LEID SCR DAGBLAD. ZATERDAG 3 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Vixeii en H,orie.
No. Ï4Ö95.
Anno 1903'
In een artikel over out olijke con
currentie herinnert de heer Frans
Matthijaen in „Do Middenstands
bon d" aan de straf we tarfcikelen, welke
op dit punt reeds bestaan en waarvan velen
aog ten eenenmalc onkundig zijn.
Volgens dezo artikelen is strafbaar:
Art, 174: „Hij, die waren verkoopt, te
koop aanbiedt, wetende, dat zij voor het le
ven of de gezondheid schadelijk zijn, en
dat schadelijk karakter verzwijgt."
Art. 175: ,,Hij, aan wiens schuld te wij
ten is, dat zoodanige waren vcrkoc. of af
geleverd worden, zonder dat de kooper met
dat schadelijk karakter bekend is."
Art. 326: „Hij, die met het oogmerk om
zich of een ander wederrechtelijk te bevoor-
deelen, hetzij ^oor het aannemen van een
valschen naam of van een valseho hoedanig
heid, het2ij door listige kunstgrepen, het
zij door een samenweefsel van verdichtsels
iemand beweegt (enz.) tot het aangaan van
een of het te niet doen van een inschuld."
Art. 323: „De verKOoper. die den kooper
bedriegt, ten opzichte van den aard, dc
hoedanigheid of de hoeveelheid van het ge
leverde, door het aanwenden van listige
kunstgrepen."
Art. 330: Hij, dio eet- of drinkwaar of
geneesmiddelen verkoopt, te koop aanbiedtr
of aflevert, wetende, dat zij vorvalscht zijn
en die vervalsching verzwijgt.
Art. 334: „Hij, die, met het oogmerk om
óch of een ander wederrechtelijk te bevoor-
deelen, door het verspreiden van een logcn-
achtig bericht, den prijs van koopwaren
(enz.) doet stijgen of dalen."
Art. 337: „Hij, die opzettelijk waren,
welke zeiven of op haar verpakking va.sche-
lajk voorzien zijn van den naam, de firma
of het merk, waarop een ander recht heett,
of, tor aanduiding van herkomst van den
naam een er bepaalde plaats, met bijvoo
ging van een verdichten naam of firma,
of op welke of op wier verpakking zooda
nige naams firma of merk, zij het ook met
een geringe afwijking, zijn nagebootst, bin
nen het Rijk in Europa invoert zonder
klaarblijkelijke bestemming, om weder te
worden uitgevoerd, verkoopt, to koop aan
biedt, aflevert, uitdeelt, of ten verkoop o."
tor uitdeeling in voorraad heeft."
In betzelfde nummer van „D e M i d-
doDstandabond" schrijft Christofo-
rus over eenige oorzaken van miserie bij
den middenstand:
„De eerste kwaal, de oorsprong van alio
klaagliederen is „gebrek aan vakkennis''
bij ozooveel winkeliers, grossiers en klein-
fabrikanten; tweedens het to groot zakes
willen drijven, met daarvoor te weinig eigen
kapitaal, waardoor het betalen va- rente,
vaak zeer hoog in percentager, de onkosten-
rekening opdrijft van belang, cn het niei
mogelijk maakt ook maar den geringsteu
tegenslag in zaken te kunnen dragen.
Voorte hot geven van crediet, bet zaken
doen zonder behoorlijke boekhouding, ja,
zelfs zonder winkelregister of hr -ntaris-
boek, waar alle aangekochte goederen onder
verschillende hoofden moeten worsen inge
boekt en het verkochte wekelijks of maan
delijks moet worden afgeschreven.
Hoe kan men zaken doen zonder vakken
nis, en durft men het aan, zooals, helaas,
vaak geschieut, geheel op crediet te gaan
winkelen of met zoo luttel eigen kapitaal,
dat, als men zijn balans opmaakte, men zich
reeds volgens onze wetgeving failliet moest
geven, omdat het bedrag na het eerste
jaar van zaken-doen veel hooger was dan
het eigen kapitaal, hetwelk men oorspronke
lijk bezat."
In hetzelfde artikel lezen wij nog deze
opmerkingen:
„Hebben diegenen wel reden tot moppe
ren, dio prachtige orders aan buitenland-
Bche huizen opdragen voor goederen, die
evengoed met wat goeden wil ten onzent
kunnen worden verkregen en vervaardigd
De Ncderlandsche Nijverheid heeft, dunkt
mij, evenveel recht op medewerking van
den winkelier, als de winkelier op die van
het publiek; elke gulden onverplicht in het
buitenland besteed of in het buitenland
aangekocht, is naar mijn bescheiden mee
ning een Nationale misdaad."
Inzake bet onderwerpDe (Paus en
de v ak v o ree ni g in gen zegt „De
T ij d" naar aanleiding van hetgeen „D e
N ederlander" daarvan zei (zie vorig
Overzicht):
Hetgeen „De Nederlander" zegt
over de „sociale saamhoorigheid tusschen
de arbeiders in eenzelfde vak", verdient
onvoorwaardelijke instemming, in zooverre
het alleen de oeconomische zijde
van de arbeidersvereenigingen betreft.
Maar de sociale kwestie, waarvan hot
arbeidersvraagstuk het belangrijkst onder
deel is, is niet louter een oeconomische,
het is ook een ethisch-religieuze quaestie.
De arbeidersorganisatie, welke aan ons
Hieaal beantwoordt, heeft daarom ook een
godsdienstig sociale roeping niet enkel een
negatieve, in zooverre zij wering en
bestrijding van het socialisme beoogt,
maar ook een posiviti ove, krachtens
wolke de katholieke sociale actie or naar
streeft om de zedelijke en godsdienstige
verhoffing van de arbeidersklasse te doen
plaats grijpen volgens den geest en de be
ginselen van het onvervalsohte en
onverzwakte Christendom, dat naar
onze leering het ia „De Noderlan-
d e r" niet onbekend alleen in de Ka
tholieke Kerk bewaard bleef en rijn volle
kracht ontwikkelt.
Van hun standpunt moeten, dunkt ons,
de Protestanten en Calvinisten het als een
ideaal beschouwen, dat die verheffing zich
in den geest en naar de beginselen vsn
hun belijdenis voltrekt, aangezien z ij de
Katholieke Kerk niet voor de bewaarster
van het zuivere Christendom houden.
Hieruit v»4gt, dat mengeling van Katho
lieken en andersdenkende Christenen op
één vakorganisatie niet absoluut eu
algomeen ais de ideale of ook maai'
als een normale toestand kan aangemerkt
worden. Dit wordt implioite ook ge
zegd in de Pauselijke medcdeeling. Als
motief van do gelijke welgezindheid, waar
mede de Paus de katholieke en inter-oon-
fessioneele vakorganisaties in Duitschland
prijst on aanmoedigt, wordt in do nota van
den „O sse rvatore" immers toegegeven:
dat het hoofd der katholieke Kerk „zeer
goed weet, dat de bijzonderebehoef-
ton" der verschillendo bisdommen en pro
vinciën van Duitschland het noodig kun
nen maken, aan de christelijke vakvereeoi-
gingen de voorkeur te geven boven do kar
tboheke vakvereenigingen.
In de door ons gespatieerde woorden
ligt uitgedrukt, dat de Paus geen a 1 g e-
meenen regel wil vaststellen, maar zijn
uitspraak grondt op de eigenaar
dige toestanden, waarvoor de mededeo
ling geldt.
„Het veldwinnen van juister begrip
pen" kan door „De Nederland© r"
niet worden geconstateerd, aangezien op hot
ideale van de zuiver katholieke organisa
tie in beginsel door den Paus niets wordt
afgedongen
Ook gaat het ohristelijk-historisch or
gaan te ver, wanneer het in de bekendma
king van den „Ossor vatore" een aan
moediging of ook maar een onbepaald
verlof leest voor de Noderlandsohe
katholieke arbeiders om zich op inter-oon.
fessioneelen grondslag te organiseeren.
Ten einde de oeconomische belangen ge
makkelijker en krachtiger te bevorderen,
alsook om do socialistisoho invloeden in
de arbeidersbeweging te bestrijden, kun
nen en moeten de katholieke en andere
anti-socialistische (hior met name do
„christelijke") organisaties wol is waar
federatief samenwerken; maar
dat is heel iets anders dan samensmelting
of f u a i e.
,,D 5 Nederlander" antwoordt
hierop, dat zij rioh omtrent de interpre
tatie van het Pauselijk stuk van critiek
onthoudt. Dan echter vervolgt zij
„Maar wat het overige aangaat, merken
wij op, dat ook voor ons d° sociale kwes
tie niet louter een economische, doch ook
een othiscb-religieuae kwestie is, maar...
dat de vakvereeniging niet geroepen is «Ie
sociale kwestie op te lossen, noch tot die
oplos ~..xg, voor zc/over zij de ethisch-reli-
gieuze zijde betreft, haar aandeel bij te
dragen. Tot dit laatste dienen de rigemee-
ne arbeidersbonden, als daar zijn de
Christ.-Nat. Werkmansbond, Patrimonium,
Maarten Luther, de R.-K- Volksbond.
Bij «io taak, die „D e T iju" den vakver
eenigingen op de schouders legt, is het
onbegrijpelijk, waarom die vereenigingen
rich tot de arbeiders van een enkel vak
bepalen. Van tweeën één: óf do ethisch-
religieuze kwestie is in geding, maar
waarom zijn dan timmerlieden en boot
werkers gescheiden! öf de vakbelangen
vormen vereenigingapuait, maar deze zijn
voor protestantse be en R.-K. vakmannen
dezelfde.
Wanneer er in onzen tijd oog iets be
stend als de gilden, zouden deze dan reli
gieus-gescheiden moeten optreden! Be-
hooren in de Kamers van Arbeid eigenlijk
werklieden van verschillende richting niet
te zamen plaats te nemen! Moest eigen
lijk voor iedere richting een afzonderlijke
Kamer van Arbeid worden ingesteld!
„D e T ij d" zou afwijzend antwoorden
Toch raakt ook de Kamer van Arbeid de
sociale kwestie, welko een „othisch-reli-
gieuze" zijde heeft.
Of, zoo ,f)e Tijd" zegt: dat is pu
bliek recht .wanneer sommige groot-
indu8fcrieolen groepen van arbeiders vor
men, die op deze wijze voor hun gemeen
schappelijke belangen mogon opkomen, zal
men dan tot de R.-K. arbeiders zeggen:
Laat u niet op deze wijze met anderen
samenvoegen, want het raakt hier de
sociale kwestie, die ook een ethisch-reli
gieuze zijde heeft!
Ons dunkt, heel deze opvatting is on
houdbaar.
Historisch is ze verklaarbaar, doordat
de sociaal-democratie I et wezen der vakver
eèniging heeft miskend en die vereeniging
met haar politiek-wijsgeerig gif heeft be
smet. Daardoor is de dwaling ontstaan,
dat nu iedere religieuze levensopvatting
haar eigen vakvereeniging moest hebben.
Hiertegenover moeten wij vasthouden aan
de waarheid, dat d© vakvereeniging van
nature nieto anders is dan het vereeni.
gingspunt van mannen, die door het deel_
genootschap aan hetzelfde vak op elkander
rijn aangewezen.
Te meer verwondert ons, dat „D e
Tijd" dit niet inziet, waar zij nog on
langs het samengaan van patroons van
verschillende richting in éénzelfde vak
bond heeft verdedigd. Ook dit raakt toch
dé sociale kwestie, die een ethisch-reli-
gieuze zijde heeft.
Waarom zij dan do gezamenlijke vak
vereeniging van arbeiders, die de booze
klassenstriidleer verwerpen, bestrijdt, is
ons inderdaad eeo raadsel.
De kwestie is thana niet zeer actueel.
Wij hebben reeds erkend, dat het voors.
hands in <te praktijk, door federatief sa-
mcncann, vaak good' loopt
Maar het juiste inzicht is toch van be
lang, ook met het cog op don aard en de
werking der vakvereenigingen, en do toe
komst zal waarschijn lijk ook bet belang
dor praktijk op den voorgrond stellen.
„D e T ij d" antwoordt op het laatste
artikeltje van „De Nederlander"
het volgende
Wij beginnen met te conrtateeren, dat
onze opvatting omtrent de rol, welke de
vakvereeniging bij het tot-stand-brengen
van de chrritelijke organisatie der samen
leving to vervullen heeft, aanmerkelijk
afwijkt van die der Rotterdamscho redac
tie. Volg" s de inzichten en de bedoeling
der Katholieke sociologen moot de vakor
ganisatie, behalve aan de oeconomische
verbetering van het lot der werklieden
ook aan do godsdienstige en zedelijke ver
heffing ran den arbeidersstand worden
dienstbaar gemaakt. Do ethisch-religieuze
actie moet, volgens onze opvatting, niet
naast de oeconomische actie staan, maar
de eerste dient aan de laatste zooveel mo
gelijk ten grondslag te liggen, ze te door
dringen, te veredelen en te kerstenen.
Wanneer onze sociclogen een schets ldve
ren van de Christelijke reorganisatie der
samenleving, dan wordt de zeoclijk-gods-
dienstig© werking der Katholieke vakor
ganisatie als een belangrijke faotor op «leo
voorgrond gesteld. Zij, en niet de inter
confessioneel©, blijft daarom one ideaal
„Do Nederlander" wil de ethisch-
religieuze zijde v_n de 6ocinlo kwestie be
hartigd zien door sociale vero-uigmgen,
die buiten do vakorganisatie staan.
In hoeverre degenen, die in geloofs
overtuiging mm of meer aan „De No-
derlan de r" verwant zijn, door derge
lijke corporaties aan de oplossing van do
Bociale kwestie, als godsdienstig vraag
stuk, m i succes kunnen arbeiden, willen
wij niet betordeelen, maar onz© ervaring
betreffende het Katholiek verecnigingswe
zen loert ons, dat een sociale vereeniging,
welko rich met de vakbelangen niet of
weinig bom ooit en geen oeconomische
yoc. deelen van beteokenia afwerpt, nau
welijks levensvatbaar ri en op dco duur
althans niet levenskrachtig blijft. Van
zulke sociale verconigingen is men niet
gediend en men brengt er op 6oeiaal go-
bied zoo goed als niots mee tot stand. Zou
men van dergelijke corporaties dan wel
met reden «ie oplossing van do sociale
kwestie, als godsdionstig-aodolijk vraag
stuk, kunnen en mogen verwachten!
Wij moenen van niet.
Onzo houding ten opzichte der patroon&-
vereeniging is volkomen in overeenstem
ming met de beschouwingen, woise wij
naar aanleiding van de bekendmaking in
den „O s s e r y a t o r o Romano" ten
beste gaven.
De overtuiging, dat een Katholieke pa-
troonserganisatie, wolke niet in staat
is do vakbelangen der loden voldoende te
behartigen on weerloos staat tegenover
de areigendo maoht van socialisme en
anarchisme, niet te verbiezen is boven
een neutrale, wolke dit wèl vermag, braebt
er ou8 toe de „A. P V." te verdedigen
en de aansluiting van Katholieke werkge
vers bij d e z e organisatio mot af te keu
ren Een vakvereeniging, welke oecono-
misch impotent of zeer zwak is, beeft
niet of nauwelijks reden van bestaanis ze
Katholiek, aan brengt zo de Katholieke
organisatie en beginselen niet tot aanzien,
maar in discrediet.
Maar „De Nederlander" weet
ook, dat wij de neutrale patroonsorgani
satie niet onvoorwaardolijk heb
ben aanbevolen, manr er integendeel don
nauiuk op gelegd hebben, dnt deze min
stons een gebrekkige instelling is,
juist omdat de ethisch.religieuze zijdo van
de cociaJe kwestio daarin niet tot haar
recht komt. De Katholieke patroons kun
nen zoo betoogden wij er dan alleen
vredo mee nemen, wanneer do oeoonomi-
sche b>4angen tot samenwerking met
andersdenkenden in één Bond dwin
gen.
Deze houding lijkt ons, gelet op onze
bcginselon in zako vakorganisatie, volko
men consequent en is bijzonder goed
overeen te brengen met de nota in den
Romeinschon „O bs or v a to r e".
„V o 1 k so n d e r w ij s" heeft wij ont-
leencn wat hier vorder volgt aan „Do Ne
derlander" er iets op gevonden, om
ondanks do jongste wijziging der L.-O.
wet, de concurrentie van de o p e n-
baro school tegenover do b ij zonder©
op kosten van do belastingbelolenden to
vorgcmakkeRjken. Ziehier hoe:
De Schoolwet vergunt evenredig school
geld t» hof f on en gaat uit van hot begin&eJ,
dat wie daar too in staat is als schoolgeld
be tale, wat hij der gemeente koet; doch
niet moer. Do uitgaven voor de schooi
moesten derhalve, om bedoeld bedrag aan
schoolgeld te weten te komen, tot dnv>i
over alle leerlingen worden omgeslagen, mits
na aftrek van de Rijkssubsidie auD de g<v
meonte.
Welnu, zegt „Volksonderwijs" dat
blijft zoo Naar do nieuwe wet ontvangt
de gemeente veel meer Rijkssubsidie dan
vroeger; nl het minimum-saJans der onder
wijzers. Alzoo wordt het saldo kleiner eu
de omslag over do leerlingen geringer, wes
halve in dio gemeenten, waar men evenro-
digo schoolgcldheffing heeft ingevoerd het
schoolgeld moot worden verlaagd. Anders
toch betaalt men te veel schoolgeld. Wel ia
waar wordt het meerder bedrag der Rijks
subsidie aan do school weer afgetrokken
van do bijdrage, die het Rijk (krachtens
de wet van 24 Kei 1897) aan de ge
meenten moet uitkecron (art. IV L.-U.
wet) maar dat doet mets ter zake; do bij
drago voor bet ondeiwijs blijft niettemin
verhoogd; de verhoogde bijdn-go wordt vai t
do uitgaven afgetrokken: ergo I
Ons komt het voor zegt „De Ne^
dorlander" dat „Volksonder
wijs" zich vergist; „ocutius quom verius"
zouden do Romeinen zeggenracer aar<lig:
gevonden, dan juist.
Indien art. 50 der L.-O.-wet bepaalde,
dat het schoolgeld voor geen kind meer rang
bedragen dan hetgeen voor hot onderwijs
van dat kind de gemeente moet uitgeven
na aftrok van do Rijksbijdrage
voor hetonderwijs, zou do redeneo-
ring van „Volksonderwijs" onwoL
dorlegbaar zijn.
Maar dat artikol zegt, dat bedoeld
schoolgeld niet meer mag bedragen „dan
hetgeen voor hot onderwijs van dat kind
kan geacht worden voor reke
ning der gomoont© te blijven."
Nu hoeft de nieuwe schoolwet jukst geen
verandering gebracht of willen brongen in
hotgeen „voor rekening der g-'rueento zou,
blijven" (b.-balve dat voor uitbreiding van
personeel Jo gemeente voortaan nioorzal
ontvangen dan vroogor). Zij heeft, om die
bxloeling te verwezenlijken, bepaald, dat
de meerdere bijdnago, die haar krachtens
het ceno artikel gegeven werd, haar krach,
tens het andere wcor zou worden onthou
den. Zij beeft niet do bijdrage, die het Rijk
krachtens do wet van 1837 verschuldigd is,
in 't algemeen verminderen, op grond, dat
dozo niet meer noodig was, doch zij heeft
die verminderd met het bedrag dor meer
dere tjchoolwetbydrago. Het is dus duide
lijk, dat allee blijft bij het oude, en dat
„hetgeen g o a o h t kan worden voor re
kening der gemeente te blijven," thans even
veel bedraagt als vroeger. Beido bepalingen
der Schoolwet moeten, gelijk steeds in elko
wet moet gosclueden, in onderling ver
band worden beschouwd, cu uit dat ver
band blijkt, dat (altijd bchoudcnH vermeer,
dering bij uitbrcidmg van personeel) do
gemeente voor haar school niet meer ont
vangt dan vroogor, doch dat, om heb
principe van gelijke uitkeering aan open
bare on bijzondere scholen te kunnen be
houden, men in de wet een vermeerdering
en tegelijk een daarmee overeen stem rqendo
vonmmioring heeft ingevoerd Do „toon-
niek" der wet eischto dit; slechts door een
algchcole wijziging der redactie had men
dezo ietwat kunstuiatigo regeling kunnen
voorkomen. In het wezen dor zaak echter
is niets veranderd.
„D o N ed o r la ndor" gelooft niet, dab
do Oomeentebcsturen do vondst van
,,VoJksori«j©r wij s" zullen aanvaarden.
Geschiedde dat, dan zou alweer ccn mid
del gebezigd worden, om op a I I er kosten
de kosten voor de bezoekers dor openbare
school te verlichten Alweer dus iets, waar
tegen do voorstanders der rechtsgelijkheid
in verzet zouden moeten komen. Herleving
van den schoolstrijd alzoo.
Wenscht do Vereeniging voor Volkson
derwijs dat niet, dan zouden wij haar een
beter middel aan do band willen doen.
Laat men in do gemeenten hulpfondsen
oprichten, ter vermindering der sohool-
onko8ten, en dezo toLken jaro aan do ge
meentebesturen afdragen. Zulke bijdragen
zouden van do schooluitgaven kunnen wor
den aigctrokken, en daarmee zou dan het
schoolgeld kunnen worden verminderd. To-
vens zouden do voorstanders van do open
har© school een heerlijke gelegenheid heb
ben hun liefde voor dio school to openha
ren. Een prachtige concurrentie tegen do
voorstanders van bijzonder onderwijs.
Waarom doen zij dat niet! Dan waren die
slirnmo vondsten niet noodig.
Welke zijn de socialo plannon
dor Rogeoring! vraagt ,,H e b
V o 1 k". Een vraag, op te vatten in dezen
17)
Het sloeg middernacht. Plotseling werd
inevi ouw Tempeet door het verlangen aan-
vjegv. om naar stiefdochter te zien.
onaardig van haar niet eens bij mij
te komen om mij goeden nacht te zeggen,
en d;:t nog wel op zulk een avond", dacht
zij. „Wat zou zij den ganscnen dag wel ge
daan hebben? Zeker door het bosch gere
den, als een wilde meid, goede vrienden
met paarden en honden, en allerlei soort
ruwe schepsels."
„Was zij maar wakker," dacht mevrouw
Tempest, „dan zou ik een laatst beroep op
haar gevoel doen, hoewel op het uiterste
oogenblik. Haar hart k«n toch niet van
steen zijn-"
Zij nam haar blaker, liep door het don
kere, stillo huis naar do kamer van Violet,
en klopte zacht aan de deur.
„Binnen", riep de heldere stem van hot
meisje^ op een toon, die bewees, dat nj
klaar wakker was.
„Ha!" dacht mevrouw Tempest, zegevie
rend, „hoe stijfhoofdig zij ook is, weet zij
toch, dat zij slecht, handelt. Gewetenswroe
ging belet haar te slapen."
Vixen stond voor haar venster met over
elkaar geslagen armen op de breede ven
sterbank leunende, in den tuin uit te zien,
waarboven de sterren flauw blonken. De
maan was achter drijvende wolken ver
scholen.
„Nog niet te bed. Violet V' zeide haar
moeder vriendelijk.
„Neen, mama."
„Wat hebt gij al die uren gedaan J"
„Dat weet ik niet; ik heb ritteu den
ken.
„En gij zijt mij niet eens goeden nacht
komen zeggen."
„Ik dacht niet, dat gij daarop gesteld
waart. Ik daonfc, dat gij het te druk zoudt
hebben met pakken voor uw huwelijks
reis."
„Dat was niet aardig van u, Violet. Gij
wist tooh wel, dat er op zoo'n avond smar
telijk© gedachten bij mij moesten opko
men."
„Dat wist ik niet. En als dat zoo is,
kan ik alleen maar zeggen, dat het jam
mer is, dat die smartelijke gedachten niet
wat vroeger opgekomen zijn."
„Violet, gij njt zoo hard als ijzer, zoo
koud als ijs I" zeide mevrouw Tempest,
wrevelig.
„Neen, dat ben ik niet, mama; ik kan
met warmte liefhebben, ris ik liefheb. Ik
heb dezen avond besteed met aan mijn g*v
b tor ven vader te denken, wiens plaats mor
gen in dit huisveroverd wordt."
„Ik heb nog nooit iemand zoo hardnek,
kig gezien. Ik had het in mijn dochter niet
mogelijk geacht. Ik dacht dat gij een goed
hart bezat, Violet, en toch doet gij mij
opzettelijk zulk een verdriet aan op mijn
trouwdag."
„Hoe kan het u verdriet doen, mama, dat
ik liever niet bij uw trouwen tegenwoordig
ben? Als ik er bij was, zou het zijn ale do
booze fee in het sprookje bij den doop van
de prinses. Ik zou alles met een kwaad
willig oog aanzien."
Mevrouw Tempest viel op een stoel ne
der en barstte in tranen uit.
Do opgekropte aandoeningen van dien
geheelen dag gaven ziah in dezen plotse-
Ungen tranenvloed lucht- Zij had geen re
den voor haar droefheid kunnen opnoe
men; maar eensklaps, ien avond vóór don
dag, die ood nieuwe klour aan haar loven
zou geven, word zij Is door een panisc.'ien
schrik bevangen en beefde rij voor den
stap, dien zij ging doen
„Gij zjjt zeer wreed jegens mjj, Violet",
snikte zij. „Ik ben eon allerongelukkigste
vrouw I"
Violet knielde naast de weduwe en vatte
zacht haar hand, door zulk een overstel
pende smart tot medolijden bewogen.
„Lieve mama, waarom ongelukkig?"
vroeg rij. „Wat gij doet is uv eigen keus.
Of, als het met zoo is, als gij zoo zwak zijt
geweest voor overreding te zwichten, is ..et
nog niet te laat om terug te treden. Neen,
lieve moeder, nu zelfs is het nog niet te
laat; neen, waarlijk niet. Laten wij samen
wegloopen, zoo snel als het licht, en naar
Spanje of Italië, of waar ook, heen ga n
en een brief voor kapitein Winstanley ach
terlaten om hem te zoggen, dat gij van
besluit veranderd zijt. Hij kan ons er
niets voor doen. Gij heb het recht om terug
te treden, zelfs op het uiterste oogenblik."
„Spreek zulken onzin niet, Violet 1"
riep mevrouw Tempest gemelijk. „Wie
zegt, dat ik van besluit veranderd ben?
Ik ben even gertrouw aan Conrad als bij aan
mij. Ik zou een schepsel zonder hart zijn,
ris ik op het laatste oogenblik van b n
afzag. Maar het is een ontroerende dag
voor mij geweest. Uw liefdeloosheid breekt
me het hart."
„Ik heb volstrekt mei bedoeld liefdeloos
te zijn, niet jegens u. Maar mijn tegen
woordigheid bij uw huwelijk zou bedrog
rijn. Het zou den schijn hebben alsof ik
mijn goedkeuring hechtte aan ccn hande
ling, die ik verfoei. Dat kan ik niet over
mij verkrijgen."
„En ge wilt mo dus schande aandoen
door uw afwezigheid? En wat de mentchen
van me zeggen, kan u niet scholen?"
„Niemand zal cr op letten of ik er bij bc-n
of niet. Ge zult do koningin van don dag
zijn."
„Iedereen zal er op letten, iedereen zal
er over spreken. Ik weet hoe kwaadsprekend
de mcnachen zijn, zelfs iemands boste vrien
den. Zo zuilen zeggen, dat mijn dochter mij
op mijn trouwdag verlaten heeft."
„Dat kunnen ze toch niet zeggoD, als ik
hier in uw huis ben I"
Mevrouw Tempest weende voort. Zij had
zich in een toestand gebracht, dat het veel
gemakkelijker was te weenen dan met wee-
nen op to houden. De bron barer tranen
6cheen onuitputtelijk te rijn.
„Wat zri ik cr morgen akelig uitzien 1"
mompelde zij klagelijk, en dat was alles,
wat zij gedurende een geruime poos zeide.
VioLet Rep mistroostig en verlegen de
kamer op en neder. De droefheid baror
moedor te zien, in staat te zijn haar troost
to vcrleenen en het niet te willen doen,
dat streed met haar kinderpücbt.
Haar hart was door het schouwspel van
de zwakheid barer moeder, door bet stil
zwijgend beroep van die tranen, gctrofl.'n.
„Wat maakt het ook eigenlijk uit of ik
er bij ben of niet?" redeneerde zij eind
„Ik kan toch niet voorkomen, dat die man
van mijns vaders huis bezit komt nemen.
Ik kan de beleediging, de nagedachtenis
van mijn vader aangedaan, met verhinde
ren. Mama ia zeer goed voor mij geweest, en
ik heb niemand anders op do wereld om Rcf
te hebben."
Zij Rep nog eenige malen do kamer op en
neer en bleef bij den stoel harcr moeder
staan.
„Zal het u werkelijk gelukkiger maken,
mama, als ik bij uw huwelijk tegenwoordig
ben
„Ja, het zal mij zeer gelukkig maken."
„Goed dan; ik zal cr bij zijn. Maar be
denk, dat ik er zri uitzien ris do booze fcc.
Dat kan ik niet helpen."
„Gij zult er allerliefst uitzien. Madame
Theodore heeft een keurig kostuum voor u
thuis bezorgd. Kom in mijn kamer en pas
hot eens aan", zeido mevrouw Tempest,
haar tranen afwisschendo,
„Neen, Revo mama; nu niet, ik ben te
vermoeid," zeido Violet zuchtend.
„Orn het even, lieve. Wat madame Theo
dore maakt, past altijd. Ga nu dadelijk
naaT bed, mijn kind. Het kleed zal morgen
ochtend een aangename verrassing voor a
zijn. Goeden nacht, mijn lieveling. Gij hebti
mij recht gelukkig gemaakt."
„Dat verheugt mij, mama."
„Ik wou, dat gij met ons mee naar Schot
land gingt." (Vixen huiverde). „Ik vr_.s,
dat gij het hier schrikkelijk verveier- i suit
vinden."
„Neen, mama; ik heb do honden en de
paarden. Ik zal er mij heel goed in kunnen
schikken."
fWordI vtmoJfpi.)