LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 3 MAART.TWEEDE BLAD. Anno I9C6 FEUILLETON. Vixeu en Koi-ie. No. 14119. een plaats op een goed deurwaarderekan- toor te vinden, en het is niet billijk, kler ken van advocaten, notarissen, griffiers, enz. uit te sluiten. Een staatsexamen dus, niet alleen loo- pende over de theorie, maar ook over do practijk, lijkt geen onbillijken eisch, opdat begunstiging niet alles be9lisse. De stand der deurwaarders zal dan worden verhe ven, ofschoon bet ter eere van de heeren mag worden gezegd, dat slechts weinigen onder hen bun ambt niet behoorlijk ver vullen, terwijl toch do financieels positie zeer dikwijls ongunstig is. Er zijn zeker vrome wenschen ook op dit gebied te formuleeren. Vooral ten op zichte van de plattelands-deurwaarders is het een bezwaar, dat zij gewoonlijk tevens als zaakwaarnemers optreden. De schrijver besluit: Zoolang do financieel© positie van den deurwaarder niet beter Ï9 verzekerd, kan men hem moeilijk verbieden tevens zaak waarnemer te zijn. Ook in groote steden bovendien als Den Haag komt die vereeni- ging voor, maar dat neemt niet weg, dat de Regeering, nu de zaak der deurwaarders aanhangig is, tevens op dat laatst© punt hfiar aandacht gevestigd kan houden. Worden bijv. de deurwaarders Rijksamb tenaren, zooals zij zei ven wenschen, dan vervalt de zaakwaamemerij vanzelf. ,,H e t V o lk'' weerspreekt in een hoofd artikel do bewering, dat er slapte zou tzijn 'in de So'cia al-d emoorat i- so he Arbeiderspartij. Er zijn wel verschillende kwesties en te genslag in een paar coöperaties, maar „de samenhoudende kracht van het beginsel zal zegevieren over allo tijdelijke oorzaken van malaise." Het soc.-dem. hoofdorgaan wijst er op, dat op de krachtige verkiezingscampagne tegen het ministeric-Kuyper gevolgd is een slap ministerie, dat in zijn eerste jaar nog niet veel prikkelt, Dat zal wel ander9 worden, ais de verzekeringswetten komen, als do arbeiucrsbescherming aan de orde wordt gesteld, als do partij haar eischon kan fonnuleorcn voor het lager onder wijs. „Nu ia voor dit alles het eerste jaar eener Regeering, die niet uitdaagt, niet van zich afbijt, het ongelukkigste tijdperk, schrijft „Het Volk". Komt straks, hot rapport der Grondwetscommissie met zijn waarschijnlijk reactionnaire waarborgen to gen de werking van het algemeen kiesrecht, dan ziet ge alles ineens opleven. De kracht is aanwezig, maar do tegen partij moet ons wel een9 stof te venverken geven, en dat doet zij uit den aard dev omstandigheden in dit jaar weinig." Het blad besluit dit artikel met een op wekking om niet ontmoedigd te zijn, maar overtuigd to blijven van een levenwekkende kracht „onzer" wereldbeweging. In ,,D o Middenstandsbon d', het officieel orgaan van don Nedorland- schen Bond van Yercenigingon van don Handeldnjvenden en Industricclcn Mid denstand, bespreekt L. E. Idcnaar' do noodzakelijkheid van een enquête naar den toestand van den b a n d e 1 d r ij- vonden en industrieeion mid den stand. Schrijver klaagt ernstig over de geheim zinnigheid, welke do in 1901 bij Kon. besluit benoemd© Staatscommissie voor don miudenstand omgeeft. Niemand der belanghebbenden weet eigenlijk iets van den arbeid der Staats commissie af. Wanneer men bij een enkele gelegenheid het college nog eens hoort noe men, dan is het, omdat men net dit of dat onderwerp, of met deze of gene con clusie geen raad weet, cn dan zijn er nog wel eens sommigen gelukkig mee, omdat ze het als kapstok kunnen gebruiken om moeilijke kwesties aan te hangen. Ik meen te moeten zeggen, zoo vervolgt schrijver, dat nu tocb daarvoor geen Staatscommissie behoefde te worden be noemd en dat dit niet bet doel mag zijn van deze instelling. Het gevoel van teleurstelling, dat onze Staatscommissie heeft gewekt, vindt zijn oorzaak zoowel in de afwezigheid van eenig praktisch resultaat als in d© onbekendaeid met haar werk, waarin het bestuur der commissie de belanghebbenden heeft gela ten. Vertrouwen hadden wij, maar gerust waren wij begrijpelijkerwijze niet. Nu heeft ons bondsbestuur een audiëntie aangevraagd bij den Minister, welke is verleend op 28 December jl. Bij dit onderhoud, waarop verschillende zaken werden behandeld, heeft het bestuur ook mededeeling gedaan aan Z. E., dat z. i. een enquête dringend noodzakelijk was. De Minister bleek niet ongeuegen deze t© doen houden. Het antwoord luidde, vol gens het officieel verslag der audiëntie in „De Middonstandsbond" van 5 Januari 1.1., „dat Z. E. reeds September 1.1. aan het bureau der Staatscommissie gevraagd had, hem een plan voor zulk 'n en quête over t© leggen, en hierop nog stced3 waclitcndo was. Z. E. kon dus geen maat regelen als door het bondsbestuur ge- wenscht werden, nemen, zoolang dat plan nog niet van de Staatscommissie bij Z. E. is ingekomen". Wat dunkt u, lezers-middenstanders, van dit bericht? Ik twijfoi niet of gc zi.lt net met mij eens zijn, dat het eerste noodigs, om tot verbetering te komoo, voor Ons was een onderzoek, een enquêto van >tnati ve ge, welke zou brengen de juiste konnis .lor toestanden. Dit eerste noodige, dat wil blij kons het gesprokene op de audiëntie <1© Minister ook. Ja, hij heeft dit in Septem ber reeds gewild en toen reeds gevraagd om een plan aan onzo Staatscommissie, van wie wij niets btoren. Dit onderzoek, waarnaar we allen icik- halzend uitzien, wil do Minister ook Aliur op 23 December zegt hij in antwoord op hot aandringen van het bondsbestuur dat hij geen voortgang kan maken, omdat hij liet reeds in September aan hot bureau van onzo Staatscommissie gevroagdo plan voor dat onderzoek nog niet heeft t Wat moeten wij, die do belanghebbenden in deze zijn, hiervan denken Verlangend zien wij naar t-eekenen van loven van onzo Staatscommissio en roikhalzend zien wij naar de onquêto uitOmtrent de werkzaam heden van onze Staatscommissio laat men ons in het duister, en van de enquête ver nemen wij bovenstaande van den Minister l September, October, November, December,, dat zijn vier maanden, dat hot bureau der Staatscommissie in het bezit is van de vraag om het plan; Januari en Februari zijn nu. ook al om en wie heeft or iets van gehoord, dat hot plan thans, na zes maanden, den Minister heeft bereikt? Welke middenstan 'er kan mij zeggen, dat na deze vijf lange maanden de Minis ter eindelijk in het bezit is van het aot- woord, waarop onzo enquêto wacht? Wat dunkt u, mede-middenstanders, i$ het niet meer dan tijd, dat het mot die geheimzinnigheid van onzo Staatscommis sie uit is? Het bondsbestuur zcia'o op de audiën tie ook, het verkieslijk te achten, dat, zoo als do Minister in do Tweede Kamer had verklaard, de enquête-comr issi© uit een klein getal personen zou bestaan. Schrijver is het volkomen hiermee eens. Werkt men met een klein aantal, dan wordt de verantwoordelijkheid veel meer cn beter gevoeld, dan verdeelt men veel gemakkelijker do werkzaamheden en ar beidt men mot veel fhcer opgewektheid. Hoe grootor het aantal leden van zoo'n comitó is, des to meer kans bestnat er, dat er bij zijn, die zich vc'or de zaak niet in spannen, en dit werkt altijd verlammend op het geheel. De ervaring en de praktijk hebben mij geleerd, dat een commissie be staande uit een klein aantal leden, do voorkeur verdient. Ten slotte betoogt schrijver, dat do en- quête-commissTo zich tot taak dient te stel len het vaststelion van feiten, cn dat zij daarbij met do meeste soberheid lo werk ga. Men houdo geen algemeen© beschou wingen. Men moet hier do Belgisch© com missie oiet navolgen, dio uitvoerig© betoo- gen aanvaardde on heeft doen drukken. Wie leering weet te trekken uit hetgeen PERSOVERZICHT. Onder het hoofd„R u m o r in casa" kwam in de „Nieuwe Rotterdam se h e C o u r a n t" het volgende voor: Onder het opschrift N teuwe school- 8 t r ij d? heeft ,,D c T ij d" een paar hoojd- artikelen geplaatst, onderteckend met den naam van den beer H. J. Wijnen, een geestelijke in Limburg, als katholiek publi cist in het algemeen en als schrijver over onderwijszaken in het bijzonder geen onbo- kende. Deze artikcleu verdienen de aandacht, ook buiten dc katholieke wereld. Al dadelijk om uetgcen er in den aanhef te lezen staat. De schrijver uierkt op, dat gedurende een halve eeuw „de Christelijken gestreden heb ben voor de vrije, school, „togen de tirannie van het ovenhc rscbonde liberalisme",eu zegt dan, dat nadat in 1889 „een eerste stap in de goede richting" gedaan was.de de Kuyper-novelle onze wenscheu (dat zijn de wenschen der voorstanders van de kerke lijke school) voor een groot gedeelte gevuld heeft. „Men meende zoo laat hij volgen dat nu een tijd van pacificatie en rust der gemoederen aangebroken was. Maar neen; het schijnt of sinds dien tijd een geest van ontevredenheid on critiek rondwaart, die vooral in het gemoed van v le jongeren in gang vindt. Wat hier gezegd wordt, is voor hen, die be langstellend kennis nemen van hetgeen er in het openbare leven om hen voorvalt, geenszins iets nieuws. 1)© geest van onte vredenheid en critiek, waarvan de schrijver in „Do Tijd" gewaagt, was reeds gebleken uit meer dan éón openhaar geworden feit, en óók is aan de aandacht niet ontgaan do groote felheid, waarmee in de katholieke pers de teekenon van insubordinatie, die zich in do katholieke schoolwereld ver- loonden, bejegend werden. Maar toch is het van beteekenis, aldus in het hoofdorgaan der katholieke pers erkend te zien, dat dc tijd van pacificatie cn rust der gemoederen niet met Kuypers schoolwetnovell© verkre gen is. Het is wel opmerkelijkOnder de voor standers der Scholen met don Bijbel twee spalt naar aanleiding van de subsidicering, en van de zijde der voorstnnders van de katholieke scholen Kiac. .en over een geest van ontevredenheid en critiek die nu eerst losbreekt, cn toespelingen op het dreigen van een nieuwen schoolstrijd, maar nu van een geheel andere natuur, ceu soort van burgeroorlog ep „Christelijk" schoolgebied. Wie zou een jaar geleden hebben kunnen verwachten, dat dit de uitwerking zou zijn van de partij wet, dio Kuyper wist door te drijven; de wet, die bevrediging geven zou. De schrijver in ,,D o T ij d" wijat do oor zaken van den „geest van ontevredenheid cn critiek", waarover hij klaagt, aan. Daar is vooreerst do klacht van ''en kant der ka tholioke bijzondere onderwijzers, dat ook thans hun maatschappelijke positie niet voldoende verbeterd is. Dan zijn er klachten over willekeur van de zijde vaD sommige schoolbesturen bij benoeming en ontslag; en voorts ook bij do jongere onderwijzers aan bijzondere scholen, als die der open bare, een streven om zich onafhankelijk to maken van het hoofd der school. Dit alles geldt dc onderwijzers bij het katholieke bijzonder o oerwijs; maar uitvoe riger neg staat do schrijvor stil bij hetgeen er onder de katholieke openbare onderwij zers omgaat. Ddt vooral verontrust hem in hooge mate. Inzonderheid de pogingen dezer onderwij zers om een algemeenen Bond van katholie ke onderwijzers op te richten is hom een roden tot ergernis Waarschuwend hcudt hij hun voor, dat er van goedkeuring van de zijde der kerkelijke overheid geeu sprake kan zijnintegendeel, als zij hun opzet doordrijven, rullen zij handelen tegen den zin dier overheid Van een geestelijken ad viseur zal geen kwestie zijn en van hun boozo pogingen kan slechts verdeeldheid en belemmering van het katholieke verecni- gingsleveD op onderwijsgebied het gevolg wezen. 91) Ook de urcD, dio het langzaamst omgaan, de vervelendste dagen, de langste slape- looze nachten, moeten tocb eenmaal een einde nemen. De eerste Augustus daagde; een lange streep rood licht m het grauwe oosten kondigde het aanbreken van den morgen aan. Vixen zag de eerste oc.-.end schemering, terwijl ze wakker in haar groot oud ledikant lag en door het venster zon der gordijn naar de zee uitzag, waarboven het morgenrood begon te gloren. „Rorio's trouwdag 1" riep ze, mot een kort, zenuwachtig lachje; daarop verborg ze haar gelaat in het kussen en snikte overluid; snikt© zooals ze in haar balling schap nog niet gedaan had. Er was geen aardbeving gekomende planeet, waarop wij leven, had ongestoord haar draaiende beweging voortgezet; alles ging zijn gewonen gang, on do trouwdag vnn Roderick Vawdrey was gekomen. ,,Tk dacht, dat er iets zou gebeuren," zeide Vixen droevig. „Het was dwaas, z .rak slecht-, dat te denken. Maar ik kon niet gelooven, dat hij met iemand anders zou trouwen uau met mij Ik heb mijn plicht gedaan en beproefd moedig en standvastig te zijn- Maar ik dacht toch, dat er iets zou gebeuren." Het was een zwakk: klacht, uit de zwak ke ziel van een gevoelig meisje opgerezen. Het ochtendlicht gloorde sterker en rooder in het oosten, do zon scheen met gelen Van elders is gebleken, dat, wat deze on derwijzers in het bijzonder verontrust en wat ook aanleiding gegeven heeft, dat er aan de oprichting van een nieuwen bond wordt gedacht, de beduchtheid is, dat de kloosterscholen zullen toenemen. Dit erkent ock <lo schrijver in „De Tijd". „Na de uitvaardiging der Kuyper-novelle schrijft hij is velen openbaren onderwijzers, en vooral hier in Limburg, een ware paniek over het lijf gevaren; zij zagen in hun ver- beeldiüg honderden scholen (bijzondere) uit deu grend oprijzen, laJTooze onderwij zers ontslagen en wat dies meer zij." En hij tracht nu de verontruste gemoederen te kalmeeren met de verzekering, dat het zoo'n vaart niet zal nemen. Maar er hebben zich, zooals men weet, werkelijk reeds een paar feiten voorgedaan, die grond gaven tot ongerustheid. Een onderwijzer en een onderwijzeres werden ontslagen, nadat er een bijzondere school was opgericht in het klooster van geïm porteerde Fransche geestelijke zusters. Dit feit stcttd voor het oogenblik nog op zich zelf, maar in do katholieke onderwijzers wereld zal men gedacht hebben, dat het een begin van bitter leed is. Intusschen tracht de schrijver in „D c T ij d" de gemoederen t© sussen. De ont slagen onderwijzers mogen niet klagen, dat hun onrecht geschiedt, omdat hun ontslag het gevolg is van het gebruik, dat anderen van hun recht maken om scholen op te richten en onderwijs te gevenzoolang do Fransche zusters geen akte halen, kunnen zij geen onderwijs geven; of do oprichting van bijzondere scholen noodzakelijk is, daarover heeft alleen het kerkelijk gezag te oordeelen, enz Wij treden in dit alles niet, want het is onze zaak niet ons in dezen strijd te men gen. Alleen dit: De schrijver zegt, dat in vele gemeenten met uitsluitend katholieke bevolking in Limburg het onderwijs op de openbar© school godsdienstig is; zulke ge meenten zijn er echter slechts 26; in 86 an dere, met gemengde bevolking, meet het onderwijs neutraal zijnen zoo is do stilzwijgende conclusie dit onderwijs is uit den boozel Daarmede is dan van zijn standpunt dc oprichting van bijzondere scholen gerechtvaardigd Als nu aar niet de onderwijzers, tot wie hij het woord richt, van hun standpunt zeggeD, dat op dio wijze hun vrees voor uitbreking van d© klooster-scholen ten na deel© van het leeken-ondenvijs grCnd te meer krijgt I De „Arnheoi acho Coaranl" be sprak een van de tien punten, die bij de installatie van do commissie ter voorberei ding van de Grondwetsherziening hoofd zakelijk in haar aandacht werden aanbevo len, namelijk d© schadeloosstel ling van de leden dor Sta ten- Generaal. Het blad betoogt, dat het verkeerd zou zijn te denken, dat dit punt, dat slecats het persoonlijk belang der Kamerleden raakt, ten onrecht© werd gerekend tot de bepalingen, wier herziening het meest ur gent was te achten. Immers, do regeling dier schadeloosstelling is een zaak van niet geringe beteekenis. Na de bepalingen van de Grondwet op dit stuk lo hebben in herinnering gebracht, wijst het bLad er op, dat do schadeloos stelling van de leden der Tweede Kamer, ten bedrage van twee duizend gulden, „fei telijk slechte geheel genoten wordt door de leden, dio in Den Haag wonen, terwijl zij daarentegen gedeeltelijk of geheel wordt verslonden door de reis- (en verblijf-) kos ten van hen, die buiten de Residentie wo nen." Wel is het bedrag der schadeloosstelling niet zóó ruim, dat ze voor de in Den Haag wonende Kamerloden het karakter ver krijgt van een inkomen, zoodat het Ka merlidmaatschap een bestaan zou worden, maar toch ligt het voor do hand, dat zij, die niet om de een of ander reden aan een bepaalde woonplaats gebonden zijn, er al licht toe overgaan zich metterwoon in de Residentie t© vestigen Schijnbaar een on verschillige zaak, is ze dit toch niet met het oog op het nationaal belang, dat do glans door grauwe, grijze wolken, en do nieuwe cfag was aangebroken In de laat sto week had Violet niet geslapen. Haar geest was te zeer van beelden uit het ver leden vervuld geweest; het gordijn van den slaap kon ze niet verbergen. Lichaam en geest waren afgemat, terwijl zij daar in het toenemend daglicht lag, eenzaam, ver laten, onbeklaagd, haar groote droefheid verdurende, zooal6 zij ikieeJpijn of elke ander© lichamelijke kwaal verduurd zou hebben. Te zeven uren stond zij op, met een on uitsprekelijk gevoel van afgematheid, kleed de zich aan en dacht aan lady Mabel. Welk een gebeurtenis was het voor haar dien ochtend op te staan en zich aan te kleeden I In alle bijzonderheden kon Vixen zich dat tooneel voorstellen: hoe druk haar kamenier en do andere dienstboden het hadden; de blijde opgewondenheid van de moeder, die naar too teeder liefhad; dc weelderige kamer met haar geur van versch geplukte bloemenhet keurig ont bijt op een tafel bij het open venster; do stroom van gelukwenschingen en de laatste toezending van bruidsgeschenken, dit alles stond Vixen levendig voor den geest. En Roderick? Den makker harer kinds heid kon zij zich op dien gewichtigen mor gen in zijn leven niet zoo gemakkelijk voor stellen. Zij kon niet denken, dat hij geluk kig was; zij durfde niet denken, dat hij zich ongelukkig gevoelde. Het was veiliger een krachtige poging te doen, om dit beeld geheel uit haar geest te verbannen. O, wat was dat ontbijt te acht uren, tê- te-h-tète met miss Skipwith, op dien och tend een kwelling voor haarZelfs die af getrokken dame moest de buitengowone volksvertegenwoordiging is samengesteld uit afgevaardigden uit alle deelen des lands, omdat bij tal van zaken de voor lichting van personen, met locale kennis toegerust, van groote beteekenis kan zijn, waar de Regeering, uit den aard der zaak, gewoonlijk slechts zien kan door de oogen harer ambtenaren, die dikwijls niet zóó op de hoogte zijn van de plaatselijke belan gen om in hun adviezen daarmede voldoen de rekening te kunnen houden. Het is daarom gemakkelijk in te zien, dat de be staande regeling der schadeloosstelling voor do leden der Tweede Kamer een, voor 's lands belang allerminst gewenBchte oentralisatie in de hand werkt. Anderzijds, zoo betoogt het blad, is deze regeling een ernstig bezwaar, om zich door een persoonlijk onderzoek in versohillende deelen van ona land voor een goedo be handeling van tal van kwesties zoo gron dig mogelijk voor to bereiden. De Regee ring antwoordde echter steeds op klach ten van dien aard, dat do Grondwet op ait punt duidelijk is, do schadeloosstelling voor de leden der Tweede Kamer regelt en zioh dus er tegen verzet daaraan, in welken zin ook, uitbreiding te geven. Inderdaad kon de R^geering niet an ders antwoorden, waar een afwijking van het voorschrift der Grondwet, in welken zin ook, verlangd werd. Strikt genomen zelfs past dit antwoord ook op den her haalden aandrang, die vooral bij do behan deling der begrooting voor dit jaar groot was en ook in de openbare zitting werd verdedigd door den heer Van Wichon, dat do Regeering zou bewerken, van do spoor- wegbosturen vrij vervoer to verkrijgen voor de leden der Kamer. Maar daartegen geldt nog een ander bezwaar, dat, zelfs afge scheiden van het grondwettelijke, wij op zichzelf reeds niet aarzelen zouden overwo- gend te noemen, cn ten volle stemmen wij met den heer Van Karnebcek in, die hot denkbeeld „ten sterkste" ontried en het „ton zeerste" zou betreuren als deze gunst van do spoorwegbesturen gevraagd word. Deze toch zou slechts verleend kunnen worden ten koste van de onafhankelijkheid van de Regeering on de leden der Tweede Kamer tegenover de spoorwegmaatschap pijen, wat meer dan ooit juist in deizen tijd, zooals ook de debatten der Tweede Kamer in de afgeloopen week ten over vloede nog eens zoo helder in het licht ge stold hebben, hoogst bedenkelijk zou we zen. Het is waarlijk al erg genoeg, dat er onder de leden van de Staten-Generaal zoovelcn zijn, die, als commissaris of als aandeelhouder, persoonlijk belanghebben den zijn bij het beheer en do financieele uibkomsten der grooto spoorwegmaatschap pijen. Het is daarom alleszins verklaarbaar, dat do Regeering de regeling der schade loosstelling van de leden der Tweede Ka- mp opgenomen heeft onder do urgente wijzigingen in onz© Grondwet, en fcomfceen herziening tot stand, dan mag een wijzi ging van art. 89 daarin zeker niet ontbre ken. In „De N e ddi*l a n de F' schreef V. een artikel over deurwaarders, aan welk artikel het volgende is ontleend: D© deurwaarder heeft in elk opzicht een post van groot belang en groot vertrou wen ©d toch is voor zijn opleiding niet be hoorlijk gezorgd Hij moet veel weten, maar zelf zien, hoe hij zich die kennis verwerft, en is hij daar eindelijk in geslaagd, dan heeft hij nog niets voor boven een ander, die wel protec tie, maaT geen waarborgen geelt voor bekwaamheid en geschiktheid. Do deurwaarders, zegt het reglement, worden bij voorkeur gekozen uit hen, die bij praktizijns, deurwaarders^ notarissen, griffiers of op registratiekantoren werk zaam zijngeweest, maar misschien zullen do adspiranfc- deurwaarders alleen op een deurwaarderskantoor ae opleiding kunnen vinden, die zij behoeven. Onzo groote schilders zijn op het atelier, onze grooto zeeJielden aan boord gevormd. De stage op een deurwaarderskantoor is dus zeer veel waard, evenals het werken op een notariskantoor voor den candidaat-no- taris, maar niet iedereen is zoo gelukkig bleekheid van Violet wel opmerken. „Mijn lieve, gij zijt ziek 1" riep zij uit. „Uw gelaat is zoo wit als een blad papier en er zijn donkere kringen om uw oogen." „Ik ben niet ziek, maar ik heb in den laatsten tijd slecht geslapen." „Mijn kind, gij hebt behoefte aan bezig heid; gij moet een doel hebben. Het doel loos leven, dat gij leidt, moet slecht afloo- pen. Waarom kunt gij niet iets bedenken, om u mee bezig te houden? Verre zij het van mij u in uw vrijheid te willen belem meren; maar ik beken, dat het mij leed doet uw jeugd, en ongetwijfeld oen zekere mate van bekwaamheid, zoo te zien versnil- len. Waarom streeft gij niet naar gjestbe- schaving en vermeerdering van kennis, door oigen oefening? Mijn boeken zijn ter uwer beschikking." „Lieve miss Skipwith, al uw boeken zijn mij te geleerd," zeide Vixen lusteloos. „Gij moet echter niet denken, dat ik mijn geest beschaving geheel verwaarloos. Ik lees Schiller totdat mijD oogen er zeer van doen." „Een Duitsche dichter is niet genoeg tot vorming van hart en verstand," hernam miss Skipwith. „Ik zou willen, dat gij een ruimer begrip van de taai der vrouw in de wereld hadt." „Mijn taak in de werld is stil to leven, en niemand tot last zijn," zeide Vixen met een zucht. Zij was blijde miss Skipwith bij haar boeken te laten en in den zonnigen tuin om te dolen. Als altijd was het onafgebro ken zoel weder; nog altijd was de lucht even strak en blauw, geen regen, geen wind, geen wolkje niets dan eindelooze zonneschijn. rxmmmj- cgqa. ja i.iwuj „Als het nu nog maar hagelde of woei, of onweerde," dacht Vixen, zuchtend, met j de handen boven haar hoofd gevouweu, „dan zou die verandering een kleine ver lichting voor mijn ziel zijnmaar die eeuwige helderheid is verschrikkelijk. Wat is het een moedoogenloozo wereld, en wat lacht do Natuur ons vriendelijk toe, ter wijl ons hart bloedt 1 Ik behoor zeker te wenschen, dat de zon blijft schijnen tot na Rorio's huwelijk; maar ik doe het nietl Als de lucht donker word en bliksemstra len door de zwarte wolken schoten, zou ik dansen van blijdschap. Ik zou het onweer toejuichen en roepen: „Qat is sympathie l" En zij wierp zich ter aarde, met haar gelaat in het gras, en snikte, zooals zij dien morgen gedaan had. Het geluid van de trouwklok moest nu begonnen zijn. Zij verbeeldde zich het te kunnen hooren. Ja, het was alsof er klok gelui door de zomerlucht trilde, alsof het haar uit alle richtingen togenklonk. Het dreunde haar door het hoofd. Het zou haar krankzinnig maken. Zij trachtte haar ooren dicht to stoppen, maar toen scheen dio trouwklok binnen in haar hoofd ta luiden. Zij kon dat gelui niet buitensluiten. Zij herinnerde zich het feestgelui, dat haar op Rorie's een-en-twintigsten verjaardag in het oor had geklonken; dien dag, die zoo Utter voor haar geëindigd was door het bericht van de verloving tusschen hen. Ja, dat was haar eerste ware droefheid geweest. Hoe levendig herinnerde zij zich haar treurig heid en wanhoop op dien avond; de woede, die toen haar jeugdige ziel vervulde 1 „Destijds was ik niet veel meer dan een kind," zette zij haar gedachtenloop voort „Mijn lieve vader leefde toen nog; en zelfs do gedachte aan zijn liefdo troostte mij niet. Ik gevoelde mij verlaten cn alleen op de wereld. Wat moet ik zeer veol van Ro- rio gehouden hebbent Zooveel jaren zijn verloopen en ik heb mij nog niet van dio dwaasheid kunnen genezen. Wat is er in hem, dat ik zóó op hem gestold bon Zij stond uit het gras op, ontrukte zich aan dio vlaag van lievige, aan waanzinnig heid grenzende zielesmarfc, en begon lang zaam langs do tuinpaden to wandelen, met zich zelve rc<leneerendo en vrouwelijk© trotschheid to hulp roepende- „Ik kan mijzclvo niet dulden om dio zwakheid," betuigde zij inwendig. „Ik dacht niet, dat ik er too in 6taat was. Heb ik ooit, toen ik een kind was en naar den tandmeester gebracht werd, gejankt en ge huild zooals ik laffe kinderen bad zien Uocn? Neen: ik verharddo mij er tegen cn verdroeg do pijn zooals het een kind van mijn vader betaamde." Zij liep snel hot huis in en trad de ka mer binnen, waar miss Skipwith aan haar lessenaar zat voor een tafel, met openge slagen bockdeclen bed.kt, waaruit do vrouwelijko geleerde kennis vergaarde. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5