Wekelijksclie Kalender. ALLERLEI. Duitschers Polen binnen en bezetten Dan- rig en Thorn. In 1793 gaf de te Grodno bijeengeroepen "Rijks-dag een gedwongen toestemming toe de tweede verdeeling. De hoofden van <le nationale partij, Kosciuszko, Potocki, Kolontai, enz., bevon den zich toen te Dresden, waar zij een op stand voorbereidden. In Maart 1794 brak deze opstand uit cn werd Kosciuszko tot dictator uitgeroepen Hij behaalde in .April een overwinning op het Russische leger en bevrijdde Warschau en Wilna. Maar hierbij bleef 't; weer brar ken onderlinge verdeeldheden uit en spoe dig kon Kosciuszko aan de vereenigde Rus sen en Duitschers geen weerstand meer bieden. In den slag bij Maciejowice tegen de Russische generaals Fersen en Suwarof, werd Kosciuszko gevangengenomen. In 1796 ,wèrd tot do derde verdeeling overgegaan. Pruisen kreeg Padlochië en Masorië met Warschau. Oostenrijk Klein- Polen met Krakau en Rusland Litthauen. De toenmalige koning Stanislaus Augustus werd naar Grodno verbannen. Het Poolsche Rijk had opgehouden te bestaan. Toen vestigden de ongelukkige Polen hun hoop op Napoleon Bonaparte, die in 1800 het Pruisische Rijk ten val bracht. Na den vrede van Tilsit (1807) - -rd het Pruisische deel van Polen een zelfstandig groothertog dom Warschau dat eohter nooit iets te be- teekenen heeft gehad'. Na het Weener Congres (1815.)) kreeg Rusland het grootste deel van Polentsaar Alexander gaf den Polen een voor dien tijd zeer vrijzinnige staatsinrichting. Zoo' ging het tot 1830, toen weer een opstand uit brak; de Russische troepen worden verrast en moesten het land verlaten. Generaal CMopicki werd uitgeroepen tot dictator. De Poolsche generaal Dwemicki werd ech ter met 25,000 man do r een Russisch leger op Oostenrijksch gebied gedrongen en ont wapend. De opstand, die ook in Litlhauen was uitgebroken, werd waarna spoedig onder drukt. Na dien tijd zijn slechts nu en dan plaatselijke opstanden uitgebroken. Sedert 1867 is Posen, het vroegere D'uïtsch-Pool- aohe gebied, onafscheidbaar aan Pruisen verbonden. Slechts in Galicië is de nationaal-Pool- Scho partij ook krachtig gebleve en is het Poolsch officieel© schrijf- en spreektaal. Dat de Poolsche beweging evenwel niet dood is en dat zij slechts op een gunstige gelegenheid wacht om te trachten, voor Po len zelfbestuur terug te krijgen, is in den laats ten tijd zeer duidelijk aan het licht ge komen. RECEPT. Sneeuweieren. Men klopt het wit van zes eieren c.rst langzaam, totdat het schuimt; dan harder, totdat het heel stijf is. Men voegt eT bij drie eetlepels fijngestampte suiker en een weinig vanielje-poeder of geraspte citroen schil. Men kookt een liter melk, in een niet te diepe pan, en voegt er ook een lepel suiker bij. Als de melk kookt, schept men het eiwit, met een lepel, ter grootte van een ei, op de kokende melk; de sneeuweieren mogcu elkaar niet raken, en daarom doet men er niet te veel gelijk in de pan. Zij moeten 3 4 minuten op de melk koken, af en toe worden gekeerd en daarna met een schuim spaan er uit genomen. Van de melk, met een paar eierdooiers gebonden, maakt men de saus, die men om de sneeuweieren giet, als ze koud zijn. RAADGEVING. Het tot-stnan-brengen van hollende paarden. Een Fransche boer heeft het volgende •middel toegepast om hollende paarden te doen stilhouden. Toen de boer, mot name Leopold Horsin, op zekeren dag te Montreuil een paard voor een licht wagentje op hol zag, deed hij, op vijftig meters van het dier verwijderd, dat op hem aankwam, zijn blauwen kiel uit, wrong dezen in elkander en begon zoo el hij kon er mede te draaien in kringen. Hot paard steigerde, maar bleef op twee meters voor hem staan. Er kwam hulp opdagen, het paard werd gegrepen en Horsin wierp zijn kiel over den kop. Ik ben een boerenzoon, zeide Horsin aan de over zijn meesterstuk verwonderde toe schouwers; reeds meer dan vijftig keeren heb ik van hetzelfde middel gebruik go maakt en het gelukte altijd. Men behoeft slechts een kiel, een voor schoot, een vlag, om het even van welke kleur, in ln-ingen rond te draaien, om de paarden tot staan te brengen, waarbij zij zelfs niet op zij springen. Zij blijven bewe gingloos staan. Zondag. De edelste daden zijn niet altijd de schit terendste. Een groot offer is gemakk.lijker ia een uur te brengen dan duizend kleine opofferingen in den loop van vele jaren. Maandag. De ervaring is een pasmunt in het dage- lijksch verkeer, welke de ouden den jongen steeds zoeken op te dringen. Dinsdag. Wie allee te gelijk wil doen, doet niets goed. Woensdag. Rust en roem zijn zelden goede vrienden. V Donderdag. Winst, behaald ten kosté van onzen goe den naam, is: zwaar verlies. Vrijdag. Niets iB vermoeiender dan een persoon, die zich onvermoeid indringt. Zaterdag. Onder „zijn eigen heer zijn" verstaat me nigeen niets anders dan ongehinderd de slaaf zijner hartstochten te wezen. Grootmoeder. In haren lederen zetel Zit Grootjen, en met spijt Hei-denkt zij heure jonkheid, Den goeden, ouden tijd. „Hoe wordt do wereld zieklijkl" Zoo lispelt zij, schudt het hoofd; Steeds korter schijnt de zomer, Steeds bitterder smaakt het ooft." „En de -inter, die zoo streng is, Die zioh oneindig rektl En me:.3Clien- en plantenziekte, Die immer ons kommer verwekt 1" „Do bloem verspreidt geen geur meer, Als vroeger in mijn jeugd; Vaal zijn haar verven en kleuren, Weg is alle wereldsche vreugd 1" „Wel praat onze Karei van kringen, Van dansfeest en banket, Wat ió 't moderne springen Bij 't lieflijke menuet?" „Heen zijt ge, o, gulden eeuwe, O eeuwe van vreugd en geneugtl Wat liefde en vriendschap beduiden, Dat wist men in mijno jeugd 1" En Grootjen aanschouwde droevig 's Ega's beeld, gelijst in goud, En zei dan, hevig kuchend: „Acü, „ereldl Wat wordt gij oudl" Dooverwinnaar. Een Engelsch'- man en een F ranse h man, beiden bekend om hun bedrevenheid in het hanteeren der wa penen, zouden duelleeren en ontmoetten elkaar aan het plaatsbureau van het station op weg naar de strijdplaats. Daar hielden zij de volgende samenspraak. De Franschman,,'n Retour naar B." De Engelschman,,B. enkele reis." De Franschman: „Ha, ha! Gij vreest nooit te zullen terugkeeren. Ik neem altijd 'n retour, als ik naar 'n duel ga 1" De Engelschman„Dat doe ik nooit. Ik neem de helft van het kaartje altijd uit den zak van het lijk mijns tegenstanders 1" De wijze burgemeester. Te Peppelaar, een dorpje, moest een nieuw schoolgebouw komen en men vroeg aan den Staat om geld. Een rijksambtenaar kwam ter plaatse een onderzoek instellen en waarlijk, het gebouw bleek hem te klein, doch hij zei aan den verzamelden dorpsraad met den burgemeester, allen respectabele landbouwers: „Hoort eens hier- Ik weet, dat Peppelaar arm is, doch het Rijk kan alleen niet alles geven voor die school. Doe er ook wat aan. Kom, wat geven jullie?" De burgemeester antwoordde onder het goedkeurend knikken der Raadsleden: „'De kinderen, meneer!" Voorzorg. „Waarom zet je kunst bloemen op tafel?" „Uit voorzichtigheid. De gasten zijn vege tariërs." Een mooi recept. Een telefoon abonné laat zich met zijn dokter verbinden en zegt: „Mijn vrouw klaagt over pijn in de keel en misselijkheid." Dokter: „Dan heeft ze zeker koorts." Abonné: „Wat moet ik daaraan doen?" Op dit oogenblik verwisselt de beambte aan het hoofdbureau de verbinding en de ongelukkige echtgenoot ontvangt het ant woord van oen machine-fabrikant, wiens raad gevraagd is door den eigenaar van een stoommachine. De fabrikant: „Waarschijnlijk is zo van binnén eenige millimeters met ketelsteen beslagen. Laat ze gedurende den nacht af koelen en klop ze 's morgens, eer ze weder verwarmd wordt, flink met een kamer uit. En dan moet je haar met een flinken wa terstraal afkoelen." Middel tegen Ketelsteen. Inzake dit onderwerp ontvingen we nog het volgende schrijven van een stadge noot* Mijnheer de Redacteur! J-l. had ondergeteekende een schrijven gereed om aan U in te zenden als ant woord op de vraag naar een middel tegen ki-lelstesn; maar heeft nog eens gewacht) of er eeo succesvol middel in uw geëerl Bidt! zou worden geplaatst Maai nu ik het middel vernam, dat naar mijn inzien met moeilijkheden ge paard zou gaan, omreden men hier alge meen duin- en geen regenwater gebruikt, zal ik U een ander middel aan do hand doen en wel dit: Ik heb vier jaren een witten emailketei in gebruik en van ketelsteen is daarin niets te bespeuren. Van dat ik den ketel ïd gebruik nam, heb ik er een grooten kiezelsteen in gelegd, en met goec gevolg. En dan moet men wanneer het kokc id water gebruikt is, onmiddellijk den ketel vullen met koud water, want niet het ko ken geeft ketelsteen, maar het opdrogen van den heeteo wasem. Dit is eigenlijk de hoofdzaak. Nimmer moet men den ketel ledig laten opdrogen, en nu hoop ik dat de beer O. K. de Vries dit eens in over weging zal nemen. Achtend, Uw Abonnée, Mej. R. G.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 12