No. 14116
LEIOSCH DAGBLAD. WOENSDAG 28 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
Anno IflöG
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
en H-oi-ie.
Onder het opschrift: „Vrijmaking
ïler gemeentelede n", schrijft de
heer P. Bruining, Herv. predikant te Alme-
loo, aan de„Niou w eRott. Courant
Enkelo dagen geleden kwam onder de ru
briek „Kerknieuws" in uw blad het bericht
.voor, 'dat eenige orthodoxe predikanten
eea vergadering gaan beleggen, om te ge
raken tot wat zij noemen „vrijmaking der
Kerk."
U vergunno mij er op te wijzen, hoo veel
meer noodzakelijk is „vrijmaking der
gemeenteleden 1"
Iii denk hierbij aan de groote gemeenten
in onze Nod.-Herv. Kerk.
Is hot niet verregaand onredelijk, dat
'do predikanten en leden der kerkcraden
xn alle groote gemeenten worden gekozen,
zonder dat dio eenigermate zijn gesplitst-,
.waarvari,'Öfct gevolg is, dat, waar do meer
derheid orthodox is, een minderheid van
andersdenkenden, hoe groot ook, noc.it
ook maar eenige rechten krijgt!
Do orthodoxen zijn met zulk een rege
ling wonderwel tevreden. Het is voor hen
alles voordeel. In gemeenten, waar zij zelf
de my fjcfpriieid hebben, geven zij steeds
aar vrijzinnigen, als dezen vragen om
een ${ddikant van hun richting, „nul op
her-. -—sfc.'' Is de meederheid daarentegen
'ergens vrijzinnig, dan krijgen, ten gevolge
.van dezer billijkheidsgevoel, gonen wel pre
dikanten, enz. Het is do bekende tactiek:
,,7'Jn wijjj) de minderheid, dan vragen we
rechten (Cfl zij krijgen zo.) Maar wanneer
.wij in '.^meerderheid zijn, geven wij ze
niet.
Helaasdo Vrijzinnigen slapen maar al
te dikjWAta halen vaak do schouders op
'over él vflrk, zijn blind voor den invloed,
die van' clpze uitgaat. Soms, zooals bij do
handelingen en uitingen 'onrlcr het vorig
ministerie,schrikken j ^"^akkcr, maar
weldra dommelen zij weer mjdm denken er
niet meer aan, hoeveel afhangt van de lei
ding op godsdienstig on kerkelijk gebied"
yoor do predikanten.
Er zijn in do groote gemeenten vrijzinni
gen genoeg!
Moesten dezen zich niet tot de kerkbe
sturen wenden om aan te dringen op hot
treffen van een regeling, waarbij do wijze
.van verkiezing en beroeping in grootere
gemeenten anders word geregeld, in dier
voego, dat ook minderheden zouden kun
nen komen tot ecnigen invldfif? Waarom
gaan er niet, desnoods telkens weer, adres
sen van vrijzinnige leden naar de Algemee-
no Synode, zoolang totdat splitsing der
groctere gemeenten mogelijk is, en iedere
kring .op don duur zijn eigen predikant en
kelkeraadsleden zal kunnen kiezen?
Men stelle zich voor, dat bij staatkundi
ge verVj rjngen Amsterdam, Rotterdam,
's-GravJSmlkge, enz. in hun geheel veelvou
dige kiesdistricten vormden l Wolk een on
billijkheid, dat in kerkelijke aangelegenhe
den nog altijd wordt gestemd op de tegen
woordige manier?
Mócht ergens itfmand nadere inlichtingen
wen3chen omtrent hetgeen te dezer zake
zou kunnen woidcn gedaan, dan is do on-
Idorgeteshendo gaarne tot het geven daar
van bereid."
„D e Nederlander" teekent hierbij
hot volgende aan
Er zijn in dit stuk een tweetal punten,
die de aandacht trokken.
Vooreerst do naïeve exclamatie: ,,Men
stelle zich voor, dat bij staatkundige ver
kiezingen Amsterdam, Rotterdam, 's-Gra-
yenbaw* enz. in hun geheel veelvoudige
kies i frtJSBn vormden 1"
Dit kan men zich zeer gemakkc-
1 ij k voorstellen. Want tot 1897 w as 't he t
geval. En toen het Kabinet-Mackay in
1890 een splitsing der grooto steden voor
stelde, waardoor eventueel© minderheden
meer kans kregen tot hun recht te komen,
btemdo 1 de liberale Eerste Kamer deze
voordracht, als zijnde een „partijwet" af.
In do oogen van den beer Bruining was
dio afstemming derhalve een ergerlijke
part ij daad.
Overigens gaan wij op do zonderlinge ge
lijkstelling van predikantsberoeping en po
litieke verkiezing lrer natuurlijk niet in.
In de tweedo plaats trekt de aandacht
do bewering, dat de vrijzinnigen „de
schouders ophalen over de Kerk", „blind
zijn voor den invloed, die van deee uit
gaat", en daarnaast de opwekking, dit an
ders te doen worden, omdat do tegenpartij
op godsdienstig- en kerkelijk gebied niet
dommelt en w 1 invloed oefent.
De bewering is niet nieuw.
En de opwekking schijnt ons niet... ver
heven.
Dat de moderne richting de onvorscliil-
ligheid in do hand werkt en het kerkelijk
leven tot een woestenij maakt, is vsn niet-
m ede me zijde, ipeds meermalen betoogd.
Kier wordt het door een modern predikant
bevestigd.
Doch merkwaardig is, dat nu, als motief
tot verandering, niet wordt aangevoerd iets
positiefs, niet de waarde van den
godsdienst eü do schade, welke de mensch
lijdt door dezen to verwaarloozen, maar de
negatieve pleitgrond, dat alleen door
opgewekter kerkelijk leven der vrijzinni
ger. de godsdienstige invloed van ande
ren kan worden tegengegaan.
Difc dunkt ons buitengewoon laag bij den
grond.
En verwonderlijk schijnt het ons niet,
dat een op die wijze aan de getrouwen in
geblazen godsdienstig leven kort van duur
en gering van warmtegraad is.
Ds. Bruining zegt tot de modernen:
haalt toch niet uw schouders op over gods
dienst en Kerk, want... cr gaat zooveel in
vloed van uit, die andere alleen aan ande
ren ten goede komt.
Droever brevet van geestelijke arm:ede
kon het modernisme zichzelf niet uitreiken.
Onder het hoofd; Minister Binken
hot b ij zonder onderwijs, lezen
wij in de „N ieuwoRotterdamsche
Couran t:"
Do „Sticht se he Courant" gaf
gevolg aan onze uifcnoodiging om eenig
licht te verspreiden ove>r den oorsprong ha-
rer legendo, volgens welke minister Rink
hot „Christelijk" onderwijs molest zou
aandoen, door de eischen voor schoolbouw
te verzwaren.
Zij heeft in het algemeen volstrekt niet
beweerd, stelt zij thans cp den voorgrond
dat dit ministerie het bijzonder onderwijs
zoekt tegen t© werken, noch ook dat de
schoolwet-novelle niet loyaal wordt uitge
voerd. Maar wat beteckende dan haar te
genstelling, welke culmineorde in deze
woorden: „Den bestuurders van Christelijke
scholen wordt het dus moeilijker, den
kroegbazen wordt hot gemakkelijker ger
maakt 1" 1
Eén van beide. Of de haat tegen het bij
zonder onderwijs, welke de„Stichtso~*o
C Cu rant" in de jongste kiesrecht-actie
meent op het spoor te zijn, heeft tastbar©
vormen aangenomen in het bouw-besluit,
waarvoor minister Rink de verantwoordelijk
heid draagt. Maar dan verstaan wij niet,
hoe, terwijl het belangrijkste besluit tot
uitvoering der sohoolwet voor vexatoir
wordt verklaard, heli blad van oen loy aio
uitvoering dier wet kan spreken. Of het be
wuste besluit pleit oveneens vóór, althans
niet tegen de oprechte ond.-politiek van deze
Regeering. Maar wat dan te denken van
do hatelijke vergelijking tusschen school
en kroeg, welke minister Rink voor de voe
ten wordt geworpen? Indien het blad voor
een dergelijke wijze van strijdvoeren even
eens hot predicaab „loyaal" opeischt, dan
heeft dit woord in heb Stichtsche dialect
al een zeer bijzondere beteekenis.
Wellicht echter wij gissen slechts is
de gedachtengang der „Stichtsche
Courant" een eenigszin3 andere geweest
en bedoelt zij, dat, hoewel in het algemeen
do schoolwet-novelle betamelijk wordt
uitgcvc'erd, het besluit in zake den school
bouw uit den band springt. In dat geval
wordt echter voor die krasse stelling al
zeer poover materiaal bijgebracht. Volstaan
wordt n.l. met een herinnering, dat in en
kele recht8che bladen aanmerking is ge
maakt op een onderdeel eener overgangs
bepaling! En wat blijft er zelfs ran deze
zwakke tegenwerping over, wanneer men
weet, dat in dS begrootings-verslagen die
zelfde aanmerking voorkwam, terwijl, na.
de weerlegging in de Memorie van Ant
woord, geen lid is opgestaan om zich daar
van den tolk te maken?
Wij kunnen ons dan tok, na de pertinen
te toezeggingen van dr. Kuyper, onmoge
lijk voorstellen, dat het bewuste Koninklijk
besluit er eenigszins anders zou hebixre
uitgezien, indien, evenals de aanvankelijke,
ook do voordracht na het advies van den
Raad van Stat© van dezen bewindsman wa
re uitgegaan. Ten allen overvloede is ons
bij reformatio bevestigd, dat do tweede
lezing geen principieel© wijziging in het be
sluit, gelijk het door dr. Kuyper was opge
steld, heeft gebracht.
Ten slotte nog onze verantwoording,
waarom wij den aanval der „Sticht
sche Courant" op bet gewijzigde
Koninklijk besluit ter uitvoering van do
Drankwet stilzwijgend voorbijgingon. Hoe
wenschelijk, ja, onvermijdelijk die wijzi
ging ook wares hier staat men toch altijd
voor een spontane daad van den Mi-
nistor. Daarentegen is het besluit in zake
den schoolbouw niets anders dan de uit
voering eener testamentaire beschikking
van de vorige Regeering, en reeds deze
overweging stelde in het licht, dat dc
„Stichtsche Courant" met giftig©
wapenen streed. Intussohen mochten wij al
dus een „zonde dor verzuimenis" hebben
begaan, dan heeft in deze leemte „D e
V r ij z i n n i g-D emocraat" van 23 de
zer voorzien. Do daar aangehaalde woor
den van den katholieken afgevaardigde mr.
Bolsius moeten zelfs de „Stichtsche
Courant" overtuigen, dat ten dezo ook
van dr. Kuyper aan den „weerzin der
kroegbazen en drankliefhebbcrs togen de
Drankwet" een concessie zou zijn gevor
derd. Die wOordon, uitgeeproken in de
Tweede Kamer op 13 December 1905, lui
den aldus:
„Van dien algemeenen maatregel tot
vaststelling van eischen, waaraan met be
trekking tot ruimte, licht en luchtvorver-
sching do localiteiten moeten voldoen om
voor een vergunning of een verlof in aan
merking te komen, is blijkens het Verslag...
door vele leden gezegd, dat zijn voorschrif
ten ondoelmatig en onuitvc' er-
ba a r zijn. Dat oordeel is naar mijn race-
ning niet te streng, en ik kan mij het stel
len van zulko eischen alleen verklaren,
door een volslagen gemis van bckendhoid
met de eischen der praktijkDat kan
zoo niet blijven, Mijnheer do Voorzitter 1
D© onhoudbaarheid van deze voorschriften
doet zich telkens gevoelen
Mevrouw Roland Holst houdt in „Heb
Volk" den partijgenooton van do „So
ciaal-democratische Arb.-Par-
t ij voor, dat het met dezó op het oogenblik
toch niet zoo trourig is gesteld als volen
wol mcenon.
„In de erkenning, zoo vangt zij aan
dat ons partijleven sedert eenigon tijd lijdt
Glider een zekoro verflauwing en verslap
ping, stemmen de partijgenooten algemeen
overeen."
Wel acht mevr. Holst dit overdreven,
maar zegt ze al is de toestand lang
niet zoo erg als wat ,wo zouden kunnen
noemen de „zwarte brillcnstrooming'' het
voorstelt, er i b hier en daar wat verslap
ping, dat is waar. En dit betreuren wij al
len en willen het allen, zoo wij dit vermo
gen, graag veranderen. H o e wij ons voor
stellen dit to doon, hangt er van af wat men
vo'or de oorzaken van de vermindering van
den strijdlust houdt, en hier beginnen onze
verschilpunten. M.i. zijn deze oorzaken
volstrekt niet moeilijk aan te-wijzen; zij
zijn van algemeenen aard en staan in ver
band met <do geheel© geschiedenis der
partij en den loop der politieke gebeurte
nissen van do laatste jaren.
Heb partijbestuur is n i o t in do eerste
plaats een college, belast met het voeren
van den strijd tegen andere partijen. Het
heeft tot voornaamste taak hot behcorcn
van do partij, het zorgdragen voor het
goede en ongestoorda functicnneeren van
haar organisme. En ook het uit den weg
ruimen van geschillen en twisten tusschen
partijgenooten vormt een maar al te be
langrijk onderdeel van deze taak.
Tot het aanwakkeren van geestdrift en
strijdlust kan het bestuur met manifesten
Diet veel doen. Do groote beweging onder
de massa ontstaat niet toevallig,
maar uit politieke en sociale gebeurtenis
sen. En het prachtigste manifest kan de
massa niet in beweging brengen, wanneer
<ie scciaal-politieko toestand een tijdelijko
vorflauwing van den klassenstrijd teweeg
brengt.
Men heeft het als een verwijt uitgespro
ken, dat het jongste manifest gericht was
op het algemeon kiesrecht, terwijl er zooveel
ander meer urgente dingen op een aanspo
ring wachtten. Doch het op den voorgrond
stellen van het algemeen kiesrecht ligt op
dit oogenblik geheel in do lijn der groote
internationale bewoging, zoo ergens, dan
lag hierin een middel tegen dc lichte ver
schijnselen van ontmoediging en flauwheid;
hier was een weerklank van de diepo ge
voelens, ide groote vooruitzichten, do hooge
spanningen, die onze -partij op het oogen
blik eenigszins mist in haar te verwekken.
Zoo verdient ons Partijbestuur, dat dit
inzag, naar mij toeschijnt voor den alge
meenen geest, do strekking van zijn laatste
manifest, geenszins blaam of wantrouwen,
maar do voardecring der gehcele partij.
Ook in het feit, dat het Partijbestuur
zich inliet met de zaak HugenholtzWijn
koop kan de schrijfster geen spoor van slap
te opmerken. Hot is bijua traditie bij het
P.-B. nooit te weigeren dergelijke zaken
ter hand te nemen, en tot het uitersto te
trachten partijen to verzoenen en het ge
schil uit den weg te ruimen. Men zou do
verwijten eens hebben moeten hooien, zoo
het P.-B. zich van de geheelo zaak niets
had aangetrokken en het barsten der bom
niet had trachten to voorkomen 1
Ten slotte: nog in andero aangolegcnhc-
den heeft heb P.-B. bowezen zijn plicht
goed te kennen, dio in de eerste plaats
in het uitvoeren van den wil der partij
bestaat. Men mag over de herstemmingen
denken zoo als men wil, maar het is niet
to loochenen, dat het Partijbestuur bij dez©
koersverandering do overgroote massa der
partij achter zich had en op de in haar aan
wezige neigingen stoundo.
De onbillijkheid, dio er in ligt, wrevelig
heid over onraenschelijke verschijnselen te
koelen aan onschuldigen, de partijbestuur
ders tot zondebokken to maken, omdat do
zaken niet geheel gaan zooals wij wonschen,
verlaagt de p ar t ij. Dc oorzaken der
verflauwing liggen in den grooten golfslag
der maatschappij, die de pogingen van het
individu dan dragen, dan tegenwerken, het
soms omhoog beuren, 6oms neersraakken
mot een kracht, die do zijne ontclbaro ma
len overtreft.
Het „Weekblad ran hot Reclit"
bespreekt do vraag na haar betoog, dat
zoowel de thans ten onzent geldende als
de ontworpen bepalingen betreffende de
kosteloos te verleenon rochts-
hulp niet op een goeden grondslag steu
nen en niet den waarborg schonken, dat
dio rechtshulp in voldoende mate zal wor-
don verleend in welke richting verbete
ring moot worden gezocht.
De fout van hot tot dusver gevolgde
stelsel, schrijft het blad, is, dab in toene-
mreden omvang van de advocaten on pro
cureurs pro deo to vorleenen diensten ge
vraagd worden, dio hun een groot deel
van hun tijd en arbeid vragen on hen dwin
gen zich met onderwerpen bezig to hou
den, waartoe zij zich weinig of uict aan
getrokken gevoelen. Op tweeërlei wijze
kan worden getracht dio fout weg te ne
men. In do ccrsto plaats door voortaan
do aan onvermogendon te vorleenen rechts
hulp niet langer om niet to verlangen,
doch daan-oor eon vergoeding van 8 taats -
wego too te kennen; in do tweedo plaats
door de aanstelling van advocaten en pro
cureurs, die tegen een vaste bezoldiging do
taak zullen hebben te vervullen aan onver-
mogenden den rechtsbijstand te verleenen,
welken zij behooved. Wij zouden dan krij
gen Staatsadvooatcn of Staatsprocu-
reurs, die zoowel in straf- als in burgerlij
ke zaken. Later ook in zaken van ndminis-
tratiof-rechterlijkcn aard, rcchtskundigo
hulp zouden geven aan hou, die buiten
staat zijn zich dio hulp uit 'eigen middelen
tc verschaffen.
Do meerderheid van do Juristen verga
dering van 1SS9, die toen dc bezoldiging
voor do ambtshalve verdediging in straf
zaken besprak, verklaardo zich voor hot
toekennen van een aanspraak op honora
rium, uit te betalen door don Staat, cn op
to nemen onder do proceskostentot do
voorstemmers behoorden do tegenwoordi
ge president en vioo-president van ona
hoogste rechtscollege.
Wij achten, schrijft het „W e ok bla d
van hot Ito oh t", dezo uitspraak v.iu
do meerderheid der Juristen-Vergado.ing
van 18S9 nog altijd volkomen juist. Do
verdediging in het strafproces is een waar
borg, misschien zelfs een voorwaarde vcor
goede rechtspraak, cn goedo rechts; nak
is ccn zaak van algemeen belang. Dc Staat,
dio zorgt, dat zij. die zelf uict in staat zijn
voor hun verdediging do noodigo maatre
gelen te treffen, door ccn hun teegevoeg
den raadsman worden bijgestaan, han
delt niet uitsluitend in hot bolang van
üo beklaagden, doch mede in het belang
der gemeenschap. Hetzelfde geldt ook voor
do andero govallcn, waarin van Staats-
wego do noodige rechtskundige hulp wordt
verzekerd. Individueel en gemeenschapsbe
lang gaan daarbij hand aan liand. Het
best geregelde matericclo recht heeft wei
nig waarde, indien bet middel ontbreekt,
om liet to doen handhaven. Indien dio
handhaving voor den on- en minvormogen-
uc uiterst moeilijk wordt door het gemis
van noodzakelijken reelitsbijstand, indien
aldus onrecht moet worden goloden cn ver
dragen, wordt do rechtsorde in haar
grondslagen aangotast en do geheelo ge-
moonschap lijdt en ondervindt de sohade.
De Staat blijft dus volkomen getrouw aan
zijn roeping, wanneer hij uit do publicko
kas do middelen neemt, noodig om den on-
bomiddelde het verkrijgen van zijn recht
mogelijk to maken. Aau hot bestaan van
een goeden rechtsgrond voor het van
Sboatswcgo honoreeren van den verplich
ten of noodzakclijkcn rechtsbijstand kan o.
i. niet worden getwijfeld. Ook is hot vol
komen rechtmatig, dat in het belang der
gemeenschap nan do advooatcn ccn taak
wordt opgelegd, dio alleen door hen kan
worden vcrvuid, mits do gemeenschap be
reid. zij daarvoor een billijke vergooding
to geven. Niemand mag ten bat© van het
algemeen zwaarder worden b last dan do
noodzakelijkheid medebrengt. De aan do
balies opgelegde verplichtingen zijn mits
de arbeid naar billijkheid wordt gehono
reerd, volkomen rechtmatig; zonder die
vergoeding gaan zij vorder dan met het
recht in overeenstemming Is.
Doch is dio aldus rechtmatig gcoordeol-
do vergoeding ook wenschelijk? Hot blad
meent van wel.
Zoolang do van den advocaat gevraagde
rechtskundige hulp zonder al te grooto in
spanning kon worden verleend, kon ge
makkelijk worden afgezien van <lo ook
rcods rcchtmatigo vergoeding. Do balies
h<J>bon jarenlang hot hun opgelegde werk
met zoig cn toewijding on in den regel op
bovredigendc wijze verricht. Doch nu, ge
lijk werd aangetoond, do omvang van hot
werk zeer belangrijk is toegenomen on con
nieuwo uitbreiding to wachten is, moet
naar con billijko regeling van dio vergoe
ding worden gestreefd. Indien aan den
proouHeur ccn tegemoetkoming is verzo-
kord voor den ambtshalve te verrichten
arbeidindion don advooaat in straf- cn in
burgerlijke zaken ccn honorarium wor^b
toegekend voor zijn aan on- on minvermo
genden to verleen :n rechtsbijstand; indien
straks voor zijn arbeid bij do administra
tieve rcchtspleging nan advocaat of procu
reur betaling zal geschieden uit do 8taats-
kas, dan zullen zij in staat zijn een nieb
onbelangrijk deol van hun tijd beschikbaar
te stellen voor do vervulling der hun wet
telijk opgelegde taak. Zij zullen dan nieb
langer do vrees behoeven te koesteren, dat
onbetaald blijvend© arbeid den wel
88)
„Dat zijb gij wel," zeide Mabel zacht.
,,Ik zal nooit vergeten van hoeveel dienst
go mij zijt geweest bij die ongelukkige
yerzeu."
„Ik wil niet hooren, dat gij er kwaad
van spreekt," riep lord Mallow met ver
ontwaardiging uit. „Gij hebt slechte ge
deeld in het algemeene lot van genieën,
dat uw geest uw tijd vooruit is."
Lady- Mabel slaakte een diepen zucht
van berusting.
„Ik ben zoo verwaand niet, te denken,
dat ik een genie bon," zeide zij„maar ik
durf hopen, dat mijn armo verzen over
twintig jaren beter begrepen zullen wor
den dan nu."
„Ongetwijfeldriep lord Mallow, op
een toon van overtuiging. „Ik behoef u
slechts te wijzen op Wordsworth; bij zijn
ïeven beschouwde het lezen 1 publick hem
als een prozaïsche oude heer, dio aardig
kon wauwelen over meren en bergen en
lieve boerenmeisjes. Tien jaar geleden werd
de wereld wakker cn begon zij in te zien,
dat hij een groot dichter en wijsgeer was;
'en het zou mij niet verwonderen,"liet lord
Mallow er peinzend op volgen, „als de
Wereld over tien jaar weer in 6laap viel en
hem vergat."
Lady Mabel zag op haar horloge.
„Het wordt tijd, dat ik naar birrnen ga
fen mama haar kop thee geef," zeide zij.
Op dit oogenblik werd het gesprek afge
broken door de kcm&t van Roderick "Vaw-
drey, die langs het kronkelpad tusschen de
struiken kwam aandrentelen, met zijn ge-
liefkoosden speurhond, Hectate, achter
zich. Hij na-derde zijn verloofde, drukte
haar de hand hartelijk en knikte den Ier
vriendelijk toe.
„Wat hebt gij den heelen ochtend ge
daan, Roderick?" vroeg lady Mabel, op
dien half verwijtenden toon, waarop een
verloofde jonge dame gewoonlijk tot haar
verloofde spreekt.
„Och, ik heb allerlei bemoeiingen op
Briarwood. Dat werkvolk is zoo dom 1 Ik
laat naar een plan, dat ik gemaakt heb,
eenige veranderingen in de stallen aan
brengen nieuwe ruiven, kribben, lan-
tierpalen en schotten, verbeteringen tob
bevordering dor reinheid en gezondheid,
enz. en ik heb zooveel te stellen met de
onbegrijpelijkheid van onze werklui. AJa
ik er niet bij stond om naar het leggen
van de draineerbuizen en het afsluiten
van de verbindingen te zien, zou alles in
do war lcopen."
„Dat moet verschikkelijk zijn I" riep la
dy Malei uit.
„Het moet onverdraaglijk zijn," zeide
lord Mallow; „zooveel kostbare oogenblik-
ken aan de liefde te moeten ontstelen, om
cr bij te staan kijken als er draineerbuizen
gelegd en riolen gegraven worden Ik kan
mij geen treuriger lot voor een bruigom
voorstellen 1"
Lady Mabel zag den spotachtigen grim
lach, maar haar verloofde nam er volstrekt
geen notitie van.
,,'fc Is natuurlijk lastig", zeide hij, "op
onverschilligen tooD; „maar ik "vil liever
mijn eigen opzichter bij het werk zijn dan
dat alles bedorven wordt. Ik dacht, dat
gij met het gezelschap naar de Welbrook-
Abdij waart meegegaan, Mabel?"
„Ik heb dio Abdij al zoo dikwijls gezien.
Neen, ik heb den geheelcn namiddag in
den tuin gewandeld, 't Is veel te waren om
te rijden."
Lady Mabel smoorde een geeuw. In Uaai
geheelo gesprek niet lord Mallow had zij
geen enkele maal gegeeuwd. Rorio smcordo
ook een geeuw, en lord Mallow liep tus
schen de denneboomen op en neder als
een gevangen leeuw in zijn hok. Het zou
missdhicn beleefder geweest zijn hen te
zamen alleen te laten. Mogelijk hadden zij
familiezaken te bespreken, beschikkingen
te maken, de Hemel weet wat. Maar lord
Mallow liet hen niet alleen. Hij was in zulk
een kwade luim, dat hij zich aan geen wel-
levendheidsgebruiken stoorde. Dus bleef hij,
liep onrustig heen en weer, met de handen
ia den zak, en verheugde zich inwendig
over het zotte schouwspel van twee ver
loofden, die elkaar niets te zeggen hadden
en zich in eikaars gezelschap blijkbaar ver
veelden.
„Domme ouders hebben zich in hot
hoofd gehaald, dat die twee met elkaar
moeten trouwen, omdat zij samen groot
gebracht zijn, en net kleine meisje den
kleinen jongen wel mocht lijden," dacht
lord Mallow. „En nu komen do tranen 1"
„Ik ga naar binnen om voor mama thee
te schenken." zeide lady Mabel, gevoelende
welk een treurig figuur zij maakten. „Gaat
gij mede, Roderick? Mama zal blijde zijn,
dat gij weer terecht zijt gekomen. Zij wist
niet waar gij bleeft."
„Ik had niet zoo lang van mijn post moe
ten zijn," antwoordde Vavdrey, zachtmoe
dig; „maar gij kunt u de luiheid van dio
metselaars niet voorstellen. Eergisteren
vond ik zes stevige kerels op een muur zit
ten, met do handon in den zak; zij rookten
hun pijpje en spraken, geloof ik, over poli
tiek. Zij zeiden, dat zij nieb voort konden',
omdat de opperlui, die hun kalk voor hen
mengden, nog niet terug waren. „Laat ik
je niet storen, hceren,' zei ik. „Je moet
liet maar op je gemak opnemen. Het werk
heeft geen haast. Ik zal u de ochtendbladen
ea een kan bier zenden." En dat deed ik
ook. Sedert dien dag hebben do kerels
tweemaal zoo hard gewerkt. Om razen en
tieren geven zij niet; maar zij kunnen er
niet tegen, dat men hen voor den gek
houdt."
„Dat is al heel aardig," zeide lady Ma-
bel, met een flauw merkbaren, spotachtigen
glimlach.
„Mag ik bij hot theedrinken van de her
togin zijn?" vroeg lord Mallow, deemoedig.
„Wel zeker," antwoordde Mabel.
Het drietal liep langzaam, langs de lom
merrijkste paden, naar huis. De een was al
even weinig spraakzaam ale de ander, en
werd er al eens een opmerking gemaakt,
om een gesprek aan te knoopen, dan was
het een mislukte poging.
De hertogin zat koel en aangenaam in haar
luchtige ochtend-zitkamer op do eerste
verdieping, met een breed op-nslaand ven
ster, waarvoor een als prieel ingericht bal
ken was, dicht begroeid met klimplanten
en geheel beschut tegen zon en wind. In
dio kamer vond men de gemakkelijkste
sofa's en armstoelen in het geheelo huis,
met een koel, glanzig sits van de oudor-
weteche soort, appelblooscms en lente
bloemen op een witten grond, bekleed.
Een tweede venster in ccn bock kwam
in een kleine oranjerie uit, waarin oon mi
niatuur-waterval was, die met ecu droomc-*
rig geluid over een niet mos begroeid grot
werk kletterde. Men kon geen betere kamer
langen om op een zoclcn zomernamiddag
theo te drinkenen onder het thee-dnnken
op Ashbourne waren bcgropen roomijs,,
do geurigrïtc perziken on andere vruchten,,-
dio in den omtrek groeidon; en als de
hertog een enkele keer binnenkwam om
met zijn vrouw een praatje tc maken, was
er wol eons shorry of een likeurtje ook bij.
Ik hoop, dat ge u in dié warmte,
niet te voel in do oranjerieën vermoeid
hebt," zcido do hertogin bezorgd
„Neen, mama; heb is veel te warm voor
do oranjerieën. Ik heb in het kcupolhoub
zitten lezen, of, ten minste, beproefd td
lezen, maar het is verschrikkelijk slaperig
wcor. We verlangen allen naar de thee. O,
daar is zij."
Twee lakeien brachten ccn paar zilveren
bladen binnen, mot theebus, ketel en trek
pot en kopjes on schoteltjes op het ecne,
en een schilderachtigen stapel vruchten
cp het andere.
Lady Mabel nam het aardige zilveren
theebusje op en zotte do thee. Roderick!
begon perziken to eten. Lord Mallow nam
naast de hertogin plaats en maakte haaf
een compliment.
„Er zijn eenige pakjes voor u gekomen,
Mabel." zeide haar teedero moeder, me*
een blik op een zijtafel, waar do bedoelde
pakjes n.
(Wordi vervolpd.)