Hoe vindt de Postdail haar weg? Overeenkomst tusschen bouworden en hoofddekseSs. Een Amcri^aansch architect hecit de wereld van bouwmeesters en van hoe denmakers misschien ook I begiftigd .met een nieuwe architectonische wet, nl- dat er in de bouworden der verschillende volkeren en hun Loofddrachten, wezenlijke overeenkomst bestaat. Een nieuwe stelling vraagt natuurlijk om eenig bewijs, en de bedoelde arcl. .eet toont met een aanzienlijke hoeveelheid mar teriaal aan, hoe scherpzinnig zijn verge lijking waarlijk is. Aan alle eeuwen, aan 'alle volkeren van onzen aardbol ontleent hij zijn voorbeelden. Eenige daarvan Bij de Egyptenaren, Lappen en de be woners van Hawaï is de overeenstemming tusschen hoofddeksels en de bouwwerken, bij Grieken, Romeinen, Russen en Turken tusschen hoofddeksels en do daken hot duidelijkst. Een vergelijking tusschen de hoeden der Chineezen en hun pagoden ligt wel bet meest voor de hand, maar de hoofddeksels der Ouden, bijv. van een Griekschen herder, lijken wonderveel op do driehoekige daken van verschillende klassiek© bouwwerken en tempels. De ronde helmen van do Romeinsche Oostor- Bche legioenon komen treffend overeen met de koepeldaken van Mohammedaan- sche moskeeën; en de eigenaardige mutsen met de afhangende slippen der Kruisrid ders lijken sprekend op de tenten, waarvan zij gebruik maakten op hun tocht naar bet Heilige Land. Maar de spitsvondig© vergelijking gaat nog verder. D© vroegere spitsmutsen der dames uit do middeleeuwen vertoonen veel overeenkomst mot do spits toeloopend© torens uit die dagen, terwijl nog treffen der is de vergelijking tusschen de krul- p ruik en van de Franscho rococo-koningen niet d© versieringen der gebouwen van "toen. Zco zot do uitvinder van deze vergelij kingstheorie tal van voorbeelden naast elkaar; de Indianen met hun oorlogstooi naast de versiering van hun wigwams; de 'kegclhoed der Puriteinen en de torens h hun effen kerken, de ronde pelsmutsen der Laplanders en de ronde molshoopen, waar in zij wonen. Zelfs op de hoog© hoeden wil deze theo reticus zijn wet toepasselijk maken, en hij vergelijkt ze met de... skyscrapers". Mn&r daarmee snijdt hij zich to gelijk in zijn vingers, want onze Hollandscho eehooTstee- nen en onze echt-Hollandscho „kachelpij pen" hebben wij reeds lang als onafschei delijk gekend 1 Maar ook faalt zijn theorie met een bouwgewrocht ais onze Berlage-beurs te Amsterdam. Wie droeg er ooit zoo'n hoed? Door bet weekblad „De Postduif" is het volgende ontleend aan een artikel van Jean Nandin in den ,,,Moniteur Colombo- phile", over het raadsel van liet terugkecren der duiven. In d© lucht aldus vangt zijn eigenlijk betoog aan cn op aarde bestaan electrischo stroomen." De eerste worden Hertzsche stroo men, naar den Duitschen natuurkundige Hertz, genoemd, die er het eerst studie van maakte, waardoor Marconi er toe werd gebracht, de telegraaf zonder draad uit te vinden. De laatste, aardstroomen genaamd, klimmen niet zoo hoog in de lucht als ande re, maar hebben integendeel een aanmer kelijk grootere aantrekkingskracht dan de eerste. Zij vormen dus ccn positieve pool, de an dere een negatieve pool. Het hek staat in onmiddellijk verband met deze aardstroomen, omdat de woning m aanraking met 7o aarde is. De jonge duif komt bij haar geboorte in aanraking met deze stroomec, en als zij tot een zekere ontwikkeling zal zijn gekomen stelt zij zich in verbinding met de stroo men, die in de ;bt bestaan^ cn van daar dan, dat haar oriënteervermogen zich ver scherpt. De duif handelt dan volgens do waarschuwingen, die zij uit deze twee ver schillende stroomen trekt. Als men eon jong© duif die nooit gereisd heeft en die bijgevolg nooit in aanraking met de hoogere stroomen is geweest, op een andere plaats brengt, zal zij haar weg noch tans terugvinden, omdat zij in dit geval door het gezicht wordt geholpen. Als do jonge duif begint te vliegen, stijgt zij in de lucht, beschrijft verschillende kringen en eindigt met «het aantrekkinga- punt vast te stellen. Zij wordt dan dcor dit punt, dat werkt als een zeilsteen, aan go- trokken, en in dit jeval is deze kracht haar hok. Een duif, geboren te Toulon in het Zuiden van Frankrijk, bezit de eigenschap om te gevoelen, dat haar aantrek kingspunt werkt van het Noordon naar het Zuiden, terwijl de duif uit bet Noorden insgelijks voelt, dat de aantrekkingskringen, die haar moe ten leiden, werken van het Zuiden naar het Noorden. Het is dezelfde werking, maar in tegenovergestelde richting. Z->odra do duif losgelaten is, stijgt zij in de lucht, maakt dan eenige zwenkingen, beschrijft eenige kringen, die hoar in botrekking stollen met de magnetische stroomen, welke haar moe ten leiden. Het vijfde zintuig het Btraal- geleidingsvermc'gen laat haar toe to be palen of de aardstroom, verbonden met haar hok, Noord of Zuid ligt. Daarom is het stellig verkeerd duivpn te loseen in groote centrums, waar zich groote electri- sche stroomen, tot de uiterste kracht gedre ven, bevinden, want de krine n der boven- ste stroomen, zouden zioh dan vermengen met do dynamisch© kringen. Waarom zijn bijv. mot stormachtig weder do yerliezen aan duiven zoo grcot? De oorzaak daarvan is zeer eenvoudig; het is, omdat de magnetische aantreki ,ig zich zeer moeilijk laat voelen, daar de kringen ver ward zijn. Het zij 1 s1. ;chts do duiven, die het geleidingsvermogen, den vijfden zin uitmakende, in de hoogste mate bezitten, die al deze moeilijkheden zullen oplossen en te boven komen. Waarom waren de verlie zen nu grootcr dan vroeger? Omdat de -aardkringen min of meer slecht werkten, en omdat de luchtstrcomingen niet voldoen de merkbaar zijn, en eerst wanneer de duif met deze twee op voldoende wijze in be trekking is, kan zij haar weg vinden. Do reuk, het gezicht zijn maar bijzaken en daarom zijn duiven, die er uitzien als stum pers, dikwijls do beste om te .reizen, want die duif bezit in de hoogste mat© don zin, die aan den mensch ontbreekt, de straalge- leidingl Men doet goed de duiven en haar nakomelingen, die na hevige regens en on- weders terugkeeren, zorgvuldig gade to slaan en ze aan een zorgvuldige en dikwijls herhaalde training te onderwerpen, om hun oriënteervermc'gen te ontwikkelen en te ver fijnen. President Louhet en de Statistiek. „Gil Bias" heeft de Statistiek bijeenge bracht van President Loubct. Zijn ambts tijd duurde 2556 dagen. Daarva 1 was hij 185 dagen op reis als President en trad hij op 23 dagen to Parijs op bij feestelijke gelegenheden. Ten getale van 215 heeft hij redevoeringen en heildronken uitgespro ken, waarvan 101 op reis en 32 bij inwijdin gen of onthullingen van standbeelden, enz. Hij ontving de bezoeken van ll regcerende Torstenden Keizer van Rusland (met cie Keizerin), den Ken1" g van Engeland, van Italië (met de Koningin), van Portugal, van Spanje, van België en van Grieken land de Vorsten van Bulgarije en van Monaco, den Shah van Perzië en den Bey van Ti is. In Fiankrijk heeft hij zich in 17 departementen vertoond en van het buitonland een bezoek gebracht aan Rus land, Engeland, Italië, Spanje, Portugal en Denemarken. Ook in Algerië en Tunis is hij geweest. Waren zijn reizen talrijk, ge ring was het aantal zijner ministeries. Bij zijn optreden was Walaeck-Rousseau pre mier, die in 1902 vrijwillig heenging en door Combes werd vervangen, die in 190Q door Bouvier werd opgevolgd. Welsprekende KSeetiij. In Bretagn© verschijnen, bij bepaalde feestelijkheden, de jonge meisjes ten dana in vuurrood© rokken, welke van onder metj witte en gel© strepen xijn omlijst. Deze strepen hebben beteekenia. Gelijk oudtijds, zekere Joodscho 6ekten breede zoomen aanj hun kleederen droegen, welke zoomen met teksten beoch.roven waren en den graad der, vroomheid to kennen gaven, zoo moeten de strepen der Bretagn er meisjes dienen om haar inkomen aan te wijzen. De witte stre pen beteokenen zilver en de gele strepen beteakenen goud. Elke ril verstreep geldt voor 100 franken inkomen, elke goudstreep) voor 1000 franken 1 Een zonderlinge soort van ooqoettorie I Arme meisjes, die slechts een paar ril- verstrepen kunnen toon en of met een voudig roode rokken verschijnen I Doch neen, gij zijt de gelukkigston 1 U kijkt men niet naar de kleeren, u kijkt men in de oogen en, wie weet, in het hart! Ten min ste, als ©r bü zoo schaamteloozen specu'ar tiegeest onder een volk nog poczie onder ds jongelieden overbluft 1 liet aaotai Israëlieten op de wereld. In do jongst© aflevering van het „Zeit- schrift für Demographie und Statistiek! der Juden" levert do redacteur, dr. A. Rup pin, een beschouwing over het totaalcijfer, van de Joodscho bevolking der aardo. Eerst1' sedert de Russisch© volkstelling van 1897 j (de eersto daar te land©) het aantal der in, Europecsch en Aziatisch Rusland levende Jo-, den tot dusver steeds op 2 h 3 millioen geraamd heeft vastgesteld op een cijfer! van 6,215,805, is een eenigszins nauw keu-', rig-Q beschrijving van bet aantal Joden mo gelijk. Dr.r Ruppin legt aan zijn becijfering de uitkomsten aer jongste, omstreeks 1900,1 gehouden volkstelling ten grondslag, aan gevuld, voor zoover volkstellingen ontbre ken, door ramingen van de „Alünnee israe lii© universelle", ©n van het Engelsche en Amerikaanse he „Jewish Year Book". De uitkomsten, waartoe hij komt, rijn in hoofdzaak deze, dat de Joodsche bevolking der aardo bij eten aanvang der 20ste eeuw ongeveer 11,110,000 zielen telde; de Abes- synische Joden, wier aantal onbekend is, doch niet zeer groot kan zijn, niet mede- gerekend. Over de werelddeelen was dit totaalcij fer aldus verdeold: Europa 8,806,115; Amerika 1,484,883; Azië 472,061; Afrika 330,432; Australië 16,850. Gevende een totaal van 11,110,341. Bijna de helft van dit totaalcijfer vormen do Russische Joden, te weten 5,215,806, waarvan 5,110,548 in Europecsch en 105,257 in Aziatisch Rusland. Daarna vol gen de Ter. Staten met 1,418,813; Oosten rijk met 1,224,899; Hongarije met 851,373; Duitschland met 586,833; Roemenië met 269,015; Groot-Britannic met 238,275; Eur. Turkije met 188,896; Marokko met 106,712, Nederland met 103,988 en Frankrijk met ongeveer 100,000 Joden. Toor alle andere landen is het cijfer minder dan 100,000. Het cijfpr voor de Ter. Staten, waar thans ruim 13 percent van alie Joden leven, wijst op sterke verschuiving dei Joodscho bevolking; vóór 50 jaren leefden er daar te lande nog slechts 50,000 Joden, en vóór 25 jaren niet meer dan ongeveer 230,000. Neemt men alle landen, waar de Engelsche taal overheerschend is, t© za- men, dan blijkt het aantal Joden daar in de laatste halve eeuw vaD nog geen i>X),000 tot 1.800,000 of 16.2 percent van bet totaal gestegen te zijn. In het Slavische taalgebied leven thans 0,200,000 of 55.8 percent van alle Joden; in het Hongaarsche taalgebied 850,000 (7.6 percent), in hot Duitsche taalgebied 849,000 (7.6 percent), in het Turkscho en Arabische taalgebied 655,000 (5.9 percent), ia het Franscho taalgebied 200,000 (1.8 pereent) en 556,000 (5.1 percent) in andere taalgebieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 11