N£. 14101.
Derde Blad.
10 Februari 1906.
ZIJN WHAAK WAS ZOET.
Op den zesden Januari stapte de heer
Schriel zijn woning uit, na er zijn vrouw
herinnerd te hebben, dat het Zaterdag
en bijgevolg marktdag wa9, en haar vluch
tig te hebben in kennis gesteld met zijn
voornemen, om misschien een scheurkalen
der mee te brengen.
De Leidsche en de Enkhuizer almanakken
deugden niet meer. Daarom een scheurka
lender. Te meer, omdat hij er op gerekend
had, dat zijn vrouw er hem een van bet
,,Leidsch Dagblad" zou hebben ten ge
schenke gegeven.
Hij was gelukkig. Hij woonde aan den
Rijn en reeds op de Vischmarkt hoorde hij
«en koepman, die liep te venten met kalen
ders.
„Drie stuivers kosten ze maar 1"
Dien pnjs achtte Schriel veel te boog.
Hij bood een dubbeltje.
Meneer Schriel", zei de man de
marktlui kenden allen den rentenier bij
naa n en faam „aan de tien verdien ik een
schijntje."
„Twaalf en een haiven oent dan, maar...
he±> je niet een papier om hem in te pak
ken? Of ik ga no0 niet naar huis, reik
tfem daar even aan. Mijn vrouw moest er
een hebben.'
„Je zal gezond blijven, ik zal het dadelijk
doen," «ude de koopman bereidvaardig,
zijn geld cpstekend.
„Of?... Neen I Schriel zag den sjofelco
koopman zeer wantrouwend aam
„Ik zal hem wel onder mijn jas medene-
men."
De koopman was een arm, maar eerlijk
ventje- Hij overvroeg als een ambtenaar
van het Openbaar Ministerie, doch stelen,
achterhouden wat hem niet toekwam, deed
hij nooit. De kleine koopman gevoelde zich
meer -eleedigd en kwaad dan men aan zijn
redden neus zou zeggen, en gaf zijn woede
lucht, door met nog krijschender stem dan
te voren: „Drie stuivers een kalender I" te
schreeuwen.
Heer Schriel drentelde verder over de
markt,
Toen de koopman tusschen de vele bur
gertjes zijn hoogen hoed niet meer zieD kon.
o hij zijl bak met almanakken van den
grond, sloeg het bennepzeel om den nek en
gmg al ventende den Rijn langs. Zijn groo-
te oogen keken oolijk rond. en hoe meer
hij het buis der Schrielcn naderde, des te op
gewekter en luider kloük zijn roep.
Mevrouw had juist de theekopjes afge-
wasschen. Nieuwsgierig gluurde zij op
atraat.
„Een kalender noodig, mevrouw?" vroeg
de koopman onderdanig
Om beter to kunnen afdingen, schudde zij
ontkennend.
„Ziet uwé eens, wat een mooien kleuren
druk voor drie stuivers maar I"
Verontwaardigd toonde mevrouw nu de
Uitgestrekte msgere vingers harer linker
hand voor het glas.
„Tien centen voor een kalender van het
heele jaar? Dertien oent is het naaste I"
Mevrouw ontsloot haar kralen beursje,
deed, daar de meid het fornuis aanlegde,
zelve even open, ruilde koopsom tegen
koopwaar, en klapte huiverend do straat
deur weder dicht. De koopman reisde ver
der de gracht af. „Zijn vrouw moest er
toch ook een hebben," mompel do de looze
vos, den hoek omslaande.
Bij het aanschouwen van het veelkleurig
schildje was mevrouw opgetogen over haar
koopje.
Behoedzaam werd er wat afgescheurd,
met zorg een plaatsje aan den wand geko
zen, links tegen den schoorsteen.
„Ziezoo, nu behoef ik als naar gewoonte
niet een halve maand te wachten, eer het
Schriel belieft er een voor me mee te
brengen. Dat is maar geld weggooien I"
Omstreeks half twaalf kwam Schriel
thuis. Een halfuur te vroeg, want precise
op den middag word er eerst koffie gedron
ken.
Hij vond het nu mete pleizierig, want
zijn voeten waren als ijs. Mevrouw even
min.
Toen hij zijn winterjas in de kast bad ge
hangen en zichzelven in een gelapte
mexjapon had gestoken, wierp hij zijn pa
pieren dagen teller op tafel, schoot zijn
leunstoel tot voor de glimmende kachel
plaat, wisselde zijn natte laarzen tegen een
paar oude pantoffels en zette rijn voeten
op het onderste van de kacheL
„Daar i6 wat voor jou, geef mij au gauw
een kop koffio," zeido hij knorng.
Mevrouw sloeg onthutet een blik op haar
geschenk, dat hetzelfde bolwangig engelen-
hoofdje tot dekblad had als haar koopje.
Zij kon geen woord van dank ïtorengen
en slofte naar de keuken om vann water.
D© schrik was haar in de beenen geslagen
Toen zij eindelijk terugkwam, begon de
strijd, een gekijf van twee gierige, bekrom
pen, bejaarde, kmderlooze, werklooze
monschen in een klein, kaal vertrek
Na eon poos werd echter gsen woord
meer gewisseld, en die gewapeade vrede
zou stellig de eerste dagen aiet wordeD
verbroken.
Uit landerigheid nam mevrouw 's mid
dags vroeg d.- taföl af, en werd mijnheers
kalender tersluiks door haar uit het ge
zicht, op do latafel, gelegd.
lader voor zich meende te zijn veronge
lijkt.
't Was akelig stil. Zij dachten slechts;
alleen de kachel bromde nog.
Daar klonk een luide roep, aan den
overkant van den Rijn: „Kalenders, kalen
ders voor het heele jaarl"
Man en vrouw vlogen to gelijk naar het
raam, en tuurden door de ruiten.
„Dat is de schurk," riep Schriel eD wilde
de deur uitsnellen, maar hij was op zijn
oude pantoffels, iD zjjn kamerjapon.
„Daar is hij V riep mevrouw, en belde de
meid, alsof ze razend was. „Bet gauw
loop haal dien vent eens 1"
„Wien?" vroeg de verbaasde dienst
maagd.
„Die daar loopt met kalenders", snauw-,
de mijnheer.
Do brave meid haastte zioh als behoorde,
rij tot do Leidsche brandweerzij liep de,
stoep af, de straat op, de brug ovor; langs
de overzijde, naar den kleinen koopmau.
Dezo liep roepend door. Zijn geweten
was rein, zijn bak bijna ledig.
„Baas! Baas 11" stiet Bet ademloos uit.
De handelsman wendde zich bedaard om,
herkende haar uit do dagen, toen hij inel
groenten liep, cn begreep do oorzaak harer
zending, maar hij was al vroeg op geweest
en „uitgeslapen."
„Dag, vrijster," zei hij leuk. „Wel?..."
„Bij mijnheer komon," hijgde de meid.
„Bij. Ach, 't is waar 1 Zijn vrouw moest
een kalender hebben. Heeiemaal vergeten.
Wat spijt I Gelukkig bezit ik er nog eentje.
Heb jij altemet geld bij je?..."
„'k Zal eens voelen..."
„Drie stuivers, omdat het de laatste is?"
„Ja... hier..."
„Je zal gezond blijven. Dag, Betjel..."
Wat er gebeirdo, toon butje met den
derden kalender do kamer baars meesters
binnentrad, gaat alle beschrijving te boven.
Eerst Langen tijd daarna werden rij allo
drie opgehangen: één in do rit-, ééD in de
huis- en één in de slaapkamer.
Telkenskijken de echtgenooten er oaar,
zuohtend, nog beangst, dat rij niet ootnpleet
zullen blijken. Den 31sten December rullen
zij genist zijn.
De koopman trakteerde mommele en de
kleantjoa op warme anijsmelk.
Zijn wraak was zoet.
Hoe wanne en konde
Spijzen op de ZïSaagf werken.
Een zonderling, die over de nchting van
zijn smaak m culinaire dingen reeds tot
heldere begrippen was gekomen, stelde
voor zijn eigen persoon de volgende drie
grcndregelcn vast omtrent het eten:
Eerstens, niet8 te eten, wat gedronken
kan worden;
tweedens, niets gekookt te eten, wat ge
braden kan wordenon,
derden*, niets warm te eten, wat koud
kan gegeten worden.
Daar over den smaak niet valt te twis
ten, volgens de b.-kende Latijnsche spreuk,
zoo kan iedereen zich iets dergelijks voor
schrijven, als hem dit de moeite waard
schijnt.
Een andero vraag ontstaat over de pun
ten, wier beslis: "g tl i aan de weten
schap moot cverlsten. De r'ijrsiologie, op
wier uitspraken het daarbij het meest aan
komt, kan, sedert dc bekende proefnemin
gen van Pawlow, ton minste ccnige aan
wijzingen doen over den invloed der phy-
sikalisohe en chemisch gesteldheid der
spijzen, in zooverre dio betreft do werk
zaamheid van de maag cn do ingewanaen.
Over het algemeen wordt beweerd, dat