LEID SCR DAGBLAD. ZATERDAG 3 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Vixeii en H,orie. No. Ï4Ö95. Anno 1903' In een artikel over out olijke con currentie herinnert de heer Frans Matthijaen in „Do Middenstands bon d" aan de straf we tarfcikelen, welke op dit punt reeds bestaan en waarvan velen aog ten eenenmalc onkundig zijn. Volgens dezo artikelen is strafbaar: Art, 174: „Hij, die waren verkoopt, te koop aanbiedt, wetende, dat zij voor het le ven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgt." Art. 175: ,,Hij, aan wiens schuld te wij ten is, dat zoodanige waren vcrkoc. of af geleverd worden, zonder dat de kooper met dat schadelijk karakter bekend is." Art. 326: „Hij, die met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoor- deelen, hetzij ^oor het aannemen van een valschen naam of van een valseho hoedanig heid, het2ij door listige kunstgrepen, het zij door een samenweefsel van verdichtsels iemand beweegt (enz.) tot het aangaan van een of het te niet doen van een inschuld." Art. 323: „De verKOoper. die den kooper bedriegt, ten opzichte van den aard, dc hoedanigheid of de hoeveelheid van het ge leverde, door het aanwenden van listige kunstgrepen." Art. 330: Hij, dio eet- of drinkwaar of geneesmiddelen verkoopt, te koop aanbiedtr of aflevert, wetende, dat zij vorvalscht zijn en die vervalsching verzwijgt. Art. 334: „Hij, die, met het oogmerk om óch of een ander wederrechtelijk te bevoor- deelen, door het verspreiden van een logcn- achtig bericht, den prijs van koopwaren (enz.) doet stijgen of dalen." Art. 337: „Hij, die opzettelijk waren, welke zeiven of op haar verpakking va.sche- lajk voorzien zijn van den naam, de firma of het merk, waarop een ander recht heett, of, tor aanduiding van herkomst van den naam een er bepaalde plaats, met bijvoo ging van een verdichten naam of firma, of op welke of op wier verpakking zooda nige naams firma of merk, zij het ook met een geringe afwijking, zijn nagebootst, bin nen het Rijk in Europa invoert zonder klaarblijkelijke bestemming, om weder te worden uitgevoerd, verkoopt, to koop aan biedt, aflevert, uitdeelt, of ten verkoop o." tor uitdeeling in voorraad heeft." In betzelfde nummer van „D e M i d- doDstandabond" schrijft Christofo- rus over eenige oorzaken van miserie bij den middenstand: „De eerste kwaal, de oorsprong van alio klaagliederen is „gebrek aan vakkennis'' bij ozooveel winkeliers, grossiers en klein- fabrikanten; tweedens het to groot zakes willen drijven, met daarvoor te weinig eigen kapitaal, waardoor het betalen va- rente, vaak zeer hoog in percentager, de onkosten- rekening opdrijft van belang, cn het niei mogelijk maakt ook maar den geringsteu tegenslag in zaken te kunnen dragen. Voorte hot geven van crediet, bet zaken doen zonder behoorlijke boekhouding, ja, zelfs zonder winkelregister of hr -ntaris- boek, waar alle aangekochte goederen onder verschillende hoofden moeten worsen inge boekt en het verkochte wekelijks of maan delijks moet worden afgeschreven. Hoe kan men zaken doen zonder vakken nis, en durft men het aan, zooals, helaas, vaak geschieut, geheel op crediet te gaan winkelen of met zoo luttel eigen kapitaal, dat, als men zijn balans opmaakte, men zich reeds volgens onze wetgeving failliet moest geven, omdat het bedrag na het eerste jaar van zaken-doen veel hooger was dan het eigen kapitaal, hetwelk men oorspronke lijk bezat." In hetzelfde artikel lezen wij nog deze opmerkingen: „Hebben diegenen wel reden tot moppe ren, dio prachtige orders aan buitenland- Bche huizen opdragen voor goederen, die evengoed met wat goeden wil ten onzent kunnen worden verkregen en vervaardigd De Ncderlandsche Nijverheid heeft, dunkt mij, evenveel recht op medewerking van den winkelier, als de winkelier op die van het publiek; elke gulden onverplicht in het buitenland besteed of in het buitenland aangekocht, is naar mijn bescheiden mee ning een Nationale misdaad." Inzake bet onderwerpDe (Paus en de v ak v o ree ni g in gen zegt „De T ij d" naar aanleiding van hetgeen „D e N ederlander" daarvan zei (zie vorig Overzicht): Hetgeen „De Nederlander" zegt over de „sociale saamhoorigheid tusschen de arbeiders in eenzelfde vak", verdient onvoorwaardelijke instemming, in zooverre het alleen de oeconomische zijde van de arbeidersvereenigingen betreft. Maar de sociale kwestie, waarvan hot arbeidersvraagstuk het belangrijkst onder deel is, is niet louter een oeconomische, het is ook een ethisch-religieuze quaestie. De arbeidersorganisatie, welke aan ons Hieaal beantwoordt, heeft daarom ook een godsdienstig sociale roeping niet enkel een negatieve, in zooverre zij wering en bestrijding van het socialisme beoogt, maar ook een posiviti ove, krachtens wolke de katholieke sociale actie or naar streeft om de zedelijke en godsdienstige verhoffing van de arbeidersklasse te doen plaats grijpen volgens den geest en de be ginselen van het onvervalsohte en onverzwakte Christendom, dat naar onze leering het ia „De Noderlan- d e r" niet onbekend alleen in de Ka tholieke Kerk bewaard bleef en rijn volle kracht ontwikkelt. Van hun standpunt moeten, dunkt ons, de Protestanten en Calvinisten het als een ideaal beschouwen, dat die verheffing zich in den geest en naar de beginselen vsn hun belijdenis voltrekt, aangezien z ij de Katholieke Kerk niet voor de bewaarster van het zuivere Christendom houden. Hieruit v»4gt, dat mengeling van Katho lieken en andersdenkende Christenen op één vakorganisatie niet absoluut eu algomeen ais de ideale of ook maai' als een normale toestand kan aangemerkt worden. Dit wordt implioite ook ge zegd in de Pauselijke medcdeeling. Als motief van do gelijke welgezindheid, waar mede de Paus de katholieke en inter-oon- fessioneele vakorganisaties in Duitschland prijst on aanmoedigt, wordt in do nota van den „O sse rvatore" immers toegegeven: dat het hoofd der katholieke Kerk „zeer goed weet, dat de bijzonderebehoef- ton" der verschillendo bisdommen en pro vinciën van Duitschland het noodig kun nen maken, aan de christelijke vakvereeoi- gingen de voorkeur te geven boven do kar tboheke vakvereenigingen. In de door ons gespatieerde woorden ligt uitgedrukt, dat de Paus geen a 1 g e- meenen regel wil vaststellen, maar zijn uitspraak grondt op de eigenaar dige toestanden, waarvoor de mededeo ling geldt. „Het veldwinnen van juister begrip pen" kan door „De Nederland© r" niet worden geconstateerd, aangezien op hot ideale van de zuiver katholieke organisa tie in beginsel door den Paus niets wordt afgedongen Ook gaat het ohristelijk-historisch or gaan te ver, wanneer het in de bekendma king van den „Ossor vatore" een aan moediging of ook maar een onbepaald verlof leest voor de Noderlandsohe katholieke arbeiders om zich op inter-oon. fessioneelen grondslag te organiseeren. Ten einde de oeconomische belangen ge makkelijker en krachtiger te bevorderen, alsook om do socialistisoho invloeden in de arbeidersbeweging te bestrijden, kun nen en moeten de katholieke en andere anti-socialistische (hior met name do „christelijke") organisaties wol is waar federatief samenwerken; maar dat is heel iets anders dan samensmelting of f u a i e. ,,D 5 Nederlander" antwoordt hierop, dat zij rioh omtrent de interpre tatie van het Pauselijk stuk van critiek onthoudt. Dan echter vervolgt zij „Maar wat het overige aangaat, merken wij op, dat ook voor ons d° sociale kwes tie niet louter een economische, doch ook een othiscb-religieuae kwestie is, maar... dat de vakvereeniging niet geroepen is «Ie sociale kwestie op te lossen, noch tot die oplos ~..xg, voor zc/over zij de ethisch-reli- gieuze zijde betreft, haar aandeel bij te dragen. Tot dit laatste dienen de rigemee- ne arbeidersbonden, als daar zijn de Christ.-Nat. Werkmansbond, Patrimonium, Maarten Luther, de R.-K- Volksbond. Bij «io taak, die „D e T iju" den vakver eenigingen op de schouders legt, is het onbegrijpelijk, waarom die vereenigingen rich tot de arbeiders van een enkel vak bepalen. Van tweeën één: óf do ethisch- religieuze kwestie is in geding, maar waarom zijn dan timmerlieden en boot werkers gescheiden! öf de vakbelangen vormen vereenigingapuait, maar deze zijn voor protestantse be en R.-K. vakmannen dezelfde. Wanneer er in onzen tijd oog iets be stend als de gilden, zouden deze dan reli gieus-gescheiden moeten optreden! Be- hooren in de Kamers van Arbeid eigenlijk werklieden van verschillende richting niet te zamen plaats te nemen! Moest eigen lijk voor iedere richting een afzonderlijke Kamer van Arbeid worden ingesteld! „D e T ij d" zou afwijzend antwoorden Toch raakt ook de Kamer van Arbeid de sociale kwestie, welko een „othisch-reli- gieuze" zijde heeft. Of, zoo ,f)e Tijd" zegt: dat is pu bliek recht .wanneer sommige groot- indu8fcrieolen groepen van arbeiders vor men, die op deze wijze voor hun gemeen schappelijke belangen mogon opkomen, zal men dan tot de R.-K. arbeiders zeggen: Laat u niet op deze wijze met anderen samenvoegen, want het raakt hier de sociale kwestie, die ook een ethisch-reli gieuze zijde heeft! Ons dunkt, heel deze opvatting is on houdbaar. Historisch is ze verklaarbaar, doordat de sociaal-democratie I et wezen der vakver eèniging heeft miskend en die vereeniging met haar politiek-wijsgeerig gif heeft be smet. Daardoor is de dwaling ontstaan, dat nu iedere religieuze levensopvatting haar eigen vakvereeniging moest hebben. Hiertegenover moeten wij vasthouden aan de waarheid, dat d© vakvereeniging van nature nieto anders is dan het vereeni. gingspunt van mannen, die door het deel_ genootschap aan hetzelfde vak op elkander rijn aangewezen. Te meer verwondert ons, dat „D e Tijd" dit niet inziet, waar zij nog on langs het samengaan van patroons van verschillende richting in éénzelfde vak bond heeft verdedigd. Ook dit raakt toch dé sociale kwestie, die een ethisch-reli- gieuze zijde heeft. Waarom zij dan do gezamenlijke vak vereeniging van arbeiders, die de booze klassenstriidleer verwerpen, bestrijdt, is ons inderdaad eeo raadsel. De kwestie is thana niet zeer actueel. Wij hebben reeds erkend, dat het voors. hands in <te praktijk, door federatief sa- mcncann, vaak good' loopt Maar het juiste inzicht is toch van be lang, ook met het cog op don aard en de werking der vakvereenigingen, en do toe komst zal waarschijn lijk ook bet belang dor praktijk op den voorgrond stellen. „D e T ij d" antwoordt op het laatste artikeltje van „De Nederlander" het volgende Wij beginnen met te conrtateeren, dat onze opvatting omtrent de rol, welke de vakvereeniging bij het tot-stand-brengen van de chrritelijke organisatie der samen leving to vervullen heeft, aanmerkelijk afwijkt van die der Rotterdamscho redac tie. Volg" s de inzichten en de bedoeling der Katholieke sociologen moot de vakor ganisatie, behalve aan de oeconomische verbetering van het lot der werklieden ook aan do godsdienstige en zedelijke ver heffing ran den arbeidersstand worden dienstbaar gemaakt. Do ethisch-religieuze actie moet, volgens onze opvatting, niet naast de oeconomische actie staan, maar de eerste dient aan de laatste zooveel mo gelijk ten grondslag te liggen, ze te door dringen, te veredelen en te kerstenen. Wanneer onze sociclogen een schets ldve ren van de Christelijke reorganisatie der samenleving, dan wordt de zeoclijk-gods- dienstig© werking der Katholieke vakor ganisatie als een belangrijke faotor op «leo voorgrond gesteld. Zij, en niet de inter confessioneel©, blijft daarom one ideaal „Do Nederlander" wil de ethisch- religieuze zijde v_n de 6ocinlo kwestie be hartigd zien door sociale vero-uigmgen, die buiten do vakorganisatie staan. In hoeverre degenen, die in geloofs overtuiging mm of meer aan „De No- derlan de r" verwant zijn, door derge lijke corporaties aan de oplossing van do Bociale kwestie, als godsdienstig vraag stuk, m i succes kunnen arbeiden, willen wij niet betordeelen, maar onz© ervaring betreffende het Katholiek verecnigingswe zen loert ons, dat een sociale vereeniging, welko rich met de vakbelangen niet of weinig bom ooit en geen oeconomische yoc. deelen van beteokenia afwerpt, nau welijks levensvatbaar ri en op dco duur althans niet levenskrachtig blijft. Van zulke sociale verconigingen is men niet gediend en men brengt er op 6oeiaal go- bied zoo goed als niots mee tot stand. Zou men van dergelijke corporaties dan wel met reden «ie oplossing van do sociale kwestie, als godsdionstig-aodolijk vraag stuk, kunnen en mogen verwachten! Wij moenen van niet. Onzo houding ten opzichte der patroon&- vereeniging is volkomen in overeenstem ming met de beschouwingen, woise wij naar aanleiding van de bekendmaking in den „O s s e r y a t o r o Romano" ten beste gaven. De overtuiging, dat een Katholieke pa- troonserganisatie, wolke niet in staat is do vakbelangen der loden voldoende te behartigen on weerloos staat tegenover de areigendo maoht van socialisme en anarchisme, niet te verbiezen is boven een neutrale, wolke dit wèl vermag, braebt er ou8 toe de „A. P V." te verdedigen en de aansluiting van Katholieke werkge vers bij d e z e organisatio mot af te keu ren Een vakvereeniging, welke oecono- misch impotent of zeer zwak is, beeft niet of nauwelijks reden van bestaanis ze Katholiek, aan brengt zo de Katholieke organisatie en beginselen niet tot aanzien, maar in discrediet. Maar „De Nederlander" weet ook, dat wij de neutrale patroonsorgani satie niet onvoorwaardolijk heb ben aanbevolen, manr er integendeel don nauiuk op gelegd hebben, dnt deze min stons een gebrekkige instelling is, juist omdat de ethisch.religieuze zijdo van de cociaJe kwestio daarin niet tot haar recht komt. De Katholieke patroons kun nen zoo betoogden wij er dan alleen vredo mee nemen, wanneer do oeoonomi- sche b>4angen tot samenwerking met andersdenkenden in één Bond dwin gen. Deze houding lijkt ons, gelet op onze bcginselon in zako vakorganisatie, volko men consequent en is bijzonder goed overeen te brengen met de nota in den Romeinschon „O bs or v a to r e". „V o 1 k so n d e r w ij s" heeft wij ont- leencn wat hier vorder volgt aan „Do Ne derlander" er iets op gevonden, om ondanks do jongste wijziging der L.-O. wet, de concurrentie van de o p e n- baro school tegenover do b ij zonder© op kosten van do belastingbelolenden to vorgcmakkeRjken. Ziehier hoe: De Schoolwet vergunt evenredig school geld t» hof f on en gaat uit van hot begin&eJ, dat wie daar too in staat is als schoolgeld be tale, wat hij der gemeente koet; doch niet moer. Do uitgaven voor de schooi moesten derhalve, om bedoeld bedrag aan schoolgeld te weten te komen, tot dnv>i over alle leerlingen worden omgeslagen, mits na aftrek van de Rijkssubsidie auD de g<v meonte. Welnu, zegt „Volksonderwijs" dat blijft zoo Naar do nieuwe wet ontvangt de gemeente veel meer Rijkssubsidie dan vroeger; nl het minimum-saJans der onder wijzers. Alzoo wordt het saldo kleiner eu de omslag over do leerlingen geringer, wes halve in dio gemeenten, waar men evenro- digo schoolgcldheffing heeft ingevoerd het schoolgeld moot worden verlaagd. Anders toch betaalt men te veel schoolgeld. Wel ia waar wordt het meerder bedrag der Rijks subsidie aan do school weer afgetrokken van do bijdrage, die het Rijk (krachtens de wet van 24 Kei 1897) aan de ge meenten moet uitkecron (art. IV L.-U. wet) maar dat doet mets ter zake; do bij drago voor bet ondeiwijs blijft niettemin verhoogd; de verhoogde bijdn-go wordt vai t do uitgaven afgetrokken: ergo I Ons komt het voor zegt „De Ne^ dorlander" dat „Volksonder wijs" zich vergist; „ocutius quom verius" zouden do Romeinen zeggenracer aar<lig: gevonden, dan juist. Indien art. 50 der L.-O.-wet bepaalde, dat het schoolgeld voor geen kind meer rang bedragen dan hetgeen voor hot onderwijs van dat kind de gemeente moet uitgeven na aftrok van do Rijksbijdrage voor hetonderwijs, zou do redeneo- ring van „Volksonderwijs" onwoL dorlegbaar zijn. Maar dat artikol zegt, dat bedoeld schoolgeld niet meer mag bedragen „dan hetgeen voor hot onderwijs van dat kind kan geacht worden voor reke ning der gomoont© te blijven." Nu hoeft de nieuwe schoolwet jukst geen verandering gebracht of willen brongen in hotgeen „voor rekening der g-'rueento zou, blijven" (b.-balve dat voor uitbreiding van personeel Jo gemeente voortaan nioorzal ontvangen dan vroogor). Zij heeft, om die bxloeling te verwezenlijken, bepaald, dat de meerdere bijdnago, die haar krachtens het ceno artikel gegeven werd, haar krach, tens het andere wcor zou worden onthou den. Zij beeft niet do bijdrage, die het Rijk krachtens do wet van 1837 verschuldigd is, in 't algemeen verminderen, op grond, dat dozo niet meer noodig was, doch zij heeft die verminderd met het bedrag dor meer dere tjchoolwetbydrago. Het is dus duide lijk, dat allee blijft bij het oude, en dat „hetgeen g o a o h t kan worden voor re kening der gemeente te blijven," thans even veel bedraagt als vroeger. Beido bepalingen der Schoolwet moeten, gelijk steeds in elko wet moet gosclueden, in onderling ver band worden beschouwd, cu uit dat ver band blijkt, dat (altijd bchoudcnH vermeer, dering bij uitbrcidmg van personeel) do gemeente voor haar school niet meer ont vangt dan vroogor, doch dat, om heb principe van gelijke uitkeering aan open bare on bijzondere scholen te kunnen be houden, men in de wet een vermeerdering en tegelijk een daarmee overeen stem rqendo vonmmioring heeft ingevoerd Do „toon- niek" der wet eischto dit; slechts door een algchcole wijziging der redactie had men dezo ietwat kunstuiatigo regeling kunnen voorkomen. In het wezen dor zaak echter is niets veranderd. „D o N ed o r la ndor" gelooft niet, dab do Oomeentebcsturen do vondst van ,,VoJksori«j©r wij s" zullen aanvaarden. Geschiedde dat, dan zou alweer ccn mid del gebezigd worden, om op a I I er kosten de kosten voor de bezoekers dor openbare school te verlichten Alweer dus iets, waar tegen do voorstanders der rechtsgelijkheid in verzet zouden moeten komen. Herleving van den schoolstrijd alzoo. Wenscht do Vereeniging voor Volkson derwijs dat niet, dan zouden wij haar een beter middel aan do band willen doen. Laat men in do gemeenten hulpfondsen oprichten, ter vermindering der sohool- onko8ten, en dezo toLken jaro aan do ge meentebesturen afdragen. Zulke bijdragen zouden van do schooluitgaven kunnen wor den aigctrokken, en daarmee zou dan het schoolgeld kunnen worden verminderd. To- vens zouden do voorstanders van do open har© school een heerlijke gelegenheid heb ben hun liefde voor dio school to openha ren. Een prachtige concurrentie tegen do voorstanders van bijzonder onderwijs. Waarom doen zij dat niet! Dan waren die slirnmo vondsten niet noodig. Welke zijn de socialo plannon dor Rogeoring! vraagt ,,H e b V o 1 k". Een vraag, op te vatten in dezen 17) Het sloeg middernacht. Plotseling werd inevi ouw Tempeet door het verlangen aan- vjegv. om naar stiefdochter te zien. onaardig van haar niet eens bij mij te komen om mij goeden nacht te zeggen, en d;:t nog wel op zulk een avond", dacht zij. „Wat zou zij den ganscnen dag wel ge daan hebben? Zeker door het bosch gere den, als een wilde meid, goede vrienden met paarden en honden, en allerlei soort ruwe schepsels." „Was zij maar wakker," dacht mevrouw Tempest, „dan zou ik een laatst beroep op haar gevoel doen, hoewel op het uiterste oogenblik. Haar hart k«n toch niet van steen zijn-" Zij nam haar blaker, liep door het don kere, stillo huis naar do kamer van Violet, en klopte zacht aan de deur. „Binnen", riep de heldere stem van hot meisje^ op een toon, die bewees, dat nj klaar wakker was. „Ha!" dacht mevrouw Tempest, zegevie rend, „hoe stijfhoofdig zij ook is, weet zij toch, dat zij slecht, handelt. Gewetenswroe ging belet haar te slapen." Vixen stond voor haar venster met over elkaar geslagen armen op de breede ven sterbank leunende, in den tuin uit te zien, waarboven de sterren flauw blonken. De maan was achter drijvende wolken ver scholen. „Nog niet te bed. Violet V' zeide haar moeder vriendelijk. „Neen, mama." „Wat hebt gij al die uren gedaan J" „Dat weet ik niet; ik heb ritteu den ken. „En gij zijt mij niet eens goeden nacht komen zeggen." „Ik dacht niet, dat gij daarop gesteld waart. Ik daonfc, dat gij het te druk zoudt hebben met pakken voor uw huwelijks reis." „Dat was niet aardig van u, Violet. Gij wist tooh wel, dat er op zoo'n avond smar telijk© gedachten bij mij moesten opko men." „Dat wist ik niet. En als dat zoo is, kan ik alleen maar zeggen, dat het jam mer is, dat die smartelijke gedachten niet wat vroeger opgekomen zijn." „Violet, gij njt zoo hard als ijzer, zoo koud als ijs I" zeide mevrouw Tempest, wrevelig. „Neen, dat ben ik niet, mama; ik kan met warmte liefhebben, ris ik liefheb. Ik heb dezen avond besteed met aan mijn g*v b tor ven vader te denken, wiens plaats mor gen in dit huisveroverd wordt." „Ik heb nog nooit iemand zoo hardnek, kig gezien. Ik had het in mijn dochter niet mogelijk geacht. Ik dacht dat gij een goed hart bezat, Violet, en toch doet gij mij opzettelijk zulk een verdriet aan op mijn trouwdag." „Hoe kan het u verdriet doen, mama, dat ik liever niet bij uw trouwen tegenwoordig ben? Als ik er bij was, zou het zijn ale do booze fee in het sprookje bij den doop van de prinses. Ik zou alles met een kwaad willig oog aanzien." Mevrouw Tempest viel op een stoel ne der en barstte in tranen uit. Do opgekropte aandoeningen van dien geheelen dag gaven ziah in dezen plotse- Ungen tranenvloed lucht- Zij had geen re den voor haar droefheid kunnen opnoe men; maar eensklaps, ien avond vóór don dag, die ood nieuwe klour aan haar loven zou geven, word zij Is door een panisc.'ien schrik bevangen en beefde rij voor den stap, dien zij ging doen „Gij zjjt zeer wreed jegens mjj, Violet", snikte zij. „Ik ben eon allerongelukkigste vrouw I" Violet knielde naast de weduwe en vatte zacht haar hand, door zulk een overstel pende smart tot medolijden bewogen. „Lieve mama, waarom ongelukkig?" vroeg rij. „Wat gij doet is uv eigen keus. Of, als het met zoo is, als gij zoo zwak zijt geweest voor overreding te zwichten, is ..et nog niet te laat om terug te treden. Neen, lieve moeder, nu zelfs is het nog niet te laat; neen, waarlijk niet. Laten wij samen wegloopen, zoo snel als het licht, en naar Spanje of Italië, of waar ook, heen ga n en een brief voor kapitein Winstanley ach terlaten om hem te zoggen, dat gij van besluit veranderd zijt. Hij kan ons er niets voor doen. Gij heb het recht om terug te treden, zelfs op het uiterste oogenblik." „Spreek zulken onzin niet, Violet 1" riep mevrouw Tempest gemelijk. „Wie zegt, dat ik van besluit veranderd ben? Ik ben even gertrouw aan Conrad als bij aan mij. Ik zou een schepsel zonder hart zijn, ris ik op het laatste oogenblik van b n afzag. Maar het is een ontroerende dag voor mij geweest. Uw liefdeloosheid breekt me het hart." „Ik heb volstrekt mei bedoeld liefdeloos te zijn, niet jegens u. Maar mijn tegen woordigheid bij uw huwelijk zou bedrog rijn. Het zou den schijn hebben alsof ik mijn goedkeuring hechtte aan ccn hande ling, die ik verfoei. Dat kan ik niet over mij verkrijgen." „En ge wilt mo dus schande aandoen door uw afwezigheid? En wat de mentchen van me zeggen, kan u niet scholen?" „Niemand zal cr op letten of ik er bij bc-n of niet. Ge zult do koningin van don dag zijn." „Iedereen zal er op letten, iedereen zal er over spreken. Ik weet hoe kwaadsprekend de mcnachen zijn, zelfs iemands boste vrien den. Zo zuilen zeggen, dat mijn dochter mij op mijn trouwdag verlaten heeft." „Dat kunnen ze toch niet zeggoD, als ik hier in uw huis ben I" Mevrouw Tempest weende voort. Zij had zich in een toestand gebracht, dat het veel gemakkelijker was te weenen dan met wee- nen op to houden. De bron barer tranen 6cheen onuitputtelijk te rijn. „Wat zri ik cr morgen akelig uitzien 1" mompelde zij klagelijk, en dat was alles, wat zij gedurende een geruime poos zeide. VioLet Rep mistroostig en verlegen de kamer op en neder. De droefheid baror moedor te zien, in staat te zijn haar troost to vcrleenen en het niet te willen doen, dat streed met haar kinderpücbt. Haar hart was door het schouwspel van de zwakheid barer moeder, door bet stil zwijgend beroep van die tranen, gctrofl.'n. „Wat maakt het ook eigenlijk uit of ik er bij ben of niet?" redeneerde zij eind „Ik kan toch niet voorkomen, dat die man van mijns vaders huis bezit komt nemen. Ik kan de beleediging, de nagedachtenis van mijn vader aangedaan, met verhinde ren. Mama ia zeer goed voor mij geweest, en ik heb niemand anders op do wereld om Rcf te hebben." Zij Rep nog eenige malen do kamer op en neer en bleef bij den stoel harcr moeder staan. „Zal het u werkelijk gelukkiger maken, mama, als ik bij uw huwelijk tegenwoordig ben „Ja, het zal mij zeer gelukkig maken." „Goed dan; ik zal cr bij zijn. Maar be denk, dat ik er zri uitzien ris do booze fcc. Dat kan ik niet helpen." „Gij zult er allerliefst uitzien. Madame Theodore heeft een keurig kostuum voor u thuis bezorgd. Kom in mijn kamer en pas hot eens aan", zeido mevrouw Tempest, haar tranen afwisschendo, „Neen, Revo mama; nu niet, ik ben te vermoeid," zeido Violet zuchtend. „Orn het even, lieve. Wat madame Theo dore maakt, past altijd. Ga nu dadelijk naaT bed, mijn kind. Het kleed zal morgen ochtend een aangename verrassing voor a zijn. Goeden nacht, mijn lieveling. Gij hebti mij recht gelukkig gemaakt." „Dat verheugt mij, mama." „Ik wou, dat gij met ons mee naar Schot land gingt." (Vixen huiverde). „Ik vr_.s, dat gij het hier schrikkelijk verveier- i suit vinden." „Neen, mama; ik heb do honden en de paarden. Ik zal er mij heel goed in kunnen schikken." fWordI vtmoJfpi.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5