N£ 14083. Derde Blad. 20 Januari 1906 EEN SALON. Seluk in ?i isosch. Angstig en vol bangen twijfel, t>f zijn inkomen toereikend «zou zijn, waren zij getrouwd. Bij bet inrichten van hun wooing moes ten ze het stellen buiten vele dingen, die voor andere jongelui va® hun maatschap- ipeüjken stand' onontbeerlijk worden ge acht. Zij waren in het huwelijk getreden met het ernstige voornemen, alles op te offeren aan de heerlijkheid, hun aan ont bering rijke levens samen te mogen le- yea. Van hun drie kleine kamers was er geen, die aanspraak bald kunnen maken op den titel salon. Toen het paar pas getrouwd was, kwa men de vriendinnen om de nieuwe woning te bekijken en als haar huiskamer, Filips kamer en de slaapkamer waren vertoond, .gebeurde het wel eens, dat zij vod geest drift uitriepen: „Keurig 1 Werkelijk ver rukkelijk!Maar waar i3 je salon?" Dan bloosde de jonge vrouw verlegen en langzamerhand loerde zjij de bezoek sters te ontwapenen door de bekentenis: „Een salon hebben wij eigenlijk niet; wie ons een bezoek willen brengen, moeten :zich er mee tevreden stellen, dat we hen in Filips kamer ontvangen." Enkelen zeiden, dat dit ook heel best ging; anderen meenden deelnemend: „Maar vindt je dat niet erg lastig, lieve, zoo zonder salon je te behelpen?" Maar allen vonden het in-gezellig in Fi lips kamer, die mot de lange jonggezellen- sofa, de weinig elegante schrijftafel en de gerverfde chiffonnière Onmogelijk den in druk van een salon kon maken, ofschoon ze versierd was met de gezamenlijke kus sens en andere voorwerpen, door de .Vriendinnen als fonjweOij ksgdschenken ver eerd. De jonge vrCuw miste het ontbrekende salon volstrekt niet. Zij deed al het mo gelijke om haar nestje gezellig te maken en was gelukkig en tevreden. Maar het kwam toch merkwaardig dikwijls voor, dat zij vertelde van bekenden, wien het gelukt was, ,,|heel elegante meube len bepaald belachelijk goedkoop mach tig' to worden, van deftige families, die aan lager wal geraakt of naar elders vertrokken waren." En Filip, de beminde Filip, glimlachte en zweeg, luisterend met hetzelfde onver stoorbaar kalme gezicht, alsof er over het weer gesproken werd of over Noor wegens natuurschoon, of over iets anders, waaraan hij persoonlijk niets "kon veran deren. Doch hij nam de gewoonte aan, des na middags uit te gaan, en bkef dan een paar uren iweg. Eerst vond 'de jonge vrouw, dat het wel goed voor hem zou zijn, in het gezel schap van vrienden zich wat te ontspan nen. Doch langzamerhand begon zij zich een beetje martelares te gevoelen, als zit bezig was baar huishouden te doen mst de hulp van een heel jong en heel onbe kwaam dienstmeisje, vooral ook wijl ze zooveel alleen moest zijn. Daarbij vond ze het een beetje wonderlijk, dat Filip, die het altijd over sparen had, zoo eiken avond kon uitgaan, en hij riekte dan al tijd naar sigaren; dat kostte toch in elk geval iets. Hij was steeds lief voor haar als hij thuis kwam; maar hij had schrikkelijk veel haast bij het heengaan, en zij vroeg zich af, of hij niet meer zoo gaarne met haar samen was als in den allereersten tijd van hun huwelijk. Eenmaal weende zij, en den volgenden dag haalde zij het schaakspel voor den dag en zette hem een grogje voor, waar hij, gelukkig, heel weinig om scheen te geven. Doch niets was bij machte hem thuts tel houden. Hem te» emeeken bij haar te blijven, of te vragen waarheen hij ging, dat liet haar trots niet toe. Hij was altijd vxoolijk 'en .opgewekt, sliep zoo vast en goed als alleen hij slaapt, die een rein geweten heeft, en hij had' nauwelijks een blik over voor een ander [vrouwelijk wezen dan zijn Kef, klein vrouwtje. Hij sprak drukker dan ooit van het huishouden; beweerde, dat hij het rooken begon af te wennen en... riekte meer dan ooit "naar tabak. Dat werd bepaald angstwekkend. Op een goeden dag had hij wonderlijk veel te befluisteren met het dienstmeisje en daarna stelde hij zijn vrouw voor, be den eens vcor één keertje in bet restaurant te eten. Natuurlijk het gewone menu, met een glas Margauxmaar' toch... hoe rijmde dat met hun goede voornemens om zuinig te zijn? Doch haar bezwaren hielpen niets; van daag moesten z-e eens buitenshuis dinee- ren; hij had alles berekend; het zou best gaan. Een vireeselijke gedjaebte» kwam bij haar op: als hij haar eens bedrogen had? Als hij meer buitenshuis gegeten had?... Soms had hij bedenkelijk weinig trek ge toond. Misschien was het zijn kwaad geweten geweest, dat hem dreef, zijn vrouwtje ook eens wat te gunnen. Een genoegen, een groot genoegen was het inderdaad. Want toen zij, met haar mooiste blouse aan, middeD in de ru moerige drukte van het restaurant zat en Filip tegenover haar met een gezicht, of het tot de doodgewone dingen behoorde, 'dat er een halve flesch Margaux op hun rekening Kwam, toen was het haar be paald onmogelijk zich niet gelukkig te voelen. Hij scheen het naar-Jiuis-gaan met opzet uit te stellen, zat een halve eeuwig heid aan het dessert, slurpte zijn koffie heel langzaam op en zei: „Proost, klein tje!" En op haar schuchtere vermaningen antwoordde hij slechts: „Lahl als je er zoo eens eenmaal in do twee jaar uit komt I" Zij was heel opgewekt en kon het niet Het wate een heel groot., donker boach. Het waren allemaal zware, dikke denne- boomen met ruwe stukken schors op de rechte stammen en stukjes uitgestoken takken dood en dor. En tusschen deze boo men stonden struikjes met gladde groene blaadjes juist als de palm, die op den Zon. dag vóór Paschen in de kerk worac. ge wijd'. Maar deze struikjes zien er toch ook weer einders uit dan de palm, want er komen aardige bloempjes en mooie roede besjes aan en die kan men opeten. Die bessen nu waren het, waardoor dit verhaal er kwamals die bessen er niet waren geweest, zou ook niet gebeurd zijn, wat ,wo nu gaan vertellen. In het groote bosch stond eon oud kas teel. Hoe lang het was geleden sindB dat kasteel was gebouwd, wist niemand. Er waren wel veel menschen, die het pre cies zeiden, maar juist dezen wisten het hcelemaal niet. Ook was het niet bekend of er ïo dat kasteel iemand woonde, want het stond heel ver van den weg cd des avonds durf de niemand door het groote, donkere bosch, omdat er geen weg was om over te loopen en nog minder omdat men zeide, dat er kwade wolven waren. Maar er was één man, die wel eens bij het kasteel kwam, dat was de houtvester, die door den burgemeester was aangesteld om op te passen, dat er geen wilde dieren uit het woud kwamen en de menschen in het dorp of hun kinderen kwaad zouden doen. Ook moest hij zien, dat geen dieven gingen en de boomen omhakten of in het' laten, eens te polsen, of hij werkelijk al dien tijd nooit zonder haar buitenshuis had gegeten. Toon zette hij oogen op, of zij .wartaal sprak, en vroeg, hoe zij in vredesnaam op zulke gedachten kon ko men. Toen ze eindelijk thuis kwamen, 'was het haar, of ze een klein reisje hadden gemaakt. Maar wat was dat? Uit de slaapkamer kwam een heekje van zijn schrijftafel voor den dag, en in de huis kamer stond de chiffonnière. Uit Filipa kamer blonk het haar blauw in het oog, in een wip was zij binnen en stond nu, verschrikt an overweldigd, te staren naar de sierlijke, verrukkelijke meubelt jee met blauw zijde® bekleedsel. Zij was blij zoo als een kind' dit is met zijn poppenk&mer Na de eerste uitbarsting van vreugde werd zij ernstig, legde de hand op Filips schouders en vroeg plechtig: „Maar, lief ste man) hoe heb jo dat kunnen bekosti gen? Heb jij in de loterij..." „Neen, maar ik heb eiken avond de boeken gehouden bij Thansberg en Co." „O, en ik heb zoo slecht over je ge dacht, omdat jo mij alleen liet... om eeo dwazen, ij delen iwensch te vervullen-. Q, 't is zonde, zooveel weelde P*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 9