N£. 14119.
Derde Blad.
3 Maart 1906.
Oe ©amiila.
ik jo leed gedaan heb. Maar Camilla en
ik beminnen elkander al zoo lang."
Ik schrikte van verbazing.
„Is het waar? Is het waar?" stamelde
ik, Camilla aanziende.
In plaats van antwoord te geven, greep
zij de hand van Holman, drukte die en
keek mij smeek end aan.
„Maar," zei ik, mij naar Holman kee-
rend, „dat is mij toch een raadsel. Ik
hoorde je toch gisteren in de rookkamer
niet zeer vleiend over. juffrouw Camilla
oordeelen."
„Dat is waar, maar wist, dat je ach
ter de porfcière» stondt; ik had in den spie
gel gezien, dat je je verborg en omdat ik
juist erg het land aan je bad, wat je
mij onder dezo omstandigheden niet kwa
lijk kjiT) nemen trachtte ik je te ergeren
door kwaad te spreken van Camilla. Ik
weet bovendien, hoeveel je gelegen is aan
het oordeel van je vrienden."
Ik had van schaamte en ergernis in den
grond willen zinken- Maar ik hield mij
goed.
„Jon, BÜmme.rd," zei ik, gedwongen la
chend, „en ik wil je nu wel vertollen, dat,
ik van jullie liefde afwist en dat ik allee;
zoo inrichtte om jullie tot elkander te;
brengen. Daarom schreef ik ook de brief
jes." 1
„Welke briefjes?" riepen bedden als uit1
één mond.
Ik beet mij op de lippen. Had ik daar
van nu toch maar gezwegen.
„Heb jij dan met het briefje geschreven,
dat ik vanmorgen met de onderteekening
„Camilla" heb ontvangen?" vroeg de lui
tenant aan het meisje.
„En heb jij dit briefje niet geschreven
vroeg zaj, het hare te voorschijn halend.
,>Neen, neen," riep ik wanhopig; „ik ben
het geweest; ik heb de briefjes geschre-'
ven, natuurlijk alleen om jullie tot elkan
der te brengen."
Camilla zette een verbaasd gezicht er
wilde iets antwoorden, maar de luitenam
legde een vinger op den mond, greep toen
mijn hand en zeide ontroerd
„Trouwe vriend, ik dank jo oprecht vooi
alles, wat je voor ons gedaan hebt. Je
overgroote goedheid geeft mij den moed
een verzoek te doen en ik weet heel pre
cies, dat ik geen weigering zal krijgen. Ik
ben vast en zeker de eenige erfgenaam van
een rijken oom, maar voorloopig laat hij
uog geen duit los. Camilla en ik zouden nu
al kunnen trouwen, als wij maar geld had
den om ons in t© richten. Zou jij zoo goed
willen zijn, dat op de erfenis voor te schie
ten? O. dank je hartelijk!"
Hij drukte mij de handen, nog vóór ik
toestemmend had geantwoord, en ook Ca-,
milla trad op mij toe, legde haar arm op:
mijn schouder en drukte haar mooie, zach
te lippen op mijn wang.
„O, ik ezel," zei ik in mezelf. Ik was
nu werkelijk razend verliefd op haar.
„Zooveel voorschot als jo wilt!" riep ik
geestdriftig en ik kon niet anders ik
omhelsde en kuste nu ook de mooie Ca
milla.
Het was de eerste en de laatste maal
gekregen hebben, we weten hoe grillig het
meisje is", besloot luitenant Holman bet
gesprek.
Van dat oogenblik af leek het mij of Ca
milla er heel anders voor me uitzag. Niets
beviel me meer aan haar.
Ik ging spoedig heen, onder voorgeven,
dat ik me licht ongesteld gevoelde, en liep
geruimen tijd in den donkeren ïiacht
rond, om mijn brandend voorhoofd af te
koelen.
Plotseling schoot me een duivelachtige
gedachte te binnen.
„Het engagement", peinsde ik, „moet i;i
ieder geval verbroken worden. Maar hoe?
Door Camilla op heeterdaad op ontrouw
te betrappen. Ik zag dadelijk hot onzinni
ge van mijn denkbeeld in. Maar toch, ja,
zoo zou het gaan."
Ik snelde naar huis en schreef met twee
verschillende handschriften twee briefjes,
waarin een dame en een heer elkaar ren
dezvous gaven in het park. Het eene
briefje onderteekende ik: „Een ongelukki
ge minnaar, die u voor het laatst wenscht
te zien", en onder het andere schreef ik
brutaalweg: „Camilla". Ik bracht de brie
ven dadelijk zelf naar de brievenbus.
Toen ik den volgenden morgen het park
naderde, zei ik tot mezelf, dat mijn truc
toch geen succes kon hebben. Ik deed dat,
eensdeels om mdjn geweten gerust te stel
len, anderdeels omdat ik de kwade gevol
gen van mijn onnette manier van doen be
gon te vreezen. Ik overdacht angstig hoe
gemakkelijk er een duel uit zou kunncu
ontstaan, een zeer onaangenaam vooruit
zicht, omdat Holman veel beter met het
pistool kan omgaan dan ik.
Maar ik haalde ruimer adem, toen ik
bij het omslaan van een hoek in het park,
Camilla en Holman werkelijk voor me zag.
Zij stoven van elkander, toen zij mij te-
merkten. Eerst werd zij bleek en hij rood
en daarna omgekeerd.
„Dus u kunt mij niet eens vier en twin
tig uur trouw blijven, juffrouw?" sprak
ik met mijn grimmigste gezicht tot Camil
la. ,,0, dat ik, ellendige, zoo schandelijk
verraden moest worden I En jij," wendde
ik mij tot Holman, „geef je mij op deze
wijze een bewijs van je vriendschap?"
„j.k ben bereid je genoegdoening te ge
ven," antwoordde de luitenant Holman,
het hoofd buigend met doffe stem.
„Neen, neen," heraam ik snel, „hetzou
mij wanhopig maken, als ik bij al dat on
geluk ook nog den dood van een mode-
menseh op mijn geweten zou hebben. Wat
mij te doen staat, weet ik. Juffrouw, ik
beschouw natuurlijk ons engagement als
verbroken. Denk niet meer aan mij; ik zal
probeeren de herinnering aan u uit mijn
gedachten te verdelgen. Ik draag van nu af
mijn smart in eenzaamheid."
Met een laatst, pathetisch gebaar wilde
ik omkeeren, om de plaats van mijn too-
neelspelers werkzaamheid te verlaten, maar
Holman trad op mij toe en greep mijn
handen.
„Guldenberg", zei hij met wecke stem,
„je bent een brave kerel; vergeef mij, dat
Hoe het precies gegaan is, weet ik niet
meer, maar ik was plotseling met een heel
mooi 'en eenvoudig meisje verloofd. Niet,
dat ik veel moeite gedaan had dat resul
taat te bereiken, maar ik mag ook «iet
zeggen, dat Camilla mij bijzonder tegemoet
gekomen was. Wij beiden, zij en ik, hadden
bij doze geschiedenis zoo goed als uiets te
doen: de moeder van Camilla bezorgde
alles.
„Waarde heer Guldenberg, u ia niet e-r
voor geboren een vrijgezellenleven te lei
den. Ik wil niet opsnijden, maar Camilla
heeft een opvoeding genoten, die ha^ai*
schitterenden, natuurlijken aanleg in het
beste licht stelt. Muziek en kunstgeschie
denis... biefstuk en cotelette... borduren
en strijken... vrouwenbeweging en gema
rineerde haring..."
Ik wil niet zeggen, dat zij alles zoo ach
ter elkander voordroeg, maar zij wist het
handig in het gesprek te vlechten, en zoo
dra zij me in een hoek van de balzaal te
pa-trlrp.n kreeg, ging het er opnieuw op los.
Ik liet me niet ongaarne door de oude
dame op sleeptouw nemen en zij opereer
de zóó handig, dat ik mij ten slotte in
beeldde geheel uit eigen beweging de
woorden te moeten stamelen
„Mevrouw, n zoudt me gelukkig maken,
als u mij de hand van uw dochter Camilla
wildet toevertrouwen."
Wat er toen verder gebeurde, weet ik
niet zoo precies meer. Kort en goed, Ca
milla en ik waren geëngageerd. Allen
wenschten mij heftig geluk en er was geen
glas in de geheole zaal, dat geen neiging
vertoonde, in tweeën te breken, als het
tegen het mijne stiet.
Later gingen de golven der geestdrift
liggen en bet kwam zoo ver, dat ik op de
andere heeren niets meer -oor had en een
voudig nog als een danser werd mede-ge
teld.
Nadat ik plichtmatig voortdurend met
Camilla had gedanst, begaf ik mij in de
heerenkamer, waar gerookt, gedronken en
gespeeld werd, d.w.z. ik ging niet naar bin
nen, maar bleef luisterend achter de por-
tière staan. Ik behoefde niet lang te wach
ten, want ik hoorde spoedig wat ik dacht
te zullen hooren.
Ik ben zeer onzelfstandig van karakter.
Camilla was wel een net, aardig meisje,
maar het was me niet duidelijk of ik nu
eigenlijk als bruidegom te benijden was
of niet. Dat had ik gaarne van anderen
gehoord.
„Mooi is zo wel", hoorde ik luitenant
Holman, een goed vriend van mc, zeggen,
„maar zij heeft haar gebreken en ik weet
zeker, dat een ander dan mijn suffe t?n
toegevende vriend Guldenberg niet zoo ge
makkelijk toegebeten zou hebben."
„Ja", antwoordde een ander, „haar
moeder had al lang een goed oogje op het
mooie vermogen van Guldenberg. Om het
geld drukt Camilla ook een oogje toe."
„Zoo gemakkelijk, zou zij ook geen ander