op een sofa bij den haard, waar een houtvuur was aangelegd. Pauline zat tegenover haar, en las haar met een slaperige stem uit het „C-ourt Journal" voor: „De bruid was keu rig gekleed in ivoorwit satijn, met stroo- ker van oude Duchesse kant, de rok met tullc bouillonné en guirlandes van oranje bloesems gegarneerd „Paulino", lispelde de zieke, op zwakken fccont „zult go dan nooit leeren met uit drukking tc lezen? Jo geeft me er een lieel onduidelijk begrip van hoe lady Evelyn Fitzöauer er uitzag." Violet liep naar de sofa, knielde naast hoar moeder neer en omhelsde haar teodcr, terwijl zij haar bij het zachte lamplicht ernstig beschouwde. Ja, rij zag werkelijk verandering in haar moeder. Het altijd tee re gelaat was vermagerd en ingezonken. De bleeke kleur was in een vale, grijze tint veranderd. Te vroege ouderdom had die wangen uitgehold en rimpels op dat voor hoofd gegrift. Die verandering beteckende verval cn dood. Violet ontstelde er van, maar zij herinnerde zich do waarschuwing van den kapitein, cn deed haar best om een opgeruimd gelaat aan -to nemen, „Lieve moedor, wat ben ik blijde weer bij u thuis te komen", zeido zij, op vroo- lijken toon; „cn nu zal ik u voor een week of zoo oppassen en vertroetelen, totdat gij weer heel wel cn sterk zijt en mij naar talloozc partijen kunt meenemen." „Mijn liove Violet, ik heb do partijen geheel opgegeven, en ik zal nooit weer sterk worden." „Kom, moeder, ge hebt u altijd verbeeld, dat go ziekelijk waart." „Ja, Violet, er is een tijd geweest, dat ik vol grillen was; maar nu weet ik zeker- dat ik ziek ben. Gij zult immers niet on vriendelijk zijn of onbillijk jegens Conrad, lieve? Hij heeft u laten roepen zoodra ik bet hem verzocht. Hij is de goedheid zolvë vcor mij geweest. Beproef met hem over weg te kunnen, om mijnentwil." Dit word op zulk een dringenden, klaag- lijk-smeekenden toon gezegd, dat het een hardvochtiger hart dan dat van Violet vereischt zou hebben^ om dit verzoek te weigeren. „Vergeet, lieve moeder, dat do kapitein en ik ooit getwist hebben," zeiao Vixen. „Ik bon voornemens voortaan goede vrien den met hem te zijn. En ik heb u een ge heim te vertollen, als gij het hooron wilt." „Wat is dat voor een geheim, lieve?" „Lady Mabel Ashbourne heeft Roderick bedrogen." „Dat is geen geheim meer, beste meid. Ik heb er eergisteren reeds alles van ge hoord. Sedert dat gebeud is, heeft men over rJct-s anders gesproken. Lady Mabel heeft zich schandelijk godragen." „Lady Mabel heeft zich onder één op zicht? bewonderenswaardig gedragen. Als andere vrouwen ook zoo verstandig waren om op het laatste oogenbük terug to tre den, zouden er zooveel ongelukkige huwe lijken niet zijn. Maar het egloopcn van lady Mabel is alleen maar de inleiding tot mijn geschiedenis." „Hoe bedoelt ge dat, kind?" „Roderick is op Jersey gekomen om mij ten huwelijk te vragen. „Zoo spoedigO, Violet, hoe onharte lijk 1" „Had hij dan in den rouw moeten gaan*? Hij heeft er zelfs geen zuur gezicht om ge trokken, maar is regelrecht naar mij toe gekomen cn beeft mij gezegd, dat hij mij zijn leven lang bemind heeft; dus vilt gij nu over mijn trousseau moeten denken, lieve moeder, en ik zal uw goeden smaak noodig hebben. Gij weet wei, dat ik zelf niet veel smaak heb."- (Wordi vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5